donderdag 21 februari 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 25

Wanneer Ian Buruma verbijsterd spreekt van ‘The UK’s Suicidal Tendencies’ demonstreert hij daarmee weinig te begrijpen van het huidige tijdsgewricht, en van de geschiedenis, maar ook van zijn eigen irrationaliteit. Iemand die tegenwoordig nog gelooft dat ‘[w]esterse samenlevingen nu democratischer dan ooit,’  zijn, en de VS ‘a force for good’ blijft, is op zijn eigen wijze behept met ‘suïcidale tendensen.’ Wanneer woordvoerders van het huidige neoliberale regime blijven propageren dat het Westen het monopolie op de waarheid bezit, en dus niet bereid zijn een alternatief te zoeken voor het huidige systeem dat in permanente staat van oorlog verkeert met mens en natuur, dan is een treffender voorbeeld van ‘suicidal tendencies’ nauwelijks denkbaar. Het blinde geloof in de materiële verlossing is geen teken van kracht, maar van een culturele cul-de-sac. De Indiase klinisch psycholoog Ashish Nandy schreef in verband hiermee: 

The post-Enlightenment modern world, innocent of the new forces of oppression and totals released by modernity itself, has consistently promoted a set of secular theories of salvation which would have the oppressed share the oppressors’ utopia — conservative, liberal or radical.

Naar aanleiding van onder andere Mahatma Ghandi bepleit Nandy in zijn essaybundel Traditions, Tyranny, and Utopias (1987):

to advance the view that a theory of freedom today must seriously consider and build upon the civilizational perspectives of those who, even in their defeat, even when stripped of their autonomy, dignity and means of survival, have dared to reject the values of masculine achievement, productive work and technocratic expertise to protect and nurture however clumsily, alternative concepts of compassion, freedom, justice and dissent.

In plaats van op de heilloze westerse weg door te marcheren, zouden hedendaagse intellectuelen, volgens hem, er beter aan doen om duidelijk de overtuiging uit te spreken dat:

all man-made suffering is one and the cultural and personal disintegration of the winners of the world — be they in the first world or in well-protected sanctuaries in the second or the third — is a direct result of their dominance and willing participation in a ‘legitimately' iniquitous (onbillijk. svh) and unjust order. As Romain Rolland wrote to Freud in 1923, 'Victory is always more catastrophic for the vanquishers than for the vanquished.' 

De westerse politieke, sociale en culturele verwarring is inmiddels zo groot dat de vooraanstaande Amerikaanse hoogleraar en ‘cultural critic,’ Camille Paglia, ons opmerkzaam maakt op het feit dat de ‘Transgender Mania a Symptom of West's Cultural Collapse’ is. Zij verklaarde:

I found in my study that history is cyclic, and everywhere in the world you find this pattern in ancient times: that as a culture begins to decline, you have an efflorescence (bloei. svh) of transgender phenomena. That is a symptom of cultural collapse.

So rather than people singing the praises of humanitarian liberalism that allows all of these transgender possibilities to appear and to be encouraged, I would be concerned about how Western culture is defining itself to the world.

Maar ook talloze andere aspecten van de westerse consumptiecultuur verdienen bekritiseerd te worden. Nandy concludeert dan ook dat een ‘outsider's critique of the ideologies of normality, masculinity and adulthood, and a predictable critique of technological rationality, and homo oeconomicus,’ noodzakelijk zijn, omdat al deze gebieden:

have been crucial planks (programmapunten. svh) in the various secular theories of salvation and progress which have been popular during the last one hundred and fifty years of Western hegemony. The critiques have been offered with an awareness of some of the fundamental cultural disjunctions (scheidingen. svh) of the present times (for instance between the young and the old, and the male and the female; between man and nature, and man and society; between man and his knowledge, and man and himself) and with an awareness that the time has come for us to restore some of the categories used by the victims themselves to understand the violence, injustice and indignity to which they have been subjected in our times… these neglected categories provide a vital clue to the repressed intellectual self of our world, particularly to that part of it which is trying to keep alive the visions of a more democratic and less expropriatory mode of living.

Dat er een fundamentele twijfel is ontstaan over cruciale aspecten van de westerse cultuur is een zaak die Ian Buruma blijft ontgaan, zoals ondermeer blijkt uit de slachtofferrol die hij speelde na zijn gedwongen ontslagname als hoofdredacteur van The New York Review of Books. In NRC Handelsblad van 8 februari 2019 meldt de krant naast een interview met mijn oude vriend het volgende:

Over de gang van zaken rond het artikel van Jian Ghomeshi zegt redacteur Katzenstein dat ‘een meerderheid van de redactie sterke en gedetailleerde bezwaren’ tegen het artikel opperde. Daarop heeft Buruma ‘erop gewezen dat hij hoofdredacteur was en dus als enige zeggenschap had over wat in het blad verscheen. Van inspraak was geen sprake.’

Eigenaar Hederman zegt dat hij het artikel inderdaad vooraf heeft gelezen en geen bezwaar tegen publicatie had. ‘Maar dat was omdat ik dacht dat het artikel naar de lange traditie van The New York Review of Books was geredigeerd en gecheckt.’ Dat is niet gebeurd, zegt Hederman achteraf.

Over de kwestie van het ontslag dan wel opstappen van Buruma geeft Hederman geen uitsluitsel. Hij schrijft dat hij Buruma niet langer kon steunen nadat hem was gebleken dat het artikel van Ghomeshi ‘niet op de juiste manier was geredigeerd.’


De glorietijd van de westerse witte man is voorbij. Buruma’s veronderstelling dat hij in de functie van hoofdredacteur ‘als enige zeggenschap had over wat in het blad verscheen,’ demonstreert zijn onwetendheid over het feit dat onder respectable intellectuelen ‘inspraak’ inmiddels als een democratische goed wordt gezien, en dat ook vrouwen tegenwoordig een stem hebben. Het getuigt van ‘suicidale tendenzen’ dat de man die met grote stelligheid beweerde dat ‘[w]esterse samenlevingen nu democratischer dan ooit,’ zijn, niet besefte dat dit ook gevolgen zou hebben voor zijn eigen feodale houding. Dit alles toont de  hypocrisie van liberals aan, zodra het machtsverschillen betreft. Nu hijzelf tot de orde is geroepen, weet hij niet anders te reageren dan te klagen over ‘Amerika en zijn puritanisme.’ Over het land waar hij naar toe was verhuisd, en dat in zijn ogen ‘a force for good’ is, verklaart Buruma nu: 

Dit is het enige westerse land dat heeft geprobeerd de alcohol af te schaffen. Deze maatschappij heeft momenten gekend van hysterie, waarbij mensen hun zuiverheid moesten bewijzen en wie ónzuiver was, werd vervolgd. Het denken in goed en fout zit diep in dit land verankerd.

En zo verwijt de pot de ketel dat die zwart ziet, want als er één opiniemaker is die voortdurend alles afmeet aan een manicheïsch mens- wereldbeeld dan is het Ian Buruma. Maar nu moet het polderpubliek zijn suggestie aanvaarden dat de redactie van de prestigieuze New York Review of Books, waarvan hij zo graag hoofdredacteur wilde worden, mede bestaat uit hysterische vrouwen die ‘ónzuivere’ mannen, willen laten vervolgen, en dat hij — net als de van ‘sexual harassment’ beschuldigde Ghomeshi — van die ‘hysterie’ het slachtoffer is geworden. Saillant in dit verband is het begrip ‘hysterie,’ dat afgeleid is van het Griekse woord voor baarmoeder, hystera. Om alsnog zijn gelijk te krijgen stelt Ian Buruma in al zijn simplisme ook nog:

Jongeren zijn altijd fel op de oudere generatie, omdat die belangrijke posities bezet. Daarom was het zo gemakkelijk voor Mao om scholieren op te zetten tegen hun professoren tijdens de Culturele Revolutie. Elke revolutionaire beweging kan worden gebruikt om de oude garde eruit te vegen. 

Kortom, wanneer zelfs Mao erbij gesleept moet worden om zijn gelijk te bewijzen dan is Buruma een prototype geworden van de slachtofferist. Een feit dat nog eens wordt onderstreept door de suggestieve opmerking die de indruk moet geven dat de redactie van The New York Review of Book bestaat uit ‘jongeren’ die het op zijn baantje hadden gemunt, en daarvoor ‘revolutionaire’ retoriek hebben ingezet. De vraag ‘Heeft u het gevoel dat u door een uitwas van de #MeToo beweging bent geraakt?’ beantwoordde mijn oude vriend met: 

Indirect wel, ja. Mensen die zich inzetten voor een beweging hebben sterk de neiging de wereld te zien in termen van vriend of vijand. Lastig voor een blad dat probeert de intellectuele onafhankelijkheid te handhaven.

En tenslotte als kroon op het ‘kwaliteitswerk’ van Bas Blokker, wierp deze NRC-correspondent in Washington D.C., de vraag op: 

Eén omstreden artikel en dan moeten aftreden. Is het onmogelijk de druk van sociale media te weerstaan?

Het hangt er vanaf wie je bent. Trump kan dat doen. Hoe meer de progressieve kant op sociale media hem verguist, hoe populairder hij wordt bij zijn aanhang. Als je als redacteur van een progressief blad wordt aangevallen op sociale media door de mensen die zichzelf progressief noemen, dan verkeer je in een moeilijke positie. 

Twee fouten in één vraag is ronduit een brevet van onvermogen. Ten eerste ging het hier  niet, zoals Buruma had uitgelegd, om ‘één omstreden artikel,’ maar om een clash tussen twee uiteenlopende zienswijzen, of -- anders gesteld -- het onvermogen van Buruma om te beseffen dat de tijdsgeest is veranderd. Ten tweede is zijn aftreden niet het resultaat geweest van de ‘sociale media,’ maar was de ‘voornaamste reden voor mijn ontslag,’ zoals Buruma zelf verklaarde: 

onenigheid op kantoor. Toen de zaak-Ghomeshi speelde, kwamen die krachten los. Een klassiek voorbeeld van de these van Tocqueville dat revoluties voortkomen uit stijgende verwachtingen.

Natuurlijk is het niveau van argumenteren bij de polderpers lang niet zo hoog als dat op een redactie van een tijdschrift voor Amerikaanse intellectuelen, maar toch is het typerend dat de angst van het dagblad de NRC zo groot is dat de ‘sociale media’ telkens weer beticht moeten worden van van alles en nog wat. En wat betreft de slachtofferist Buruma zelf, het zou beter zijn dat  hij zich verdiept in de fundamentele kritiek die de niet-westerse intelligentsia al langere tijd op het bolwerk van de westerse macht uitoefent. Zo wijst Ashish Nandy erop dat:

modernity is neither the end-state of all cultures nor the final word in institutional creativity. Howsoever formidable and permanent the edifice of the modern world may appear today, that other self recognizes one day there will have to be post-modern societies and a post-modern consciousness, and those societies and that consciousness may choose to build not so much upon modernity as on traditions of the non-modern world. After all, modernity itself drew more upon the classical Hellenic than upon the medieval Christian traditions.

Thus, the flip-side of any cultural self-exploration outside the West today has to be an archeologv of knowledge which excavates and fights for a lost or repressed West. Knowledge, too, like suffering, is an indivisible human experience. Self-aware, self-critical knowledge has to realize its own indivisibility of human and social matter of human happiness and suffering and human ends and means. 

Het ironische doet zich hier voor dat de Buruma’s van de ‘vrije pers,’ die allen claimen aanhangers te zijn te zijn van de Verlichtingsidealen, als woordvoerders van de neoliberale elite inmiddels de tijd proberen stil te zetten door zich steeds angstiger vast te klampen aan overleefde hiërarchieën, en op die manier de Vooruitgang proberen te blokkeren. Zij zijn, zonder het te beseffen, een kopie geworden van de misselijk makende middenklasse mentaliteit van hun ouders. Reversion to type. Het was de Franse psycho-analyticus en auteur Dominique-Octave Mannoni die in zijn klassiek geworden studie Prospero and Caliban: The Psychology of Colonization (1990) waarschuwde:

The problem of colonization did not only concern the overseas countries. The process of decolonization — which is in any case far from complete in those countries — is also under way at home, in our schools, in female demands for equality, in the education of small children and in many other fields… If certain cultures prove capable of destroying  others... the destructive force brought forth by these cultures also act internally.

Een onafhankelijke waarnemer herkent in de Buruma’s onmiddellijk de toon, het jargon, en de aangeleerde maniertjes van de hedendaagse superioriteitsmentaliteit, die eens zo kenmerkend was voor het aloude kolonialisme. Een decennium na Auschwitz en Hiroshima — producten van het verlichte Westen — schreef de zwarte Franse intellectueel, Aimé Césaire:

One cannot say that the petty bourgeois has never read anything. On the contrary, he read everything, devoured everything. Only, his brain functions after the fashion of certain elementary types of digestive systems. It filters. And the filter lets through only what can nourish the thick skin of the bourgeois’s clear conscious.

Dit ‘filter’ is een onmisbaar instrument voor de carrièrist, en zodoende wordt de gekleurde Ander voortdurend geconfronteerd met het onderhuids racisme van de behaagzieke mainstream journalistiek en haar publiek. In zijn in 1972 ook in het Engels verschenen boek Discours sur le kolonialisme (1955) zette Césaire uiteen:

From the historians and novelists of civilization (it’s the same thing) — not from this one or that one, but from all of them, or almost all — their false objectivity, their chauvinism, their sly racism, their depraved passion for refusing to acknowledge any merit in the non-white races, especially the black-skinned races, their obsession with monopolizing all glory for their own race.

Maar voor deze houding moest de witte man een hoge prijs betalen. Césaire:

The Indians massacred, the Moslem world drained of itself, the Chinese world defiled and perverted for a good century; the Negro world disqualified; mighty voices stilled forever; homes scattered to the wind; all this wreckage, all this waste, humanity reduced to a monologue, and you think all that does not have its price? The truth is that this policy cannot but bring about the ruin of Europe itself, and that Europe, if it is not careful, will perish from the void it has created around itself. 

In zijn Discourse on Colonialism legt Césaire uit dat het superioriteitsgevoel van de kolonisten en ‘their sense of mission as the world civilizers, depends on turning the Other into a barbarian.’ Het is een oude kolonialistische wetmatigheid. Vandaar dat Buruma het onwillige Rusland en China gedachteloos als ‘mafia societies’ kan kwalificeren. Daarentegen schreef Césaire, die als geschoolde zwarte man uit een Franse kolonie wist wat de witte beschaving in de praktijk betekende, dat het kolonialisme:

I repeat, dehumanizes even the most civilized man; that colonial activity, colonial enterprise, colonial conquest, which is based on contempt for the native and justified by that contempt, inevitably tends to change him who undertakes it; that the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal… They thought they were only slaughtering Indians, or Hindus, or South Sea Islanders, or Africans. They have in fact overthrown, one after another, the ramparts behind which European civilization could have developed freely. 

Dit nu is de kern van de westerse tragedie. Hier geldt dat er geen overwinnaars kunnen zijn omdat de winnaar tegelijkertijd zijn eigen ondergang bewerkstelligt, allereerst zijn morele ondergang en als dit eenmaal is gebeurd volgt als vanzelf de culturele ondergang, zo leert de geschiedenis. De mens ‘is not the measure of all things but the thing measured and found wanting,’ aldus schreef de Amerikaanse dichter Robert Fagles in de inleiding van een Engelse vertaling van de Griekse tragedie Oedipus Rex. Daarom opnieuw Aimé Césaire over de klasse die het kolonialisme zijn moderne vorm gaf:

Whether one likes it or not, the bourgeoisie, as a class, is condemned to take responsibility for all barbarism of history, the tortures of the Middle Ages and the Inquisition, warmongering and the appeal to the raîson d’état, racism and slavery, in short everything against which it protested in unforgettable terms at the time when, as the attacking class, it was the incarnation of human progress.

The moralists can do nothing about it. There is a law of progressive dehumanization in accordance with which henceforth on the agenda of the bourgeoisie there is — there can be — nothing but violence, corruption, and barbarism.

Zo vervreemd geraakt van zijn eigen menselijkheid ziet een luidruchtig segment van de witte middenklasse zich vandaag de dag gedwongen zich af te vragen tot welk geslacht hij of zij behoort. De westerse verwarring op elk gebied zal net zolang doorgaan tot zij ontploft, en de westerling gedwongen wordt om zijn eigen verantwoordelijkheid onder ogen te zien. De zwarte Amerikaanse hoogleraar Geschiedenis en Afrikana Studies, Robin Kelley van de New York University, stelde in 1999 over Césaire en Fanon: 

In light of recent events — genocide in East Africa, the collapse of democracy throughout the continent, the isolation of Cuba, the overthrow of progressive movements throughout the so-called third world — some might argue that the moment of truth has already passed, that Césaire and Fanon’s predictions proved false. We’re facing an era where fools are calling for a renewal of colonialism, where descriptions of violence and instability draw on the very colonial language of ‘barbarism’ and ‘backwardness’ that Césaire critiques in Discourse. But this is all a mystification; the fact is, while colonialism in its formal sense might have been dismantled, the colonial state has not. Many of the problems of democracy are products of the old colonial state whose primary difference is the presence of black faces. It has to do with the rise of a new ruling class — the class Fanon warned us about — who are content with mimicking the colonial masters, whether they are the old-school British or French officers, the newjack (nieuwkomers. svh) U.S. corporate rulers, or the Stalinists whose sympathy for the ‘backward’ countries often mirrored the very colonial discourse Césaire exposes.

As the true radicals of postcolonial theory will tell you, we are hardly in a ‘postcolonial’ moment. The official apparatus might have been removed, but the political, economic, and cultural links established by colonial domination still remain with some alterations. Discourse is less concerned with the specifics of political economy than with a way of thinking. The lesson here is that colonial domination required a whole way of thinking, a discourse in which everything that is advanced, good, and civilized, is defined and measured in European terms. Discourse calls on the world to move forward as rapidly as possible, and yet calls for the overthrow of a master class’s ideology of progress, one built on violence, destruction, genocide. Both Fanon and Césaire warn the colored world not to follow Europe’s footsteps, and not to go back to the ancient way, but to carve out a new direction altogether. What we’ve been witnessing, however (and here I must include Césaire’s own beloved Martinique, where he still holds forth as mayor of Fort-de-France) hardly reflects the imagination and vision captured in the brief pages of Discourse. The same old political parties, the same armies, the same methods of labor exploitation, the same education, the same tactics of incarceration, exiling, snuffing out artists and intellectuals who dare to imagine a radically different way of living, who dare to invent the marvelous before our very eyes.

In the end, Discourse was never intended to be a road map or a blueprint for revolution. It is poetry and therefore revolt. It is an act of insurrection, drawn from Césaire’s own miraculous weapons, molded and shaped by his work with Tropiques and their challenge to the Vichy regime, by his imbibing of European culture and his sense of alienation from both France and his native land. It is a rising, a blow to the master who appears as owner and ruler, teacher and comrade. It is revolutionary graffiti painted in bold strokes across the great texts of Western Civilization; it is a hand grenade tossed with deadly accuracy, clearing the field so that we might write a new history with what’s left standing. Discourse is hardly a dead document about a dead order. If anything, it is a call for us to plumb the depths of the imagination for a different way forward. Just as Césaire drew on Comte de Lautréamont’s Chants de Maldoror to illuminate the cannibalistic nature of capitalism and the power of poetic knowledge, Discourse offers new insights into the consequences of colonialism and a model for dreaming a way out of our postcolonial predicament. While we still need to overthrow all vestiges of the old colonial order, destroying the old is just half the battle.

Wie zijn Discourse on Colonialism serieus bestudeerd leert dat de basis voor het huidige neo-kolonialisme dat we sinds 2001 in vooral het Midden Oosten hebben zien opereren, in feite in het langdurige koloniale tijdperk werd gelegd. De minachting voor alles dat onbekend was of dat niet onmiddellijk gebruikt kon worpen, of dat een andere huidskleur had, de onderwerping en vernietiging van de zwakkeren, is weer helemaal teruggekeerd in nauwelijks verhulde vorm, bijvoorbeeld wanneer Buruma de wereld laat weten dat ‘even if the end of Pax Americana does not result in military invasions, or world wars, we should ready ourselves for a time when we might recall the American Empire with fond nostalgia,’ zonder ook maar één woord te wijden aan de vele miljoenen gekleurde slachtoffers van het Amerikaans imperialisme. Dit racisme, deze onderhuidse post-koloniale mentaliteit, is het resultaat van het eeuwenlange kolonialisme van de witte man. Daarom benadrukt Aimé Césaire het volgende:

First we must study how colonization works to de-civilize the colonizer, to brutalize him in the true sense of the word, to degrade him, to awaken him to buried instincts, to covetousness (hebzucht. svh), violence, race hatred, and moral relativism; and we must show that each time a head is cut off or an eye put out in Vietnam and in France they accept the fact, each time a Madagascan is tortured and in France they accept the fact, civilization acquires another dead weight, a universal regression takes place, a gangrene sets in, a center of infection begins to spread; and that at the end of all these treaties that have been violated, all these lies that have been propagated, all these prisoners who have been tied up and ‘interrogated,’ all these patriots who have been tortured, at the end of all the racial pride that has been encouraged, all the boastfulness that has been displayed, a poison has been distilled into the veins of Europe and, slowly but surely, the continent proceeds toward savagery.

And then one fine day the bourgeoisie is awakened by a terrific boomerang effect: the gestapos are busy, the prisons fill up, the torturers landing around the racks (pijnbanken. svh) invent, refine, discuss. 

People are surprised, they become indignant. They say: ‘How strange! But never mind — it's Nazism, it will pass!’ And they wait, and they hope; and they hide the truth from themselves that it is barbarism, the supreme barbarism, the crowning barbarism that sums up all the daily barbarisms; that it is Nazism, yes, but that before they were its victims, they were its accomplices; that they tolerated that Nazism before it was inflicted on them, that they absolved (vrijspreken. svh) it, shut their eyes to it, legitimized it, because until then it had been applied only to non-European peoples; that they have cultivated that Nazism, that they are responsible for it, and that before engulfing the whole edifice of Western, Christian civilization in its reddened waters, it oozes, seeps, and trickles from every crack.

Yes, it would be worthwhile to study clinically, in detail, the steps taken by Hitler and Hitlerism and to reveal to the very distinguished, very humanistic, very Christian bourgeois of the twentieth century that without his being aware of it, he has a Hitler inside him, that Hitler inhabits him, that Hitler is his demon, that if he rails (tekeer gaan. svh) against him, he is being inconsistent and that, at bottom, what he cannot forgive Hitler for is not the crime in itself, the crime against man, it is not the humiliation of the white man, and the fact that he applied to Europe colonialist procedures which until then had been reserved exclusively for the Arabs of Algeria, the ‘coolies’ of India, and the ‘niggers’ of Africa. 

And that is the great thing I hold against pseudo-humanism: that for too long it has diminished the rights of man, that it’s concept of those rights has been — and still is — narrow and fragmentary, incomplete and biased and, all things considered, sordidly racist.



Dit is een exacte beschrijving van de context waarin de ‘corporate press’ functioneert als het propaganda-instituut van de amorele en vaker nog immorele elite. Dit is de context waarin mainstream-opiniemakers als mijn oude vriend Ian Buruma het hooggeacht publiek komen vertellen dat de VS ‘a force for good’ is, en dat ‘wij’ van de hele mensheid, geen mens uitgezonderd, het zullen betreuren wanneer het fascisme van de ’Pax Americana’  ten onder is gegaan. Césaire:

I have talked a good deal about Hitler. Because he deserves it: he makes it possible to see things on a large scale and to grasp the fact that capitalist society, at its present stage, is incapable of establishing a concept of the rights of all men, just as it has proved incapable of establishing a system of individual ethics. Whether one likes it or not, at the end of the blind alley that is Europe… there is Hitler. At the end of capitalism, which is eager to outlive its day, there is Hitler. At the end of formal humanism and philosophic renunciation (zelfverloochening. svh), there is Hitler. 

And this being so, I cannot help thinking of one of his statements: ‘We aspire not to equality but to domination. The country of a foreign race must become once again a country of refs, of agricultural laborers, or industrial workers. It is not  a question of eliminating the inequalities among men but of widening them and making them into a law.’

That rings clear, haughty, and brutal and plants us squarely in the middle of howling savagery. But let us come down a step.

Who is speaking? I am ashamed to say it: it is the Western humanist, the ‘idealist’ philosopher. That his name is Renan (Frans filosoof. Lid van de Académie française. svh) is an accident. That the passage is taken from a book entitled ‘La Réforme intellectuelle et morale,’ that it was written in France just after a war which France had represented as a war of right against might, tells us a great deal about bourgeois morals.

Ernest Renan wordt door de gevestigde orde gezien als ‘de briljante vertegenwoordiger van het sciëntisme, de leider van de generatie 1860–1890, welke van de vooruitgang van de wetenschap de oplossing verwachtte van alle mysteries en steun voor al haar geestelijke noden.’ Zijn schizofrene houding is exemplarisch voor de mentaliteit van eveneens de witte woordvoerders van de witte westerse elite, die zich presenteren als ‘liberals,’ dat wil zeggen: met de mond belijden zij de Verlichtingsidealen en het Vooruitgangsgeloof, maar in werkelijkheid steunen ze het parasitaire neoliberaal kapitalisme en het racistisch westers expansionisme. In tegenstelling tot Ian Buruma’s bewering dat de VS ‘a force for good’ is, concludeert de Amerikaanse oud-correspondent van The New York Times en auteur van talloze kritische boeken, Stephen Kinzer, aan het slot van zijn studie The True Flag. Theodore Roosevelt, Mark Twain, And The Birth Of American Empire (2017):

More than a century has passed since American hearts were first seized by the grand debate about overseas expansion. During that period, much of what anti-imperialists predicted has come to pass. The United States has become an actively interventionist power. It has projected military power into dozens of countries on every continent except Antarctica. In many places, these interventions have set off anti-American resistance movements, insurgencies, rebellions, or terror campaigns. George Frisbie Hoar (prominente Amerikaanse senator, van 1877 to 1904. svh) was right when he warned that intervening in distant lands would turn the United States into ‘a vulgar, commonplace empire founded upon physical force.’ 

Anti-imperialists also predicted that an aggressive foreign policy would have pernicious effects at home. In this, too, history has vindicated (gelijk gegeven. svh) them. Military budgets have soared to levels that would have seemed unbelievable to even the most fervent expansionists of 1898. The weapons industry wields inordinate power. Government is highly centralized. A wealthy elite dominates politics. Martial values are exalted over peaceful ones. Earth-shaking decisions to wage distant wars are made in private by a handful of people. Charles Ames (Amerikaanse negentiende eeuwse anti-imperialistische theoloog. svh) was right when he warned that militarism would lead to ‘trampling on the principles of free government.’ 

Those who first pushed the United States toward global military power — the expansionists of 1898 — may also claim a measure of vindication. They believed that taking Cuba, the Philippines and other island nations, would be the first steps toward a world largely dominated by American power. That world emerged much as they imagined. Entire regions fell under the formal or informal control of the United States. This gave Americans almost unlimited access to the world’s markets and resources. In the space of just a few generations, the United States reached levels of national wealth unmatched in human history. This prosperity helped propel Americans to victory in two world wars and the Cold War. Henry Cabot Lodge (invloedrijke Amerikaanse senator. svh) was right when he predicted that overseas expansion would bring ‘enormous material benefits to our trade, our industry, and our labor.’  

Overwhelming power has allowed the United States to impose its will on many peoples. Often, however, these successes have been short-lived. Americans have been forced to learn an ancient lesson: nations dominated by foreign power eventually seek to throw it off. 

The expansionists of 1898 understood that rebellions had shaken and destroyed past empires, but they dared to believe the United States was immune to this pattern of history. America's inherent benevolence, they insisted, made it unlike every previous great power. From this illusion they leaped to another: that Americas benevolence would quickly become clear to people in subject nations and would lead them to welcome American power. The opposite happened. Teaching half-free people the value of freedom made them want more of it. Carl Schurz (Duitse revolutionaire hervormer, die opklom tot Amerikaans minister van Binnenlandse Zaken. svh) was right when he warned that dominating foreigners would ultimately force Americans to ‘shoot them down because they stand up for their independence.’ 

Sometimes we take on the mission of fundamentally changing foreign societies — ‘destroying barbarism,’ as Roosevelt (Theodore Roosevelt. svh) put it. People in those societies, though, often see such projects as efforts to rip them away from their deepest social and cultural roots. William Graham Sumner (negentiende eeuwse Amerikaanse sociale wetenschapper. svh) was wise to observe that although Americans presume their rule over foreigners is ‘a welcome blessing,’ many foreigners ‘like their own ways, and if we appear amongst them as rulers, there will be social discord.’

Maar aan dergelijke subtiliteiten hebben de Buruma’s van de mainstream-pers nog steeds geen boodschap. Ondergeschikten kunnen wel van alles willen, maar uiteindelijk bepaalt de baas welke koers gevaren wordt, zoals mijn oude vriend nog steeds meent. 

Stephen Kinzer constateert tenslotte:

In the face of profound new challenges, Americans are once again debating the role of the United States in the world. Should it intervene violently in other countries? This remains what Senator William V. Allen called it in 1899: ‘The greatest question that has ever been presented to the American people.’

Meer over de grootheidswaan van de commerciële opiniemakers en hun kortzichtige opdrachtgevers, de volgende keer.





2 opmerkingen:

Ton zei

Het citaat van Camille Paglia is zeer bedenkelijk. Simpel samengevat: afwijkend gedrag krijgt weer 'ns de schuld. Zo houden we andere oorzaken uit zicht.

De 'transgender phenomena' komen in vele aspecten overal ter wereld voor. Sinds mensenheugenis. Het is geen decadentie en evenmin iets dat af en toe, her den der, verval inluidt. Het is wel o.a. de huidige entertainment-industrie die er een ‘politiek, sociaal en cultureel’ circus van maakt en mensen in verwarring brengt.

'Dus in plaats van dat mensen lof zingen over het humanitair liberalisme dat al deze transgender mogelijkheden laat ontstaan en aanmoedigt, zou ik me zorgen maken over de manier waarop de westerse cultuur zich de wereld definieert.’

Pardon, Camille Paglia (n.b. zelf transgender)?
Niet om de bommen en granaten en de bliksems en de donders, die het liberalisme de afgelopen decennia mogelijk maakte, definieert de westerse cultuur… nee: het transgender fenomeen is hèt symptoom van decadentie en verval. Camille Paglia... are you for real?

stan zei



het liberalisme is eveneens een symptoom van verval, het feit dat er geen samenhang meer bestaat. hetzelfde geldt voor het transgender-fenomeen, en de enorme belangstelling die dit opwekt. paglia constateert na serieus onderzoek dat dit fenomeen samenvalt met de ondergang van een bepaalde cultuur. ditmaal van een parasitaire neoliberale cultuur. dat is geen mening, maar een feit.

'Because I am a Jew and I'm your Boss'

  https://x.com/Kahlissee/status/1871564309970760177 Khalissee @Kahlissee Police: “Why do you refuse to leave?” Man: “Because I'm a Je...