Hoewel er sprake is van name-dropping in Geert Mak’s reisboek, worden de bekende mensen die genoemd worden nauwelijks of niet geciteerd. Hooguit met een enkel zinnentje worden ze aan het woord gelaten, voor de rest gaan hun opmerkingen eerst door Mak’s filter om op die manier omgezet te worden in eenvoudige termen, vaak begeleid door ertussen gefrommelde zinnen die schijnbaar terloops zijn opgeschreven maar wel een opmerkelijke stelligheid en simplisme bezitten. Op pagina 318 en 319 schrijft hij:
Het is een oud probleem. Tocqueville
sprak, in een van de eerste brieven aan zijn moeder, al zijn verbazing uit over
de enorme hoeveelheden voedsel die de Amerikanen ‘op een of andere
manier in hun keel weten te proppen’. Je komt hier meerdere malen per dag
mensen tegen die zo dik zijn dat ze twee stoelen nodig hebben, gevallen van
obesitas die je in de rest van de wereld zelden ziet. In Europa is 15 procent
van de mensen te dik, in Amerika is dat bijna tweemaal zoveel. Dat heeft te
maken met te veel suiker in het brood, te veel vet in het vlees, te veel
smakelijke reclame langs de weg, te veel aanmoediging om de godsganse dag maar
door te schransen, maar ook met enthousiaste gretigheid waaarmee Amerikanen hun
tanden zetten in alles wat hun voor ogen komt. Hoe verder we naar het westen
rijden, des te groter de hoeveelheden die onze tafelgenoten bij het ontbijt
naar binnen schuiven. Je houdt niet voor mogelijk wat een mensenlichaam
allemaal kan hebben.
En dat is dan alles wat Mak te vertellen heeft over
een interessant en veel onthullend aspect van het ‘Amerika’ waarnaar hij claimt ‘op zoek’ te zijn. Laten we eerst constateren dat Mak ook in
dit geval slecht heeft gekeken en dus een halve waarheid verspreidt. Dikte in
de Verenigde Staten is namelijk een klasseverschijnsel. Dikke mensen zijn
meestal arm, de meeste magere mensen zijn rijk. De reden is het verschil van
kwaliteit en prijs van hun voedsel. Maar dat is absoluut niet alles. Dit is slechts het
uiterlijke aspect van een psychologische kwaal, inherent aan de Amerikaanse
cultuur. Het probleem van Mak’s Reizen
zonder John is dat hij vaak een beschrijving als een verklaring geeft, de
aanleiding ziet als oorzaak. Het feit evenwel dat er teveel suiker of vet in
het Amerikaanse eten zit, is misschien nieuws voor zijn lezers, maar zeker geen verklaring voor de grootschalige obesitas, of het feit dat 1 op de 8 New Yorkers aan suikerziekte lijdt. De
vraag is namelijk: waarom zit er in het voedsel teveel suiker en vet? Dat heeft
Mak zichzelf niet afgevraagd omdat hij een verklaring
kennelijk niet relevant genoeg vindt voor zijn lezers. Die nemen genoegen
met simplisme zoals uit de verkoopcijfers van zijn boeken blijkt. Als Mak
serieus op de oorzaken was ingegaan dan had hij ervan uit moeten gaan dat de
kern van het kapitalisme de onverzadigbaarheid is. In het eerste deel van een
serie boeken waarmee ik bezig ben over de Val
van het Amerikaanse Imperium citeerde ik Gordon Gekko, de hoofdrolspeler
van Oliver Stone’s films Wall Street
en Wall Street: Money Never Sleeps:
Het punt is, dames en heren, dat begeerte… goed is.
Begeerte is juist. Begeerte werkt. Begeerte maakt duidelijk, snijdt overal
dwars doorheen, en legt het wezen bloot van de evolutionaire levenskracht.
Begeerte, in al haar vormen – het hunkeren naar leven, naar geld, naar liefde,
kennis – heeft de vooruitgang van de mens gekenmerkt. En begeerte – let op mijn
woorden – zal niet alleen Teldar Papier redden, maar ook dat andere, slecht
functionerende concern, de Verenigde Staten.
‘Begeerte,’ zuiver egoisme, is de motor van de neoliberale 24-uurs-economie,
waar ‘geld
nooit slaapt,’ en alles verkoopbaar is. ‘Begeerte.
Desire,’ In de studie Land of Desire.
Merchants, Power, and the Rise of a New American Culture begint de
Amerikaanse historicus, William Leach, bij het ontstaan van de
consumptiecultuur. Hij noteert:
In 1906
schreef de handelaar John Wanamaker dat ‘iedereen
die iets nieuws begint op hetzelfde punt staat als waar Columbus stond toen hij
uitvoer. Weinigen geloofden dat hij ooit het Land van Begeerte zou bereiken.’
Wanamaker
kondigde de opkomst van een nieuwe cultuur aan die het Amerikaanse leven zou
gaan domineren. Centraal daarin was de zoektocht naar genot, veiligheid, comfort,
en materieel welzijn. ‘Het spreekt tot ons,’ zei
een andere handelaar, alleen over onszelf, ons plezier, ons leven. Het zegt
niet ‘Bid, gehoorzaam, offer uzelf op, respecteer de Koning, vrees uw
meester.’ Het fluistert, ‘Amuseer uzelf, zorg voor uzelf.’ Is dit
niet het natuurlijke en logische gevolg van een eeuw van individualisme?
In de decennia na de burgeroorlog begon
het Amerikaanse kapitalisme een duidelijk herkenbare nieuwe cultuur te
produceren, niet verbonden met traditionele familie- of gemeenschapswaarden,
met religie in welke conventionele betekenis dan ook, of met politieke
democratie. Het was een wereldse, zakelijke- en marktgeoriënteerde cultuur,
met… de omloop van geld en goederen als basis van haar esthetische bestaan en
van haar morele bewustzijn… De fundamentele kenmerken van deze cultuur waren aankoop
en consumptie als de middelen om geluk te verwerven; de cultuur van het nieuwe;
de democratisering van begeerte; en geldwaarde als de dominante maatstaf van
alle waarde in de maatschappij. Tegen de Eerste Wereldoorlog werden Amerikanen
verleid tot allereerst consumentengenot en luxe in plaats van arbeid als de weg
naar geluk. De wortels van deze verleiding lagen diep verankerd in de
Amerikaanse en Europese geschiedenis. Generaties lang was Amerika
geportretteerd als een plaats van overvloed, een tuin waarin alle
paradijselijke verlangens zouden worden bevredigd. Vele protestantse kolonisten
dachten zelfs dat de belofte van een duizendjarige vrederijk –de wederkomst van
Christus – voorbeschikt was om hier tot vervulling te komen en dat het Nieuwe
Jeruzalem niet alleen verlossing en spirituele zaligheid zou brengen maar ook
wereldlijke zegeningen en de beëindiging van de armoede. Tegen het begin van de
negentiende eeuw was deze mythe getransformeerd, geürbaniseerd en
vercommercialiseerd, in toenemende mate afgesneden van haar religieuze
doeleinden en steeds meer gericht op persoonlijke bevrediging en zelfs op
nieuwe paradijzen van genot als warenhuizen, theaters, restaurants, hotels,
danszalen, en amusementsparken.
Toen ik professor Leach begin 2012 in zijn
werkkamer op de campus van de Columbia
University interviewde benadrukte hij herhaaldelijk dat ‘het nieuwe’ een geloofsartikel in
de Amerikaanse cultuur is. In zijn boek vat hij dit kort samen wanneer hij stelt
dat tegen het eind van de negentiende eeuw
commercial
capitalism had latched on the cult of the new, fully identified wit hit, and
taken it over. Innovation became tied to the production of more and more
commodities. Fashion and style were aqt the center, appropriating folk design and
image, reducing custom to mere surface and appearance. The cult of the new was,
perhaps, the most radical aspect of this culture, because it readily subverted
whatever custom, value, or folk idea csa,e witin its reach. Science, too, was
radical but not intrinsically hostile to custom or tradition or religion.
Market capitalism was hostile; no immigrant culture – and, to a considerable
degree, no religious tradition – had the power to resisist it, as none can in
our own time. Any group that has come to this country has had to learn to
accept and tyo adjust to this elemental feature of American capitalist culture.
Tegelijkertijd bezat ‘het nieuwe’ veel
of the
former mythic message – the message that said American scan be renewed and
remade – but where the old ideas often conceived of America as a millennial
land in which many different kinds of dreams might come true (spiritual,
vocational, and political as well as material), this new era heralded the
pursuit of goods as the means to all ‘good’ and to personal salvagtion. Thus,
pioneer advertiser Artemas Ward dropped the older religious dimension but kept
the paradise. ‘This world,’ he wrote in
1892, ‘seems real only when it answers to our individual touch. Yet, beyond
our touch, beyond our waking, beyond our working, an almost in the land of
dreams, lie things beyond our present thought, greater, wider, stronger, than
those we now lay hol don. To each a world opens; to everyone possibilities are
present.’
En zo droomde Geert Mak
ergens in de polder als kind ‘van de
jaren 50’ over ‘Amerika’
als ‘een droomland,’ het land
van ‘Donald Duck’ en ‘platte pakjes kauwgom,’ van ‘een speelgoedauto van zacht en taai
plastic… alles ruikt vreemd en rozig: Amerika!’ Hetzelfde ‘Amerika’ waarvoor hij nog steeds
een ‘geheime liefde’ zegt te
koesteren. Het ‘Amerika’ waar de burger alleen als consument kon worden
verlost van het aardse lijden. Dat was goed voor het individu en natuurlijk goed voor
het kapitalisme, zo werd en wordt nog steeds permanent gepropageerd. De Amerikaanse journalist
Samuel Strauss lichtte het in 1924 als volgt toe:
Voorheen
was de taak dingen te leveren die de mens wilde; de nieuwe noodzaak is de mens
te dwingen dingen te wensen die machines moeten produceren, wil deze beschaving
niet ten onder gaan… het probleem dat vandaag de dag voor ons ligt is niet hoe
goederen moeten worden vervaardigd, maar hoe consumenten moeten worden
vervaardigd.
Op zijn beurt hield in de
jaren dertig de Wall Street-bankier Paul
Mazur de Amerikaanse elite voor:
Wij moeten Amerika van een noodzaak-
in een begeertecultuur veranderen. Mensen moeten worden getraind om te begeren,
om nieuwe dingen te willen, zelfs voordat de oude volledig zijn verbruikt,
kortom,
de menselijke begeerte moet zijn
behoeften overschaduwen.
Om deze cultuuromslag
mogelijk te maken waren de massamedia onontbeerlijk. Net als de Rooms Katholieke Kerk dit was in de
middeleeuwen zijn vandaag de dag de media het communicatiekanaal voor de massa, en net als de
geestelijkheid claimt de pers het monopolie op de waarheid. De neef van Freud
en adviseur van president Woodrow Wilson, de Amerikaan Edward Bernays die
beschouwd wordt als de grondlegger van de public relations-industrie, schreef in 1928 dat:
het
bewerkstelligen van instemming de ware essentie is van het democratisch proces,
de vrijheid om te overtuigen en te opperen.
In navolging van
toonaangevende Europese sociale wetenschappers stelde Bernays dat een ware
democratie onmogelijk was en wel omdat de massamens niet in staat is op grond
van rationele overwegingen te beslissen wat juist en onjuist is. In een consumptiemaatschappij
reageert de mens als massa die
niet denkt
in de strikte zin van het woord. In plaats van gedachten heeft ze impulsen,
gewoontes, en emoties. Bij het nemen van een besluit, is haar eerste impuls het
voorbeeld te volgen van een vertrouwenwekkende leider.
De elite moest daarom nooit
uit het oog verliezen dat:
De bewuste
en intelligente manipulatie van de georganiseerde gewoontes en opinies van de
massa een belangrijke component vormt van een democratische maatschappij.
Degenen die dit ongeziene maatschappelijke mechanisme manipuleren vormen een
onzichtbare regering die de ware heersende macht in ons land is… In nagenoeg
elke handeling in ons dagelijks leven, of dit nu op het gebied van politiek of
zaken is, in ons maatschappelijk gedrag of ons ethisch denken, worden wij
gedomineerd door het betrekkelijk kleine aantal personen… die de mentale
processen en de sociale patronen van de massa begrijpen. Zij zijn het die aan
de touwtjes trekken die de publieke opinie bepalen.
Bernays’ standaardwerk Propaganda was niet alleen in de
Verenigde Staten buitengewoon invloedrijk, maar ook in nazi-Duitsland. Het
stond in de boekenkast in Goebbels’ werkkamer. Qua taalgebruik sloot het
naadloos aan op het mens- en wereldbeeld van zowel democratische- als totalitaire
regimes. Beide systemen zitten voortdurend opgescheept met beheersingsproblemen.
Ook voor neoliberale machthebbers is het van ultiem belang om de massa in het
gareel te houden, of zoals Bernays het doel van propaganda samenvatte:
het is het
disciplineren van de publieke opinie op precies dezelfde wijze als een leger de
lichamen van zijn soldaten disciplineert.
Om dit
te bereiken diende
moderne
propaganda een consistente, duurzame inspanning
te zijn. Het probleem van
democratische samenlevingen is namelijk dat de economische macht en haar
politici geconfronteerd worden met potentieel roerige massa’s die een beroep kunnen
doen op democratische beginselen, en zelfs kunnen eisen dat de gebrekkig functionerende democratie meer inhoud krijgt.
Dit probleem werd al onderkend door de grondleggers van de Amerikaanse staat, waarvan
acht van de tien eerste presidenten slaven bezaten, George Washington meer dan
200. En hoewel de Grondwet het woord slavernij nooit noemt laat de Amerikaanse
historicus, professor David Waldstreicher, in Slavery’s Constitution zien dat het begrip slavernij
overal in
dit document voortkomt. Van haar 84 bepalingen hebben er zes direct betrekking
op slaven en hun eigenaren. Vijf andere hadden implicaties voor slavernij die
in overweging werden genomen en werden besproken door de delegatieleden naar de
Constitutionele Conventie van 1787 en door de burgers van de staten tijdens de
ratificatiedebatten… Bij de oprichting van hun staat schreven de grondleggers
en hun achterban fundamentele wetten die menselijke slavernij bekrachtigden.’
De VS was ook niet opgericht
om een democratie in de strikte zin van het woord mogelijk te maken, maar om
een republiek in het leven te roepen waarbij de rijke landbezitters geen belastingen
meer hoefden te betalen aan de Britse koning. De leuze: ‘No taxation without representation’ was de katalysator geweest
van het streven naar onafhankelijkheid. Dit betekende absoluut niet dat
iedereen in de nieuwe staat stemrecht zou krijgen. Alleen bezit gaf toegang tot de deelname aan deze ‘democratie’. Dat maakte James Madison, de vierde president van
het land en de opsteller van de Amerikaanse Grondwet, nog eens duidelijk toen
hij achter de schermen ervoor waarschuwde dat
de mens
die veel rijkdom bezit, die lui op zijn sofa ligt, of in zijn koets van links
naar rechts schommelt, niet in staat [is] te oordelen over de verlangens of
gevoelens van een dagloner. De overheid die wij van plan zijn in het leven te
roepen is bedoeld om voor eeuwig te bestaan,
zodat de
dagloner altijd zijn plaats zou weten, daar onderaan de maatschappelijke ladder.
Zijn plaats is vandaag de dag die van een gehoorzame consument. Om het
parasitaire systeem in stand te houden worden zowel mens als natuur daaraan opgeofferd.
Niemand heeft beter de gevaren hiervan onderstreept dan de wereldberoemde 83-jarige
Amerikaanse bioloog E. O. Wilson, ‘researcher (sociobiology, biodiversity), theorist (consilience, biophilia), naturalist (conservationist) and author. His
biological specialty is myrmecology, the study of ants, on
which he is considered to be the world's leading authority.’ In
zijn boek The Creation. An Appeal To Save
Life On Earth schrijft Wilson over het feit ‘that biodiversity provides world
stability’ het volgende:
Living
nature is nothing more than the commonality of organisms in the wild state and
the physical and chemical equilibrium their species generate through
interaction with one another. But is is also nothing less than that communality
and equilibrium. The power of living Nature lies in sustainability through
complexity. Destabilize it by degrading it to a sompler state, as wee seem bent
on doing, and the result could be catastrophic. The organisms most affected are
likely to be the largest and most complex, including human beings…
Maar
juist ‘duurzaamheid’ speelt geen doorslaggevende rol in het
neoliberalisme, waarvan de motor eeuwige groei is, expansie op elk niveau. De ‘complexiteit’
van al het leven wordt in dit mens- en wereldbeeld genegeerd als een te
verwaarlozen detail. Bovendien is het een te complex fenomeen voor de
opiniemakers, hun opdrachtgevers en uiteindelijk het grote publiek. Het neoliberalisme
trekt, net als een zwart gat, alle energie naar zich toe en laat haar in een
groote leegte verdwijnen. Niets kan aan dat zwarte gat ontsnappen. Het is een
parasitair systeem dat zich niet aantrekt van de symbiose die aan het
voortbestaan van al het leven ten grondslag ligt. De gelovigen in dit systeem doen
net alsof het lot van de schepping het lot van de mensheid niet zal beinvloeden,
alsof evenwicht/harmonie niet bestaat. Het ver doorgevoerde individualisme houdt alleen
rekening met zichzelf. De huidige machthebbers en hun volgelingen zijn zo
autistisch dat ze niet begrijpen hoe alles met alles verbonden is in een
ragfijn web. E.O. Wilson over de vaak ‘obscure life forms’ die
run
Earth completely free for us. Each is a masterpiece of evolution, exquisitely
well adapted to the niches of the natural environment in which it occurs. The
surviving species around us are thousands to millions of years old. Their
genes, having been tested each generation in the crucible of natural selection,
are codes written by countless episodes of birth an death. Their careless
erasure is a tragedy that will haunt haunt human memory forever.
Als
significant voorbeeld geeft Wilson naast de buffel, de Ectopistes migratorius, een uitgestorven Noord Amerikaanse
duivensoort:
In just
four decades, the population of passenger pigeons plunged from hundreds of
millions to zero.
In 2006
waarschuwde de alom gerespecteerde Wilson, tot tweemaal toe winnaar van de Pulitzer Prize for General Non-Fction, voor
het volgende:
Despite
the slow pace of exploration, biologists in the past two or three decades have
found that Earth’s biodiversity is far richer than previously imagined. This
diversity is disappearing at an accelerating rate, from habitat destruction,
including habitat destruction now underway from climate warming, plus the
spread of invasive species, pollution, and overharvesting. If these
human-caused forces are left unabated, we could lose as many as half the
species of plants and animals on Earth by the end of the century. Over
geological time, and if averages over many taxonomic groups, species went
extinct at the rate of one species per million species per year; and new
species were born at the same rate, one species per million species per year.
The ongoing rate of species extinction and commitment to early extinction… is
now 100 times the rate at which new species are being born, as most
conservatively estimated. It is expected to rise to 1.000 or higher, as the
last remnants of many ecosystems are wiped out and many species now present on
the edge of extinction disappear with them. Biologists who work most closely on
biodiversity agree that we are in the beginning of the largest spasms of
extinction since the end of the Cretaceous Period, 65 million years ago. In
each of the five major prehuman spasms during the past 400 million years, it
took about 10 million years for evolution to restore the full amount of
biodiversity lost.
Na twee
eeuwen kapitalistische en een kwarteeuw neoliberalisme staat de mensheid voor
een afgrond, het onvermijdelijke resultaat van de onverzadigbaarheid van
het systeem. Een onverzadigbaarheid die zich ook manifesteert in de wijze
waarop de kapitalistsche cultuur alles verslindt, van oerwouden tot
hamburgers. Met deze informatie als achtergrond kunnen we de rol van voedsel en
van obesitas in de VS pas goed doorgronden. Volgende keer meer over Land of Desire. Dan zal duidelijk worden
waarom Mak de plank misslaat wanneer hij schrijft:
Je houdt niet voor mogelijk wat een
mensenlichaam allemaal kan hebben.
Niet zozeer de
buitenkant, de materie, de façade is interessant, veel belangrijker is wat de menselijke geest ‘allemaal kan hebben.’ De volgende
keer meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten