Corporations write our legislation. They control our systems of information. They manage the political theater of electoral politics and impose our educational curriculum. They have turned the judiciary into one of their wholly owned subsidiaries. They have decimated labor unions and other independent mass organizations, as well as having bought off the Democratic Party, which once defended the rights of workers. With the evisceration of piecemeal and incremental reform—the primary role of liberal, democratic institutions—we are left defenseless against corporate power...
The government’s fierce persecution of the press—an attack pressed by many of the governmental agencies that are arrayed against WikiLeaks, Bradley Manning, Julian Assange and activists such as Jeremy Hammond—dovetails with the government’s use of the 2001 Authorization for Use of Military Force to carry out the assassination of U.S. citizens; of the FISA Amendments Act, which retroactively makes legal what under our Constitution was once illegal—the warrantless wiretapping and monitoring of tens of millions of U.S. citizens; and of Section 1021 of the National Defense Authorization Act, which permits the government to have the military seize U.S. citizens, strip them of due process and hold them in indefinite detention. These measures, taken together, mean there are almost no civil liberties left.
A handful of corporate oligarchs around the globe have everything—wealth, power and privilege—and the rest of us struggle as part of a vast underclass, increasingly impoverished and ruthlessly repressed. There is one set of laws and regulations for us; there is another set of laws and regulations for a power elite that functions as a global mafia.
We stand helpless before the corporate onslaught. There is no way to vote against corporate power. Citizens have no way to bring about the prosecution of Wall Street bankers and financiers for fraud, military and intelligence officials for torture and war crimes, or security and surveillance officers for human rights abuses. The Federal Reserve is reduced to printing money for banks and financiers and lending it to them at almost zero percent interest; corporate officers then lend it to us at usurious rates as high as 30 percent. I do not know what to call this system. It is certainly not capitalism. Extortion might be a better word. The fossil fuel industry, meanwhile, relentlessly trashes the ecosystem for profit. The melting of 40 percent of the summer Arctic sea ice is, to corporations, a business opportunity. Companies rush to the Arctic and extract the last vestiges of oil, natural gas, minerals and fish stocks, indifferent to the death pangs of the planet. The same corporate forces that give us endless soap operas that pass for news, from the latest court proceedings surrounding O.J. Simpson to the tawdry details of the Jodi Arias murder trial, also give us atmospheric concentrations of carbon dioxide that surpass 400 parts per million...
There is nothing in 5,000 years of economic history to justify the belief that human societies should structure their behavior around the demands of the marketplace. This is an absurd, utopian ideology. The airy promises of the market economy have, by now, all been exposed as lies. The ability of corporations to migrate overseas has decimated our manufacturing base. It has driven down wages, impoverishing our working class and ravaging our middle class. It has forced huge segments of the population—including those burdened by student loans—into decades of debt peonage. It has also opened the way to massive tax shelters that allow companies such as General Electric to pay no income tax. Corporations employ virtual slave labor in Bangladesh and China, making obscene profits. As corporations suck the last resources from communities and the natural world, they leave behind, as Joe Sacco and I saw in the sacrifice zones we wrote about, horrific human suffering and dead landscapes. The greater the destruction, the greater the apparatus crushes dissent.
More than 100 million Americans—one-third of the population—live in poverty or a category called “near poverty.” Yet the stories of the poor and the near poor, the hardships they endure, are rarely told by a media that is owned by a handful of corporations—Viacom, General Electric, Rupert Murdoch’s News Corp., Clear Channel and Disney. The suffering of the underclass, like the crimes of the power elite, has been rendered invisible.
Chris Hedges. We, the Vast Underclass, Must Rise Up Against Global Mafia -- or Die. 20 mei 2013
Veel meer dan 30 jaar geleden is er een soort evenwicht gevonden met het erfgoed van de jaren zestig en dat was in 1980 helemaal niet zo, dat was totaal nog niet uitgekristalliseerd. Ook de generatiestrijd, ook hoe je moet omgaan met gezag, met bestuur, dat was totaal nog niet uitgekristalliseerd.
Geert Mak. Radio 1. 29 april 2013.
Het feit dat mainstream opiniemakers als Geert Mak niet in staat zijn de
werkelijkheid onder ogen te zien is buitengewoon bedreigend verschijnsel in de
huidige gewelddadige overgangstijd, waarin het neoliberalisme een permanente
staat van oorlog betekent met zowel de mens als de natuur. Er is geen
eenvoudige therapie voor dit symptoom van autisme, het onvermogen om gevaar
te herkennen. Ondertussen wordt de situatie wereldwijd steeds bedreigender en
kan onze cultuur zich niet de luxe veroorloven om slecht geinformeerde ‘deskundigen’
onweersproken aan het woord te laten. Net zoals de ondergaande zon schaduwen
steeds langer maakt, werpt onnozelheid een steeds langere schaduw over
ondergaande culturen.
Hoewel Mak zich laat aankondigen als ‘historicus’ ontbreekt het hem aan
de noodzakelijke academische scholing. Veel erger nog is dat hij als opiniemaker niet over de geestelijke gesteldheid beschikt om de
geschiedenis te kunnen doorgronden. Als we ons even beperken tot zijn
beschrijving van het ‘Amerika’ waarnaar Mak ‘op
zoek’ was in Reizen zonder John dan
valt al snel op dat hij, in tegenstelling tot het werk van talloze Amerikaanse
auteurs die hij niet heeft gelezen, niets weet van hun
entropic vision of America – the great agrarian continent turning itself into
some sort of terminal rubbish heap or wasteland, where, with ultimate
perversity, the only thing that grows is death,
zoals de gezaghebbende
literatuurcriticus Tonny Tanner over Scott Fitzgerald en talloze andere grote
Amerikaanse auteurs schreef. Tanner:
Henry Adams, who was the
first American writer to employ the word ‘entropy’ to describe the future he
foresaw, related this predicted accelerating entropy to the rapid increase of
new discoveries of sources of energy and power, coupled with a decrease in the
human ability to control it.
Al vanaf een vroegtijdig stadium realiseerden kritische Amerikaanse denkers zich dat
het onverzadigbare Vooruitgangsgeloof een vernietigende keerzijde bezat. Maar
die gedachte kan Mak niet toelaten, omdat het zijn verlangen naar ‘hoop’
onderuithaalt. Net als Nick, die de ondergang van Jay Gatsby beschrijft,
vervormt Mak de realiteit zodra die te bedreigend wordt, of zoals professor
Richard Godden in 1990 in Fictions of
Capital over Fitzgerald’s protagonist schreef:
whenever the contradictions within his subject become too disquieting, he
turns social aspiration into ‘dream’, sexual politics into ‘romance’, and
translates class conflict as ‘tragedy’.
Frappant in dit verband is dat nadat Geert Mak recentelijk doorkreeg dat er ‘machten aan de gang’ zijn ,die hij het
‘grootkapitaal’ noemt, die machten ‘ik zeg echt bóven’ de
mensheid werkzaam zijn, een macht die net als de christelijke God, ‘ons
totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen.’ De woorden kwamen eruit alsof hij ineens een visioen kreeg. Hoe
anders beschreef een grote Amerikaanse auteur als Don DeLillo dezelfde macht in de novelle Great
Jones Street uit 1973. In tegenstelling tot Mak plaatst hij die macht beneden ons:
The true underground is where
the power flows. That’s the best-kept secret of our time… The presidents and
prime ministers are the ones who make the underground deals and speak the true
underground idiom. The corporations. The military. The banks. This is the
underground network. This is where it happens. Power flows under the surface,
far beneath the level you and I live on. This is where the laws are broken, way
down under, far beneath the speed freaks and cutters of smack.
‘Ver
onder ons,’ dat is de juiste plaats voor de sociopathen die
onze toekomst in handen hebben, de politieke gangsters, de rucksichtlose CEO’s
en de meedogenloze militaire leiders. ‘Ver onder ons’ en niet ‘echt bóven’ ons, zoals Mak heeft geleerd in het kleinburgerlijk christelijk milieu waarin hij opgroeide, en waarin de macht altijd ‘bóven’ de mens werd geplaatst. De macht heeft in de ogen van Mak en zijn publiek nog altijd een sacraal,
metafysisch element, want anders zou het voor hen geen legitimiteit bezitten. De
macht is voor iemand die in een calvinistische cultuur is gevormd, iets om voor
te buigen, niet om omver te werpen. En ook dit is een reden waarom hij de werking
van de realpolitiek van Washington
niet kan zien en al helemaal niet begrijpt, en dat hij in al zijn
onwetendheid daadwerkelijk meent dat de VS ‘decennialang als ordebewaker en
politieagent [fungeerde].’ Mak’s propaganda wijkt fundamenteel af van
de beschrijving van de VS door Scott Fitzgerald in ondermeer The Great
Gatsby. Tanner:
Fitzgerald gives us glimpses of
a country where the past is pretty thin on the ground and of a society in which
people, once they can afford to, reach out eclectically for all kinds of imported
façades (exotic, historic) to cover not just the naked facts of how they make
or made their money… but also their ‘spanking newness’.
Façades, glitter en glamour, bright lights, big
city, they’ve gone to my baby’s head, spektakelstukken waarmee de mens permanent
geimponeerd wordt en die hem naast rijkdom een identiteit moeten geven, of iets
dat daar op lijkt. Tanner:
As the inhabitants of America
(once the Indians had been effectively erased) have all been, in a sense,
displaced newcomers, they have always wanted to ‘originate’ themselves somehow
in America; they have conducted a search, let us call it, for modes of more or
less instant racination.
Ook hier wordt dus de werkelijkheid ontkend om een vervreemdende leegte op te vullen en
after even the harshest scrutiny of the figure of Gatsby – which might
reduce him to a sentimental roughneck, a criminal with a soppy dream, a
ruthless social climber determined to buy himself a very slassy piece of female
goods – Gatsby does, somehow, stick in the heart,
terwijl de verfilming van het boek gezien wordt als een 4 sterren kostuumstuk door
de filmrecensente van Trouw ‘misschien
wel de beste krant van Nederland’ die van een ‘internationale jury’ de ‘prestigieuze prijs European Newspaper
van het jaar 2012’ ontving vanwege ondermeer ‘de beste vormgeving.’ Vormgeving,
façade, virtuele werkelijkheid. De massa. Wij
zijn Gatsby, hij is het onlosmakelijk onderdeel van de aspiraties van de massa. Hij is de vlees geworden machtswil.
Nach Nietzsche ist der ‘Wille
zur Macht’ ein dionysisches Bejahen der ewigen
Kreisläufe von Leben und Tod, Entstehen und Vergehen, Lust und Schmerz, eine
Urkraft, die das ‘Rad des Seins’ in Bewegung halt… ‘Diese Welt ist der Wille
zur Macht – und nichts außerdem! Und auch ihr seid dieser Wille zur Macht – und
nichts außerdem!’
Daarbij moet het tragische element van het bestaan zo diep mogelijk verborgen blijven achter een
mist van eufemistische woorden; het onmogelijke moet mogelijk blijven. ‘In
the marketplace, time is reversible,’ zo concludeert professor Godden terecht, en dus denkt de gangster Jay Gatsby, van wie zelfs de naam vals is, dat hij het verleden kan terugbrengen en de geschiedenis ‘is
all wiped out forever.’ Immers,
geld kan alles veranderen. Niets in
de wereld kan de macht van het geld naar zijn hand zetten. Althans… Tony Tanner:
In reality, of course, his dream founders on his impossible insistence that
time can be not only reversed but erased… His constructed identity, the
simulacrum, which has been buoyed up and motivated by the cherished notion of a
recapturable, repurchasable, Daisy (de vrouw van wie Gatsby meent te houden) and an erasable time, is in ruins.
De logische wetten van oorzaak en gevolg kunnen niet met geld
veranderd worden, hoe fraai men ook de virtuele werkelijkheid mag verwoorden. Zoals
Tanner schreef:
We may call it, with Nick, ‘an extraordinary gift for hope, a romantic
readiness’, an adherence to, or gesturing towards, a conviction or a feeling
that there must be something more to life than the ‘corruption’ that surrounds
and attends Gatsby, the appetitive, self self-gratifying, sheer, mere
materiality in which the Buchanans (Daisy en haar echtgenoot Tom) are so heedlessly at home. That this hope takes the form of a romantic
dream or impossible obsession, which is at once doomed and unrealisable, does
not necessarily invalidate the need or desire that nourished it. If ‘the
colossal vitality of his illusion’ does finally go ‘beyond everything’, and
thus must perforce be disappointed and come to naught, it does not mean that
the devitalising lifelessness that may result from determined disillusion
necessarily offers the better way.
Hoe juist dit inzicht ook is, het gaat alleen op voor de literatuur en niet
voor non-fiction, zoals Mak die schrijft. De roman wijkt wezenlijk af van de
journalistiek. ‘Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het
onverwijld op maat te snijden,’ verklaarde de auteur Frans Kellendonk eens over de commerciele
massamedia. De literator kan uit het niets een wereld scheppen die
realistischer is dan de realiteit, kan tevens de complexiteit van morele
vraagstukken laten zien, terwijl de journalistiek een wereld schept uit eenduidige feiten die doorgaans een vertekening van de werkelijkheid geeft. Een recent
voorbeeld is het commentaar op de voorpagina van de Volkskrant, geschreven door
redacteur Peter Giesen, naar aanleiding van de moord op twee kinderen
door de vader van de jongetjes. Giesen beweert dat de massale reacties op deze
tragedie het volgende aantonen:
Zo creëert een seculiere
samenleving haar eigen rituelen om met goed en kwaad om te gaan. Na de
afschuwelijke ontknoping op Eerste Pinksterdag trokken mensen naar Cothen –
eerst om een glimp van het politieonderzoek op te vangen, daarna om een kaarsje
te branden in de dorpskerk. Op diverse condoleancesites stroomden de blijken
van medeleven binnen. Meer dan ooit lijken mensen massaal mee te leven met de
slachtoffers en nabestaanden van schokkende gebeurtenissen…. Critici doen doen
soms een beetje schamper over de vluchtige kanten van dit medeleven, maar er
zit toch een belangrijke morele kant aan. Vroeger werden verhalen over goed en
kwaad in de kerk verteld, nu in de media.
De commerciele massamedia worden dus vandaag de dag uitgeroepen tot de bewakers
van de moraal in de westerse consumptiemaatschappij. Dit geeft nu zo’n
beangstigende vertekening van de werkelijkheid, ramp-toerisme en sensatiezucht als morele categorie. De leugen als waarheid, de moraliteit als publiekstrekker. De Britse
auteur John Berger stelt terecht dat
De
veronderstellingen waarvan het mediabedrijf uitgaat namens het publiek behalve
blind ook verblindend [zijn]… de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig
onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze drang
tot verkopen.
Even terecht stelt de auteur Milan Kundera dat
journalisten de ‘termieten van de reductie,’ zijn, die ‘over de hele wereld dezelfde simplificaties en clichés uit[strooien],
waarvan mag worden verwacht dat ze door de meerderheid zullen worden aanvaard,
door allen, door de hele mensheid.’
Het was de voormalige hoofdredacteur
van Trouw, Frits van Exter, thans hoofdredacteur van Vrij Nederland die het zo treffend verwoordde toen hij het
volgende verklaarde:
Lezers
horen wantrouwend te zijn tegenover de media ... De aandacht van de media
[wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd … door de politieke
machten … Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de
internationale politiek … Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid
van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en
andere lijden aan kuddegedrag … Als je volgend bent, dan betekent dat als een
autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt
“ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,” dat
je dat ook bekijkt. De dingen waar hij (sic) het niet over heeft, die volg je
dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent
daar geconditioneerd in.
De commerciele massamedia zijn in
handen van concerns die maar één drijfveer hebben: zo veel mogelijk
winst maken. Omdat in het neoliberalisme winst maken het heiligste geloofsartikel is,
spreekt Berger van 'the
dealers of the Free Market and their corollary, the Mafia,' die weten dat
they now
have the world in their pocket. They have. But to maintain their confidence
they have to change the meaning of all the words used in languages to explain
or praise or give value to life: every word, according to them now, is the
servant of profit. And so they have become dumb. Or, rather, they can no longer
speak any truth. Their language is too withered for that. As a consequence they
have also lost the faculty of memory. A loss which one day will be fatal.
De ondergeschikte
journalisten kunnen domweg niet de bewakers van de publieke moraal zijn. Geen sprake
van, al was het maar omdat ‘journalisten’ altijd ‘geneigd [zijn] hun lezers
te behagen,’ zoals de freelancer Arnon Grunberg concludeert op dezelfde
voorpagina van de Volkskrant. Als we het aan de kranten zouden overlaten dan zal de de moraal die van de grootste gemene deler zijn, de moraal van de
waan van de dag, de moraal van de rancuneuzen, kortom de moraalloze moraal
staat dan voor de deur. Deze gang van zaken illustreert nogmaals het feit dat
de lezer nooit het uitgangspunt kan zijn om een boek te schrijven, zoals Geert Mak doet. De onwetendheid
van het grote publiek kan nooit een deugdelijk criterium zijn om een serieus
boek te schrijven. In het VPRO-televisieprogramma Op het Nachkastje vertelde op 18 maart 2012 Geert Mak de kijkers
het volgende over zijn uitgangspunt bij het schrijven van Reizen zonder John:
Ik heb heel vaak het gevoel dat als ik het niet weet,
of als ik het niet snap – en ik lees goed mijn kranten, en ik ben niet op mijn
achterhoofd gevallen – dan zal 90 procent, 95 procent van mijn lezers het ook
niet weten en ook niet snappen. En als ik er nieuwsgierig naar ben zullen zij
dat vermoedelijk ook zijn.
Wat aan dit motief niet klopt is dat de onwetendheid van de lezer geen meetlat kan zijn voor wat een oprechte journalist al dan niet meldt. Onthullend is Mak’s opmerking dat
hij zijn kranten goed leest; commerciele dagbladen geven de officiele versie van de werkelijkheid, dissidente visies worden geweerd uit
angst dat die de verkoopcijfers zullen drukken. Mak’s woorden illustreren
slechts dat hij de mainstream versie volgt, maar wanneer iemand een informatief boek
wil schrijven dat de cliché’s doorbreekt dan zal een schrijver toch dieper
moeten graven, meestal in academische studies en werk van andere deskundigen die de
complexiteit hebben onderzocht.
Het argument dat ‘als ik er nieuwsgierig naar ben
zullen zij dat vermoedelijk ook zijn,’ is niet relevant voor het schrijven of weglaten van informatie, wel indien men een zo hoog mogelijke oplage wil bereiken. Als men de lezer ‘hoop’
wil geven dan is een bestseller schrijver als Mak gedwongen om
sommige informatie te verzwijgen of juist bekend te maken. De werkelijkheid kan
dan geen criterium meer zijn, feiten moeten ondergeschikt worden gemaakt
aan de boodschap. Bovendien acccepteert het grote publiek niet dat de façade
die het levend draaglijk moet maken omver wordt geworpen. Het décor moet
overiend blijven. Het is niet vreemd dat de alcoholistische Scott Fitzgerald in
vergetelheid stierf. Hij was te eerlijk geweest. Vijf maanden nadat The Great Gatsby
in 1925 was verschenen schreef hij aan de schrijfster Marya Mannes, eveneens bekend vanwege haar bijtende commentaren:
America’s greatest promise is that
something is going to happen, and after a while you get tired of waiting
because nothing happens to people except they grow old, and nothing happens to
American art because America is the story of the moon that never rose.
In de belevingswereld van Mak en zijn publiek is deze werkelijkheid
onaanvaardbaar. Als hij Scott Fitzgerald’s werk had gelezen zou Mak ook hem een
‘doemdenker’ hebben betiteld. Niets mag de droomwereld
bedreigen. Volgende keer meer daarover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten