woensdag 23 oktober 2019

De Zionistische Meute 32

Nederland is geen land met een specifiek eigen karakter, eigen verantwoordelijkheden, eigen normen en waarden, een functionerend parlement, eigen intellectuelen. Nederland is een neoliberale organisatie, in dienst van de machtigen, een amateur-land, waarvan  het establishment een mainstream-opiniemaker als Ian Buruma in 2008 met de Erasmusprijs beloonde, vanwege diens ‘kosmopolitische’ uitspraken als dat ‘we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable,’ vanwege het plegen van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en zelfs genocide. Ziedaar de hedendaagse Lof der Zotheid van een financieel, politiek, militair en moreel failliete ordening. ‘Wij’ Europeanen moeten een deel van het Amerikaanse oorlogsgeweld op ons nemen, zo schreef mijn oude vriend Ian nadat de  ‘Pax Americana,’ met steun van NAVO-partner Nederland, het Midden Oosten in een hel had veranderd. Toch moeten ook Buruma en de jury van de Erasmus Prijs hebben geweten dat de joods-Amerikaanse historicus William Blum in zijn hele werk overtuigend heeft aangetoond dat:

The engine of American foreign policy has been fueled not by a devotion to any kind of morality, but rather by the necessity to serve other imperatives, which can be summarized as follows:

* making the world safe for American corporations;

* enhancing the financial statements of defense contractors at home who have contributed generously to members of congress;

  • preventing the rise of any society that might serve as a successful example of an alternative to the capitalist model;

* extending political and economic hegemony over as wide an area as possible, as befits a ‘great power.’

This in the name of fighting a supposed moral crusade against what cold warriors convinced themselves, and the American people, was the existence of an evil International Communist Conspiracy, which in fact never existed, evil or not.

The United States carried out extremely serious interventions into more than 70 nations in this period.

Bovendien moeten zowel Buruma als de jury van de Erasmusprijs op de hoogte zijn geweest van het feit dat al op 15 mei 1952 generaal Douglas MacArthur, die ‘in 1944 de rang [kreeg] van General of the Army, één van slechts vijf Amerikaanse vijfsterrengeneraals,’ voor het volgende had gewaarschuwd:

Our swollen budgets constantly have been misrepresented to the public. Our government has kept us in a perpetual state of fear — kept us in a continuous stampede of patriotic fervor — with the cry of grave national emergency. Always there has been some terrible evil at home or some monstrous foreign power that was going to gobble us up if we did not blindly rally behind it by furnishing the exorbitant funds demanded. Yet, in retrospect, these disasters seem never to have happened, seem never to have been quite real.

MacArthur, die ‘vooral bekend [werd] als opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten in het Verre Oosten tijdens de Tweede Wereldoorlog,’ verklaarde tevens: 

It is part of the general pattern of misguided policy that our country is now geared to an arms economy which was bred in an artificially induced psychosis of war hysteria and nurtured upon an incessant propaganda of fear. While such an economy may produce a sense of seeming prosperity for the moment, it rests on an illusionary foundation of complete unreliability and renders among our political leaders almost a greater fear of peace than is their fear of war.


Buruma en zijn Erasmusprijs-juryleden hebben eveneens geweten dat in 1961 president Eisenhower met klem had gewaarschuwd voor wat hij het ‘militair-industrieel complex’ betitelde. Het desalniettemin een pleitbezorger van ‘smerig werk’ de Erasmusprijs verstrekken, is een significant voorbeeld van het gegeven dat Nederland geen land is, maar een besloten vennootschap die streeft naar maximale winsten en minimale controle. 

Ian Buruma werd na zijn oproep een deel van ‘het smerige werk’ op 'ons' te nemen snel op zijn wenken bediend, want op 8 januari 2019 berichtte het Algemeen Dagblad

Nederlandse bombardementen Irak en Syrië: onschuldigen stierven bij 2500 missies.

Het AD meldde voorts:

De grootste tragedie vond plaats op 3 juni 2015 bij de stad Hawija, Irak: de coalitie bestookt daar een IS-bommenfabriek op een industrieterrein, maar omdat er veel meer explosieven liggen dan gedacht, ontstaat een ravage. Omwonenden melden aan internationale persbureaus 70 doden, onder wie veel burgers én 26 kinderen. De coalitie bevestigt de aanval, maar zegt niets over burgerdoden.

Op social media zijn geen beelden van de resten van de bom te vinden die kunnen helpen bij identificatie. De nabestaanden van de burgerdoden in Hawija hebben geen idee door welk land hun geliefden zijn gebombardeerd.

‘Bij luchtaanvallen mogen, volgens het oorlogsrecht, burgerslachtoffers vallen. Als er maar zo veel mogelijk wordt gedaan om het te voorkomen,’ stelt advocate Liesbeth Zegveld, gespecialiseerd in mensenrechtenschendingen. ‘Maar we zijn ook verplicht de doden te registreren en we weten niets over de slachtoffers die we met onze bombardementen in Irak en Syrië maken.’

Zegveld vertegenwoordigt Mohammed Ahmed, een Irakese student die op 26 januari 2015 van Mosul met een taxi naar Bagdad probeerde te komen. De bom die de taxi raakte, doodde zijn moeder. Mohammed heeft geen idee welk land de bom heeft afgeworpen. Zegveld vroeg het de Nederlandse overheid, maar kreeg de informatie niet. Begin 2019 start ze in Nederland een rechtszaak namens Ahmed, in de hoop dat er dan gegevens boven tafel komen. ,,Het is bizar dat deze mensen nu in het duister tasten.‘’

Als de herkomst van de bom bekend is, kan Ahmed om verantwoording en eventueel om compensatie vragen. Dat laatste is nu een ondoorzichtig traject. Nabestaanden en andere slachtoffers moeten bij de Irakese overheid aankloppen voor schadevergoeding. Het systeem dat daarvoor is opgezet, werkt amper, stellen deskundigen. Nederland heeft dit voorjaar bij de coalitie geopperd een centraal coalitiemeldpunt op te zetten waar burgerslachtoffers zich kunnen melden. De andere leden zagen er niets in.

Zegveld: ‘Het zou goed zijn als dat meldpunt er wel komt. Mijn cliënt heeft op zich niets tegen de rol van de coalitie in de oorlog in zijn land, maar dan moet die coalitie wel haar verantwoordelijkheid nemen. Het geldt ook voor Nederland: we willen meedoen met de grote jongens, maar dan moet je na A ook B zeggen.’

Maar zelfs nu nog, negen maanden nadat dit alles bekend werd, blijft Ian Buruma zwijgen, terwijl hij toch niet alleen heeft opgeroepen ‘the dirty work’ uit te voeren, maar zo mogelijk belangrijker nog: dat wij daarbij ‘het risico moeten aanvaarden hiervoor verantwoordelijk te worden gesteld.’ Eén ding is inmiddels duidelijk, zowel justitie als twee opeenvolgende kabinetten plus een deel van de volksvertegenwoordiging hebben er alles aan gedaan om de zaak in de doofpot te stoppen. En ook opiniemaker Buruma droeg zijn steentje door te zwijgen over de noodzaak om de verantwoordelijke militairen en hun politieke opdrachtgevers juridisch te vervolgen. De Erasmusprijs-winnaar van 2008 zwijgt in alle talen over het dodelijke hooliganism. Nog steeds verspreidt ook NRC Handelsblad zijn columns, want de lof der zotheid is oneindig, zoals Erasmus al wist. En zo kan Ian B. als opiniemaker met misdadige opvattingen zich vermommen als een wijze onafhankelijk geest, die bijvoorbeeld moeiteloos kan beweren dat ‘Links antisemitisme [meestal] stoelt op fanatieke bezwaren tegen de Israëlische behandeling van de Palestijnen.’ Op die manier weet Buruma de werkelijkheid naar zijn hand te zetten. Het is hierbij niet alleen datgene wat hij beweert, maar tevens datgene wat hij verzwijgt. Hoewel hij de VS prijst voor zijn ‘betrekkelijk goedaardig imperialisme’ en in verband daarmee president Obama bewonderde, wees al in 2010 de Amerikaanse kritische intellectueel Jeff Nall in zijn essay 'How Obama Betrays Reverend King's Philosophy of Nonviolence,' juist op de continuïteit van het agressief expansionisme in de geschiedenis van de Verenigde Staten:

On December 10, 2009, Obama followed in the footsteps of so many believers in war before him: letting out a cry for peace while loading his guns. In his Nobel Peace prize acceptance speech Obama said, 'We must begin by acknowledging the hard truth that we will not eradicate violent conflict in our lifetimes,' said Obama. 'There will be times when nations — acting individually or in concert — will find the use of force not only necessary but morally justified.' Later in his speech Obama stated plainly that 'the instruments of war do have a role to play in preserving the peace.'

The history Obama recognizes… is that cruel, blood-soaked fable of American Exceptionalism. Reverend Martin Luther King saw through this fraudulent cloak of Divine American Right when he observed, on April 4, 1967, that it was the United States that is 'the greatest purveyor of violence in the world today.' 


Omdat naar het oordeel van eveneens Barack Obama zijn land 'exceptionalistisch' is, mag het, nee moet het zijn eigen koers varen, ongehinderd door het internationaal recht en welke beschavingsnorm dan ook. Die opvatting is vanaf het allereerste begin de drijfveer geweest achter de verovering en exploitatie van het grondgebied dat nu de Verenigde Staten is. En nadat in 1894 de grenzen van de continentale VS definitief waren vastgelegd, begon het overzeese expansionisme, via Hawaii, Guam, en de Filippijnen, waar een imperialistische oorlog tegen de bevolking vele honderdduizenden burger-slachtoffers veroorzaakte. Het bloedbad was zo massaal en zo weerzinwekkend dat Mark Twain in 1900 verklaarde voorgoed te zijn veranderd van 'a red-hot imperialist' in 'an anti-imperialist. I am opposed to having the eagle put its talons (klauwen. svh) on any other land.' Tezamen met een kleine groep Amerikaanse intellectuelen behoorde hij echter tot een minderheid. Voor de politieke en economische elite bleef gelden dat zij de grondstoffen en markten elders nodig hadden om nog rijker en machtiger te kunnen worden. En wie zou hen durven stoppen? Per slot van rekening waren de Amerikanen eeuwenlang succesvol geweest met het veroveren van andermans land en het uitmoorden van de oorspronkelijke bevolking. Nagenoeg niemand die hiertegen had geprotesteerd, behalve dan de Indianen, maar naar hen werd vanzelfsprekend niet geluisterd. Sterker nog, de witte, christelijke kolonisten werden door de Europeanen bewonderd voor hun moed en doorzettingsvermogen. Toen tegen het einde van de negentiende eeuw op het vasteland niets meer te veroveren was, eisten de onverzadigbare expansionisten met hun doctrine van het exceptionalisme nieuwe veroveringen ten koste van nieuw bloedvergieten. En aldus kon het Amerikaanse overzees imperialisme een aanvang nemen. In 1897, vier jaar voordat hij Amerikaans president werd, schreef Theodore Roosevelt in een brief aan een vriend:

I should welcome almost any war, for I think this country needs one.

De bekende joods-Amerikaanse historicus Howard Zinn benadrukte in A Young People's History of the United States (2007) met betrekking tot Theodore Roosevelt's obsessieve verlangen:

Maybe a war would take up some of the rebellious energy that people were pouring into strikes and protests.  Maybe it would unite the people with the armed forces against a foreign enemy. And there was another reason — an economic one.

Before he was elected president, William McKinley had said, 'We want a foreign market for our surplus goods.' Senator Albert Beveridge of Indiana spelled it out in 1897. He said: 

'American factories are making more than the American people can use; American soil is producing more than they can consume. Fate has written our policy for us; the trade of the world must and shall be ours.'

These politicians and others believed that the United States had to open up other countries to American goods — even if those markets were not eager to buy. If factories and farms could sell their surplus production overseas, American companies would keep earning money, and the economy might avoid the crises that had sparked class war in the 1890s.

War was probably not a thought-out plan among most of the elite ruling classes. Instead, it grew naturally from two sources, capitalism and nationalism. Capitalism demanded more markets. Nationalism, the spirit of strong national pride, made people think that the United States had a right, or even a duty, to expand itself and to shape the affairs of other countries. 

Stretching the United States' arm overseas was not a new idea. The war against Mexico had already carried the United States to the Pacific Ocean. Before that, in 1823, President James Monroe had produced the Monroe Doctrine. This statement made it clear that the United States claimed an interest in the politics of the entire Western Hemisphere — North, Central, and South America. It warned the nations of Europe not to meddle with countries in the America's. 

The United States, however, didn't feel that it had to stay out of other countries' affairs. Between 1798 and 1895, the United States sent troops to other countries, or took an active role in their affairs, 103 times. In the 1850s, for example, the U.S. Navy used warships to force Japan to open its ports to American shipping.

At the end of the nineteenth century, many military men, politicians, and business men supported the idea of still more foreign involvement. A writer for the Washington Post said:

'A new consciousness seems to have come upon us — the consciousness of strength — and with it a new appetite, the yearning to show our strength… The taste of Empire is in the mouth of the people.'

De Amerikaanse socioloog en historicus James James W. Loewen wees in zijn 'National Bestseller,’ getiteld Lies My Teacher Told Me. Everything Your American History Book Got Wrong (1995), op het volgende:

With hindsight we know that Wilson's (president Woodrow Wilson die beweerde de wereld ‘veilig te maken voor democratie.’ svh) interventions in Cuba, the Dominican Republic, Haiti, and Nicaragua set the stage for the dictators Batista, Trujillo, the Duvaliers, and Somozas, whose legacies still reverberate.

Wilson zond daarnaast troepen naar Mexico om daar Amerikaanse investeringen veilig te stellen. Piero Gleijesus, hoogleraar aan de prestigieuze Johns Hopkins University en deskundige op het gebied van Amerikaanse interventies in Latijns Amerika, schreef: 

It is not that Wilson failed in his earnest efforts to bring democracy to these little countries. He never tried. He intervened  to impose hegemony, not democracy. 

Loewen:

The United States also attacked Haiti's proud tradition of individual ownership of small tracts of land, which dated back to the Haitian Revolution, in favor of the establishment of large plantations. American troops forced peasants in shackles to work on road construction crews. In 1919 Haitian citizens rose up and resisted U.S. occupation troops in a guerrilla war that cost more than 3,000 lives, most of them Haitian [...] George Barnett, a U.S. marine general, complained to his commander in Haiti: ‘practically indiscriminate killing of natives has gone on for some time,'

hetgeen de historicus James Loewen tot de conclusie voerde dat Wilson's politiek in de praktijk gebaseerd was op drie keiharde feiten: 'colonialism, racism, and anticommunism.' En het was dezelfde, door onder andere  Geert Mak zo geprezen Woodrow Wilson die:

personally vetoed a clause on racial equality in the Covenant of the League of Nations... Wilson's legacy was extensive: he effectively closed the Democratic Party to African Americans for another two decades, and parts of the federal government remained segregated into the 1950s and beyond... Wilson was an outspoken white supremacist who believed that black people were inferior. During his campaign for the presidency, Wilson promised to press for civil rights. But once in office he forgot his promises. Instead, Wilson ordered that white and black workers in federal government jobs be segregated from one another... When black federal employees in Southern cities protested the order, Wilson had the protesters fired.

Voor een onafhankelijke waarnemer is het duidelijk dat de huidige gewelddadige interventies van de VS naadloos passen in de continuïteit van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Desondanks wordt deze context door de 'vrije pers' voortdurend verzwegen. In haar voorstelling van de werkelijkheid wordt 'het vredestichtende Westen' (H.J.A. Hofland) gedreven door nobele motieven, terwijl juist 'onze' tegenstanders vervaarlijke expansionisten zijn. Met betrekking tot dit onvermogen het eigen kwaad onder ogen te zien, wees de Brits-Indiase neurobioloog en historicus Kenan Malik in de International New York Times van vrijdag 24 oktober 2014, op het volgende:

A century ago, most educated Britons would have had a deep appreciation of German history, music, philosophy and literature. Today, the role of Germans from the Enlightenment to Modernism in constructing our very conception of the world is barely acknowledged and little understood.

It is not just German history about which Britain lacks insight. While the enormity of the Holocaust has forced Germany to address the darkest aspects of its past, Britain has never had to think about its history in that fashion. From the Opium Wars to the Bengal famine, the shameful episodes of Britain’s imperial past are rarely discussed.

Perhaps nowhere is this blind spot more obvious than in the current debate about World War I. There has been much discussion in Britain about the role of German militarism and imperial ambitions in fomenting war. Rarely acknowledged is that all the great powers of the time had expansionist aims; that in the decades leading to the war, they had carved up the globe among them; that at the center of the global imperialist network stood not Germany but Britain.

Aan diezelfde blindheid lijdt de huidige mainstream-media zodra het de VS betreft. In navolging van de Amerikaanse toonaangevende media geldt voor de polderpers dat Poetin, evenals Trump niet deugen, terwijl Obama wel deugde. Daarentegen zijn opvallend veel vooraanstaande Amerikaanse intellectuelen kritisch over de eigen geschiedenis en de geclaimde nobele motieven van hun politieke en economische elite. Zo schreef de eerder genoemde Jeff Nall begin 2010:

Standing on the world’s stage, receiving a prize for peace, Obama stared straight into the eyes of Reverend King’s legacy and declared not hostility but rather his loyalty to militarism. Rev. King called for America to 'get on the right side of the world revolution' by undergoing a 'radical revolution of values.' Obama defended the American exceptionalism which has and continues to color U.S. militaristic violence in a divine shade of ineffability (onbespreekbaarheid. svh).  Dismissing the hundreds of thousands left dead from the wars in Iraq and Afghanistan, Obama described the U.S. as the world’s great savior which never does wrong. 'Whatever mistakes we have made, the plain fact is this: The United States of America has helped underwrite global security for more than six decades with the blood of our citizens and the strength of our arms.' As if tearing out pages from reality and replacing them with the most egregious doublespeak Obama stated plainly: 'America has never fought a war against a democracy, and our closest friends are governments that protect the rights of their citizens.'

Gezien Obama's Orwelliaanse 'waarheden' kan het niemand echt verbazen dat de president in 2012 meer dan een miljard dollar van de economische en financiële elite ontving voor zijn herverkiezingsfonds, natuurlijk niet om een 'change we can believe in' te verwezenlijken, maar juist om de belangen van de gevestigde neoliberale wanorde te beschermen. De  Amerikaanse blogger Arthur Silber merkte in dit verband op:

I have been discussing certain of these themes for several years. I point you in particular to an article from May 2009: 'Obama and the Triumph of the American Myth.' The second, major part of that essay, 'Torture and the American Project,' sets forth many of the facts of American history that Obama steadfastly refuses to acknowledge and, as Nall observes, blatantly lies about. Obama announced his dedication to the propaganda of American Exceptionalism on a comprehensive scale in his widely praised speech on race; see 'Obama's Whitewash' for the details. 

Silber wijst er tevens op dat:

there is an earlier passage in 'Obama and the Triumph of the American Myth' that I offer again here, since it speaks to Nall's argument:

Given the fundamentalist fervor with which the U.S. ruling class maintains and burnishes the national mythology, an exercise in which the majority of 'ordinary' Americans join with equal enthusiasm (for such dedication to onanistic joys will forever find many followers), Barack Obama was inevitable. It was dangerous enough when truth was the enemy; truth was to be destroyed, but there remained a barely discernible acknowledgment that the truth still existed. With the ascension of Obama the Marketer, Obama the Fulfiller of Dreams, Obama the Commander of Illusion, the lie occupies the most prominent national space. Once installed, the lie grows daily and hourly. The smallest remaining tatters of truth are pushed always farther to the edges, until they vanish into the growing swamp of pain, suffering and death. To search for the truth in these circumstances is to sentence oneself to ridicule and hatred. To speak the truth is to render oneself irrelevant and invisible.


Aan de andere kant van het spectrum opereert Ian Buruma, behorend tot de bourgeoisie die zelf nooit de gruwelijke gevolgen van een oorlog van nabij heeft meegemaakt. Op donderdag 11 september 2008, 7 jaar na de aanslagen in New York en Washington, die de rampzalige ‘war on terror’ inleidden, beweerde mijn oude vriend in The Guardian dat ‘Europeans criticize the US for military intervention, but rely on it when crisis strikes: they can't have it both ways,’ om vervolgens ondermeer te stellen dat:  

If anything, west Europeans after the second world war drew conclusions that were closer to Chamberlain's thinking in 1938 than Churchill's. After two catastrophic wars, Europeans decided to build institutions that would make military conflict redundant. Henceforth, diplomacy, compromise, and shared sovereignty would be the norm, and romantic nationalism, based on military prowess, would be a thing of the past.

Out of the ashes of war a new kind of Europe arose, as did a new kind of Japan, which even had a pacifist constitution (written by idealistic Americans, but gratefully accepted by most Japanese). Nationalism (except in football stadiums) gave way to smug self-satisfaction at having found more civilized, diplomatic, and pacific solutions to human conflicts.

To be sure, the peace was kept. But only because it was guaranteed by the United States, which still stuck to pre-second world war notions of national and international security. 

Hier manifesteert zich de kern van het probleem, de ideologische propaganda van de opinies producerende broodschrijvers die de mainstream-media bevolken en elkaar nabouwen, waardoor vandaag de dag de ‘corporate media’ een echoput zijn geworden van weerkaatsende cliché’s. Laat ik Buruma’s beweringen kort analyseren. Allereerst verkondigt hij met grote stelligheid dat ‘Europeans criticize the US for military intervention, but rely on it when crisis strikes: they can't have it both ways.’ Over welke Europeanen heeft hij het? In elk geval niet over de overgrote meerderheid van de rechtse en linkse politiek verantwoordelijken in de NAVO-landen die het Amerikaanse geweld sinds de aanloop naar de Koreaoorlog hebben gesteund, toen het: 

noordelijk deel door de Sovjet-Unie [werd] bezet en het zuidelijk deel door de Verenigde Staten. Als scheidslijn werd de 38e breedtegraad genomen. De opdeling zou tijdelijk zijn, maar beide delen ontpopten zich al snel tot een eigen entiteit. Het noordelijk deel werd communistisch en het zuiden mocht zich - slechts in naam - democratisch noemen. Van een op vreedzame wijze samengaan van beide delen was al snel geen sprake meer en beide delen overwogen met militair geweld het andere deel in te palmen.

Ruim een decennium later volgde de Vietnamoorlog die niet door de politiek verantwoordelijken van de NAVO-landen werd bekritiseerd maar wel door de gewone burgerij. In zijn boek In Retrospect. The Tragedy and Lessons of Vietnam (1995) kwam de toenmalige ministervan Defensie, Robert McNamara, tot de conclusie dat als gevolg van het Vietnam-beleid ‘de regeringen Kennedy, Johnson en Nixon’ vele miljoenen burgers ‘verschrikkelijk leed’ hadden toegebracht, omdat: 

wij de macht onderschatten van het nationalisme teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun overtuigingen en waarden, en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in vele delen van de wereld,

terwijl: 

wij niet het God gegeven recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen. 

Volgens McNamara zijn tijdens de Vietnam-oorlog 3,4 miljoen Zuidoost Aziaten gedood, onder wie talloze burgers van Laos, het zwaarst gebombardeerde land in de geschiedenis van de mensheid, als we uitgaan van het aantal inwoners. Eenkwart van de bevolking vluchtte grotten in om aan het alles verzengende geweld te ontkomen. De Amerikaanse luchtmacht wierp twee keer zoveel bommen op Laos dan op Nazi-Duitsland, hetgeen  voor de boerenbevolking neerkwam op tien jaar lang elke 9 minuten een clusterbom. Omdat — volgens USA TODAY — tien tot dertig procent van deze in kleine fragmenten uiteenspattende bommen, niet explodeerde, komen tot op de dag van vandaag nog steeds Laotianen om het leven, de meerderheid van hen spelende kinderen. Ook Cambodja leed onder de Amerikaans terreur. Meer dan 600.000 Cambodjanen werden gedood tijdens de Amerikaanse bombardementen, en door de totale verwoesting van landbouwgronden werden de overlevenden geconfronteerd met een massale hongersnood. 

Welke les moet Buruma’s lezerspubliek leren uit zijn kritiek op ‘Europeanen’ die ‘de VS bekritiseren vanwege de militaire interventie’ met al haar oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in bijvoorbeeld Zuid-Oost Azië? Dat niemand tegen de Amerikaanse oorlogsmisdaden had mogen protesteren? En wie van de Europese burgers ‘rekenden op de VS’ om namens ons deze massale terreur te plegen? Kortom, namens wie schrijft Buruma nu eigenlijk? Niet namens de overgrote meerderheid van de mensheid, en ook niet namens de meerderheid van de westerse bevolking. Hoewel hij het doet voorkomen dat hij namens ons allen schrijft, is hij in werkelijkheid niet meer dan de spreekbuis van de oorlogszuchtige politieke en militaire elite in het Westen. Met andere woorden: mijn oude vriend bedrijft ordinaire propaganda, verpakt in versleten neoconservatieve dooddoeners. ‘Het romantisch nationalisme, gebaseerd op militaire dapperheid,’ zo beweert een smalende Ian Buruma over Europa, ‘week’ na de slachtpartijen van de twee wereldoorlogen, ‘voor zelfgenoegzame eigendunk.’ Er is dus, in zijn ogen, sprake  van arrogantie die voortvloeit uit de veronderstelling ‘meer geciviliseerde, diplomatieke, en pacifistische oplossingen te hebben gevonden voor menselijke conflicten.’ Vervolgens voert hij een kenmerkende dogma van de Amerikaanse neoconservatieven op, die als pro-Israel lobbyisten de grote pleitbezorgers zijn van een fundamentele herschikking van het Midden Oosten, zodat Israel er de hegemonie in handen krijgt. Buruma stelt namelijk dat de Europeanen ‘[w]eliswaar’ erin slaagden: 

de vrede te bewaren, maar alleen doordat die gegarandeerd werd door de Verenigde Staten, die trouw bleef aan de nationale en internationale veiligheidsbegrippen zoals die vóór de Tweede Wereldoorlog bestonden.

De opiniemaker tracht zodoende zijn lezerspubliek ervan te overtuigen dat het massale geweld van de VS, ten koste van de bevolking in ondermeer Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, onderdeel is van een legitieme politiek om elders de zegeningen van de neoliberale orde af te dwingen. De ontelbare dode en verminkte slachtoffers moeten in deze visie worden beschouwd als ‘collateral damage,’ waarvan nu eenmaal altijd sprake is zodra het superieure Westen de onstuitbare Vooruitgangsideologie wil opleggen. Immers, waar gehakt wordt, vallen spaanders. Net als de Azteken eertijds geloofden dat de dood bedoeld was om leven voort te brengen, en zij het warme hart uit het lichaam van hun slachtoffers rukten om het te offeren aan de goden, zo zijn vandaag de dag de vele miljoenen, doorgaans gekleurde, slachtoffers van het Amerikaans imperialisme niet meer dan onvermijdelijk offers aan de goden van de westerse Verlichting. Het is dan ook niet vreemd dat Buruma spreekt van het ‘betrekkelijk goedaardig imperialisme uit Washington.’ En aangezien de ‘Pax Americana haar einde [nadert]’ zullen ‘wij ons’ nu al ‘moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken’ op wat professor Buruma de ‘Amerikaanse Vrede’ noemt, een ‘Vrede’ die sinds de Tweede Wereldoorlog naar schatting tussen de 20 en 30 miljoen doden elders heeft veroorzaakt. 

In verband met de lengte stop ik hier. Volgende keer meer over de context waarbinnen de zionistische meute opereert.