zondag 7 juni 2015

Henk Hofland en de Massa 75

De op 11juni 1904 door generaal van Daalen veroverde kampong Koeto Reh in de Aslanden. Verliezen aan Nederlandse zijde: twee doden. Verliezen aan Atjehse zijde: 313 mannnen, 189 vrouwen en 59 kinderen gedood.
In Atjeh reageerde Nederland met de bouw van een reusachtig gekkenhuis: het grootste van Nederlands-Indië. Atjehers die tot het bittere einde doorvochten werden simpelweg gezien als bewijs voor de psychische degeneratie van het Atjehse volk. Zowel toen als nu is er weinig behoefte aan het zoeken naar diepere verklaringen.
David Kloos.  De Groene Amsterdammer. 28 mei 2015

Blowing from a gun is a method of execution in which the victim is typically tied to the mouth of a cannon and the cannon is fired. George Carter Stent describes the process as follows:

'The prisoner is generally tied to a gun with the upper part of the small of his back resting against the muzzle. When the gun is fired, his head is seen to go straight up into the air some forty or fifty feet; the arms fly off right and left, high up in the air, and fall at, perhaps, a hundred yards distance; the legs drop to the ground beneath the muzzle of the gun; and the body is literally blown away altogether, not a vestige being seen.' […] 

the British began implementing blowing from guns in the latter half of the 18th century, with the most intense period of use being during 1857 sepoy mutiny


Een duidelijker psychologisch verschil tussen hegemonistische imperia en Nederland is mijn inziens ondenkbaar. Het voorbeeld dat de Leidse historicus en antropoloog David Kloos (http://www.davidkloos.nl) geeft, demonstreert dat, in tegenstelling tot de Britse 'ruling class,' de Nederlandse elite er blind van uitging dat verzet tegen onderdrukking, het streven naar vrijheid, een psychische stoornis was. Die opvatting is nog steeds gemeengoed; Kloos wijst erop dat zelfs vandaag de dag 'weinig behoefte' in Nederland bestaat om te 'zoeken naar diepere verklaringen.' Het poldermodel is uiteindelijk gebaseerd op de onuitgesproken veronderstelling dat men wel gek moet zijn om niet te collaboreren met de gevestigde 'orde,' hoe wanordelijk die in de praktijk ook mag zijn, zoals de nazi-bezetting nog eens aantoonde. Deze mentaliteit manifesteert zich tegenwoordig in het feit dat Nederlandse politici de gehoorzaamste volgelingen zijn van de macht in Washington en op Wall Street. Tegen de heersers, hoe fascistisch ook, komt de Nederlander niet in opstand. De Britse elite daarentegen weet dat verzet absoluut geen psychische handicap is, maar juist een teken van zinnig handelen; verzet toont de waardigheid, het zelfrespect van de mens die weigert geknecht te worden. Vandaar dat de Britse 'upper class' Indiase verzetsleiders aan stukken liet schieten, om de rest te tonen dat het menens was. Het is dan ook niet uitzonderlijk dat ook de Nederlandse 'politiek-literaire elite' tracht het westers terrorisme te rechtvaardigen. Onder haar zijn opvallend weinig  tegenstemmen te horen, zeker niet als men dit vergelijkt met de kritische geluiden in bijvoorbeeld de Angelsaksische wereld. Daar is de intelligentsia in staat om publiekelijk de gekte van de eigen cultuur te analyseren en te bediscussiëren. Zo schreef de van origine Duitse auteur, wijlen W.G. Sebald, die aan de Universiteit van East Anglia Europese literatuur doceerde, in zijn boek De Natuurlijke Historie van de Verwoesting (2003) dat het 

nauwelijks te ontkennen [valt] dat de planmatige vorm van vernietiging… voortkomt uit de ontwikkeling van de industriële productieverhoudingen, nauwelijks meer enige hoop lijkt te rechtvaardigen. De ontwikkeling van de luchtoorlog-strategie in al haar verschrikkelijke complexiteit, het opleiden van de bemanningsleden van bommenwerpers tot 'professionele ambtenaren van de luchtoorlog,' het oplossen van het psychologische probleem dat die bemanningsleden ondanks het abstracte karakter van hun functie enthousiast moeten blijven voor hun taak, de inspanningen om een cyclus van operaties waarbij 'tweehonderd  middelgrote fabrieken' op een stad af vliegen, behoorlijk te laten verlopen, de technische inzet om de bommen grote branden en vuurstormen te laten veroorzaken, al die aspecten maken duidelijk dat er zoveel intelligentie, kapitaal en werkkracht werd ingezet voor het plannen van de vernietiging, dat die zich onder de druk van al dat geaccumuleerde potentieel ten slotte wel móest voltrekken. Een bewijs voor de onomkeerbaarheid van deze ontwikkeling is te vinden in een vraaggesprek dat verslaggever Kunzert uit Halberstad in 1952 voerde met brigadier Frederick L. Anderson van de US Eight Army Air Force... 

Andersons verklaringen culmineren in een uitspraak waarin het irrationele toppunt van de hele rationalistische argumentatie zichtbaar wordt. Hij wijst erop dat het bij de bommen die ze bij zich hadden tenslotte om 'duur spul' ging. 'Dat kun je ook niet in de bergen gooien of in het vrije veld, nadat het thuis met zoveel moeite in elkaar is gezet.' Het gevolg van deze prioriteit van de productie, waaraan zelfs met de beste wil van de wereld verantwoordelijke individuen noch groepen zich kunnen onttrekken, is de verwoeste stad…     


Dresden. 14 februari 1945: 'Het aantal burgerslachtoffers bij deze aanvallen bedraagt ca. 25.000, al lopen de schattingen uiteen, gezien de ongedocumenteerde massale instroom van vluchtelingen die vanuit het Oostfront naar Dresden waren getrokken. Veel Duitsers waren ervan uitgegaan dat het unieke historische centrum van Dresden toch niet aangevallen zou worden en vluchtten er dus heen; velen van hen waren afkomstig uit het oosten van Duitsland, dat in dezelfde periode door de Sovjet-Unie werd veroverd.
Tot op heden is er discussie over de vraag of de geallieerde tapijtbombardementen zoals die op Dresden zijn uitgevoerd al dan niet als een oorlogsmisdaad kunnen worden beschouwd.' http://nl.wikipedia.org/wiki/Bombardement_op_Dresden

Sebald's besef van de eigen verantwoordelijkheid in een bredere context dan die van de politiek, is iets dat de Nederlandse intellectueel niet kent. De oorzaak van dit gebrek is dezelfde als de weigering te 'zoeken naar dieper verklaringen' voor het verzet tegen schreeuwend onrecht. Een aantal illustrerende voorbeelden van dit onvermogen geeft onbewust Geert Mak in zijn bestseller De eeuw van mijn vader (1999), met meer dan een half miljoen verkochte exemplaren zijn populairste boek in Nederland. Zo stelt Mak het volgende over de grove koloniale mentaliteit:

Aan het eind van zijn leven schreef mijn vader dat hij zich nog altijd afvroeg hoe de vrijheidslievende nederlanders — hemzelf inbegrepen — 'jaren en jaren lang zonder hartzeer deze koloniale toestanden hebben geaccepteerd, vrijheidsstrijders als misdadige opstandelingen onschadelijk hebben gemaakt, veroveraars geëerd en kalmweg gesproken hebben van óns Indië. En zelfs de eerste legitieme tekenen van 'merdeka' hebben we niet onderkend, laat staan erkend!' 

Het antwoord ligt mede in deze denkstijl, waarmee de Europeanen zichzelf in slaap hadden gewiegd.

Over welke 'denkstijl' heeft de domineeszoon Geert het? Volgens Mak junior is in elk geval geen sprake van een racistische 'denkstijl,' want in De eeuw van mijn vader beweert hij:

Ik heb geen enkele aanwijzing gevonden dat mijn ouders tijdens hun Indische jaren helder omlijnde racistische denkbeelden koesterden, hoewel mijn moeder wel trekjes in die richting toonde. Er was iets anders aan de hand, iets wat gecompliceerder was dan enkel rassendiscriminatie en misplaatste blanke superioriteitsgevoelens.

Aldus wordt de Nederlandse lezer door wollig taalgebruik vakkundig op een dwaalspoor geleid. 'Geen enkele aanwijzing gevonden' van 'helder omlijnde racistische denkbeelden,' terwijl toch zijn 'moeder wel trekjes in die richting vertoonde.' Juist ja. Om zijn absurde voorstelling van zaken bij het mainstream-publiek, met zijn aangeboren onderhuids racisme, geloofwaardigheid te verschaffen bespeelt de populaire 'historicus' van het vaderland de sentimenten van de blanke eurocentrische christen, die verteld wordt dat zijn racisme geen racisme is. Om dit te 'bewijzen' voert Geert Mak de Palestijns-Amerikaanse geleerde, wijlen Edward Said op. Schrijvend over zijn ouders stelt de Nederlandse opiniemaker:

Hun relatie met Indiërs en Indië was doortrokken van datgene wat Edward Said in zijn beroemde studie later zou aanduiden met 'oriëntalisme.' Said bedoelde met oriëntalisme een manier van denken die ervan uitgaat dat het Oosten en het Westen fundamenteel anders zijn. Oriëntalisme is, anders gezegd, het idee van de rationele blanke en de mysterieuze, intuïtieve oosterling,  van het mannelijke en ondernemende Westen en het passieve, genotzuchtige Oosten, een visie die eindeloos is uitgewerkt door wetenschappers, bestuurders dominees, journalisten en romanschrijvers…

Het oriëntalisme was, zo benadrukt Said keer op keer, niets anders dan een Europese fictie, een buitengewoon eenzijdige manier van kijken en denken. In wezen was het een erfenis van het typisch laat-negentiende-eeuwse gedachtegoed en dat we ook bij sommige godsdienstkwesties en bij het nationaal-socialisme en het anti-semitisme tegenkomen, een mengeling van raciale theorieën, romantiek, angst voor decadentie, vooruitgangsdrift en opkomend nationalisme, en dit alles overgoten met een saus van wilde jonge wetenschap,

en dit gerecht, zo voeg ik eraan toe, wordt vervolgens door zoon Geert geserveerd als een hutspot zonder ook maar een snuifje racisme, omdat hij '[g]een enkele aanwijzing' daarvoor heeft 'gevonden,' zelfs niet in de 'saus van wilde jonge wetenschap.' Op die manier wil de Nederlander zijn racistische geschiedenis gepresenteerd zien, als een leugen. Ik vrees dat mijn oude vriend Geert ook Edward Said's boek niet gelezen heeft; zo niet dan verzwijgt hij bewust dat Edward Said's  'oriëntalisme' is gebaseerd op het feit dat, ik citeer:

Since the time of Homer every European, in what he (Said. svh) could say about the Orient, was a racist, an imperialist, and almost totally ethnocentric,

en dat juist dit ‘racisme’ de rechtvaardiging verschafte van de koloniale repressie en uitbuiting, 

As Carl Schmitt has noted, political institutions rely on a ‘friend/foe’ concept in order to define their own political identity. However, it is also crucial that civil society allows or ‘give consent’ to these political institutions to go about ‘defining the enemy.’ Orientalism plays a great role in this. Orientalism filters through the Orient into Western consciousness. Statements proliferated out from Orientalism forms the general culture.

Ultimately, cultural racism is indeed Orientalist, and so is scientific racialism. Edward Said quite clearly states this in his book, ‘It is hegemony or rather the result of cultural hegemony at work that gives orientalism the durability and the strength I have been speaking about so far.’


Het cultuur gebonden 'racisme' van Mak's ouders verdwijnt achter Geert's valse interpretatie van Said's 'oriëntalisme.' Voor zijn mainstream-publiek lijkt het allemaal heel plausibel; op die manier krijgen zijn lezers de indruk dat hun eigen racistische tendenzen niets anders zijn dan één of ander facet van het eenvoudig verklaarbare, tamelijk onschuldige 'oriëntalisme.' Daarom citeer ik nog een andere autoriteit op het gebied van hedendaagse Islam en de Arabische politiek, de internationaal gerespecteerde geleerde Martin Kramer, die

earned his undergraduate and doctoral degrees in Near Eastern Studies from Princeton University. During a twenty-five-year academic career at Tel Aviv University, he directed the Moshe Dayan Center for Middle Eastern and African Studies. Kramer has taught as a visiting professor at Brandeis University, the University of Chicago, Cornell University, Georgetown University, and The Johns Hopkins University (SAIS). He has served as a visiting fellow at the Woodrow Wilson International Center for Scholars in Washington, The Washington Institute for Near East Policy, and Harvard University's Olin Institute for Strategic Studies.

Ook hij stelt dat

Orientalism, according to Said, was racism of a deceptively subtle kind, and he sought to demonstrate its pervasiveness and continuity ‘since the time of Homer,’ but especially from the Enlightenment to the present.

Aangezien Mak junior zelf het 'anti-semitisme' in zijn 'verklaring' opvoert, is het verhelderend Edward Said daarover aan het woord te laten. In Orientalism (1978) zet hij geloofwaardig uiteen hoe de zionistische ideologie de Arabier met hetzelfde anti-semitische vocabulair afbeeldt als de christen de jood eeuwenlang portretteerde. Said: 

The common denominator between Weizmann (Eerste Israelische president. svh) and the European anti-Semite is the Orientalist perspective, seeing Semites… as by nature lacking the desirable qualities of Occidentals.  

Met andere woorden, wanneer Mak beweert dat er bij zijn ouders en de rest van de blanke kolonialen in Ons-Indië ‘iets anders aan de hand [was]’ dan het kleinburgerlijk racisme van ambitieuze en opportunistische blanke christelijke Nederlanders, dan schampt hij niet zozeer langs de geschiedenis, maar geeft er een volkomen leugenachtige voorstelling ervan. Maar als hij de waarheid zou schrijven dan zou hij zijn publiek met de eigen latent racisme voor het hoofd moeten stoten, hetgeen funest zou zijn voor zijn status en inkomen. Mak's ouders staan, net als hun zoon's geschiedschrijving, model voor het conformisme en opportunisme van de doorsnee Nederlander. Dat is de enige zinnige verklaring voor zijn gebrek aan inlevingsvermogen, én niet te vergeten zijn grote populariteit. Hij kan zich domweg niet veroorloven toe te geven dat het kolonialisme, zelfs in elke vorm, altijd en onvermijdelijk gebaseerd was op racisme, de superioriteitsgedachte dat er een hiërarchie van rassen bestaat, en dat het blanke ras daaraan het recht kan ontlenen een ander ras met geweld te dwingen zijn wil te accepteren. Geert Mak verzwijgt dit wanneer hij schrijft:

Mijn moeder was bijvoorbeeld als de dood dat Cas (zijn oudere broer. svh) zou uitgroeien tot een 'sloome Indische jongen.' In brieven had ze het over de 'reserve dat je nu eenmaal tegenover iedere Indo hebt, zoiets van een stormsein: ''Wees op uw hoede.''' 

Dat Edward Said dit een rascistische opvatting zou vinden, blijkt niet alleen uit zijn boek Orientalism, maar ook uit zijn uitspraken. De Palestijns-Amerikaanse geleerde besefte al in 1976 dat de racistische stereotypering en stigmatisering van Arabieren in de Amerikaanse cultuur verdacht veel overeenkomsten vertoonde met het Europese anti-semitisme tegen joden:

This 'schism' between words and actions or reality in Arab culture has been made by people who do not know the language. These generalizations about the way Arabs speak, and the difference between them, are made on the basis of a few free-floating generalizations about Arab society and Arab mentality. In any other situation, one would openly call this racist. You cannot characterize a culture according to some norm that you impose on the relationships between words and actions and say, 'It is perfectly clear that Arabs really never mean what what they say.' […] Words and actions differ in all societies. […] But to make an arbitrary judgment and say it is greater in Arab societies and less great in Sweden and in the United States is perhaps a rather dangerous form of generalization, which leads to nothing productive.

Ik stel vast dat het ontkennen van de racistische opvattingen van zijn ouders op zich al een vorm van racisme is, omdat het racistisch gedrag vergoelijkt. Zeker als zoon Geert zover gaat dat hij Edward Said's betoog volstrekt vervormt. Said gaf talloze voorbeelden van het westers racisme, zoals ook Laura Nader laat zien in Side by Side. The Other Is Not Mute, één van de essays in de bundel Edward Said. A Legacy of Emancipation and Representation (2010). Nader, hoogleraar in de antropologie aan de University of California, Berkeley, merkt op:

Listening to contemporary news reports on Iraq, for example, makes one recall Said's observation that in any other situation, such reporting would openly be called racist.

Een racisme dat ook bij Mak en Hofland en de rest van de Nederlandse 'politiek-literaire elite' makkelijk herkenbaar is. Sterker nog: zonder het doorgaans impliciete racisme zouden de meeste van bijvoorbeeld H.J.A. Hofland's betogen over met name het Midden-Oosten onmogelijk zijn geweest. Kortom, wanneer Geert Mak het racisme van zijn ouders en daarmee van de Nederlanders in het algemeen ontkent, en beweert dat zij 'zichzelf in slaap hadden gewiegd' door het 'oriëntalisme,' dan is dit een kenmerkend voorbeeld van de neiging onder Nederlandse intellectuelen om de eigen verantwoordelijkheid te ontkennen. Dit onvermogen vloeit voort uit intellectuele corruptie, de rottende vrucht van het poldermodel in een klein land waar alleen geld telt, en een intelligentsia kent die 'allemaal bij elkaar over de vloer komen, met alle inteeltverschijnselen van dien,' zoals de journalist Martin van Amerongen begin 1996 vaststelde in een geschreven portret van Henk Hofland. 

Die 'inteelt' heeft er tevens toe geleid dat in 2014 dat 'het honderdjarig jubileum van een van de grootste oorlogen uit de Nederlandse (en Atjehse) geschiedenis, eentje die naar schatting aan ruim honderdduizend mensen het leven kostte, opmerkelijk stilletjes [is] voorbij gegaan,' zoals de auteur Anton Stolwijk in De Groene van 28 mei 2015 opmerkte, om vervolgens een getuige van één van de bloedbaden te citeren:

'De vrouwen, kinderen en weerloozen vluchtten in drommen in groote, vierkante kuilen, in de hoop dekking te vinden tegen de projectielen uit onze karabijnen,' beschrijft een luitenant de bestorming van het afgelegen dorpje Tampeng in 1904. 'Nu kregen de brigadecommandanten den last om beurten naar die kuilen op te rukken en daar een salvo in af te geven. Sprongen enkelen in doodsangst uit de kuilen, dan stonden andere marechaussees klaar hen met hunne karabijnen op te vangen en zoo werden allen tot den laatste afgemaakt. Eén der brigadecommandanten vertelde ons na afloop: Luitenant, mijn kerels maakten er gewoon een lolletje van.'


De Nederlandse massamoordenaars mogen dit dan wel een 'lolletje' hebben gevonden, de Atjehers daarentegen beschouwden het niet als een 'geintje, aardigheidje,' maar bleven tot 1914 doorvechten voor hun vrijheid. Toch slaagde de koloniale macht er met terreur in de Makkiaanse 'orde' met geweld op te leggen, want 14 jaar later kon evangelisatie-dominee Catrinus Mak en zijn gezin in alle rust voet aan wal zetten op Noord-Sumatra, en wist de moeder van Geert Mak naderhand over haar omgang met de inheemse bedienden te vertellen dat

[j]e er zoo op ingesteld [bent] dat ze onvoorwaardelijk doen wat je ze opdraagt, dat ongehoorzaamheid als een van de grootste fouten wordt aangerekend, evenals opmerkingen over het opgedragen werk. 't Zijn eigenlijk machines. Ze doen hun werk en leven verder hun eigen leventje in de kampong, en als je maar aan de touwtjes trekt dan draait het zaakje wel. Wat ook echt Oosters is: dat je met hun persoonlijke belangen geen rekening moet houden. Net als in de Bijbel, dat voorbeeld van de heer die met z'n knecht van de reis thuiskomt, en dan de knecht eerst voor eten laat zorgen en bedienen, dán pas mag de knecht aan zichzelf denken,

aldus de echtgenote van de zielenherder, wiens God volgens de profeet David 

als een vader is die zijn kinderen liefheeft en voor hen zorgt, liefdevol en genadig is,' en 'zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft hij onze zonden van ons verwijderd. Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de HEER voor wie hem vrezen. Want hij weet waarvan wij gemaakt zijn, hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd. 

En hoewel geen godsvruchtig mens twijfelt aan de waarheid dat 'stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!' gold voor de ouders van Geert Mak tegelijkertijd dat voor hen de koelies en de baboes niet bestonden, waardoor de 'Indische vrouw die een belangrijke rol in het gezinsleven speelde' geen eigen naam had, maar door het gezin Mak 'baboe Clown' werd genoemd. 'Mijn oude baboe heb ik nu al zeven jaar,' aldus moeder Mak, die eraan toevoegde dat

Ze oud [is] en lelijk en een beetje brutaal en niet helemaal snik, maar ze doet haar werk en ze kan lekker en zuinig koken, en dat is heel wat waard. Als ik haar zo nu en dan een grote mond geef is ze voor een maand weer zoet.

Maar dit had niets met racisme te maken, althans zo houdt zoon Geert vol. Hetzelfde ging, volgens hem, op voor het Nederlands antisemitisme, een houding die ertoe leidde dat procentueel aanzienlijk meer joden uit Nederland werd gedeporteerd dan uit bijvoorbeeld Denemarken, België en Frankrijk. Geert Mak in De eeuw van mijn vader

Men kan, kortom, voor Nederland onmogelijk spreken van een fel, levend anti-semitisme. Wel zijn veel joden het slachtoffer geweest van een passief anti-semitisme, van gemakzucht en angst voor het vreemde, van onliefde zo men wil.

Desondanks 'roept het probleem van de Grote Moord,' zoals Mak de holocaust noemt, 

om schuld, straf en moraal, zowel voor de Duitsers als de Nederlanders. Het is echter de vraag of dat, zowel in het licht van het verleden als van de toekomst, de meest realistische benadering is. 

Politiek taal, een doortrapt spelletje met woorden om te voorkomen dat zijn mainstream-publiek geconfronteerd wordt met de eigen verantwoordelijkheid die de mens juist tot mens maakt. Wederom weet Mak een ontsnappingsroute uit te stippelen om maar niet zichzelf pijnlijke vragen te hoeven stellen. De grote joods-Nederlandse rechtsfilosoof Leo Polak noemde dit slag mensen 'verstandige gluipers.' Om het concreet te stellen: wat voor ziek mens was dominee Catrinus Mak, die zijn chauffeur naar het 'monument voor overste Van Daalen' liet rijden, een massamoordenaar die ongewapende burgers, vrouwen, mannen, kinderen in 'groote, vierkante kuilen' liet drijven om hen daar met 'karabijnen' dood te schieten, en als 'enkelen in doodsangst uit de kuilen [sprongen], dan stonden andere marechaussees klaar hen met hunne karabijnen op te vangen en zoo werden allen tot den laatste afgemaakt,' aldus een Nederlandse getuige? 

Waarom schreef zoon Geert Mak niet dat zijn vader als zielenherder van een gereformeerde gemeenschap moreel mede verantwoordelijk was voor de holocaust door in 1936 op Sumatra publiekelijk te laten weten dat de Neurenberger rassenwetten op 'staatsterrein tolerabel' waren, 

en dat terwijl hij nooit anders dan met eerbied sprak over het 'uitverkoren volk Gods,' 

zoals notabene zoon Geert zelf meer dan zes decennia later in De eeuw van mijn vader schreef?  

Met welk ander motief dan opportunistische lafheid beweert een 'verstandige gluiper' als Geert Mak dat het 'het probleem van de Grote Moord,' weliswaar 'om schuld, straf en moraal [roept,] zowel voor de Duitsers als de Nederlanders,' om vervolgens te stellen dat 'zowel in het licht van het verleden als van de toekomst,' het onder ogen zien van de eigen verantwoordelijkheid geen 'realistische benadering is'? Wie heeft de zoon van de rechtschapen Catrinus Mak en diens 'deftige' Geertje Mak het recht gegeven om antisemieten en racisten vrij te pleiten? Waarom pleegden beide ouders verraad aan de diepste overtuigingen van hun christelijk geloof? En belangrijker nog, hoe komt het dat De eeuw van mijn vader zijn best verkochte boek werd, en kritiekloos werd verslonden door de Nederlandse kleinburger? Waarom heeft de voor 'historicus' spelende Geert Mak geen overeenkomst gezien tussen de werkzijze van de Nederlandse marechaussee in Atjeh en de 'Einsatzgruppen' van SS en SD tijdens de Tweede Wereldoorlog achter het Oostfront joodse burgers doodschoten in vierkante kuilen? 


Einsatzgruppen van SS en SD schieten joodse burgers dood. 

Een van de belangrijkste naoorlogse auteurs, de joodse Hongaar Nobelprijswinnaar Imre Kertész, benadrukte niet voor niets dat

[h]et inmiddels duidelijk [is]: het overleven is geen persoonlijk probleem van de overlevenden, de lange, donkere schaduw van de Holocaust ligt over de hele beschaving waarin hij is gebeurd, en die beschaving moet verder leven met het gewicht en de gevolgen van het gebeurde.

Daarmee bedoelt hij niet 'de zelfverheerlijking van het slachtoffer' die hij als overlevende van Auschwitz met klem afwijst: 

Ik denk onveranderd dat de Holocaust een trauma van de Europese beschaving is en dat het voor die civilisatie een vitale kwestie zal zijn of dit trauma in de Europese samenlevingen zal voortbestaan als cultuur of als neurose, als scheppende of als destructieve kracht.


Na eerst gekleurde volkeren te hebben uitgemoord, volgde als het ware vanzelf de vernietiging van de eigen joodse burgers.

Auschwitz en Hiroshima hebben een definitief einde gemaakt aan de naïeve veronderstelling van de Verlichting dat mensen door meer kennis fatsoenlijker worden, en dat er niet alleen een technische vooruitgang zou zijn, maar parallel daaraan een morele. Dit geloof moest de existentiële leegte vullen, ontstaan nadat de God van het monotheïsme dood was verklaard. Toen de Verlichtingsideologie onwaar bleek te zijn, viel de belangrijkste filosofische leer weg. Daarvoor in de plaats is niets anders gekomen dan het materialistisch hedonisme, en de aanbidding van het heden. Met pappen en nat houden proberen onze politieke, economische en wetenschappelijke autoriteiten dit model overeind te houden, maar een antwoord op het probleem dat onder andere Kertész opwerpt is het niet. Als ervaringsdeskundige bij uitstek, die eerst het nazidom, vervolgens het communisme en tenslotte het rauwe kapitalisme over zich kreeg schreef hij in De verbannen taal (2004):

Collaberatie als nationale bestaansvorm... Wat moeten we nu geloven? Wat is de werkelijkheid, en waar moeten we ons aan houden? 'Ach, wat hebben wij gemaakt van het woord! In sommige monden voldoet het niet eens meer voor leugens, het is dieper gezonken dan dat, het is weggezakt in betekenisloosheid,' schrijft Denis de Rougemont in zijn boek La part du diable. Maar het ressentiment, die troebele drab van driften die onder de woorden borrelt, is echt. Het wordt enerzijds gevoed door angst en bestaansonzekerheid: veel intellectuelen, die hier jaren- en decennialang op hun eigen manier om de vrijheid hebben gevochten (of om datgene wat ze voor vrijheid aanzagen), merkten plotseling dat de grond onder hun voeten werd weggetrokken. In werkelijkheid stortte slechts het waardensysteem in waarin zij een vaste plek hadden. De snelheid waarmee dat gebeurde leek op een vrij val en dat schokte hen. Tegen de tijd dat ze bijkwamen van de dreun van die val en uit de stofwolken van de puinhopen te voorschijn kwamen, sprak de wereld om hen heen inmiddels de taal van beurzen, banken en mafia's.

In dit materialistisch vacuum opereert een mainstream-opiniemaker als Geert Mak. Nooit zal hij onder ogen durven te zien dat de 

Europese vernietiging van de 'inferieure rassen' van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust […] En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen – daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken,

zoals de Zweedse auteur Sven Lindqvist het formuleerde in zijn boek Exterminate all the Brutes (1997)

Juist de 'verstandige gluipers' kenmerken zichzelf door dit gebrek aan 'moed.' Zo blijft Geert Mak volhouden dat '[d]e Grote Moord alleen al in zijn grootschaligheid een gebeurtenis zonder precedent [was],' daarbij voorbijgaand aan de vijf eeuwen koloniale geschiedenis van massaslachtingen onder inheemse volkeren. Ook de weigering om de parallellen te zien is een vorm van racisme. Mak en zijn Makkianen drijven mee met de grote stroom die geschiedenis heet; achteraf trachten ze hun publiek ervan te overtuigen dat het accepteren van de eigen verantwoordelijkheid, de eigen 'schuld' en de eigen zo luidkeels beleden 'moraal'  geen  'realistische benadering is.' 

In zijn boek A History of Bombing (2003) beantwoordt Sven Lindqvist de volgende vraag:

Wat is toegestaan in oorlogen tegen wilden en barbaren? Antwoord: alles.

Let nu op hoe Mak en de Makkianen de komende oorlogen gaan verkopen. U bent gewaarschuwd, en onthoudt dat Auschwitz en Hiroshima geen unieke excessen waren, maar de organisch ontstane manifestaties waren van de etnocentrische, blanke, christelijke cultuur.


Wounded Knee, dezelfde genocide, dezelfde massamoorden, dezelfde kuilen, dezelfde blanke, christelijke daders, dezelfde zwijgzame Geert Mak. 

For four hundred years--from the first Spanish assaults against the Arawak people of Hispaniola in the 1490s to the U.S. Army's massacre of Sioux Indians at Wounded Knee in the 1890s--the indigenous inhabitants of North and South America endured an unending firestorm of violence. During that time the native population of the Western Hemisphere declined by as many as 100 million people. Indeed, as historian David E. Stannard argues in this stunning new book, the European and white American destruction of the native peoples of the Americas was the most massive act of genocide in the history of the world.


Report Says Canada's Residential Schools Committed 'Cultural Genocide' Against Aboriginals
Posted: Updated: 




Canada's Truth and Reconciliation Commission released a landmark report on Tuesday that extensively details accounts of aboriginal children undergoing forced assimilation and physical and sexual abuse in state-funded, church-run boarding schools. 
After conducting six years of research and over 6,000 survivor interviews, the commission's report found that what happened at the schools, and the broader aboriginal policy that they were a part of, "can best be described as 'cultural genocide.'"
A total of 139 of these residential schools, as they are known, existed across the country between 1883 and the late 1990s, with a sharp decline in operations after the 1970s. Many indigenous former students spoke with the TRC about their time at these institutions, detailing traumatic stories of being stripped of their cultural identity and, often, subjected to horrific assaults.
Canada's residential schools have been the target of numerous legal challenges, as former students and rights groups have sought to redress the wrongs committed against the nation's aboriginal people as a result of government policies.
Survivors settled a massive class-action lawsuit against churches and the government in 2007. Among other things, the settlement required the founding of a Truth and Reconciliation Commission. The commission began its work in 2009 and collected over 6,750 witness accounts over six years.
Canada's residential school system began in the late 19th century as a means of assimilating aboriginal youth into white colonial society through education and removing them of their cultural, spiritual and linguistic heritage. 
The report notes that while addressing Parliament in 1883, Canada's first prime minister, John A. MacDonald, said assimilation could only be accomplished by removing aboriginal children from their families and community -- otherwise, he said, an aboriginal child would simply be "a savage who can read and write." 
Authorities forcibly took children from their homes and put them into boarding schools, which were operated by Christian churches -- the majority of which were Catholic. "This was done not to educate them, but primarily to break their link to their culture and identity," the commission's report states. 
Some of these abuses have previously been documented by rights groups and in legal cases. For example, the Canadian Broadcasting Corporation reported in 2013 that some schools conducted nutritional experiments on malnourished students in the 1940s and 1950s, in which children were withheld nutrients or kept on "starvation-level diets." The TRC report, however, is the likely most comprehensive, detailed and up-to-date account. The summary report released Tuesday contains hundreds of pages detailing decades of trauma, and survivors' stories were compiled into a lengthy additional document. A full six-volume document on the schools is set to be released later this year.
Among other findings, the TRC documented survivors being punished and beaten if they failed to remember the Euro-Canadian names they were ordered to take on in place of their aboriginal names. Many said they had their hair, which can contain spiritual significance for aboriginals, cut off.
The commission also heard numerous reports of horrific physical and sexual abuse at the hands of school administrators, including sexual assaults on children as young as five. 
Over 31,000 legal claims of sexual assault in residential schools have been resolved, totaling almost 2.8 billion Canadian dollars in compensation. Criminal charges have also been brought against some perpetrators, including an 11-year sentence for former dormitory supervisor Arthur Plint and two non-consecutive convictions for supervisor Paul Leroux.
The federal government estimates that a total of 150,000 aboriginal children went through the school system, according to the TRC report. More than 3,200 children are documented by the report to have died in the schools, but TRC chair Justice Murray Sinclair stated that the true number of deaths may be closer to 6,000. 
If the 6,000 figure is accurate, the odds of a child dying in a residential school were higher that the odds of Canadians dying while serving in World War II, notes the CBC.
In 37 separate instances, students attempted to burn down their schools to escape the abuse, with two of those attempts resulting in the deaths of staff and students, according to the report. Other students died from exposure while attempting to run away.
Starting in 1969, Canada's government began a long and drawn-out process of closing down the schools, the report states, taking control from the churches and changing policies. The last federally supported schools shuttered in the late 1990s, as the decade saw more survivors speaking out and aboriginal rights groups demanding reparation. The government issued a formal apology to former students in 2008.
residential schools canada
Canadian Prime Minister Stephen Harper and National Chief of the Assembly of First Nations Phil Fontaine on Parliament Hill June 11, 2008, in Ottawa, Canada. (Mike Carroccetto/Getty Images)
In addition to documenting the abuse suffered in the schools, the long-awaited TRC report issues 94 proposals for achieving reconciliation. These range from changes in public health policy to language laws that protect indigenous languages. The report also suggests that memorial monuments be built in the capital of every province and territory, and that Canada adopt the United Nations Declaration on the Rights of Indigenous Peoples.
It also calls on the pope to issue a formal apology for the Catholic Church's role in the abuse. 
The Anglican and Presbyterian churches have issued apologies in previous years, and Pope Benedict expressed sorrow and sympathy for the abuses in 2009, but did not apologize. Canada's Archbishop Gagnon balked at calls for an apology on Wednesday, saying "that ground has been covered already."
The Canadian government hasn't committed to implementing any of the proposals, and it has previously opposed signing the UN declaration out of concerns that this would give aboriginal groups the ability to veto national laws in their territories.
Both of Canada's largest opposition groups have said that they would implement all 94 proposals if they come to power. The next election is to be held in October.
The full summary report can be read here.

Geen opmerkingen: