Opiniemaker en Vrij Nederland-columnist
Stephan Sanders (Links) concludeerde begin december 2013 na een aantal racistische
opmerkingen van de ‘volkszanger’ Gordon op de Nederlandse televisie:
Gordon, die zich zo thuis
voelt op tv dat hij zich in zijn eigen zitkamer waant: dat is het probleem –
dat is het probleem van al die Nederlanders, die altijd overal zeggen wat hen
voor de mond komt, en daar een bewijs in zien van hun oprechtheid. Een
fatsoenlijk mens houdt er een privé op na: daarin stalt hij zijn
eigenaardigheden en demonen, die gedacht mogen worden, hooguit uitgesproken
tegenover de beste vriend, en in het openbaar verder worden verzwegen. Met
Fortuyn heeft een groot deel van Nederland dat privé gebied obsoleet verklaard.
Wij schrikken niet van de Amerikaanse spionage, of van die van de AIVD, want
wij hebben niets te verbergen. Wij kennen geen innerlijk meer, alles is
openbaar geworden, transparant, zo doorzichtig als een wodka ‘met niks erin.’
Van dat volk is Gordon de onvermijdelijke held van de terugtocht.
Sanders slaat de spijker op
de kop, alleen weet ik niet of deze representant van Hoflands ‘politiek-literaire
elite’ ook zichzelf rekent
tot die ‘wij’ in zijn tekst. Ik zou zeggen dat ook Stephan Sanders tot
die ‘wij,’
die ‘niets
te verbergen hebben,’ behoort, want ook hij is iemand die ‘transparant’
is geworden. Niet alleen omdat hij als columnist permanent met zijn
opinies te koop loopt, maar ook vanwege zijn ‘behaagziek’
exhibitionisme dat ondermeer zo duidelijk wordt in afbeeldingen van hem en door zijn
fixatie op het mannenlichaam. Ook hier wordt de grens tussen het privé- en
publiek domein doorbroken, zoals uit de volgende, wervend bedoelde, tekst blijkt:
De Man En Zijn Lichaam:
Wat is de verhouding van hedendaagse mannen met hun lichaam? Arie
Boomsma en Stephan Sanders interviewden eenentwintig mannen met zeer
uiteenlopende achtergronden; acteurs, politici, wetenschappers, kunstenaars en
sportschoolhouders. En ze spraken elkaar over het onderwerp. En passant kwamen
de gesprekken ook op seksualiteit, gezondheid en mannelijkheid.
Alle mannen
werden gefotografeerd, waarbij ze zelf mochten bepalen hoeveel ze van hun
lichaam lieten zien.
Stephan Sanders geniet mee van zijn boek met plaatjes.
Ik bedoel dit: is het van
wezenlijk belang voor een intellectueel om te weten hoeveel de toen 64-jarige rooms-katholieke
priester Antoine Bodar (67) van zijn lichaam toont? Of hoe de toen 56-jarige tamelijk
pafferige professor Paul Scheffer zijn eigen torso beoordeelt? Ik zou zeggen
dat dit behoort tot het privé-domein en dat het, mede gezien de leeftijd van de
heren, zo moet blijven. Het boek werd als ‘taboe’-doorbrekend gepresenteerd, terwijl er toch ‘een sterk op het lichaam gerichte
mannencultuur [floreert].’ Stephan Sanders bleek buitengewoon geïnteresseerd te zijn in
de vraag ‘hoe een blote foto’ van een man ‘zou vallen bij het intellectuele of politieke deel van Nederland,’ zoals
hij in krom Nederlands schreef, en deze journalist/schrijver tevens van
oordeel is dat ‘Je anderen het hemd van het lijf [kunt] willen vragen, maar dan moet je
zelf ook niet te beroerd zijn om je shirt uit te trekken.’ Hoewel dit kennelijk buitengewoon klemmende zaken kunnen zijn, ben ik zelf toch meer geïnteresseerd in het intellectuele vermogen van de heren dan in hun
spier- en andere ballen. Ik weet dat in bepaalde
homo-kringen een obsessieve fascinatie bestaat voor het lichaam, maar van intellectuelen
verwacht ik toch iets anders, zeker van Stephan Sanders, nu ik weet dat hij, gezien zijn terechte kritiek op het grove exhibitionisme
van Gordon, het privé-bestaan privé wil houden.
Het is opmerkelijk, maar
niet onverklaarbaar dat hoewel Sanders beseft dat ‘wij geen innerlijk meer [kennen]’
en ‘alles
openbaar [is] geworden, zo doorzichtig als wodka’ hij zich daar toch op
de een of andere manier prettig bij voelt. Des te opmerkelijk aangezien hij de onderklasse bekritiseerd
wanneer ze hetzelfde doet als hijzelf. Hij kan dan wel van oordeel zijn dat ‘vrouwen
[niet] weten hoeveel tijd mannen kwijt zijn aan hun looks,’ de schijn van de ‘looks’ van de ‘politiek-literaire
elite’ dient ondergeschikt te blijven aan haar intellectuele kwaliteiten. Dat
mag dan wel vanzelfsprekend zijn, toch kan men in
Nederland zonder veel zelfkennis een opiniemakende columnist zijn, en dit is,
mijns inziens opzienbarender dan het bekende grove aspect van de Nederlandse
mentaliteit. De fixatie op het lichaam, de vorm, het beeld, is illustrerend
voor het feit dat in de huidige virtuele werkelijkheid de schijn de realiteit
heeft vervangen, en de massamens net als Narcissus betoverd is door de weerkaatsing
van zijn zelfbeeld. ‘As individuals and as a
nation, we now suffer from social narcissism,’ constateerde
de Amerikaanse historicus Daniel Boorstin al in 1961 in zijn baanbrekende werk The Image:
We have fallen in love with our own image,
with images of our making, which turn out to be images of ourselves.
How can we flee from this image of ourselves?
How can we immunize ourselves to it's bewitching conceitful power?
This becomes ever more difficult. The world of
our making becomes ever more mirror-like. Our celebrities reflect each of us;
faraway ‘adventures’ are the projections of what we have prepared ourselves to
expect, and which we now can pay others to prepare for us. The images
themselves become shadowy mirror reflections of one another; one interview
comments on another; one television show spoofs another; novel, television
show, radio program, movie, comic book, and the way we think of ourselves, all
become merged into mutual reflections. At home we begin to try to live
according to the script of television programs of happy families, which are
themselves nothing but amusing quintessences of us.
Our new New World, made
to be an escape from drab reality, itself requires a predictable monotony from
which there seems no escape. This is the monotony within us, the monotony of
self-repetition. Our tired palates will not let us find our way back. When we
look for a ‘natural’ flavor
all we can find is one that is ‘non-artificial,’
aldus één van de grootste
geleerden die de VS in de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Het eindpunt van
deze ontwikkeling is Narcissus, die verliefd is op het eigen
lichaam, voor hem de enige werkelijkheid in een wereld vol schijnbeelden. Narcissus is
de cultuur in haar nadagen, wanneer de oorspronkelijk impuls is uitgewerkt, alles
besmet is geraakt en de mens alleen nog zichzelf kan bewonderen. Het
fotoportretje van Stephan Sanders (links) in Vrij Nederland past naadloos in dit beeld.
Achter een zo jong mogelijk ogende, schalks kijkende, ijdele man, staat een vaas
met witte lelies, in de leer van de emblemata het symbool van de zuiverheid en
maagdelijkheid, het onbevlekte, het oorspronkelijke. Hier toont zich een andere
‘onvermijdelijke held van de terugtocht,’ die ook graag zijn getatoeëerde bovenarm laat zien, als teken van… ja
van wat eigenlijk? Toen ik jong was werd een tatoeage beschouwd als een teken
van de onderklasse, buitengewoon ordinair, tikje misdadig, een grove versiering van
bootslieden en criminelen. Tegenwoordig is het een statussymbool van 'het volk.' Het is geen uitzondering meer dat een Hollandse meid een motiefje boven de bilspleet heeft laten
tatoeëren, hetzelfde geldt voor de doorsnee Hollandse vent die op zijn arm het een of ander heeft laten tatoeëren. Maar hoe zit het met de ‘politiek-literaire elite’?
Welnu, Stephan Sanders heeft een regeltje Latijn op zijn biceps laten
tatoeëren. In het boek De Man En Zijn
Lichaam, dat hij samen met de voormalige EO-presentator Arie Boomsma samenstelde, vertelt hij daarover de volgende intieme
details:
De eerste keer dat ik een
orgasme beleefde, was in het bijzijn van een ander. Een oudere jongen. We zaten
samen in een roeiboot. Hoewel de sensatie verrukkelijk was, beleefde ik dat
moment bijna extern. Alsof ik een toeschouwer was van mijn eigen seksualiteit.
Beschouwend. Analyserend misschien wel. In elk geval was ik niet ‘in het moment,’
zoals dat tegenwoordig van je verwacht wordt. Voor die roeibootscene, ik was
toen twaalf of dertien jaar oud, dacht ik niet specifiek aan seks – althans,
het moeten hele diffuse gedachten zijn geweest. Na die eerste keer dacht ik
bijna nergens anders aan. Het was voor mij ook de eerste keer dat ik klaarkwam.
Seks begon voor mij dus met samen. In mijn herinnering zijn vooral Grieks en
Latijn verbonden met dagelijkse masturbatie. Rex, regis, regi, regem, rege…
rijtje leren, stampen, en dus ook rukken, om de eentonigheid te onderdrukken.
En kijkt u eens goed wie daar als Rodin's 'De Denker' is afgebeeld. Alleen was de echte helemaal bloot.
De ontboezemingen gaan nog een tijdje door, de lezer verneemt verder dat Sanders ‘Seks altijd problematisch’
heeft gevonden. ‘Problematisch,’ het duurt hem ‘al snel te lang. Genot is als
een roes. Kort en hevig.’ Het zijn geen bijzondere openbaringen te
noemen, behalve misschien deze opmerking:
Eigenlijk fascineert mij
vooral het moment van versnelling. Eerst ben je nog verwikkeld in een normaal
gesprek, dan is er die aanraking, een hand op een knie, en even later lig je
bloot op elkaar in bed. Een kwestie van een paar seconden, waarna alle
verhoudingen zijn veranderd.
Maar bij nader inzien
verraadt ook deze opmerking de gebruikelijke, typisch mannelijke manier van kijken, het gaat
om de jacht, het bezitten van de ander, de overwinning is niet zozeer het
orgasme, maar het feit dat ‘alle verhoudingen zijn veranderd,’
het moment dat De Ander zich
overgeeft aan de macht van de heerser. En dat is in een klassenmaatschappij altijd en overal het
ultieme genot. De rest duurt de machtige ‘al snel te lang.’ Daar heeft hij de
tijd niet voor, want er moet nog zoveel worden veroverd. ‘Kort en hevig’ is zijn ‘genot.’
Nu we dit weten, is de vraag, welk intellectueel belang wordt hier gediend? Wat
moeten wij met Sander’s informatie dat
Ik nog steeds niet [weet]
hoe ik moet reageren als mijn man, Delano, mij complimenteert met mijn kont. Ik
raak ervan in verwarring, Ik vind dat eigenlijk geen compliment waard. Alsof je
over het cijfer ‘8’ zegt: het is blauw. Het zegt me niets. Het past niet. Die
billen zitten daar gewoon, en ik doe er weinig aan. Ja, de sportschool, een
paar keer per week. Plichtmatig bijna. Heel af en toe gebruik ik supplementen,
als ik eraan denk. Bijna nooit dus. Maar ik hou ervan om pillen te slikken.
Allerlei soorten. Dus dat komt mooi uit.
Dit soort nichten-gebabbel zou men eerder verwachten van Gordon, maar die is van de onderklasse, waar Sanders
zich met klem van distantieert als lid van de ‘politie-literaire elite’ in
Nederland. Als een toen 49-jarige ontwikkelde vrouw dit alles had uitgekraamd,
dan had ze de volle lading hoon over
zich heen gekregen, maar omdat een in het Latijn en Grieks geschoolde man dit
zegt, moet het publiek van dit alles onder de indruk zijn. Waarom Sanders' rechterbiceps zo flink opgepompt eruit ziet, weten we nu, en waarom hij rex, regis etc erop heeft laten tatoeëren is ook duidelijk, want hij wil daarmee te kennen geven dat ook als hij masturbeert zijn Latijnse rijtjes repeteert. Maar of dit nu allemaal een bijdrage vormt aan de westerse
cultuur valt ernstig te betwijfelen. Ik zou me als ik Sanders was ook niet zo
hautain uitlaten over de onderklasse en
haar onvermogen om het privé- en publiek domein gescheiden te houden. Het
narcisme van de intellectueel Sanders verschilt niet wezenlijk van het
exhibitionisme van de ‘volkszanger’ Gordon. Ook Anil Ramdas,
met wie Sanders televisieprogramma’s maakte, moet dit hebben beseft toen hij een jaar voor zijn
zelfdoding over zichzelf en Sanders verklaarde:We hadden veel eerder moeten zeggen: genoeg geschnabbeld, genoeg snel geld verdiend met een klusje hier of daar. Wij doken overal op, iedereen dacht: gezien worden, dát is pieken.
Net als
Gordon, de ‘volkszanger.’ Mei 2011 vroeg Mischa Cohen’s aan Ramdas over
diens debutroman Badal: ‘In het boek
is dat optreden als Zomergast een zaak van levensbelang.’ Het antwoord was:
Voor mijn
hoofdpersoon was het werkelijk erop of eronder. Als dit mislukte, dacht hij als
intellectueel geen enkel bestaansrecht meer te hebben. Die onzekerheid vind ik
heel komisch. Dat hij denkt dat zijn toekomst afhangt van één optreden in één
televisieprogramma, en avond aan avond zit te peinzen wat de rode draad van die
uitzending zal zijn.
‘Beschrijft u
hoe het ook met uzelf had kunnen aflopen?’
Ja, een
autobiografische what if-roman kun je Badal wel noemen. Wat gebeurt er met
iemand zonder verankering, iemand die materieel niet hulpeloos is maar
geestelijk wel. Zo'n gebrek aan cultureel zelfvertrouwen zie je veel bij
migranten, maar ook bij Nederlandse jongens uit de arbeidersklasse. En
trouwens: iedereen begeeft zich tegenwoordig in allerlei nieuwe culturen. Aan
het goede oude welopgevoede burgermanszelfvertrouwen heb je niet meer zoveel.
Zo wordt de migrantenervaring steeds meer de algemene menselijke conditie. We
zijn allemaal expats aan het worden…
Dit inzicht
typeert het fundamentele verschil tussen Ramdas en Sanders. Anil Ramdas bleef
tot het laatst toe vasthouden aan het universele kosmopolitisme. ‘We
zijn allemaal expats,’ uitgeweken en verloren geraakt in een onvoorziene
gewelddadige chaos. Door zijn jarenlange verblijf in het buitenland wist Ramdas zich uit het Hollandse provincialisme te bevrijden Zijn ervaringen in India maakten hem bewust van de enorme
bevolkingsexplosie die de wereld de afgelopen eeuw fundamenteel heeft
veranderd. Sinds 1900 is de wereldbevolking verzevenvoudigd. De oude systemen
zijn daardoor verouderd geraakt. Het nationalisme en het Nederlandse
provincialisme kunnen niet langer meer als overlevingsstrategieën functioneren.
Maar hetzelfde geldt voor het jezelf definiëren als onderdeel van de ‘politieke-literaire
elite’ of welke cultus van lichaam of geest men ook mag aanhangen. Opvallend in dit verband
is dat Sanders in zijn boek De Man En Zijn Lichaam het volgende zei:
Er was altijd
een Beste Vriendin die het wist, ook al omdat ze zelf op vrouwen viel. We
hadden een verbond, we lachten stiekem de wereld uit, en voelden ons deel van
een interessant geheim. Dat was, denk ik, goed voor het zelfvertrouwen van ons
allebei. We vonden onszelf uitzonderlijk, en zeker niet minder of zielig.
Integendeel. De uitverkiezinggedachte was zeer aan ons besteed. Ik hoop altijd
maar dat jonge homo’s elkaar nog steeds zo vinden en ondersteunen – daar kan
geen psycholoog of coc tegenop.
Het uitverkoren volkje. Dit is
precies het tegenovergestelde wat Anil Ramdas zocht. Het verschuilen door te
behagen of bij elkaar te kruipen, kan niet meer in een geglobaliseerde wereld,
hoe graag Stephan Sanders dit ook wil. Volgens Sanders is ‘Gordon de onvermijdelijke held
van de terugtocht,’ en hij heeft daarin gelijk, maar het tragische is
dat hij niet beseft precies hetzelfde te zijn. Ook Stephan Sanders is ‘de
onvermijdelijke held van de terugtocht.’ Wat dat betreft is hij net zo
Nederlands als Gordon.
2 opmerkingen:
Een paar weken stuitte ik op deze zeer interessante 'public dialogue".
http://www.jkrishnamurti.org/krishnamurti-teachings/view-video/2nd-public-dialogue--madras-full-version--ma7879d2.php
(een paar weken geleden...)
Een reactie posten