Stel kritiek op Israël niet gelijk aan antisemitisme
De PvdA omarmt een definitie van antisemitisme die volgens gebruikt wordt om critici van Israël monddood te maken.
Toenmalig PvdA-buitenlandwoordvoerder Michiel Servaes maande in mei 2015 de Tweede Kamer, mede namens D66, GroenLinks en de SP, dat we „heel ver weg moeten blijven” van „de koppeling tussen kritiek op de politiek van de regering van een staat, en Jodenhaat”.
Dezelfde PvdA heeft nu onder partijleider Lodewijk Asscher een definitie van antisemitisme omarmd, die bewust die koppeling maakt. Het betreft een definitie die de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) in 2016 heeft vastgesteld.
Deze definitie heeft twee ernstige gebreken
Deze definitie heeft ernstige gebreken, waarvan ik er twee uitlicht. Eén: ze berust op een onduidelijke formulering en is daardoor niet afgebakend. De centrale zin luidt: „Antisemitisme is een zekere perceptie van joden, die zich kan uiten als haat jegens joden.” Vaagheid troef!
Twee: onder de definitie valt ook kritiek op de staat Israël. Dat blijkt uit de toelichting en uit „voorbeelden van hedendaags antisemitisme” die aan de definitie zijn gehecht. Zo is eenieder die stelt dat Israël een ‘racistische onderneming’ is, of die Israël aan ‘dubbele maatstaven’ onderwerpt, een antisemiet.
Twee: onder de definitie valt ook kritiek op de staat Israël. Dat blijkt uit de toelichting en uit „voorbeelden van hedendaags antisemitisme” die aan de definitie zijn gehecht. Zo is eenieder die stelt dat Israël een ‘racistische onderneming’ is, of die Israël aan ‘dubbele maatstaven’ onderwerpt, een antisemiet.
Eind 2018 zijn door de SGP twee moties ingediend, die het kabinet opriepen de IHRA-definitie te omarmen. Net als D66, GroenLinks en de SP, heeft de PvdA twee keer tegen gestemd. Hoe valt de draai van de PvdA nu dan te verklaren?
Een recent communiqué van de PvdA maakt melding van „indringende gesprekken met joodse Nederlanders”. In het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) viel eind januari, kort voor de ommezwaai van de PvdA, te lezen op wie dit slaat: Eddo Verdoner, voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO), Ronny Naftaniel, voormalig directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en huidig vice-voorzitter van het CJO, en CIDI-directeur Hanna Luden – allen lid van de PvdA.
Het artikel waarin deze namen werden genoemd, kwam uit de koker van NIW-hoofdredacteur – én oud-directeur van het CIDI – Esther Voet. Over Verdoner, Naftaniel en Luden vroeg Voet zich hardop af: „Wat doen zij nog bij deze partij”, als die toch niet naar hen luisteren wil.
PvdA-programma voor Europese verkiezingen verguisd
Vervolgens was het aan NIW-redacteur Bart Schut om het vuur op te stoken. In zijn column Wil de PvdA een etnische zuivering? verguisde hij het PvdA-programma voor de Europese verkiezingen in mei – enkel omdat daarin steun wordt betuigd aan een twee-statenoplossing op basis van de grenzen van 1967. Dat is nota bene de officiële positie van het kabinet en de EU!
In Schuts column openbaart zich wat ons betreft de ware, politieke agenda van het CJO, CIDI en NIW: hun strijd tegen Jodenhaat en vóór Israël is in belangrijke mate een strijd vóór de Israëlische bezetting. Het nieuwe wapen dat al die belangen dient en verenigt, is de IHRA-definitie.
In haar communiqué wijst de PvdA ook op „het toenemend antisemitisme”. Nog voor dat besluit naar buiten kwam, heeft Een Ander Joods Geluid (EAJG) contact gezocht met Asscher. Wij hebben van de PvdA geen enkel steekhoudend argument mogen vernemen hoe de IHRA-definitie een oplossing zou bieden voor een toename in antisemitisme.
Evenmin mochten we een inhoudelijk antwoord ontvangen op de talrijke bezwaren en zorgen over de definitie die we hebben aangedragen. Dat doet vermoeden dat de PvdA onder druk van het CJO, CIDI en NIW is gedraaid.
Die organisaties blijven intussen zeggen dat het onder de IHRA-definitie mogelijk blijft om Israël te bekritiseren. Dat is pure misleiding. Kritiek op Israël is volgens de definitie alleen geoorloofd „als zij vergelijkbaar is met kritiek op elk ander land”. Wie ‘bepaalt’ of aan dit criterium wel of niet wordt voldaan? Juist: CJO, CIDI en NIW, die al sinds jaar en dag maatschappelijk gezien het laatste woord opeisen in kwesties rond ‘antisemitisme’.
Voorboden van hoe de IHRA-definitie gaat worden ingezet, zijn er al. In 2016 werd toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Koenders (PvdA) op basis van de definitie van antisemitisme beschuldigd omdat hij de Europese richtlijnen steunde voor het herkenbaar etiketteren van producten uit illegale joodse nederzettingen.
In Duitsland wordt op dit moment een joodse vredesorganisatie verketterd op grond van de IHRA-definitie van antisemitisme – omdat ze sancties en boycots tegen Israël steunt.
Is het steunen van sancties tegen Israël antisemitisch?
Het meest recente slachtoffer is PKN-predikant Chris Kors. Op een recente bijeenkomst in Nederland met een Palestijnse christen, wiens land door kolonisten en nederzettingen wordt bedreigd, haalde Kors verzetsheld dominee Borgers aan, „die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog duidelijk heeft uitgesproken over de misstanden in die tijd”. Het CIDI hoorde in deze uitspraak van Kors een „parallel tussen WOII en de situatie in de Palestijnse gebieden” en oordeelde dat dit op grond van de IHRA-definitie ‘antisemitisch’ moest heten.
En zo wordt de IHRA-definitie misbruikt om degenen die voor de rechten van de Palestijnen opkomen te bezoedelen en monddood te maken – opdat de Israëlische regering ongestoord en ongestraft kan doorgaan met het bezetten en annexeren van Palestina.
Op 15 februari jl. schreef het NIW triomfantelijk dat de PvdA „om is” en „zonder voorbehouden” voor de IHRA-definitie heeft gekozen – „als eerste (centrum-)linkse partij in Nederland”. Het valt te hopen dat D66, GroenLinks en SP deze dwaalweg niet betreden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten