What is essential to grasp is that by and large
Washington wanted US human rights organizations set up and their role expanded;
they wanted to see reports published on human rights abuses and political
prisoners. If the cost was sometimes accepting a range of often fierce (but
narrowly focused) criticism, that was a burden they had to bear. After
all, it was President Ronald Reagan who lauded Amnesty International at the
White House on its 25th anniversary as he proclaimed 'Human Rights Week' in the
US.
In short, Washington well understands that who rules
the words often fashions what is seen.
Take the word ‘democratization.’ Who could oppose it?
Yet there was much imbedded in the term that carries another quite specific
agenda, one already evident amidst the initial invocations of democratization
of the Reagan years. For ‘democratization’ was never just about manipulating
(or explaining away violations) to achieve US strategic aims; it was never
really about getting rid of a host of thuggish, brutal regimes if they were
useful to US power. But it certainly did entail a highly sophisticated program
designed to discredit alternative visions of social and economic change.
That Reagan’s anti-big government ethos encountered so little resistance
among human rights leaders was all the more impressive in an age when the
weakening of state sovereignty around the globe masked a strategy for
increasing key aspects of the power of the American state itself.
Democratization sought to weaken the autonomy of states in both the Third World
and the First, to force them open culturally, economically and ideologically by
de-legitimizing the role of the state as the regulator of national economic,
cultural and political affairs. Reagan’s promotion of privatization - attacking
the safety net, undercutting social programs, weakening unions, loosening
regulations on capital flows and corporate practices -- was hardly welcome by
many human rights activists. But in other ways Reagan’s view of the state as
the enemy allowed Washington to neatly co-opt the anti-statist language of
various rights organizations. The state as regulator of the domestic economy,
controller of local resources, and distributor of wealth became less and less
an issue. While human rights activists often favored sweeping changes in
poor countries, the movement’s leaders, by contrast, tended to decry any state
role in distributive justice—or any sense of ‘economic democracy’ at all.
James Peck. Ideal Illusions & Human Rights. 26 maart 2012
More can be won by illusion than coercion.
Harold D.
Lasswell. Propaganda Technique in the
World War. 1938
Illusie is
effectiever dan dwang, omdat dwang van buitenaf moet worden opgelegd terwijl illusie frictieloos van binnenuit komt. Daarom roept de vooraanstaande Amerikaanse
journalist Chris Hedges, 15 jaar lang buitenland correspondent geweest van de
New York Times, winnaar van de prestigieuze Pulitzer Prijs, zijn landgenoten op
om de illusies te laten vallen en in verzet te komen:
Rebel. Even if you fail, even if we
all fail, we will have asserted against the corporate forces of exploitation
and death our ultimate dignity as human beings. We will have defended what is
sacred. Rebellion means steadfast defiance. It means resisting just as have
Bradley Manning and Julian Assange, just as has Mumia Abu-Jamal, the radical journalist whom Cornel
West, James Cone and I visited in prison last week in Frackville, Pa.
It means refusing to succumb to fear. It means refusing to surrender, even if
you find yourself, like Manning and Abu-Jamal, caged like an animal. It means
saying no. To remain safe, to remain 'innocent' in the eyes of the law in this
moment in history is to be complicit in a monstrous evil…
It is time to build radical mass
movements that defy all formal centers of power and make concessions to none.
It is time to employ the harsh language of open rebellion and class warfare. It
is time to march to the beat of our own drum. The law historically has been a
very imperfect tool for justice, as African-Americans know, but now it is
exclusively the handmaiden of our corporate oppressors; now it is a mechanism
of injustice. It was our corporate overlords who launched this war. Not us.
Revolt will see us branded as criminals. Revolt will push us into the shadows.
And yet, if we do not revolt we can no longer use the word ‘hope.’
Herman Melville’s ‘Moby-Dick’ grasps
the dark soul of global capitalism. We are all aboard the doomed ship Pequod, a
name connected to an
Indian tribe eradicated by genocide, and Ahab is in charge. “All
my means are sane,” Ahab says, “my motive and my object mad.” We are sailing on
a maniacal voyage of self-destruction, and no one in a position of authority,
even if he or she sees what lies ahead, is willing or able to stop it. Those on
the Pequod who had a conscience, including Starbuck, did not have the courage
to defy Ahab. The ship and its crew were doomed by habit, cowardice and hubris.
Melville’s warning must become ours. Rise up or die.
http://www.truth-out.org/opinion/item/16468-vast-underclass-must-rise-up-against-global-mafia-or-die
Het begrip ‘hoop’ blijft inderdaad betekenisloos wanneer
burgers niet voor hun en andermans vrijheid opkomen. En Geert Mak mag dan wel
stellen dat hij ‘niet zonder hoop [kan]’ maar die bekentenis is ‘pathetisch’
zolang hij tegelijkertijd kleinburgerlijke propaganda blijft verspreiden. Een
paar weken geleden adviseerde iemand mij naar een tv-programma over Portugal te
kijken, een herhaling van één van de uitzendingen van de televisieserie In
Europa. Toen ik het programma zag begreep ik meteen waarom hij mij dit had geadviseerd. Het
commentaar van Geert Mak was een schoolvoorbeeld van zijn denkwijze. De
uitzending ging over de Anjerrevolutie, waarbij de straatarme Portugese bevolking na
36 jaar onder de dictatuur van Salazar te hebben geleefd, vier jaar na zijn
dood in opstand kwam tegen de gevestigde orde en zonder bloedvergieten een
linkse omwenteling op gang bracht. Het spreekt voor zich dat dit moeizaam
verliep, niemand was geschoold in
een andere manier van denken en handelen. De ‘revolutie’
mislukte, de macht van links verzwakte en de rijke elite claimde met succes
de grond terug die inmiddels onder de landloze boeren was verdeeld, een feit
dat Mak verzweeg. Mak eindigde zijn beschouwing wel met de conclusie dat na de
mislukking alles weer ‘normaal’ was geworden. ‘Normaal’
is in zijn optiek de normaliteit van de kapitalistische wanorde, waarbij een
kleine elite de macht in handen heeft, daarbij gesteund door opiniemakers als Mak
zelf die alles dat naar werkelijke vernieuwing streeft als abnormaal en
verdacht beschouwen. Vanuit die opvatting verklaarde hij voorafgaand aan de recente Kroningsdag op Radio 1 dat
veel meer dan 30 jaar geleden
er een soort evenwicht [is] gevonden met het erfgoed van de jaren zestig en dat
was in 1980 helemaal niet zo, dat was totaal nog niet uitgekristalliseerd. Ook
de generatiestrijd, ook hoe je moet omgaan met gezag, met bestuur, dat was
totaal nog niet uitgekristalliseerd.
Met andere woorden : pas nu, in deze neoliberale tijd, leven we in ‘evenwicht’
met de te ver doorgeschoten vrijheidsidealen van de jaren zestig. ‘Normaal’
is dat de ‘echt bóven’ ons gestelde macht
de lakens uitdeelt en de rest ‘normaal’ de directieven volgt. Binnen
deze context is tevens verklaarbaar waarom Mak in Reizen zonder John stelt dat de VS ‘decennialang als ordebewaker en politieagent
[fungeerde].’ In dit wereldbeeld is de functie van de opiniemaker erop
toezien dat de macht van de elite wordt gelegitimeerd.
Mak doet exact wat van hem verwacht wordt met als gevolg dat hij door de macht
naar behoren wordt beloond met prestigieuze onderscheidingen. De taak van de
mainstream opiniemaker werd al in
de jaren twintig van de vorige eeuw geformuleerd door Edward Bernays, de grondlegger
van de public relations industrie, die onder andere in zijn boek Propaganda
(1928) uiteenzet dat een echte democratie niet mogelijk is ondermeer omdat die de belangen van de rijken zou schenden. Dus moest het establishment ervan uit gaan
dat ‘the
engineering of consent the very essence of the democratic proces’ is, oftewel ‘the freedom to persuade and
suggest.’ Bernays wees er met klem op dat:
the conscious and
intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is
an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen
mechanism of society constitute an invisible government which is the true
ruling power of our country.
Dit begreep al in de achttiende eeuw
de Schotse filosoof Davide Hume. Noam Chomsky schreef over hem:
in
considering his First Principles of Government, he expressed his puzzlement
over 'the easiness with which the many are governed by the few’ and ‘the
implicit submission with which the men resign their own sentiments and passions
to those of their rulers’.
‘When we
enquire by what means this wonder is brought about’, Hume concluded, ‘we shall
find, that as Force is always on the side of the governed, the governors have
nothing to support them but opinion. It is therefore, on opinion only that
government is founded; and this maxim extends to the most despotic and most
military governments, as well as to the most free and most popular.'
Opinies dus. Daaraan verbond Edward
Bernays de volgende conclusie: 'We
are governed, our minds are molded, our tastes formed, our idea's suggested,
largely by men we have never heard of.' Deze groep onzichtbare heersers
vormde volgens hem een heroische elite, die met een koel hoofd 'de chaos organiseerde' zoals de christelijke God dit in de eerste 6 dagen van de geschiedenis had gedaan, toen ‘de
aarde woest en leeg [was]; de duisternis over de diepte [lag], en de Geest van
God over de wateren [zweefde].’ Een soortgelijke taak is weggelegd voor de mainstream opiniemakers
die de belangen van de macht moeten vertalen in eenvoudige taal:
It is they
who pull the wires which control the public mind, who harness old social forces
and contrive new ways to bind and guide the world,
zo
constateerde Bernays, die als adviseur diende van meerdere presidenten en
economische beleidsbepalers en wiens invloed nauwelijks overschat kan worden.
Zeker niet als men weet dat de westerse elite inmiddels geconfronteerd werd met
een betrekkelijk nieuw fenomeen: de massa. Niet alleen leverde de
massaproductie van goederen nieuwe problemen op, maar ook de beheersing van de
massa zelf, die de massaproductie en consumptie zo vlekkeloos mogelijk moest maken. De Poolse journalist Ryszard Kapuściński schreef daarover in De Ander. Essays van de reporter van de eeuw dat ‘in de eerste
decennia’ van de twintigste eeuw
twee nieuwe, in de geschiedenis tot
dan toe onbekende verschijnselen [worden] waargenomen: de geboorte van de
massasamenleving en het ontstaan van totalitaire systemen…
Het woord ‘massa’ is tot sleutelwoord
geworden waarmee die wereld wordt beschreven. Zo zijn er: massacultuur en
massahysterie, massamode (of veeleer gebrek aan smaak) en massagekte,
massaknechting en tot slot massavernietiging. De massa is de enige held op het
wereldtoneel en het belangrijkste kenmerk van deze menigte is haar anonimiteit,
haar gebrek aan individualiteit, identiteit, gezicht. Het individu raakte
verdwaald in die menigte, werd overspoeld door de massa, werd door de wateren
verzwolgen. Het individu verwerd, zoals Gabriel Marcel (Franse
filosoof svh) het formuleerde,
tot ‘een onpersoonlijke anonymus in een onvolledige toestand.’
De massa is als een wild beest, een
voortdurende bedreiging, al was het maar omdat de psyschologische wetten van de
massa anders zijn dan die van het individu. Om de massa te kunnen beheersen
moet de heerser haar fragmenteren of leiden, maar haar negeren kan de elite natuurlijk
niet zonder haar eigen positie in gevaar te brengen. 24 uur van de dag, elke
dag weer moet de macht de massa in de gaten houden en indoctrineren. Dit gaat op voor zowel een
zogenaamde democratie als voor een dictatuur, het maakt niet uit aangezien beide systemen
in wezen totalitair zijn. Beide omvatten alle aspecten van het leven,
zowel in de publieke als de private sfeer, want niets in de wereld beangstigt de
elite zo intens als de massa. Nobelprijswinnaar Elias Canetti verklaarde dit in zijn beroemde studie Massa & Macht als volgt:
Voor niets is de mens meer beducht
dan voor de aanraking door iets onbekends…. Overal gaat de mens de aanraking
door een vreemd element uit de weg… Alle afstanden die de mensen om zich heen
geschapen hebben, zijn door deze aanrakingsvrees ingegeven… Deze weerzin tegen
de aanraking verlaat ons ook niet wanneer we ons onder de mensen begeven. De
manier waarop we ons op straat, tussen veel mensen, in restaurants, in treinen
en autobussen bewegen, wordt door deze vrees ingegeven…
Alleen in de massa kan de mens van
deze aanrakingsvrees worden verlost. Het is de enige situatie waarin deze vrees
in haar tegendeel omslaat. Hiertoe is de dichte massa nodig, waarin lichaam
tegen lichaam gedrukt is; dicht ook in geestelijke zin, namelijk zo dat men er
niet op let wie het is die zich ‘opdringt.’ Zodra men zich eenmaal aan de massa
heeft overgegeven, vreest men haar aanraking niet. In het ideale geval zijn
allen aan elkaar gelijk. Er geldt geen enkel verschil, zelfs niet tussen de
geslachten. Wie het ook is die zich tegen ons aandrukt, hij is gelijk aan
onszelf. Men ondergaat hem zoals men zichzelf ondergaat. Alles speelt zich dan
plotseling als binnen één lichaam af… Hoe steviger de mensen tegen elkaar
aangedrongen zijn, des te zekerder ze voelen dat ze geen angst voor elkaar
hebben. Dit omslaan van de aanrakingsvrees is een kenmerk van de massa.
Het is deze gebeurtenis, deze eenwording
waarin iedereen gelijk wordt aan elkaar, die door de elite zo gevreesd wordt.
Op dat moment namelijk is de massa voor de elite onbeheersbaar geworden en kan ze haar
eigen weg gaan. De hierarchie is doorbroken. Canetti:
In zijn afstanden verstart en
versombert de mens. Hij tilt zwaar aan deze last en komt niet van zijn plaats.
Hij vergeet dat hij zichzelf zijn last heeft opgelegd en hunkert naar een
bevrijding ervan. Maar hoe kan hij zich in zijn eentje bevrijden? Wat hij er ook voor zou doen, en hoe vastbesloten hij ook zou zijn, hij zou zich onder
andere mensen bevinden die zijn pogingen verijdelen. Zolang zij aan hun
afstanden vasthouden komt hij geen stap nader. Slechts allen tezamen kunnen zich
van de last van hun afstanden bevrijden. En dat is precies wat in de massa
gebeurt. In de ontlading worden de verschillen afgeworpen en voelen zich
gelijk. In deze dichtheid, waarin nauwelijks ruimte tussen hen is, waarin
lichaam zich tegen lichaam perst, is de een de ander even nabij als zichzelf.
De verlichting hierover is kolossaal. Ter wille van dit gelukkige ogenblik,
waarin nietmand méér, niemand beter is dan de ander, worden de mensen tot
massa.
Zolang de kolossale energie die daarbij vrijkomt gedirigeerd kan worden naar televisie-amusement of sportevenementen is er voor de macht niets aan de
hand, maar zodra de massa met politieke eisen in beweging komt dreigt er voor
de elite groot gevaar. Dan begint de oude hierarchie en de status quo te
wankelen en daarmee de belangen van de plutocratie. Vandaar het doorslaggevende
belang van de opiniemakers die het bestaan en het beleid van de elite telkens weer moeten
legitimeren. Niet voor niets concludeert Geert Mak tegen alle feiten in, dat de VS ‘ordebewaker en politieagent’
op aarde optreedt en ‘nog altijd de “standaardmacht” [is].’ Die leugen moet zonder ophouden erin gehamerd worden.
Niemand mag aan de ‘waarheid’ van
deze leugen gaan twijfelen. En om tegenover zijn publiek te tonen dat hij toch wel te goeder trouw is
verklaarde Mak in november 2012:
Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en
elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is – en ik
volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs – in de
eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’
Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit ‘objectief’ zijn zoals de exacte
wetenschappen – en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden
kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook
meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering,
om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg?
Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen
van onwaarheid’, serieus genoeg. Zeker in deze tijd? Ik vraag het me
af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een
misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.
Ziedaar, iemand die zo eerlijk is om toe te geven dat
hij liegt moet toch wel de ‘waarheid’ spreken, nietwaar? En zo
kokketeert Mak net zo gemakkelijk met begrippen als waarheid en leugen, als de
consumptiemaatschappij met het begrip ‘individualisme,’ terwijl
ze tegelijkertijd het conformisme afdwingt. Het ver doorgevoerde ‘individualisme’ voorkomt
dat de westerse burgers een massa vormen met gelijk gestemde eisen, terwijl het
conformisme voorkomt dat de massa een politiek gevaar wordt. Vandaar dat net
als onder het communisme ook onder het neoliberalisme dissidenten door de
mainstream media worden geweerd. Meer daarover later.
Europa als vredesproces was een eclatant succes. Europa als economische eenheid is ook een eind op weg.
Geert Mak In Europa. 2004
Geen opmerkingen:
Een reactie posten