woensdag 26 februari 2020

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 34


‘Mijn leven is voor een groot deel het leven met de krant, een vergroeiing,’ aldus de omschrijving die H.J.A. Hofland zichzelf ooit eens gaf. Deze 'vergroeiing' maakte een zo diepe in druk op Geert Mak dat hij dit citaat in 2011 gebruikte in zijn laudatio op Hofland, ter gelegenheid van het feit dat 'Henk' dat jaar de P.C. Hooft-prijs ontving. Mijn oude vriend Geert voegde hieraan een andere veelzeggende opmerking van Hofland toe:

Daarbij heb ik het geluk gehad dat ik in 1953 met deze broodwinning ben begonnen, een jaar waarin de wereld eenvoudig in elkaar zat en alles en iedereen de indruk wekte dat het eeuwig zo zou blijven. De krant van gisteren leek op die van morgen.

Ik had het zelf niet beter kunnen formuleren. Inderdaad ‘zat’ voor de naoorlogse ‘vriendenclub’ van Nederlandse mainstream-journalisten de ‘wereld eenvoudig in elkaar.’ Dat wil zeggen: tot de opkomst van Provo na midden jaren zestig gold het onwrikbare geloofsartikel dat ‘wij’ met onze NAVO het goede vertegenwoordigden, en de Russen met hun Warschau-Pact het ultieme kwaad. Zo ‘eenvoudig’ was dit dogma dat niemand van de ‘vrije pers’ dit truïsme destijds in twijfel trok. Zelfs niet nadat in 1962 de zogeheten Cuba Crisis in een nucleaire holocaust dreigde te eindigen. Geloof mag dan wel bergen verzetten, maar niet de waanzin van Hofland’s toenmalige ‘politiek-literaire elite’ in de polder. ‘Liever Dood dan Rood,’ was haar doorgaans onuitgesproken mening. Om hem als opiniemaker van de commerciële media goed te kunnen plaatsen dient de jonge lezer te beseffen dat de oorlogstijd voor de tiener Hofland chaotische jaren waren, waarin de macht geen gezag bezat, en jongeren een zekere anarchistische vrijheid kenden. Daar kwam een einde aan toen in 1945 de vrede uitbrak en het alles verstikkende regentendom de klok weer terugdraaide, door de vooroorlogse verzuiling te herstellen. Niks geen opwindende vernieuwing, maar een saaie restauratie. Het leek op de tijd na de Napoleontische oorlogen, waarover de auteur George Steiner in zijn boek In Bluebeard's castle: Some notes towards the redefinition of culture (1971) het volgende optekende:  

What I want to stress here is the fact that a corrosive ennui (alles aantastende verveling. svh) is as much an element of nineteenth-century culture as was the dynamic optimism of the positivist and the Whig (de conservatief. svh). It was not only, in Eliot's arresting phrase, the souls of housemaids that were damp (neerslachtig. svh). A kind of marsh gas of boredom and vacuity (zinloosheid. svh) thickened at crucial nerve-ends of social and intellectual life… To me the most haunting, prophetic outcry of the nineteenth century is Théophile Gautier's ‘plutôt la barbarie que l’ennui!' (liever barbaars dan verveeld. svh). If we can come to understand the sources of that perverse longing, of that itch for chaos, we will be nearer to an understanding of our own state and of the relations of our condition to the accusing ideal of the past.

Datzelfde gevoel van ‘ennui’ moet de jonge Hofland hebben gevoeld, als we uitgaan van het feit dat hij na 5 mei 1945 het plan had ‘soldaat te worden’ om ‘tegen de Japanners te vechten,’  een voornemen dat ‘door zijn vader verijdeld,’ werd. ‘In plaats daarvan vertrok Hofland in 1946 naar Nijenrode,’ een in 1946 opgericht particulier initiatief van onder andere ‘KLM, Shell, Unilever, Philips en Akzo’ om onderwijs te geven in de activiteiten van ‘het (internationale) bedrijfsleven.’ Hoewel zijn vader, zelf ‘directeur van de Steenkolen Handels Vereeniging,’ het ‘een goed idee,’ leek om hem een gedegen kapitalistische scholing te bezorgen, vond Henk: 

het ‘een stom schooltje.’ Hij heeft het doctoraal nooit gehaald. Wel kon hij daar de banden met zijn jeugdvriend Willem Oltmans aanhalen.

Maar typerend genoeg voor Hofland’s houding, kwam aan:

die vriendschap in januari 1972 een abrupt einde. Tijdens een feestje bij Oltmans waren naast Hofland en anderen ook Sovjet-diplomaten aanwezig. De eveneens aanwezige Telegraaf-journalist Peter Zonneveld (door Hofland meegenomen. svh) schoot foto's met een verborgen camera en bracht daarmee, gelet op de gespannen Oost-West verhoudingen van destijds, Oltmans' journalistieke integriteit in diskrediet… De door De Telegraaf gepubliceerde foto's (waarvoor de krant overigens werd veroordeeld op grond van de Wet op de Privé-sfeer) deden veel stof opwaaien… 
   
Het verraden van zijn ‘vriend,’ de kosmopoliet Oltmans, die in Nederland met scheve ogen aangekeken werd vanwege zijn wijd vertakte contacten, demonstreert hoe diep Hofland’s haat tegen de Russen was en bleef. Tezamen met zijn dédain voor ‘het gewone volk’ typeerden deze twee rancunes zijn mens- en wereldbeeld. De toenmalige libertaire hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, Martin van Amerongen, vroeg zich anno 1996 in een geschreven portret van H.J.A. dan ook af: ‘Maar waar komt toch die agressiviteit vandaan?’ Van Amerongen schreef in dit verband:

Tussen zijn regels door schemert een merkwaardig, moeilijk te verklaren soort agressiviteit. In dezelfde Podiumbijdrage (waarin Hofland onder andere liet weten: 'Ik ben negatief op de manier van mijn kat, die een maagkwaal heeft en die geen enkele andere kat in haar omgeving duldt.’ svh’) dertig jaar geleden, stelt hij zich met een waterpistool op bij de ingang van de Grote Club en vuurt 'op het kruis van degenen die binnengaan.’ Noem het maatschappijkritiek. De toenmalige sociëteit was in die tijd de broedplaats van de autoriteit bij uitstek: de hoofdstedelijke bourgeois. Zes jaar later verving Hofland, in metaforische zin, het waterpistool voor een revolver. 'Dit alles niet om bij een eventuele aanval op mijn bezittingen strijdend ten onder te gaan, maar alleen om het gevoel te verzachten dat ik volkomen weerloos in een roofdierenpark rondliep.’ Inmiddels zijn waterpistool en revolver door niet minder dan een machinegeweer opgevolgd teneinde de diverse 'smeerlapperijen’ te wreken. 'Vroeg of laat komen de daders in het vizier… en dan begint dat ding te ratelen dat het een lieve lust is.’

Maar op wie vuurt Hofland eigenlijk, de man die in de publicitaire praktijk eerder geneigd is zijn licht onder de korenmaat te steken? Op een enkel trapje na, bijvoorbeeld in de richting van de 'stiekemerd’ Michael Zeeman, een kwalificatie die trouwens dateert uit de tijd dat Zeeman nog niet tot chef-kunst van de Volkskrant was geavanceerd.

In elk geval schoot Hofland zeker niet op zijn broodheren, waar hij zo afhankelijk van was. Hij vuurde wel op intellectuelen die hem corrigeerden. Hoe kleinzielig en provinciaals het rolmodel van mijn generatie mainstream-journalisten was, blijkt uit Van Amerongen’s portret van de grijze eminentie:

Ja, Hofland heeft een authentiek bête noire. Dat is Bart Tromp, hoogleraar, PvdA-ideoloog en Parool-columnist. Inhoudelijk is het conflict niet bijster interessant, uiterlijk zegt het conflict veel over Hoflands extreme lichtgeraaktheid en over de wijze waarop onmiddellijk de diverse pluimstrijkers zich om hem heen groeperen op het moment dat iemand oppert dat ook Hofland niet altijd de wijsheid in pacht heeft.

De veenbrand brak uit toen Tromp in Het Parool een kritische recensie over Hoflands bundel ‘Orde bestaat niet’ (1986) schreef. Daarin doet Hofland onder meer verslag van een bezoek aan het massagraf Babi Yar, bij Kiev. Tromp was verbaasd over het feit dat de zo belezen reiziger blijkbaar niet wist dat het voornamelijk Russische joden waren die hier zijn vermoord en trok uit deze omissie de conclusie dat Hofland het beroemde gedicht van Jevtoesjenko noch Sjostakovitsj’ Dertiende Symfonie kent. Schuimende woede van gene zijde. Ooit was Tromp 'iemand die in de rangorde der vrienden ergens in de subtop zat.’ Nu werd hij door Hofland, corresponderend met Jean-Paul Franssen, gedegradeerd tot een rat en dus 'op de zwarte lijst gezet.’

Het conflict escaleerde na de publicatie van Hoflands reisreportage over het socialistische Cuba. Tromp sprak (in Maatstaf) over 'precieuze schoonschrijverij,’ veel 'mijmeringen en gevoelens’ en een andermaal vrijmoedige omgang met de feiten. Prachtig, die overpeinzingen in Hemingsway’s Cubaanse villa Finea Virgia. Jammer dat de auteur zich, anders dan Hofland meende, niet nabij Havanna, maar in Ketchum (Idaho) voor zijn kop heeft geschoten. Het was, zei Tromp, vergelijkbaar met Hoflands eerder begane blunder te Babi Yar. In een poging tot weerwoord bewees Hofland voornamelijk andermaal geen ongelijk te kunnen incasseren. Hij sprak met loodzwaar sarcasme over 'Prof. Columnist Voorzitter Lid Bart Tromp’ en noemde hem dit keer een jakhals, een krokodil, een lasteraar, een leugenaar en een baantjesjager. De naam Hemingway komt in Hoflands weerwoord niet voor en wat Babi Yar betreft… 'Ik had er mijn reden voor het zo op te schrijven als ik in eerste aanleg had gedaan.’ Het was allemaal niet erg sterk, beter gezegd, het oogde voornamelijk machteloos en lichtgeraakt.

Ondertussen zagen de pluimstrijkers met afgrijzen hoe iemand het waagde zijn smerige vingers aan de 'onhaalbare standaard in de journalistiek’ af te vegen. Een der opper-pluimstrijkers bracht een soort samenvatting van de discussie naar HP/De Tijd. Tromp werd 'de schoonheidsprijs’ onthouden. Hoflands reportage was daarentegen 'allesbehalve clichématig.’ Blijft het feit dat er bij Babi Yar joden zijn doodgeschoten en dat Hemingway zich niet nabij Havanna, maar te Idaho een kogel door zijn hoofd heeft gejaagd. Tja. 'Tromp raakt hier een gevoelig punt,’ erkent de compilator met stroeve mond. 'Hofland vertrouwt liever op zijn geheugen dan dat hij in de archieven afdaalt, ook al omdat hij ervan uitgaat dat de gemiddelde lezer nog slechter gedocumenteerd is. Hofland redt zich in eerste en laatste instantie altijd door zijn stijl.’

Hofland kan zijn beschermer dus onmogelijk erg dankbaar zijn geweest. Eigen schuld, dan had hij zich maar niet de béate (zaligmakende. svh) bewondering moeten laten aanleunen van die twijfelachtige elementen die hij in het cafe toestaat zijn jenever te betalen.


De onvolprezen journalist Martin van Amerongen.

Maar omdat in een klein land onder de zogeheten ‘politiek-literaire elite’ een sterk verlangen heerst naar helden, liet de regelmatig dwaze Hofland zich met alle plezier op het schild heffen om te worden rond geparadeerd door zijn bewonderaars. Bovendien wees de erudiete Martin van Amerongen terecht op het volgende aspect van de door coöptatie gekozen leden van deze ‘elite’:  

het is een feit dat zij allemaal bij elkaar over de vloer komen, met alle inteeltverschijnselen van dien. Dat heeft tot gevolg dat een man als H. J. A. Hofland niet functioneert als het geweten van de vaderlandse journalistiek, het geweten dat hij feitelijk zou moeten zijn. Het is niet alleen een kwestie van een zeker gebrek aan strijdbaarheid zijnerzijds, het is ook het besef dat je, geweten zijnde, zeker weet dat je de man waarvoor je op donderdag een 'proces-verbaal’ (een typische Hoflandterm) hebt uitgeschreven, op vrijdag tegenkomt op de sociëteit Arti et Amicitiae. Daar moet je tegen kunnen. Hofland kan dat niet. Daarom houdt hij zich altijd in de coulissen schuil als journalistiek en/of boekenschrijvend Nederland weer eens door een affaire of affairetje wordt geteisterd. 

Het kan ook geen verbazing wekken dat Hofland en zijn vriendenkring nooit enig aanzien genoten in het buitenland. Frederik Hermans, die naar Parijs uitweek om aan de kleinburgerlijkheid van Nederland te ontsnappen, merkte over Hofland op: ‘Die praat met iedereen mee. Vreselijk gênant. Als hij wat meer zelfrespect had gehad, had hij een belangrijk schrijver kunnen worden. Dat vind ik zó droevig.’

Maar juist een onafhankelijke geest kan de ‘politiek-literaire elite’ in een  klein kikkerland  zich niet permitteren. Daarvoor is deze ‘elite’ te afhankelijk van elkaar, niet alleen financieel, maar vooral qua aanzien. Ook al zou zij groots en meeslepend willen leven, dan nog worden haar handelingen en opvattingen belemmerd door de noodzaak de politieke en economische elite te paaien. Alleen de financieel onafhankelijken kunnen vrij zijn in het kapitalistische Nederland. Een paar verkeerde columns en men wordt namelijk gemarginaliseerd. De intense onderhuidse vrees van de polderpers is slachtoffer te worden van een schervengericht. In NRC Handelsblad van 26 mei 1995 wees de beste ‘Nederlandse journalist van de twintigste eeuw' onder de kop ‘De elite verongelukt’ zijn collega’s er nog eens op dat:  

Wie in de krant schrijft zich tot de publieke opinie [richt]. Op die manier oefent hij al macht uit. Zo is het nu eenmaal, ook in Nederland waar 'machtsuitoefening' in kringen van schrijvers dikwijls als een onfatsoenlijke bezigheid wordt beschouwd.

Tegelijkertijd wist niemand beter dan H.J.A. Hofland zelf dat tien jaar eerder Milan Kundera had gewaarschuwd dat de ‘massamedia’ door hun opzet en doel, namelijk winst maken, onvermijdelijk in de kitsch vastlopen, waarbij het:

woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen.

En dat:

Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch [is] en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.

Hofland’s kitsch is allereerst keurig verpakt in zijn stijl, zijn columns lezen in enkele minuten lekker weg, maar brengen de lezer niet op diepere gedachten. Hetzelfde geldt voor de inhoud van zijn opinies, er ontbreekt een bredere context aan. Ik bedoel: welke diepzinnige gedachten worden opgewekt wanneer het grote voorbeeld van de polderpers in paniek stelt dat ‘[s]inds het einde van Koude Oorlog het Westen niet zo vol van onzekerheden [is] geweest’ en dit ‘gevolgen [heeft] voor de strijdbaarheid van de massa’s’? Of dat ‘[z]owel in West-Europa als in Amerika bij een zeer groot deel van het publiek de vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust [zijn] verloren gegaan.’ Zelfs als dit allemaal waar zou zijn, dan nog blijft de vraag: wat wilde de hoogbejaarde hiermee zeggen? Bovendien: heeft de ‘strijdbaarheid van de massa’s’ tijdens de twintigste eeuw tot iets anders geleid dan dood en vernietiging? Waarom moet de mensheid in een wereld vol massavernietigingswapens een kennelijk voorbeeldige ‘vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust’ koesteren? Wat kan de postmoderne mens doen met de bewering dat een ‘indirect resultaat van de voortdurende crisis in het Midden-Oosten is dat in West-Europa een populistisch alarmisme wortel heeft geschoten’

Wat is de context van waaruit Hofland schreef? ‘Den totalen Krieg’ met massavernietingswapens? Het ‘einde van de geschiedenis’ door een nucleaire holocaust? Vanwaar de mateloze bewondering onder Nederlandse journalisten voor een dergelijke patserige mentaliteit? Waarom wilde Hofland, volgens eigen zeggen, ‘op die manier [macht]’ uitoefenen? Gezien de gruwelijke consequenties van zijn verlangen naar grootschalig geweld hadden zijn bewonderaars hem de vraag moeten stellen waarom het voor hem zo stuitend was dat ‘machtuitoefening in kringen van schrijvers dikwijls als een onfatsoenlijke bezigheid wordt beschouwd’? Zijn martiaal klinkende taal maakte zo’n diepe indruk op onder andere de Nederlandse journalist/auteur Frank Westerman dat die in mateloze bewondering schreef: 

Als collega-redacteur bij NRC Handelsblad mocht ik Henk zeggen, maar ik durfde hem domweg niet aan te spreken. Twee turven hoog, en toch zoveel autoriteit! Wat me weerhield was geen vrees, maar ontzag. 

Om een handtekening heb ik nooit durven vragen. Hoe zou ik dat moeten aanpakken — met een klop op de deur van zijn schrijfkamertje aan de Paleisstraat in Amsterdam, waar de beroemde sofa stond waarop hij zijn middagtukjes deed (power naps avant la lettre)?

In plaats daarvan zag ik mijn kans schoon toen ik in 1996 op reportage mocht naar New York. Uit eerbetoon en nieuwsgierigheid, niets dan dat, liep ik van het Empire State Building naar Hoflands tweede huis: het Chelsea Hotel. Rode baksteen. Merkwaardige balkonnetjes. Shabbiness (sjofel. svh). Maar ook: een tijdloze lobby met hout en glas, versleten vloerkleden, kraakverse exemplaren van The New York Times. Ik nam plaats in een van de zetels, opgaand in het filmdecor om me heen, en niet omdat Allen Ginsberg of Arthur Miller hier ooit zaten. Maar gewoon om me voor even Hofland te wanen. 

Tja, ‘zoveel autoriteit!’ met uitroepteken dat de sycofant Frank Westerman zijn collega ‘niet [durfde] aan te spreken’ om ‘een handtekening’ te ‘vragen.’ Dit ‘ontzag’ is deels toe te schrijven aan Westerman’s Drentse achtergrond, waarbij bewondering voor en weerzin tegen de randstedeling kenmerkende aspecten zijn. Het lukt een Drent nooit helemaal het provincialisme van zich af te schudden, zo blijkt tevens wanneer Westerman plaats neemt op ‘een van de zetels,’ om zich ‘voor even Hofland te wanen,’ in zijn ogen toen de grootste nog levende opiniemaker in het piepkleine land. In Frank’s beleving waren Amerikanen als de wereldberoemde dichter Ginsberg en de al even fameuze toneelschrijver Miller van een beduidend mindere orde. Ziehier de taaie kleinburgerlijke mentaliteit van de Hollandse ‘politiek-literaire elite.’ 

De vernieuwingsgolf van de jaren zestig en zeventig zijn definitief geschiedenis, opnieuw leeft de Nederlander in een verstikkend bestel, waarin de traditionele gezagsverhoudingen lijken te zijn teruggekeerd. Een elite van nieuwe rijken en opportunistische politici waant zich, zolang het duurt, oppermachtig. Een journalist die zijn collega niet de hand durft te schudden, handelt natuurlijk niet als een journalist, maar als een knecht. Westerman’s houding ten opzichte van een ‘twee turven hoge autoriteit’ is exemplarisch voor de polderpers wanneer zij te maken krijgt met het gezag, zoals de alles behalve kritische benadering van de MH17-affaire opnieuw aantoont. Als in een geconditioneerd reflex, en zonder enig bewijs, stond voor de mainstream-pers vanaf het allereerste begin vast dat de Russen het gedaan hadden. Onder de kop ‘De positie van Pieter Omtzigt is onhoudbaar geworden’ was de openingszin in het Commentaar van NRC Handelsblad op 13 november 2017:

Het gebeurt niet vaak dat er vragen zijn over het Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA). Meestal gaat het om vragen ván Pieter Omtzigt. Vragen over van alles: pensioenen, de euro, belastingen, sociale zekerheid, Turkije, Rusland. Omtzigt is een alleseter. Bovendien iemand die geen genoegen neemt met het in Den Haag veel gehanteerde ‘kir-antwoord’: ‘kluitje in het riet.’

Deze kritische houding van een volksvertegenwoordiger zat de NRC dwars, zoals duidelijk werd uit het ‘Commentaar,’ waarin de ‘NRC zijn mening [geeft] over belangrijke nieuwsfeiten,’ en de ‘commentatoren deze artikelen [schrijven] in samenspraak met de hoofdredactie.’ Volgens de uitgesproken anti-Russische NRC Handelsblad was Kamerlid Pieter Omzigt niet ‘prudent’ geweest met betrekking tot zijn kritische vragen over de MH17-zaak, en wel omdat: 

het kwesties betreft die de nabestaanden rechtstreeks raken. Op dit laatste punt heeft Omtzigt gefaald. Hij heeft zich niet alleen laten meeslepen door degenen die complottheorieën rond de werkelijke aanslagplegers koesteren, hij heeft er ook voeding aan gegeven.
Hoe nu verder?

Wel, de NRC stelt:

Omtzigts positie kan niet los worden gezien van de minimale meerderheid waarover de pas net begonnen coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie beschikt. Rutte 3 kan zich geen uit-de-boot-vallers veroorloven. Zo bezien is het Kamerlidmaatschap van Omtzigt haast onaantastbaar.

Maar dit neemt niet weg dat een volksvertegenwoordiger die in een uiterst gevoelige kwestie als de MH17 aantoonbaar desinformatie verspreidt nauwelijks is te handhaven.

Kortom, vanwege ‘de nabestaanden’ en de NRC-bewering dat Omtzigt ‘aantoonbare desinformatie verspreidt’ mogen volksvertegenwoordigers geen kritische vragen meer stellen over het controversiële MH17-onderzoek, vragen als:

Waar zijn de Oekraïense radarbeelden, en waarom veranderde Kiev het verhaal van 'radar stond uit' naar 'radarpost was kapotgeschoten'? Waar zijn de Amerikaanse beelden, want John Kerry zei toch kort na MH17 al dat de Amerikanen de baan van de raket op beeld hebben (‘We saw the trajectory’)? Er zijn geen andere vliegrampen bekend waar geen radarbeelden van zijn. Waarom censureerde VVD'er Tjibbe Joustra zinnen uit het OVV-rapport (Onderzoeksraad voor Veiligheid. svh)? En ook een hele belangrijke: Waarom verzweeg Rutte II een Kiev-briefing die op diverse ministeriële bureaus lag, en waarin het luchtruim-gevaar boven Oekraïne bekend werd gemaakt? De OVV kreeg die briefing pas van Rutte NADAT onderzoeksjournalisten van Argos Radio het bestaan en de inhoud ervan boven water haalden. Het enige Kamerlid dat zich niet aflatend in dit soort rationele en feitelijke kritiek vastbeet (Omtzigt. svh), wordt nu onder luid gejuich van de VVD kapot geschreven door Heck & Kouwenhoven (van de NRC. svh).

De man die de euvele moed had dergelijke vragen wel te stellen diende van het politieke toneel te verdwijnen, aldus de NRC, de ‘kwaliteitskrant,’ die volgens Hofland ‘het product’ is ‘van een vriendenclub,’ en één van de redacties die, aldus de opportunistische 'Henk,' behoren tot de ‘media instituten waar honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt.’

Dat deze opvatting niet alleen door serieuze wetenschappelijke onderzoeken in onder andere de Angelsaksische wereld is weerlegd, maar tevens dagelijks merkbaar is, blijft alleen bij de journalistieke ‘vriendenclub’ in Nederland onbekend. Dit verklaart misschien het feit dat Bas Heijne, jarenlang de gelauwerde columnist van de NRC, al vier dagen na het neerstorten van de MH17 in juli 2014 zonder enige reserve tot de conclusie kwam dat de Russen de schuldigen waren van ‘[d]e terreurdaad met het vliegtuig van Malaysia Airlines' en dat daarom 'het moment' was aangebroken 'voor Nederland om eens te stoppen met zijn knuffelhouding tegenover Rusland,’ terwijl hij over geen enkel bewijs beschikte wie de daders zouden kunnen zijn. Maar omdat de hetze tegen ‘Poetin’ in de Nederlandse media al ruimschoots vóór het neerstorten van de MH17 was begonnen, blies ook Heijne braaf zijn partijtje mee, en eiste hij als opiniemaker op krijgshaftige toon dat in Den Haag ogenblikkelijk stappen tegen Rusland moesten worden genomen, desnoods in samenwerking met de NAVO, zo suggereerde hij. Gespeend van enige rationele distantie bespeelde hij ook toen in een staat van grote opwinding de anti-Russische ressentimenten door te stellen: 

Nederland is een klein land, dus de afschuwelijke dood van 193 landgenoten bij de aanslag op vlucht MH17 zal jarenlang zijn weerslag hebben in de Nederlandse samenleving, misschien wel heel veel jaren. Zo veel mensen staan in een directe relatie met de slachtoffers of hun familieleden; een aantal vrienden van mij hebben een goede vriend of kennis verloren. De afgelopen dagen vulden de sociale media zich met uitroepen van ongeloof, rauw verdriet en hartverscheurende getuigenissen van verlies, vriendschap en liefde. Dit is een nationale tragedie. 

Toch klonk de eerste reactie van de regering op deze terreurdaad erg voorzichtig of zelfs vreemd gedempt. De minister-president weigerde zich te laten verleiden tot speculaties over de daders en sprak slechts van een reusachtige ‘ramp.’ Eerst moesten alle feiten bekend zijn, sprak hij — in zijn geval een bekend refrein.
https://www.nrc.nl/nieuws/2014/07/22/tijd-dat-nederland-stopt-met-het-knuffelen-van-rus-1403399-a46987



Ook de journalist Bas Heijne, werd vanwege zijn regelmatig opgewonden opinies beloond met een  P.C. Hooftprijs-beeldje.


Voor de NRC hoeven niet ‘eerst alle feiten bekend’ te zijn, om een veroordeling uit te spreken die verstrekkende en gevaarlijke consequenties kan hebben. De krant functioneerde tegelijkertijd als rechercheur, officier van justitie en rechter, en oordeelt niet op grond van de feiten, maar op die van de eigen sentimenten, in dit geval de angst en haat voor ‘de Russen.’ Dit is tevens de voornaamste reden waarom de Nederlandse massamedia verzwegen dat Henry Kissinger, één van de best ingevoerde geo-politici ter wereld, in 2015 ervoor waarschuwde dat al onder Obama ‘Breaking Russia has become an objective,’ van de beleidsbepalers in Washington. Met betrekking tot Oekraïne zette Kissinger als oud National Security Adviser en voormalig minister van Buitenlandse Zaken uiteen dat:  

If we treat Russia seriously as a great power, we need at an early stage to determine whether their concerns can be reconciled with our necessities. We should explore the possibilities of a status of nonmilitary grouping on the territory between Russia and the existing frontiers of NATO.

NRC Handelsblad doet doorgaans in dit soort belangrijke affaires niet aan wederhoor, maar belicht alleen de westerse visie. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Vlaamse krant De Morgen, die op 24 augustus 2015 berichtte: 'Henry Kissinger: “Oorzaak crisis Oekraïne ligt volledig bij EU”.’ De activistische journalistiek van de polderpers heeft ertoe geleid dat de Nederland bevolking één van de meest russofobe landen ter wereld is. Desondanks beweerde Bas Heijne in zijn verzamelbundel Hoe Hollands Wil Je Het Hebben (2018), ins Blaue hinein: ‘De waarheid is dat steeds meer mensen gewoon Poetin willen,’ om, met een zekerheid waarop Hofland jaloers zou zijn geweest te eindigen met de manmoedige woorden:

Poetins trollen doen hun best de verdeeldheid aan te jagen, daar is geen twijfel over, maar de verdeeldheid, het gebrek aan standvastigheid is er al. Het is ons probleem. 

Zelf ben ik ook voor behoedzaamheid, maar ook voor vasthoudendheid. Onderzoek laat steeds opnieuw zien dat in westerse landen steeds minder mensen bereid zijn te strijden voor het behoud van democratie, voor de waarden en principes waarop onze samenleving rust. Onze zwakte is Poetins kracht. 

Voor de modale half-geïnformeerde NRC-lezer mag deze anti-Russische quatsch allemaal buitengewoon bedreigend klinken, maar wie de moeite neemt de zaak serieus te bestuderen, stuit al snel op feiten die juist het tegenovergestelde aantonen. Zo schreef de Britse herinnerde 32-jarige journalist Owen Jones in The Guardian van 5 januari 2017 de lezers eraan dat:  

one cannot understand US-Russian relations today without acknowledging America’s role in the internal affairs of its defeated cold war foe. As Stephen Cohen (prominente Amerikaanse hoogleraar. svh) puts it, after the collapse of the Soviet Union, the approach of US advisers ‘was nothing less than missionary — a virtual crusade to transform post-communist Russia into some facsimile (replica. svh) of the American democratic and capitalist system.’ 

As soon as Bill Clinton assumed the White House in 1993, his experts discussed ‘formulating a policy of American tutelage,’ including unabashed partisan support for President Boris Yeltsin. ‘Political missionaries and evangelists, usually called “advisers,” spread across Russia in the early and mid-1990s,’ notes Cohen: many were funded by the US government. Zbigniew Brzezinski, the former national security adviser, talked of Russia ‘increasingly passing into de facto western receivership (onder curatele. svh).’

The results were, to put it mildly, disastrous. Between 1990 and 1994, life expectancy for Russian men and women fell from 64 and 74 years respectively to 58 and 71 years. The surge in mortality was ‘beyond the peacetime experience of industrialized countries.’ While it was boom time for the new oligarchs, poverty and unemployment surged; prices were hiked dramatically; communities were devastated by deindustrialisation; and social protections were stripped away.

To the horror of the west, Yeltsin’s popularity nosedived to the point where a communist triumph in the 1996 presidential elections could not be ruled out. Yeltsin turned to the oligarchs, using their vast resources to run an unscrupulous campaign…

In the run-up to the election, Russia was granted a huge US-backed IMF loan that — as the New York Times noted at the time — was ‘expected to be helpful to President Boris N Yeltsin in the presidential election.’

Yeltsin relied on US political strategists — including a former aide to Bill Clinton — who had a direct line back to the White House. When Yeltsin eventually won, the cover of Time magazine was 'Yanks to the rescue: The secret story of how American advisers helped Yeltsin win.’

Without the chaos and deprivations of the US-backed Yeltsin era, Putinism would surely not have established itself. But it’s not just Russia by any means, for the record of US intervention in the internal affairs of foreign democracies is extensive.

Maar deze feiten zal men zelden tot nooit in de Nederlandse massamedia aantreffen. Wie het taboe op deze informatie schendt wordt op den duur gemarginaliseerd, en/of voor complotdenker uitgemaakt. Dit soort informatie kan men daarentegen wel vernemen in The Guardian en New Statesman, en The Independent, publicaties waarvoor Owen Jones schrijft. Wat de polderpers tevens verzwijgt, is dat de NAVO juist de Russische Federatie bedreigt door haar militaire bases steeds verder oostwaarts uit te breiden, zodat de Russische Federatie nu geheel omsingeld is door het westerse bondgenootschap, terwijl intussen het aantal lidstaten, sinds de val van de Sovjet-Unie en het ontbinden van het Warschau Pact, van 16 naar 29 is uitgebreid. Bovendien spenderen de 29 NAVO-lidstaten tezamen ruim 13 keer meer dan Rusland. De ‘rechtvaardiging’ van al deze oorlogsvoorbereidingen is dat na de eerste Koude Oorlog het doel van de NAVO is verschoven:

from defending common territory to defending the common interests of Alliance members. As an alliance of interests, NATO would be the vehicle of choice to address threats to these shared interests,’

waarbij de ‘gedeelde belangen’ in de eerste plaats de gewelddadige bescherming en verovering van grondstoffen en markten is om het globalisme van de neoliberale elite in stand te kunnen houden. Zodra ‘these shared interests’ worden bedreigd dan heeft de rijke wereld de NAVO tot zijn beschikking. Dat is één van de twee belangrijkste redenen waarom ‘the Atlantic Alliance survived and, at times, thrived in the decade since the disappearance of the Soviet threat robbed NATO of its main raison d’être,’ aldus de conservatieve Amerikaanse denktank The Brookings Institution. In feite is de dreiging van de Sovjet Unie nooit ‘de belangrijkste raison d’être’ geweest, zeker niet in 1949 toen de NAVO werd opgericht, dus op moment dat het Europese segment van de Sovjet Unie grotendeels verwoest was, en het Sovjet-rijk meer dan 25 miljoen doden telde als gevolg van de strijd tegen de nazi’s en fascisten. Er bestaat onder veelgezaghebbende historici de consensus dat zonder de Sovjet opofferingen Europa in 1945 niet bevrijd had kunnen worden. The Washington Post berichtte op 8 mei 2015 onder de kop ‘Don’t forget how the Soviet Union saved the world from Hitler’ dat:

In the Western popular imagination — particularly the American one  — World War II is a conflict we won. It was fought on the beaches of Normandy and Iwo Jima, through the rubble of recaptured French towns and capped by sepia-toned scenes of joy and young love in New York. It was a victory shaped by the steeliness of Gen. Dwight D. Eisenhower, the moral fiber of British Prime Minister Winston Churchill, and the awesome power of an atomic bomb.

But that narrative shifts dramatically when you go to Russia, where World War II is called the Great Patriotic War and is remembered in a vastly different light.

On May 9, Russian President Vladimir Putin will play host to one of Moscow's largest ever military parades to mark the 70th anniversary of the Soviet Union's victory over Nazi Germany. More than 16,000 troops will participate, as well 140 aircraft and 190 armored vehicles, including the debut of Russia's brand new next-generation tank.

It's a grand moment, but few of the world's major leaders will be in attendance. The heads of state of India and China will look on, but not many among their Western counterparts. That is a reflection of the tense geopolitical present… the current tensions obscure the scale of what's being commemorated: Starting in 1941, the Soviet Union bore the brunt of the Nazi war machine and played perhaps the most important role in the Allies' defeat of Hitler. By one calculation, for every single American soldier killed fighting the Germans, 80 Soviet soldiers died doing the same…

The Red Army was ‘the main engine of Nazism’s destruction,’ writes British historian and journalist Max Hastings in ‘Inferno: The World at War, 1939-1945.’ The Soviet Union paid the harshest price: though the numbers are not exact, an estimated 26 million Soviet citizens died during World War II, including as many as 11 million soldiers. At the same time, the Germans suffered three-quarters of their wartime losses fighting the Red Army.

‘It was the Western Allies’ extreme good fortune that the Russians, and not themselves, paid almost the entire “butcher’s bill” for [defeating Nazi Germany], accepting 95 per cent of the military casualties of the three major powers of the Grand Alliance,’ writes Hastings.

The epic battles that eventually rolled back the Nazi advance — the brutal winter siege of Stalingrad, the clash of thousands of armored vehicles at Kursk (the biggest tank battle in history) — had no parallel on the Western Front, where the Nazis committed fewer military assets. The savagery on display was also of a different degree than that experienced farther west.


Hitler viewed much of what's now Eastern Europe as a site for ‘Lebensraum’ — living space for an expanding German empire and race. What that entailed was the horrifying, systematic attempt to depopulate whole swaths of the continent. This included the wholesale massacre of millions of European Jews, the majority of whom lived outside Germany's pre-war borders to the east. But millions of others were also killed, abused, dispossessed of their lands and left to starve.

‘The Holocaust overshadows German plans that envisioned even more killing. Hitler wanted not only to eradicate the Jews; he wanted also to destroy Poland and the Soviet Union as states, exterminate their ruling classes, and kill tens of millions of Slavs,’ writes historian Timothy Snyder in ‘Bloodlands: Europe between Hitler and Stalin.’

By 1943, the Soviet Union had already lost some 5 million soldiers and two-thirds of its industrial capacity to the Nazi advance. That it was yet able to turn back the German invasion is testament to the courage of the Soviet war effort. But it came at a shocking price.

In his memoirs, Eisenhower was appalled by the extent of the carnage:

When we flew into Russia, in 1945, I did not see a house standing between the western borders of the country and the area around Moscow. Through this overrun region, Marshal Zhukov told me, so many numbers of women, children and old men had been killed that the Russian Government would never be able to estimate the total,

hetgeen de auteur van het artikel in The Washington Post tot de conclusie voert dat ‘we shouldn't forget how the Soviets won World War II in Europe.’

Volgens het Brookings Instituut is één  van de belangrijke redenen dat de NAVO na de val van de Sovjet Unie niet werd opgeheven het feit dat toen deze militaire organisatie werd opgericht:

the basis was laid for a large bureaucracy, staffed by many thousands of people dedicated to the organization and its mission. While old soldiers may fade away, large organizations rarely do. After initially resisting the need to change, the NATO bureaucracy responded, like all such bureaucracies, by seeking to adapt its mission and structure in a manner relevant to its new environment. On the military side, internal adaptation has taken the form of a streamlined and more flexible command structure capable of deploying military forces rapidly and over greater distances than was the case during the cold war. Politically, the Alliance has sought new missions to retain its relevance — from peacekeeping to countering the proliferation of weapons of mass destruction (WMD). In the process, NATO has not only survived but been transformed into a politico-military entity that differs in many significant ways from the organization that stood ready to meet a Warsaw Pact tank assault…

Met andere woorden: de belangrijkste drijfveer van elke organisatie, waar dan ook, is uiteindelijk haar eigen overleving. Dat geldt zeker voor het westers militair-industrieel complex dat ontelbare miljarden verslindt, hetgeen ten koste gaat van onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, uitkeringen, cultuur, het milieu, de toekomst van de komende generaties, etcetera. Als bij gebrek aan een vijand er geen rechtvaardiging bestaat, dan wordt een vijand gecreëerd en, in dit geval, een nieuwe Koude Oorlog, met steun van de mainstream-media en gecorrumpeerde opiniemakers als Geert Mak, Hubert Smeets, Bas Heijne, Frank Westerman, en Ian Buruma, zoals ik met talloze voorbeelden heb proberen duidelijk te maken. Veelzeggen is tevens dat:  

Both NATO and the EU share common strategic interests as well as a broad approach to stability and security encompassing political, economic, social and environmental aspects, along with the defence dimension.

Die ‘gemeenschappelijke strategische belangen’ van de NAVO en de EU zijn vanzelfsprekend het beschermen van de grondstoffen en markten, die de neoliberale elite dermate rijk hebben gemaakt dat nu 26 individuen evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen. Binnen deze context wordt duidelijk wat wijlen Henk Hofland bedoelde toen hij in De Groene Amsterdammer van 20 maart 2009, onder de kop ‘De toekomst van bedrukt papier,’ met grote stelligheid verkondigde:

Een natie kan niet zonder een politiek-literaire elite, zoals ze ook niet kan zonder een medische elite, een juridische elite of een elite van ingenieurs.



Meer over deze ‘elite’ de volgende keer. 





Geen opmerkingen:

'Because I am a Jew and I'm your Boss'

  https://x.com/Kahlissee/status/1871564309970760177 Khalissee @Kahlissee Police: “Why do you refuse to leave?” Man: “Because I'm a Je...