vrijdag 3 mei 2024

Het Abnormale Joodse Bestaan

De joods-Amerikaanse hoogleraar Benjamin Ginsberg begint zijn opzienbarende boek The Fatal Embrace: Jews and the State (1993): Hoewel vandaag de dag amper 2% van de bevolking van het land joods is, is bijna de helft van de miljardairs joods. De CEO's van de drie grote televisienetwerken en de vier grootste filmstudio's zijn joden, evenals de eigenaren van de grootste krantenketen van het land en de meest invloedrijke krant, The New York Times. Aan het eind van de jaren zestig vormden joden al 20% van de faculteit van elite-universiteiten en 40% van de professoren van elite rechtsscholen; vandaag de dag zijn deze percentages ongetwijfeld hoger.


Ginsberg, een vooraanstaande joodse intellectueel, is hoogleraar politieke wetenschappen aan de prestigieuze Johns Hopkins Universiteit. Hij wijst erop dat:


Sinds de jaren zestig zijn joden aanzienlijke invloed gaan uitoefenen in het Amerikaanse economische, culturele, intellectuele en politieke leven. Joden speelden in de jaren tachtig een centrale rol in de Amerikaanse financiën en behoorden tot de belangrijkste begunstigden van de bedrijfsfusies en reorganisaties van dat decennium. Hoewel amper 2% van de bevolking van het land joods is, is bijna de helft van de miljardairs joods. De CEO's van de drie grote televisienetwerken en de vier grootste filmstudio's zijn joden, evenals de eigenaren van de grootste krantenketen van het land en de meest invloedrijke krant, The New York Times. Aan het eind van de jaren zestig vormden joden al 20% van de faculteit van elite-universiteiten en 40% van de professoren van elite rechtsscholen; Tegenwoordig zijn deze percentages ongetwijfeld hoger.


De rol en invloed van joden in de Amerikaanse politiek zijn evenzeer gemarkeerd. Joden worden in onevenredige aantallen voor een openbaar ambt gekozen. In 1993 waren tien leden van de Senaat van de Verenigde Staten en tweeëndertig leden van het Huis van Afgevaardigden joods, drie tot vier maal hun percentage van de algemene bevolking. Joden zijn zelfs nog prominenter aanwezig in politieke organisaties en in de financiële wereld. Uit een recent onderzoek is gebleken dat bij zevenentwintig van de zesendertig campagnes voor de Amerikaanse Senaat een of beide kandidaten afhankelijk waren van een joodse campagne-voorzitter of financieel directeur. Op het gebied van lobbyen en procederen organiseerden joden wat jarenlang één van de meest succesvolle politieke actiecomités van Washington was, het American Israel Public Affairs Committee (AIPAC), en zij spelen leiderschapsrollen in zulke belangrijke publieke belangengroepen als de American Civil Liberties Union (ACLU) en De Gemeenschappelijke Zaak. Verschillende joden speelden ook een zeer belangrijke rol in de Democratische presidentscampagne van 1992. Na de overwinning van de Democraten benoemde president Clinton een aantal joden op prominente posities in zijn regering.

Een ander teken van joodse invloed was, althans tot voor kort, de vrijwel totale verdwijning van antisemitische retoriek uit het reguliere publieke debat in de Verenigde Staten. Als algemene regel geldt dat wat wel en niet in het openbaar kan worden gezegd, de verdeling van de politieke macht in de samenleving weerspiegelt; Toen de Joden politieke macht verwierven, werden politici die zich overgaven aan antisemitische tactieken bestempeld als extremisten en verbannen naar de marges van de Amerikaanse politiek. Op dezelfde manier zijn religieuze symbolen en uitdrukkingsvormen die joden bedreigend vinden, vrijwel volledig geëlimineerd uit scholen en andere openbare instellingen. Rechtszaken aangespannen door de ACLU, een organisatie waarvan de leiding en het lidmaatschap overwegend joods zijn, zorgden voor beslissingen van de federale rechtbank die officieel goedgekeurde gebeden in openbare scholen, crèches en andere religieuze uitingen in parken en openbare gebouwen verbood. 


Amerikaanse joden hebben hun machtspositie vrij recentelijk veiliggesteld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontbrak het de joodse gemeenschap aan voldoende invloed om de Amerikaanse regering ertoe te bewegen actie te ondernemen die de slachting van Europese Joden zou kunnen hebben belemmerd. Nog in het begin van de jaren vijftig voelden publieke functionarissen zoals vertegenwoordiger John Rankin van Mississippi zich vrij om antisemitische toespraken te houden op de congresvloer. In 1956, tijdens de Suez-crisis, kon president Dwight D. Eisenhower weigeren zelfs maar een ontmoeting te hebben met Amerikaans-Joodse leiders die probeerden het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten naar hun hand te zetten. Tot in het begin van de jaren zestig handhaafden elite-universiteiten, waaronder Harvard, Yale en Princeton, quota's die de joodse inschrijvingen beperkten.


Hun rol in de Amerikaanse economische, sociale en politieke instellingen heeft de Joden in staat gesteld aanzienlijke invloed uit te oefenen in het openbare leven van het land. De meest voor de hand liggende indicator van deze invloed is de 3 miljard dollar aan directe militaire en economische hulp die de Verenigde Staten elk jaar aan Israël verstrekken, en overigens hetzelfde bedrag dat aan Egypte wordt gegeven sinds het land ermee instemde vreedzame betrekkingen met Israël te onderhouden. Dat volledig driekwart van het Amerikaanse budget voor buitenlandse hulp wordt besteed aan de veiligheidsbelangen van Israël is in aanzienlijke mate een eerbetoon aan de lobby-kracht van AIPAC en het belang van de Joodse gemeenschap in de Amerikaanse politiek, maar wat zegt dit over het ‘joods internationalisme?’


Een ander teken van Joodse invloed was, althans tot voor kort, de vrijwel algehele verdwijning van antisemitische retoriek uit het reguliere publieke debat in de Verenigde Staten. Als algemene regel geldt dat wat wel en niet in het openbaar kan worden gezegd, de verdeling van de politieke macht in de samenleving weerspiegelt; Toen de Joden politieke macht verwierven, werden politici die zich overgaven aan antisemitische tactieken bestempeld als extremisten en verbannen naar de marges van de Amerikaanse politiek. Op dezelfde manier zijn religieuze symbolen en uitdrukkingsvormen die joden bedreigend vinden, vrijwel volledig geëlimineerd uit scholen en andere openbare instellingen. Rechtszaken aangespannen door de ACLU, een organisatie waarvan de leiding en het lidmaatschap overwegend joods zijn, zorgden voor beslissingen van de federale rechtbank die officieel goedgekeurde gebeden verbood in openbare scholen, crèches en andere religieuze uitingen in parken en openbare gebouwen.


Joodse Amerikanen hebben hun machtspositie vrij recentelijk veilig gesteld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontbrak het de joodse gemeenschap aan voldoende invloed om de Amerikaanse regering ertoe aan te zetten actie te ondernemen die de slachting van joodse Europeanen zou hebben belemmerd. Nog in het begin van de jaren vijftig voelden publieke functionarissen, zoals het lid van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden John Rankin van Mississippi, zich vrij om antisemitische toespraken te houden op de Congresvloer. In 1956, tijdens de Suez-crisis, kon president Dwight D. Eisenhower zelfs maar een ontmoeting vermijden om met joods-Amerikaans leiders het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten te bespreken. Tot aan het begin van de jaren zestig handhaafden elite-universiteiten, waaronder Harvard, Yale en Princeton, de beperking van joodse studenten.


Biden’s AIPAC speech in 1992 shouting his denunciation of Bush’s efforts to stop illegal settlements and to push to Israel to negotiate with Palestinians for peace (Bush the father - one term president, hint hint ) #FreePalestine


Niet alleen is de buitengewoon prominente positie van joden in de Amerikaanse politiek een relatief recente ontwikkeling, maar er zijn de afgelopen jaren ook enkele aanwijzingen geweest dat de joodse invloed wellicht aan het afnemen is. In 1992 verzette de voormalige president George Bush zich bijvoorbeeld tegen de pogingen van AIPAC en andere joodse organisaties om Amerikaanse lening-garanties veilig te stellen, en deze uiteindelijk onmogelijk te maken, om Israël te helpen bij de bouw van extra joodse nederzettingen in de gebieden die het bezette na de oorlog van 1967 met de Arabische staten.


Tijdens een persconferentie die op nationale televisie werd uitgezonden gedurende de strijd om lening-garanties, leek Bush de legitimiteit van de inspanningen van joodse Amerikanen ten behoeve van Israël te bekritiseren. De president ontkende later dat dit zijn bedoeling was geweest. Het effect van de persconferentie van Bush en de daaropvolgende commentaren was echter dat joods-Amerikaanse organisaties werden geïntimideerd en hun steun voor de lening-garanties werd verzwakt. Het grotere doel van de regering-Bush was het ondermijnen van de Likoed-regering van de Israëlische premier Yitzhak Shamir, die werd gezien als een obstakel voor de verwezenlijking van de Amerikaanse beleidsdoelstellingen in het Midden-Oosten. Door de joodse aanhangers van Israël in Amerika verzwakken hoopte het Witte Huis Shamir’s positie te ondermijnen en hem te vervangen door een meer volgzame Israëlische regering. Deze Amerikaanse poging was succesvol. Het Likoed-blok werd bij de Israëlische verkiezingen van 1992 verslagen door een arbeiderscoalitie onder leiding van Yitzhak Rabin. In de herfst van 1992, nadat het de verkiezing van een Israëlische regering meer naar zijn zin had veiliggesteld, steunde het Witte Huis een nieuw lening-garantiepakket als aansporing voor de Israëli's om in het Midden-Oosten de Amerikaanse lijn te volgen. Nadat de regering-Bush haar betrekkingen met Israël in naam had verbeterd, deed zij een symbolische poging om de relatie met joodse kiezers en donateurs in Amerika te herstellen. De regering maakte echter duidelijk dat zij, na de eens zo machtige Joodse lobby vernederd te hebben, niet zou toestaan dat haar Midden-Oostenbeleid gevormd zou worden door de wensen van de joden.


Zeker, liberale krachten zijn voor hun macht in de Amerikaanse politiek afhankelijk van joden, zodat antisemitische retoriek van de kant van zwarten en andere liberalen geen directe bedreiging voor de joden vormt. De invloed van joden binnen het liberale kamp kan enigszins worden verminderd door een alliantie van zwarten en andere linkse liberalen. Behoudens een cataclysmische herstructurering van de politieke krachten in de Verenigde Staten konden de Joden echter niet uit de hedendaagse liberale coalitie worden weggegooid op de manier waarop ze bijvoorbeeld uit de negentiende-eeuwse industriële coalitie van Amerika waren.

Niettemin is het gebruik van antisemitische retoriek van de kant van nominale bondgenoten van de joden – en het onvermogen van de joden om er veel aan te doen – een signaal aan andere krachten dat de joden nu een eerlijk spel spelen. Dit signaal is niet gemist door krachten van politiek rechts — krachten die voor hun eigen politieke macht niet afhankelijk zijn van joden. Onder sommige groepen conservatieven is het antisemitisme zo opmerkelijk geworden dat een heel recent nummer van de National Review aan dit onderwerp is gewijd. De prominente conservatieve commentator en recente presidentskandidaat, Patrick Buchanan, doet nauwelijks de moeite om zijn antisemitisme te ontkennen, terwijl een aantal andere conservatieven graag met hun antisemitisme pronken…


In 1991, voorafgaand aan de Perzische Golfoorlog, beweerde Buchanan dat mannen genaamd Rosenthal, Kissinger, Perle en Krauthammer — een groep die hij de ‘amen-hoek’ van Israël in de Verenigde Staten noemde — op de trommels sloegen voor een oorlog waarin ‘kinderen met namen als McAllister, Murphy, Gonzales en LeRoy Brown degenen zijn die zouden sneuvelen. Later, als kandidaat voor de Republikeinse presidentiële voorverkiezingen in Georgië in maart 1992, viel Buchanan een groep Joodse onruststokers aan door te zeggen: 'Dit is een bijeenkomst van Amerikanen, door Amerikanen, en voor de goede oude VS, mijn vrienden.' Buchanan reageerde op een vraag over zijn antisemitisme en racisme door te verwijzen naar zijn Eerste Amendement-garantie voor vrijheid van meningsuiting…


Uit veel onderzoeken blijkt dat het populistische antisemitisme in de Verenigde Staten, behalve onder zwarten, nog steeds op een relatief laag niveau ligt. In tegenstelling tot de opvattingen van de opiniepeilers zijn enquêtes echter een barometer of weerspiegeling van wat er in het politieke leven heeft plaatsgevonden, en geen voorspeller van wat politiek mogelijk is. Als antisemitische oproepen of retoriek een prominentere rol zouden gaan spelen in het politieke discours onder blanken, zoals ze al hebben gedaan onder zwarten, dan zouden de peilingen deze verandering te zijner tijd ongetwijfeld weerspiegelen door een toenemend populair antisemitisme te registreren. Net zoals het publiek geen voorstander kan zijn van een politieke kandidaat waar ze nog niet van hebben gehoord, kunnen ze ook geen politieke ideologie steunen die nog niet met kracht aan hen is gepresenteerd. Ideeën moeten, net als kandidaten en producten, op de markt worden gebracht voordat ze aanhangers kunnen krijgen. Zoals Joseph Schumpeter het ooit zei: de publieke opinie is ‘eerder het product dan de drijvende kracht van het politieke proces.’ […]


[A]ntisemitisme heeft een rol gespeeld in de Amerikaanse geschiedenis ondanks en, in sommige gevallen, dankzij de kracht van het Amerikaanse liberalisme. Hieruit volgt dat er a priori geen reden lijkt te zijn om aan te nemen dat het Amerikaanse exceptionalisme (overtuiging dat een land, ‘uitzonderlijk’ is svh.) de hernieuwde opkomst van antisemitisme in de Verenigde Staten uitsluit. In feite bestaat er in de Amerikaanse geschiedenis zeker voldoende precedent voor een tijdperk van joods succes dat gevolgd wordt door een periode van verval – zelfs antisemitisme. Tijdens het tijdperk van de wederopbouw verwierven joden een aanzienlijke mate van invloed, maar vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw werden ze systematisch uitgesloten van veel belangrijke instellingen in de Amerikaanse samenleving. Joden speelden een belangrijke rol in het progressivisme onder president Wilson, maar werden vervolgens aangevallen door de Rode Schrik van na de Eerste Wereldoorlog en de immigratie-beperking. De invloed van joden nam toe tijdens het New Deal-tijdperk, maar instellingen waarin joden prominent aanwezig waren, zoals overheidsbureaucratieën, vakbonden en de entertainmentindustrie, werden tijdens de daarop volgende McCarthy-periode aangevallen – soms met een duidelijk antisemitisch karakter.

Op deze manier weerspiegelt de ervaring van joden in de VS het meer algemene patroon van de joodse geschiedenis. Op een aantal plaatsen en tijden, bijvoorbeeld in het vijftiende-eeuwse Spanje, het Ottomaanse Rijk, Weimar Duitsland en het postrevolutionaire Rusland, verwierven de joden grote macht, maar verloren hun invloed en werden aangevallen.


Zeker, overal waar joden hebben gewoond, stelde hun sociale of economische marginaliteit — hun positie, ‘buiten de samenleving,’ zoals Hannah Arendt het uitdrukte — joden vroeg of laat bloot aan achterdocht, vijandigheid en discriminatie. Zelfs in multi-etnische samenlevingen zijn joden doorgaans de meest succesvolle – en dus de meest bloot gestelde – buitenstaanders geweest. In Amerika lijken joden momenteel geaccepteerd te worden door de grotere gemeenschap. Niettemin blijven joodse Amerikanen, gedeeltelijk door hun eigen keuze, een significante en zichtbare mate van gemeenschappelijke identiteit en onderscheidend vermogen in religieuze, culturele en politieke zaken behouden. Tegelijkertijd blijven de meeste niet-joden de joden als een bijzondere en onderscheidende groep beschouwen. Hoewel Joden hebben geleerd om te kijken, te praten en zich te kleden als andere Amerikanen, zijn ze niet volledig geassimileerd, noch in hun eigen geest, noch in de ogen van hun buren. Zelfs in de VS maakt de marginaliteit van de joden hen op zijn minst potentieel kwetsbaar voor aanvallen.

Bovendien zijn joden in de VS, net als elders, buitenstaanders die vaak succesvoller zijn dan hun gastheren. Vanwege hun historische en gedeeltelijk religieus gefundeerde nadruk op onderwijs en geletterdheid, zijn joden, als ze de kans kregen, geneigd tot bloei te komen. En om de zaken nog erger te maken, denken joden vaak, al dan niet in het geheim, dat ze moreel en intellectueel superieur zijn aan hun buren. Joden hebben zeker geenszins het monopolie op groeps- of nationaal snobisme. In het hedendaagse Amerika wordt elke groep aangemoedigd trots te zijn op haar bijzondere erfgoed en prestaties. Het probleem is dat joden als groep succesvoller zijn dan vrijwel alle anderen. Joden zijn inderdaad uiterst succesvolle buitenstaanders die soms het lef hebben om het er in te wrijven. Zoals een verontwaardigde rechtse columnist onlangs opmerkte, is een Jiddisch synoniem voor saai of gedrogeerd ‘goyischer kopf,’ dat wil zeggen: iemand die denkt en handelt als een niet-Jood.


De vraag waar dit boek zich mee bezighoudt betreft evenwel niet zozeer de wortels van het anti-Joodse sentiment, maar eerder de omstandigheden waaronder een dergelijk sentiment waarschijnlijk politiek gemobiliseerd zal worden. Zoals we zullen zien, is er, wanneer een antisemitische politiek belangrijk wordt, meestal meer aan de hand dan alleen maar kwaadaardigheid jegens de Joden. In de politiek zijn principes — ook al zijn ze zo principeloos als antisemitisme — zelden volledig gescheiden van bepaalde politieke belangen. In het geval van antisemitisme weerspiegelen grote georganiseerde campagnes tegen de joden doorgaans niet alleen etnische haat, maar vertegenwoordigen ze ook pogingen van de politieke tegenstanders van regimes of bewegingen waarmee joden verbonden zijn om hen te vernietigen of te vervangen. Antisemitisme heeft zowel een instrumenteel als een emotioneel karakter. Om de cyclus van joods succes en antisemitische aanvallen te begrijpen — en om te begrijpen waarom de Verenigde Staten niet uitzonderlijk is — blijft het dus noodzakelijk om de plaats van joden in de politiek in het bijzonder te overwegen, zoals Hannah Arendt lang geleden opmerkte, hun bijzondere relatie met de staat.


Dit laatste is het centrale probleem van joodse burgers. Meer dan welke bevolkingsgroep ook, zijn joden direct afhankelijk van de wijze waarop zij door de politieke en economische macht worden beoordeeld. Zolang hun rol de belangen van de niet joodse-elite  bevorderen is er niets aan de hand, maar zodra die belangen worden geschaad, dan doemt er een ander scenario op, zoals de Europese geschiedenis keer op keer zo tragisch heeft aangetoond. Op dit moment voltrekt zich achter de schermen in de Verenigde Staten een felle belangenstrijd plaats tussen enerzijds fanatieke zionisten van joodse en christelijke huize en anderzijds humanistisch georiënteerde studenten, onder wie vele jonge joden die niet langer meer meegesleept willen worden in de nazi-praktijken van de Zionistische staat Israel. Joden die bewust gekozen hebben geen onderdeel te zijn van de onmiskenbare ‘Apartheidsstaat’ keren zich nu openlijk tegen het genocidaal opererend Joods regime en hun joodse sympathisanten in de zogeheten diaspora. Met betrekking tot deze interne strijd verklaarde de bekende Joods-Israelische auteur A.B. Jehoshua in 1990 tegenover mij:


Ik vrees ten zeerste dat het almaar door laten gaan van het Joodse identiteitsconflict ons uiteindelijk zal vernietigen. Er zijn Joods-Israëli’s die de externe strijd voortdurend zoeken, want — zo zeggen ze — zolang er een externe druk bestaat zal er onder de Joden zelf geen gewapend conflict uitbreken. Vooral sommige religieuze fanatici zijn buitengewoon bang voor vrede, omdat dan de seculiere Joodse identiteit in Israël zich vrij zal kunnen ontwikkelen. Juist uit angst daarvoor zijn de zeloten zo fel tegen vrede. Zij zijn ervan overtuigd dat de Joden gedoemd zijn om in een permanent conflict met de buitenwereld te leven, niet alleen met de Arabieren, maar met alle andere volkeren op aarde. Aan dat conflict ontlenen zij hun identiteit, vrede zou hun identiteit vernietigen. Die sluimerende strijd tussen extremistische en gematigde joden is al millennia-oud, het leidde er tweeduizend jaar geleden toe dat de Joden in ballingschap gingen. De buitenwereld moet zich goed realiseren dat wij niet uit Israël zijn verdreven, maar dat wij in ballingschap zijn gegaan om zo aan de aanhoudende crisis tussen de staat en het religieuze systeem te kunnen ontsnappen. Door in de diaspora te vluchten hoefden de Joden geen keuze te maken, we hadden namelijk niets meer te kiezen, in het buitenland bestond eenvoudigweg geen Joods nationaal gezag meer. De gola, oftewel de ballingschap, was dus niet een van buitenaf opgelegd fenomeen, zoals algemeen wordt beweerd, maar een van binnenuit gevormd verlangen ernaar, om zo aan de interne strijd te ontkomen, de strijd over de vragen: wie en wat is een Jood en volgens welke regels moet hij zich gedragen? 


Door de stichting van de staat Israël is dit oeroude conflict ineens weer uiterst actueel geworden. Het probleem betreft niet alleen een religieus vraagstuk, ook onder seculiere Joden in Israël bestaat hierover veel verwarring. Een deel van hen heeft, net als de religieuze fundamentalisten, dit permanente externe conflict nodig om hun identiteit te kunnen bepalen, zij zijn niet zeker over zichzelf, ze geloven niet echt in hun seculariteit. Zij zijn bang dat als er vrede uitbreekt ze niet langer meer als Jood worden beschouwd, dat ze dan als het ware gedwongen worden zich te bekeren tot de religie om weer Jood te kunnen zijn. Die onzekerheid over wie zij zijn, ervaren zij als een bedreiging.  Zij kunnen hun nationale Joodse identiteit alleen handhaven dankzij het externe conflict.


Het was Theodor Herzl, de Oostenrijks-Hongaarse ‘vader van het moderne zionisme' die al in een vroegtijdig stadium besefte dat ‘de antisemieten onze betrouwbaarste vrienden [zullen] zijn, de antisemitische landen onze bondgenoten,’ want zonder antisemitisme zou de staat Israel niet hebben bestaan. Vandaar dat dit fenomeen van cruciaal belang is voor de Joods-Israelische politici, aldus Jehoshua:


Kijk, de uiterst orthodoxe joden van Neturei Karta zijn absoluut niet bang voor vrede, omdat zij een religieuze identiteit bezitten. Zij hebben Israël niet nodig om Joods te kunnen zijn. Waar zij ook leven, al zouden op de maan wonen, dan nog zullen ze uiterst orthodoxe Joden blijven. Sterker nog: zij zijn fel gekant tegen de staat Israël die volgens hen de normen en waarden van het Judaïsme probeert te vernietigen. Die mensen zijn dus niet bang voor vrede met de Arabieren. Het zijn evenwel de semi-religieuzen, de Gush Emunim, het fanatieke Blok der Getrouwen, zoals zij zichzelf noemen en de lui die eromheen hangen, die het permanente conflict zoeken, want alleen op die wijze kunnen ze telkens weer de inhoud en de grenzen van hun identiteit bepalen.’ 

Gewelddadige Israelische Kolonisten, onder wie veel joods-Amerikanen, gesteund door Israelisch leger.


In wezen draait het hier oom een valse identiteit, want niet de Jood bepaalt wat zijn identiteit is, maar de niet-Jood, de goj met zijn antisemitisme. In feite is de Jood vanaf het allereerste begin een afgeleide geweest van de niet-Jood. Abraham Jehoshua verwoordde dit fenomeen als volgt in zijn boek Naar Een Normaal Joods Bestaan (1983)


Diep in het wezen van onze identiteit ligt de eis dat wij anders, afwijkend, uniek en bijzonder zullen zijn; dat wij ons van alle andere volkeren moeten onderscheiden… Een volk dat ánders is, héél anders. De idee om ‘als andere volkeren’’ te zijn, klinkt de Jood zonder meer negatief in de oren… En toch, ook al lijkt de wens om uitverkoren te zijn en verschillend van de medemens in het individuele vlak dwaas of zelfs krankzinnig, is het merkwaardig te zien hoe wij in het nationale vlak deze opvatting of roeping als bijna vanzelfsprekend accepteren. Ik schrik vaak wanneer ik orthodoxe Joden, maar ook wel niet-gelovigen, hoor zeggen: ‘Wij mogen niet als andere volken zijn; als Israël een staat zou worden als alle andere, dan verliest het zijn recht van bestaan.’ Niets lijkt beledigender voor een jood, en voor sommige Israëli’s, dan een volk te moeten zijn als alle andere… Is het principieel mogelijk anders te zijn, afgezien van de al bestaande verschillen tussen allerlei volken? Het is inderdaad mogelijk om anders te zijn, maar binnen relatieve grenzen — het verschil is nooit absoluut. En in dit relatieve verschil delen alle volken. En toch wordt aan het Joodse volk op ondubbelzinnige wijze de eis gesteld dat het verschillend, ánders zal zijn dan andere volken. Stapels interpretaties zijn al over dit onderwerp geschreven. Het Joodse volk zuchtte onder de last van deze innerlijke opdracht, die het niet kon vervullen binnen het raam van het normale soevereine bestaan in zijn land, eenvoudig omdat zij onuitvoerbaar was. De enige manier om deze opdracht uit te voeren, was in ballingschap te gaan. Zolang het volk zich in de gola (diaspora svh) bevindt, onderscheidt het zich inderdaad fundamenteel van de rest van de volkeren… De gola schept het verschil tussen ons en alle andere volken. Aangezien wij fundamenteel onmachtig zijn onszelf anders te maken, brengen we een ‘technische’ scheiding aan, als we een dergelijke uitdrukking in deze context kunnen gebruiken. En deze technische afscheiding schept een essentie die, ook al bevalt ze ons niet en bezorgt ze ons geestelijk en lichamelijk leed, een neurotische oplossing biedt voor een onuitvoerbare opdracht. Zijn eenzame bestaan onder vreemde volkeren, ook al lijkt de jood in ieder opzicht op het volk temidden waarvan hij leeft, al spreekt hij zijn taal en deelt hij zijn leven – dit bestaan en het Jood-Zijn op zich onderscheiden hem, en geven hem het prettige en bevredigende gevoel ánders te zijn… Een uitverkoren volk, een voorbeeldige maatschappij – het zijn lege frasen.’ 

Oost-Europese joden, levend in doorgaans armoedige shtetls, geïsoleerd van de buitenwereld die hen veelal als buitenstaanders zagen, wat zij ook waren. 


Toch hebben deze loze kreten gedurende naar schatting drieënhalf millennia de kern uitgemaakt van het Joodse bestaan op aarde, een geloof waaraan men zich krampachtig vastklampte en die zoveel leed over hen heeft gebracht. De religie werkte enerzijds als een zegen en anderzijds als een banvloek. De Joden plaatsten zich bewust buiten de gemeenschap der volkeren, sloten zich van de buitenwereld af in shtetls, gewantrouwd door de Christenen. Als volstrekt willekeurige vingerwijzing maak ik de lezer attent op een pamflet dat in 1925 in Culemborg verscheen onder de titel Jood Of Niet? En Zo Ja, Dan… De inleiding van een anonymus begint aldus:


Het woord ‘Jood’ heeft, zelfs in beschaafde christelijke kringen, een min of meer geringschattende betekenis. Men zal daar dus wel wat verwonderd zijn, als zij nu horen, dat wij, Joden, tegen de westerling, nu niet zo heel hoog opzien. Wij zijn er ons zeer goed van bewust, dat ons geslacht reeds een hoge trap van beschaving had bereikt, toen de volken hier nog in beestenvellen rondliepen en in ontwikkeling misschien nog onder de tegenwoordige Hottentotten of negers stonden; dat, toen de heerlijke tempel van Salomo gebouwd werd, men hier nog holbewoner was. En tegenwoordig? Op elk gebied, in de kunst en wetenschap, in industrie en handel, overal zien wij onze stamgenoten een eervolle plaats innemen. Velen beseffen dikwijls allerlei feiten, die de anderen eerst na moeilijke denkarbeid, tot hun verrassing, ontdekken. Hebben wij niet het gevoel, dat wij de gist der samenleving zijn, het zout, dat bederf weert? 


Na eerst zijn afschuw en haat te hebben geuit over met name ‘de Katholieken,’ neemt zijn betoog ineens een opmerkelijke wending: 


‘Laten we nu verder ook eens eerlijk zijn tegenover ons zelf: zijn wij nog wel Joden? Kom me nu niet aan met dat woordenspel van wél nationaal-Joods, doch niet Joods-godsdienstig te zijn. Tot het Joodse volk werd gerekend, wie de Joodse godsdienst omhelsde; hoeveel Grieken, Semieten en anderen uit de volkeren der diaspora waren dat niet? en hoevelen van ons stammen van deze af, en niet van één der twaalf zonen van Jacob? Dit kunnen wij zelfs niet meer nagaan. 


Op boven bedoelde vraag moeten wij dus, als wij oprecht willen zijn, beantwoorden: ‘Dat is geen Jood, die zich niet meer stipt houdt aan de Mozaïsche wetten en de overgeleverde gebruiken, waardoor God ons geheiligd heeft.’ En het is de grote meerderheid onder ons, die eigenmachtig vele van deze geboden voortdurend buiten werking stelt, alsof wij daartoe het recht hadden. 


Het land Israel werd volgens de Joden door het hoogste gezag dat zij kenden, te weten God, aan hen geschonken onder de voorwaarde dat de Joodse stammen de oorspronkelijk bewoners zouden uitmoorden. Hier begint het Joodse probleem pas goed. Zo staat in Deuteronomium de goddelijke opdracht om genocide te plegen, het uitmoorden van alle volkeren die lang voordat de Joden het Beloofde Land betraden. In tegenspraak met ‘Gij zult niet stelen,’ en ‘moorden’ geeft God tevens opdracht het bezit van de oorspronkelijke bewoners van het ‘heilige land’ te roven, met de opdracht om ‘alles dat ademt’ te doden. Het was dus de Joodse God zelf die opdracht gaf tot de eerste Holocaust, aldus De Thora, ‘de eerste vijf boeken van de Tenach (Hebreeuwse Bijbel), die de grondslag van het joodse geloof vormen en daarmee als de voornaamste heilige boeken van deze monotheïstische godsdienst gelden.’ Belangrijk is te weten dat de Thora om twee redenen voor het Jodendom van zeer groot belang is. Enerzijds omdat erin wordt verhaald dat God een verbond met drie personen heeft gesloten Abraham, zoon Isaak en kleinzoon Jakob die als de aartsvaders zijn gaan fungeren van de Israëlieten. Vanwege dit verbond verkreeg Gods uitverkoren volk het Eretz Jisrael dat zich van de Nijl tot aan de Eufraat uitstrekte. 

https://nl.wikipedia.org/wiki/Thora 


Aangezien de joodse Oost-Europeanen die de eerste generatie kolonisten in Palestina vormden, voor het merendeel niet gelovig was, en zelfs neerkeken op de religie, ontbrak het hen aan een rechtvaardiging om ‘het heilige land’ te claimen, laat staan die etnisch te zuiveren. Maar toch bekleedden zij alle belangrijke posten in het bestuur van het land en zijn strijdkrachten, zeer tot de frustratie van Joodse Arabieren, die naderhand via allerlei machinaties uit het Midden-Oosten en de Maghreb naar Israel werden gehaald. Dankzij de religieuze Joden uit de Arabische wereld konden de joodse Europeanen achteraf de etnische zuivering van een groot deel van het voormalige Palestina voor zichzelf rechtvaardigen. Toch kijken de Asjkenazische joden uit Europa nog steeds neer op de Sefardische Joden uit de Arabische wereld, met hun andere culturele invloeden. In het begin moesten deze Joden zoveel mogelijk van hun Arabische cultuur afzweren, hun muziek mocht bijvoorbeeld geruime tijd niet op de nationale radiozenders ten gehore worden gebracht. Zij moesten ont-arabiseren via scholing en propaganda. Bovendien keek een hele generatie joodse Europeanen die eind negentiende, begin twintigste eeuw naar ‘het Beloofde Land’ waren vertrokken neer op de joden die de Holocaust hadden overleefd, en wel omdat die zich niet hadden verzet, maar zich gewillig tot slaven hadden laten degraderen, en dit notabene door allereerst de nauwelijks ontwikkelde Duitse onderkaste, afstammelingen van de ooit in ’berenvellen’ gehulde barbaren. Soortgelijke opvattingen en ressentimenten doen nog steeds in Israel opgang. 

In het ergste geval haatten de Jood en de Goj elkaar, in het beste geval stonden zij onverschillig tegenover elkaar. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Zionisten dermate handig gebruik gemaakt van de Holocaust dat de joods-Amerikaanse oud hoogleraar en auteur Norman Finkelstein eind twintigste eeuw zich genoodzaakt zag zijn boek The Holocaust Industry: Reflections on the Exploitation of Jewish Suffering (2000) te schrijven. Op zijn beurt verklaarde de prominente zionist Nahum Goldmann, 12 jaar lang president van de World Zionist Organization en oprichter van World Jewish Congress, al in 1981 over het gecultiveerde Joods-Israelische slachtofferschap: ‘De Holocaust gebruiken als een excuus voor het bombarderen is een soort “ontheiliging,” een banalisering van de onschendbare tragedie van de Holocaust, die niet misbruikt moet worden om een politiek twijfelachtig en moreel onverdedigbaar beleid te rechtvaardigen.’


Dat de Holocaust een banale industrie is geworden om het genocidale geweld van Israel te rechtvaardigen, valt tevens op te maken uit de opmerking van rabbijn Arnold Jacob Wolf, Hillel-bestuurder aan de Yale Universiteit: ‘Het komt mij voor dat de Holocaust wordt verkocht; in plaats van dat er onderwijs over wordt gegeven.’ In de inleiding van zijn ook in het Nederlands vertaalde De Holocaust-industrie schrijft Finkelstein:


‘Dit boek is een ontleding van en een aanklacht tegen de Holocaust-industrie. Op de hiernavolgende bladzijden zal ik betogen dat de ‘Holocaust’ een ideologische voorstelling is van de holocaust van de nazi’s. Net als de meeste andere ideologieën vertoont ze een, zij het vaag, verband met de werkelijkheid. De Holocaust is niet een arbitraire, maar eerder een intern  samenhangende constructie. De centrale dogma’s ervan ondersteunen significante politieke en klassenbelangen. De Holocaust is zonder meer een onmisbaar ideologisch wapen gebleken. Door het in stelling brengen heeft een van de meest geduchte militaire machten ter wereld (Israel. svh), met een verschrikkelijke staat van dienst wat de mensenrechten betreft, zich opgeworpen als een ‘slachtoffer-staat’; en evenzo heeft de meest succesvolle etnische groep (de joden. svh) in de Verenigde Staten zich de slachtoffer-status toegeëigend.’


Dit probleem manifesteert zich ruim driekwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog nog steeds en zelfs in extreme mate zoals de ongrondwettelijke verboden aantonen die anno 2024 zijn afgekondigd door de Groen-Linkse burgemeester Femke Halsema met betrekking tot de 4 mei Dodenherdenking.  Naar aanleiding hiervan meldde de NOS op dinsdag 30 april 2024:


Extra maatregelen Nationale Herdenking moeten ook afschrikken


Het aanscherpen van de maatregelen bij de Nationale Herdenking op de Dam in Amsterdam is geen garantie dat er geen ongeregeldheden zullen zijn, maar leidt er hopelijk wel toe dat mensen er toch van afzien om te protesteren. Dat zegt Jos Coumans, vicevoorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.


Eerder deze maand besloten de burgemeester van Amsterdam en de politie al dat het aantal toegestane aanwezigen zou worden gehalveerd van 20.000 naar 10.000. Ook zullen bezoekers bij aankomst worden gefouilleerd.


Het meenemen van vlaggen, T-shirts en andere uitingen die gebruikt kunnen worden om te demonstreren is verboden. Vanochtend werd bekend dat bezoekers zich online moeten aanmelden. Even na 19.00 uur waren alle kaarten gereserveerd.


Paniek voorkomen


‘De samenleving is vrij gespannen, onder andere door het conflict in de Gazastrook. Je ziet dat heel veel mensen daarmee bezig zijn en zich willen uiten,’ zegt Coumans. ‘Alleen: op de Dam zou dat eigenlijk iets zijn wat de veiligheid van de aanwezigen ernstig in gevaar brengt.’ 

https://nos.nl/artikel/2518764-extra-maatregelen-nationale-herdenking-moeten-ook-afschrikken



De commerciële zender BNR meldde al snel dat de opgeklopte afschrikkingshysterie was uitgemond in een typisch Nederlandse opportunisme, aangezien ‘een aantal landgenoten deze gratis kaarten tegen betaling’ hadden aangeboden ‘op Marktplaats,’ waaruit BNR concludeerde dat ‘Dit is wat Balkenende “de VOC-mentaliteit” zou noemen.’

GAZA.


Geen opmerkingen:

The Real Terror Network, Terrorism in Fact and Propaganda

De hypocriete suggestie dat het genocidale geweld tegen de Palestijnse bevolking in feite pas op 7 oktober 2023 begon, zoals de westerse mai...