Vijftien jaar geleden wees het gezond verstand van progressief Nederland, de publicist Jan Blokker, erop dat:
'na de Tweede Wereldoorlog het jodendom in de christelijke wereld vrijwel heilig [is] verklaard en geen volk dat in die processie zo hard vooroploopt als de Nederlanders.'
Het spreekt voor zich dat die houding -- voortkomend uit de collaboratie of onverschilligheid van een groot deel van de Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog -- rampzalig is, niet alleen voor de Palestijnse slachtoffers van het zionisme, maar tevens voor de fatsoenlijke Joods-Israeli's, die hun land in een schurkenstaat hebben zien veranderen, en naar het buitenland uitwijken.
De canonisatie van het jodendom heeft inmiddels absurde vormen aangenomen. Hoewel in talloze internet-beelden te zien is hoe de Maccabi-Zionisten het geweld dagenlang hadden uitgelokt heeft de Joodse lobby in Nederland zich onmiddellijk beklaagd het slachtoffer te zijn van een 'antisemitische pogrom,' een beschuldiging die ongecontroleerd onmiddellijk door de voltallige polderpolitiek werd overgenomen, want hetgeen op een bepaald moment heilig is verklaard dient geheiligd te worden. Vandaar ook dat de GroenLinks burgermeester Femke Halsema sprak van een 'gitzwarte nacht,' zonder te vermelden dat het Maccabi-tuig Islamitische Amsterdammers met stokken en stalen pijpen aanvielen, en bovendien zonder opgepakt te worden racistische, anti-Arabische liederen zongen. 'Net de SA in Nazi Duitsland' zei een oude Joodse vriend van mij die zich rotschaamde, 'door Gaza, de Westbank en Libanon denkt een niet te verwaarlozen deel van de Joods-Israelis, en zeker het pro-Netanyahu-schorem, dat men overal andersdenkenden te lijf kunnen gaan.' Het verbaasde hem ook dat de Nederlandse politiek de kant kiest van voetbaltuig uit Tel Aviv. Dat zij Joden zijn is slechts een detail, maar ineens zijn fascisten uitgeroepen tot slachtoffers. 'Het was hit en run,' zei Halsema over de Amsterdammers die walgden van de Joodse pro-genocide racisten. Halsema zweeg bewust over de voetbalhooligans uit Tel Aviv, die in haar en mijn stad zich als nazi's gedroegen. Enfin het is allemaal een storm in een glas water waaruit extreem rechts politiek sterker te voorschijn komt, en de rest van de Amsterdammers de rekening zal betalen. En natuurlijk de Palestijnse bevolking. Dat weet elke ontwikkelde Nederlander. Al op 2 juli 2009 berichtte Amnesty International:
''Grove oorlogsmisdaden tijdens Gazaconflict
De Israëlische strijdkrachten hebben honderden Palestijnse burgers gedood en duizenden huizen vernield in Gaza en daarmee het oorlogsrecht geschonden. Dat concludeert Amnesty International in een nieuw rapport. Het rapport Operation Cast Lead: 22 Days of Death and Destruction toont aan dat Israël heeft gefaald om op een adequate manier het gedrag van zijn strijdkrachten, waaronder oorlogsmisdaden, in Gaza te onderzoeken. Goldstone commissie 'De weigering van Israël om met de onafhankelijke VN- onderzoekscommissie van Richard Goldstone samen te werken, is het bewijs dat het land geen openbare controle wil en geen verantwoording wil afleggen’, aldus Donatella Rovera, hoofd van de Amnesty International onderzoeksmissie naar Gaza en het zuiden van Israël. ‘De internationale gemeenschap, onder leiding van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, moet al zijn invloed gebruiken om er voor te zorgen dat Israël volledig meewerkt met de Goldstone commissie. Dit is de beste manier om de waarheid boven tafel te krijgen.’ Hamas en andere Palestijnse gewapende groepen vuurden honderden raketten op het zuiden van Israël af, waarbij drie Israëlische burgers gedood werden, een flink aantal gewonden vielen en duizenden mensen uit hun huis verdreven werden.’ Deze aanvallen zijn oorlogsmisdaden en daardoor onacceptabel,’ voegt Rovera daar aan toe. Het rapport, gebaseerd op bewijsmateriaal verzameld door een Amnesty-delegatie, waaronder een militaire expert, in januari en februari 2009, beschrijft Israël’s gebruik van wapens tegen een burgerbevolking die, zonder mogelijkheid om te vluchten, gevangen zat in Gaza.
Achttien jaar geleden, in 2006, interviewde ik de hoogbejaarde joodse Nederlander Hajo G. Meyer Meyer, een fysicus die Auschwitz overleefde en bestuurslid was van Een Ander Joods Geluid. Keer op keer benadrukte deze ervaringsdeskundige dat ‘alleen de teloorgang van de eigen ethiekhet jodendom [zal] vernietigen.’ Tegenover mij verklaarde Hajo Meyer:
‘Kijk, als Israël ophoudt zich een Joodse natie te noemen, zodat ik me niet langer meer aangesproken hoef te voelen voor zijn grootschalige mensonterende misdaden, dan zal ik misschien mijn mond houden. Maar zolang Israël niet ophoudt te claimen dat het namens alle joden handelt en een expansionistische terreur uitoefent in naam van het jodendom voel ik mij aangesproken als jood met vier joodse grootouders. Veel van al die schreeuwlelijken hebben dat niet eens. Die hebben misschien één joodse grootouder en voelen zich joods omdat ze net als Finkelkraut graag mee willen dobberen op het beschermende gevoel van wat hebben wij het toch allemaal moeilijk. Het is slachtofferisme, niets meer dan dat, en daar chanteren ze anderen mee. Ik houd mijn mond dus niet. Waarom zou ik? Wie zijn zij om van mij als overlevende van de Holocaust te eisen dat ik mijn mond houd? Ik verdedig een joodse intellectuele, morele traditie. Wat verdedigen zíj nou eigenlijk? En vergeet niet dat de Amerikaanse joden, net als de Duitse joden, die traditie hooghielden tot zeker vlak na de Tweede Wereldoorlog. Maar daar is nu nagenoeg niets van over. Het is voor het merendeel helaas verdwenen. En dat is niet alleen voor de joden een enorm verlies, maar voor de hele westerse cultuur. Wat hebben we nu eigenlijk nog? Gelukkig de geschriften van vroeger, maar de gedachten die daarin zijn neergelegd vormen geen levende werkelijkheid meer. Onlangs was ik in Gütersloh, niet ver van Bielefeld, waar een Anne-Frank-Schule staat, en die school heeft nauw contact met de Lutherse School of Hope in Rammalah op de West Bank. Normaal is er eens per jaar een uitwisselingsprogramma. Als die kinderen uit Ramallah er zijn, houd ik altijd een voordracht over hoe je onderdrukking kunt overleven. Hoe kun je door alles op alles zetten te zetten toch blijven leren en hoop behouden? Hoe kunnen die kinderen voorkomen dat ze mentaal kapotgaan wanneer het Israëlische leger hun school verwoest of hun school ontoegankelijk maakt door de omgeving weer eens af te sluiten? Hoe overleef je de terreur zoals zij die op de West Bank ondergaan en zoals ik die als joods jongetje meemaakte ten tijde van de nazi’s? Dat kan buitengewoon moeilijk zijn, er zijn meerdere manieren om iemand te vermoorden, en een van de manieren is om een leergierig kind de toegang tot onderwijs te ontzeggen. Op die manier wordt zo’n jongere geestelijk gewurgd. Ik weet dat uit eigen ervaring. Ik moet er niet aan denken dat ik de gewone landarbeider was gebleven die ik als vluchteling was. Dan was ik geestelijk dood gegaan en had ik niet het leven kunnen lijden die ik geleefd heb. Dankzij mijn studie heb ik uiteindelijk een fantastisch beroepsleven gekend. Ik heb me volstrekt waar kunnen maken. Maar als je dat niet kunt, wat blijft er dan over? Ik ben een van de zeer weinigen van mijn kameraden uit de vluchtelingentijd die een studie heeft afgemaakt en het ver geschopt heeft. Zonder dat was ik cultureel vernietigd geweest en waren mijn ambities nooit verwezenlijkt. Ik leer nu de Palestijnse kinderen hoe ze zich kunnen ontplooien door samen te werken als ze door de bezetting niet naar school kunnen, samen met andere kameraadjes thuis studeren en iemand proberen te vinden die je begeleidt, zorg dat je iets leert, alleen wat je geleerd hebt kan niemand je afnemen, nooit de hoop verliezen, altijd het goede onthouden en niet het slechte, weten dat onder een Israëlisch uniform een warm hart kan kloppen. Zelfs tijdens de nazi-terreur hielp een Duitse sergeant, Anton Schmid, de joden in Vilnius onder te duiken, weten dat er fatsoenlijke joods-Israëli’s zijn die aan jouw kant staan, zoeken en ontdekken dat er overal goede mensen zijn uit wie je hoop kunt putten. Als je niet meer in de mensheid gelooft, wordt alles uitzichtloos, en kun je alleen nog maar jezelf opblazen, dat doen sommigen dan ook. Zonder hoop valt niet te leven.
Aan wraakgevoelens hebben die kinderen niets, ze moeten diep beseffen dat wraak een hele primitieve emotie is die niets oplost, zelfs niet het wraakgevoel, dat verdwijnt namelijk niet door het plegen van een misdaad. Mensen die wraakgevoelens koesteren zijn onverzadigbaar. Dat is ook het probleem van de joden in Israël, die permanente wraakgevoelens, gevoed door de herinnering aan tweeduizend jaar Europees antisemitisme. De eeuwige wrok is ook het probleem van iemand als Leon de Winter, die niet naar Israël zal emigreren maar wel het extremisme van dat land accepteert. Hij denkt als een tribale etnocentrische, xenofobe jood uit de tijd van de oudtestamentische Jozua, de opvolger van Mozes, die de joden Israël liet veroveren en etnisch liet zuiveren. Het is allemaal uiteindelijk gebaseerd op de gedachte dat joden superieur zijn, dat ze anders zijn dan alle anderen, dat ze op de een of andere manier uitverkoren zijn, dat ze zich niet hoeven te houden aan het recht en de ethiek. Het is de verheerlijking van “bloed en bodem” en de overtuiging dat wraak de oplossing is van een conflict. Maar dat is niet mijn wereld, ik heb daar helemaal niets mee. Ik heb weliswaar ongeveer tien jaar lang na de oorlog geen Duits willen spreken, maar dat is toch iets anders. Dat is overgegaan toen ik op een wetenschappelijk congres een goede Duitser van nabij leerde kennen, een generatiegenoot van mij. Toen was het over. Dat komt niet door een genetische aanleg, maar door een socioculturele erfenis. Een van mijn broers heeft eens een genealogisch onderzoek naar onze familie gedaan en ontdekte dat zowel de voorouders van mijn moeder als die van mijn vader al vanaf ten minste het eind van de 16e eeuw in Westfalen woonden. De joden daar hebben al in een vroegtijdig stadium de idealen van de Franse Revolutie omhelsd, die geïntroduceerd werden door Jérôme-Napoléon Bonaparte, een jongere broer van keizer Napoleon, die van 1807-1813 koning van Westfalen was. Bovendien werden ze sterk beïnvloed door de grote 18e-eeuwse joodse hervormer Moses Mendelsohn, de leider van een beweging die culturele assimilatie bepleitte. Onder het sterke en altijd alom aanwezige antisemitisme in de Duits sprekende landen hebben de joodse voormannen het jodendom herzien. De leerlingen van Mendelsohn hebben het reformjodendom gecreëerd waarbij alle nationalistische, tribale, naar binnen gerichte elementen in het orthodoxe jodendom terzijde werden geschoven, en de ethiek centraal werd gesteld. Daardoor ontstond er een grote affiniteit met het christendom van Jezus, die weliswaar een aantal vreemde uitspraken heeft gedaan, maar die toch een humanitaire en universalistische moraal voorstond. Volgens de reformrabbijnen waren het joden- en christendom qua zedenleer nagenoeg identiek. De combinatie van joods-christelijke intermenselijke ethiek van ‘‘heb je naaste lief’’ en de moraal van rabbijn Hillel, ‘’dat wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet,’’ werd nog eens versterkt door de idealen van de Franse Revolutie, de gelijkwaardigheid van alle mensen, onafhankelijk van hun afkomst, sekse, ras, nationaliteit of geloof. Met die tolerante moderne ethiek ben ik opgegroeid, ik ben ervan doordrenkt. En die ethiek missen mensen als Leon de Winter. Die heeft een heel andere achtergrond, komt uit een volstrekt ander joods milieu. In een interview met Ischa Meijer zegt hij over zijn ouders: “Ze zijn allebei van straat-, straatarme afkomst; ze behoorden tot het proletarische jodendom… Allebei alleen lagere school. We hadden thuis geen boek in de kast… Inderdaad, ik ben ook nog eens een onafgemaakte intellectueel… De sfeer bij ons thuis werd gekenmerkt door geborgenheid en een ontzagwekkende angst voor de buitenwereld. Er stond een enorme muur tussen ons en de rest van alle mensen in.” Ik citeer Leon de Winter omdat zijn beschrijving zo treffend is, hij geeft het beeld van het getto met een muur eromheen, een beeld dat veel joden niet van zich af kunnen schudden. Hij zegt afkomstig te zijn uit “een verloren geraakt clubje joden, daar aan de rand van Den Bosch. Er werd bij ons thuis veel, wat zeg ik, constant over de joden en hun lot gepraat… onderduikverhalen… Met dat soort verhalen ben ik grootgebracht… Ik heb van jongs af aan het gevoel gehad dat ik mijn ouders moest beschermen – typische houding van die tweede generatie oorlogsslachtoffers”. Zo benoemt hij zichzelf. Die jongen is getekend door “aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang”. Dit is een volstrekt andere belevingswereld dan de mijne. De Winter voelt zich een buitenstaander, zoals ook uit deze beschrijving goed blijkt: “Wij woonden buiten de stadsmuren van Den Bosch. Als wij, vanuit ons huis daar op die vlakte, stadwaarts togen, zag je die dreigende muren waar de stad op gebouwd was, en daarbovenuit staken dan die torens van de Sint-Jan, voorts betrad je de wijk waar de katholieke patriciërs woonden: donkere huizen, smalle straatjes – middeleeuws; zo was het, en zo voelde ik het. Ik ben als kind altijd bevreesd geweest voor dat Den Bosch… Achteraf gezien was dat joodse leven van mijn ouders het enige ijkpunt waardoor ze die krankjorume oorlogservaringen nog een beetje konden verklaren; ze waren eruit gepikt als joden, dus zouden ze, godgloeiende godverdomme, ook verdergaan als joden. En dat deden ze ook. Maar mijn moeder hoort vandaag de dag ook niet meer bij dat, inmiddels over het algemeen welvarende, Bossche jodendom; zij stamt immers af van die doodarme onderlaag, die verdwenen is. Ook jegens dezen is mijn moeder vervult van wrok.” En als Ischa Meijer hem vraagt of zijn ouders hem hebben geleerd te liegen antwoordt Leon de Winter: “Ja – het was die dubbelzinnigheid. Als er bijvoorbeeld leveranciers aan de deur kwamen, en mijn moeder in het Jiddisch opmerkingen over ze maakte tegen ons kinderen. We moesten dan lachen, ondanks onszelf; en zo’n man voelde zich te kakken gezet. Een ongehoord gênante vertoning. Niemand kon in zo’n situatie een kant uit. Ontzettend ingewikkeld ook. Ja, op die manier hebben mijn ouders mij liegen geleerd.” Met andere woorden, we hebben hier te maken met een werkelijkheid die vervuld is van rancune, wrok, haat, angst, en slachtofferschap, buitengewoon frustrerend, een milieu waar De Winter zich volgens eigen zeggen ook voor schaamde. En deze achtergrond staat diametraal tegenover de achtergrond waarin ik ben opgegroeid. Het is de wereld van het benarde, provinciale, ongeletterde jodendom tegenover het universalistische, kosmopolitische, geletterde jodendom. In feite is er altijd al een interne strijd geweest tussen het naar binnen gerichte en het naar buiten gericht jodendom, waarbij milieu en cultuur een doorslaggevende rol spelen.
De joden van Westfalen waren al vroeg naar buiten gericht, kosmopolitisch, humanistisch, graag bereid om uit het eeuwenoude, verstikkende milieu van het getto te breken, om die gesloten wereld achter zich te laten. De reformjoden wilden onderdeel zijn van de moderne samenleving. Ongeveer 1 procent van de inwoners van Bielefeld was joods, maar op het gymnasium was 10 procent van de leerlingen joods, wij waren leergierig tot en met, de joodse families verkeerden qua inkomen ver boven het gemiddelde omdat ze academische beroepen uitoefenden of succesvolle handelaren waren die zich sneller dan wie dan ook wisten aan te passen aan de nieuwe economische mogelijkheden, de eerste warenhuizen zijn door joden gesticht, en door hun enorme alertheid, hun internationale contacten, hun openheid konden ze meedoen aan het opbloeiende kapitalisme. Een joods proletariaat bestond niet in Bielefeld, zelfs in Berlijn was het niet groot. En dat verschilde fundamenteel met de situatie hier in Nederland, waar een hele kleine joodse bovenlaag bestond en de rest proletarisch was. De Duitse joden waren ontwikkeld, voor mensen die in die traditie zijn geschoold is het zo opmerkelijk dat de joden in Israël weer getto’s bouwen, zowel voor zichzelf als voor de Palestijnen met een hoge muur eromheen. Het is gewoonweg waanzinnig! Het is een regressie. De paranoia, ontstaan door de nazi-holocaust, heeft een gettoreflex veroorzaakt.’
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging 2 procent van de Nederlanders in het verzet, terwijl 2 procent van de Nederlanders zich bij de Germaanse SS aansloot. Het Parool bericht vandaag dat de meeste partijen in de raad 'eensgezind zeggen: de Joodse gemeenschap moet zich gesteund voelen door de raad.' Dus ook Amsterdamse joden die publiekelijk vierkant achter de Israelische genocide staan. Dat kan natuurlijk niet. Dit beseft nagenoeg iedere Amsterdammer die voor democratie en mensenrechten is. En zo groeit er een steeds grotere kloof tussen de corrupte politici en de bevolking. Daarover volgende keer meer.
Net als Hitler's Duizendjarige Rijk is Israel gedoemd ten onder te gaan omdat zijn haat tegen de gojim onverzadigbaar is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten