De huidige westerse cultuur is als een vliegtuig waarvan de motoren tijdens de vlucht zijn gestopt, de luchtdruk in de cabine is weggevallen, met zuurstofmaskers op geven de machteloze piloten elkaar de schuld van de op handen zijnde ramp, terwijl de passagiers gebiologeerd blijven staren naar een amusementsprogramma op de monitor in de stoel voor hen. In die neoliberale werkelijkheid geldt dat ‘your value as a human being is equivalent to what you are paid.’
Nu de mainstream-media met hun versie van de werkelijkheid zich ineens opwinden over het verspreiden van ‘nepnieuws’ is het van belang te weten hoe de westerse ‘vrije pers,’ evenals de overgrote meerderheid der politici, al tenminste een eeuw lang uiteindelijk de belangen van de economische en financiële elite dienen, juist door het verspreiden en bespreken van ‘nepnieuws.’ Een recent voorbeeld daarvan was een email van de Vlaamse hoofdredacteur van NRC Handelsblad, Peter Vandermeersch, die zondag 19 maart 2017 meedeelde:
De grootste verrassing was voor mij toch de ongelofelijke klap die de PvdA te verwerken kreeg. Nooit in de parlementaire geschiedenis van dit land verloor een partij 29 zetels. Collega Hugo Logtenberg had het briljante idee om naar de uitslagenavond te kijken samen met Ad Melkert, de man die ooit 22 van zijn 45 PvdA-zitjes moest inleveren. Het leverde het beste verhaal van de week op.
Wat mij na lezing van ‘het beste verhaal’ van de NRC opviel was dat de schrijver ervan, de journalist Hugo Logtenberg, zijn ‘briljant idee’ niet heeft uitgewerkt. Hij vergat bijvoorbeeld aan Ad Melkert de uiterst relevante vraag te stellen waarom Lodewijk Asscher na zijn historisch verlies niet ogenblikkelijk opstapte. Die vraag was voor de hand liggend vanwege het feit dat voor Melkert ‘Lodewijk Asscher zijn man’ blijft en hij vervolgens stelt: ‘Ik denk dat het heel goed is dat Lodewijk de kans krijgt om deze ervaring te gebruiken om sterker terug te komen. Dat gun ik hem ook.’ Die mening is opvallend als men het volgende weet:
Bij de verkiezingen van 15 mei 2002 was Melkert lijsttrekker voor de PvdA en daarmee opvolger van Wim Kok. Campagneleider was het latere Kamerlid Jacques Monasch. Een belangrijke politieke tegenstander van de PvdA van Melkert was de nieuwe partij LPF van lijsttrekker Pim Fortuyn. Melkert legde in de campagne de nadruk op ‘samen doen,’ Fortuyn op de ‘puinhopen van Paars.’ Berucht is het televisiedebat op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen op 6 maart 2002, waarin Melkert Pim Fortuyn met tegenzin feliciteerde met zijn overwinning in Rotterdam.
6 mei, negen dagen voor de verkiezingen, werd Fortuyn vermoord, waarna alle partijen besloten de verkiezingscampagnes te stoppen. De verkiezingen gingen door, de PvdA verloor dramatisch, ging van 45 naar 23 zetels. De LPF behaalde 26 zetels.
Na deze uitslag trad Melkert af als partijleider en verliet hij de actieve Nederlandse politiek. In mei 2006, vier jaar na de moord op Pim Fortuyn, vertelde Melkert in het televisieprogramma van oud-politicus Paul Rosenmöller te hebben gefaald in de verkiezingsstrijd van 2002 en zich 'te veel in de toren van de bestuurder te hebben verschanst,’ waardoor zijn optreden iets bevoogdends kreeg, 'iets dat de kiezer totaal niet aansprak.’
Bovendien maakte Melkert geen deel uit van het toenmalige kabinet, en kon dus niet op zijn daden als minister worden afgerekend, zoals het geval is bij Asscher. Toch trok Melkert als PVDA-lijstrekker in 2002 de enig denkbare conclusie uit het ‘dramatisch’ verlies van 22 zetels door op te stappen ‘als partijleider’ en ‘de actieve Nederlandse politiek’ te verlaten. Zo zijn de regels van de democratie, zodra de overgrote meerderheid van je kiezers laat weten geen enkel vertrouwen meer in je te hebben, dien je op te stappen als politicus. De falende Lodewijk Asscher, die 29 zetels verloor, als gevolg van zijn neoliberaal afbraakbeleid, blijft evenwel zitten. Zeven zetels meer verloren dan Melkert, maar niet het democratisch fatsoen hebben om politieke verantwoording hiervoor te nemen, en daarentegen wel de partijvoorzitter laten opstappen. Op zijn minst is dit opmerkelijk. En toch geen enkele vraag daarover van de ‘briljante’ bedenker van het interview, Hugo Logtenberg. Ik vermoed dat de belangrijkste reden dat Melkert opstapte, terwijl Asscher een ander liet opstappen, een milieukwestie is. Ad Melkert is van huis uit een rooms-katholieke kapperszoon met de moraliteit en beperkingen van dit kleinburgerlijk milieu. Daarentegen komt Lodewijk ‘Asscher uit een joodse familie van juristen en diamantairs uit de Amsterdamse wijk De Pijp. Zijn overgrootvader Abraham Asscher was een van de voorzitters van de Joodsche Raad.'
Over de praktijken van de Joodsche Raad oordeelde na 1945 de zogeheten ‘Joodse Ereraad’ dat
- het laakbaar is geweest, de opdracht tot vorming van een 'Amsterdamse Jodenraad' en het voorzitterschap van deze raad (wat verantwoordelijkheid jegens de Duitsers medebracht) uit handen van de Duitsers te hebben aanvaard;
• dat het laakbaar is geweest, het Joodse Weekblad te blijven uitgeven, toen eenmaal bleek, dat het de Duitsers van meer nut dan de Joden moest zijn, waarbij de Ereraad tevens herinnert aan zijn afkeurend oordeel over een aantal berichten, die hiervoor zijn genoemd;
• dat het laakbaar is geweest, medewerking te verlenen aan een aantal anti-Joodse maatregelen, zoals het uitgeven van de Jodenster en het verzenden van bevelen om naar Westerbork te vertrekken;
• dat de wijze, waarop de voorzitters de weigerachtigen tot het geven van de bijdrage tot de eerste heffing aanschreven, laakbaar is geweest;
• dat de medewerking, verleend bij de selectie voor deportatie, in het bijzonder de medewerking in mei 1943, zeer laakbaar is geweest.
Abraham Asscher wees het vonnis van de hand, hij sneed alle banden met de Joodse gemeenschap door.
Op 6 november 1947 werden Cohen en Asscher op last van N.J.C. Sikkel, procureur-fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof te Amsterdam, gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring aldaar, wegens medewerking aan de vijand waardoor de Joodse deportatie in belangrijke mate zou zijn vergemakkelijkt. Na een maand werden ze in afwachting van een eventuele berechting voorlopig vrijgelaten. In 1951 werd van strafvervolging van Cohen afgezien (Asscher was in 1950 overleden) op gronden aan het algemeen belang ontleend.
Onverschrokken joodse jongeren die verzet boden tegen de terreur van de NSB.
Ongeveer 75 procent van de joodse Nederlanders werd tijdens de holocaust vermoord, procentueel is dit twee keer zoveel als in België en drie keer meer dan in Frankrijk. Door de ‘selectie’ van de Joodsche Raad verdwenen vooral arme joodse Nederlanders als eersten richting de nazi-vernietigingskampen. Zij hebben het Lodewijk Asscher’s grootvader nooit vergeven dat hij als rijke joodse Nederlander 'zeer laakbare… medewerking,’ had ‘verleend bij de selectie voor deportatie, in het bijzonder de medewerking in mei 1943.’
Ook de moeder van Lodewijk Asscher, Irene Petronella Asscher-Vonk, denkt allereerst aan haar eigen welzijn. Zij ‘was onder andere hoogleraar Sociaal Recht aan de Radboud Universiteit en vele jaren kroonlid van de Sociaal-Economische Raad. Ze weet veel van duurzaam ondernemen en is dol op commissariaten, want daar kan ze veel van leren,’ zo luidt een kritische tekst op de website tabaknee, met informatie ‘over de tabaksindustrie & haar kompanen.’ Bekend is dat in Nederland:
[r]oken een van de belangrijkste doodsoorzaken [is]. Nederland telt ruim 3,5 miljoen rokers en 2 miljoen van hen zullen door roken overlijden. Elk jaar sterven circa 19.000 mensen als gevolg van roken en 20 tot 30 procent van alle kanker wordt veroorzaakt door roken.
Volgens Nederland Stopt Met Roken, de website van de twee vrouwelijke longartsen Pauline Dekker en Wanda de Kanter zijn er ‘nu 4 miljoen rokers waarvan 1 miljoen door het roken zijn pensioen niet zal halen. 2/3 overlijdt aan het roken.’ Gezien het feit dat ‘we’ hier te maken hebben met een niet gering maatschappelijk probleem, is de volgende informatie van Tabaknee veelzeggend:
Toen Irene Asscher-Vonk door Philip Morris werd gepolst of ze commissaris wilde worden, had ze zo haar twijfels. Eerst maar eens een rondje langs haar kinderen maken, Lodewijk incluis. 'Hun reactie: "Nee mam, als je dat doet, schamen we ons daar echt niet voor,"' zegt ze in een interview. Ook van deze 'casus' kon ze leren. 'Die werknemers staan voortdurend onder maatschappelijke druk, maar ook zij willen trots zijn op hun Philip Morris, en een kwaliteitsproduct afleveren, of ze nou roken of niet. Boeiend!’
Gaat Lodewijks moeder haar boeiende maar toch ook dubieuze commissariaat neerleggen, nu haar zoon zo'n hoge positie in de regering bekleedt? Op onze vraag per e-mail antwoordt ze: 'De verschillende familieleden maken ieder hun eigen professionele afwegingen en nemen hun eigen professionele beslissingen.' Maar wacht eens, zij had toch juist haar kinderen gebeld om hun goedkeuring voor haar tabakscommissariaat te krijgen?
Wij begrijpen niet goed hoe deze voorstandster van duurzaam ondernemen zich kan verbinden aan een bedrijf dat, zo zou je kunnen zeggen, 'duurzaam doodt.’ Kan ze dit uitleggen?
'Maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft onder meer betrekking op de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen,' luidt haar antwoord. 'Daar zet ik mij voor in, ook bij Philip Morris B.V.’
Fijn voor de werknemers, maar de patiënten met longkanker of de longziekte COPD zal het een worst wezen of de werknemers genoeg vakantiedagen krijgen en hun zegje mogen doen.
Kritiek op haar samenwerking met de tabaksindustrie wimpelt mevrouw Asscher-Vonk af met het schijnargument: 'Het betreft een legale industrie.’ De redactie tabaknee weigerde genoegen te nemen met deze reactie en stuurde ‘nog een e-mail om onze vraag te verduidelijken: “Ligt u 's nachts nooit wakker van de tabaksdoden?” Dan meldt mevrouw Asscher-Vonk dat ze aan haar antwoorden niets toe te voegen heeft. Oftewel: Geen commentaar.’ […]
We kunnen haar werkzaamheden voor Philip Morris evenmin rijmen met de opmerkelijke actie van haar zoon Lodewijk. Als vicepremier maakt hij zich druk om de champignons in onze supermarkten die door uitgeputte Polen worden geplukt. Tabak dat de rokers ernstig ziek of dood maakt en overigens ook geregeld door kinderhandjes op de plantages wordt geplukt, zijn blijkbaar van een andere orde? En dat zijn moeder Philip Morris adviseert, is niet iets om je voor te schamen? Integendeel, 'Ik ben trots op mijn machtige moeder,' vertelt de vicepremier in een artikel in Het Parool. Is Lodewijk vergeten dat zijn PvdA voor een stevig tabaksontmoedigingsbeleid is?
Hoe krijgen we mevrouw Asscher zo ver dat ze opstapt bij Philip Morris? Tip: loop een middag mee met een longarts in de polikliniek. Dan kan ze de angstige en benauwde patiënten met longkanker en longemfyseem met eigen ogen zien. Of bekijk de schokkende reportage van ABCNews waaruit blijkt dat Philip Morris in Indonesië kleine kinderen doelbewust aan het roken brengt. Allemaal dankzij de kwaliteitsproducten van Philip Morris, geproduceerd door personeel met zeer goede arbeidsvoorwaarden.
Mevrouw Irene Petronella Asscher-Vonk die vooral voor zichzelf opkomt.
Kortom, het milieu waaruit Lodewijk Asscher’s voortkomt, is er één waarin het maatschappelijk verantwoorde niet ten koste gaat van het eigenbelang. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hijzelf ondanks zijn ruime onkostenvergoeding als 'wethouder onder andere een ansichtkaart van 1,79 euro declareerde en enkele baby-rompertjes die hij cadeau had gedaan aan politieke relaties,' en de gemeenschap dus al voor een dergelijk miniem bedrag belazerde. Desondanks ziet hij zichzelf als een postmoderne Mozes, die zijn volk naar het beloofde land leidt. Vrijdag 17 maart 2017 wees het dagblad Trouw erop dat:
Vanaf het moment dat Asscher zich beschikbaar stelde voor het lijsttrekkerschap, zijn doel duidelijk [was]: het Torentje. Dat was behoorlijk ambitieus voor een partij die er in de peilingen al zo lang zo beroerd voorstond. En hij dacht ook nog dat hij het beter zou doen dan de populaire Rutte.
De vice-premier laat wel vaker zien dat hij zichzelf hoog heeft zitten. In de rubriek ‘Tien Geboden’ in Trouw vergeleek hij zichzelf met Mozes: ‘Mozes kreeg de opdracht het volk bij elkaar te houden en naar het beloofde land te brengen. Dat is nu mijn rol: die van een hedendaagse Mozes. Iedereen heeft zo zijn “taak” in het leven.’
En de ‘taak’ die de sociaal-democratische vice-premier en zijn ploeg zich in 2012 stelden, was ‘miljardenbezuinigingen op zorg, sociale zekerheid en overheid,’ aldus de kop in NRC Handelsblad van 29 oktober 2012, waarin het regeerakkoord tussen VVD en PVDA kort werd samengevat. Daarbij ging de ‘PvdA akkoord met een bezuiniging van 1 miljard euro op ontwikkelingssamenwerking, grote bezuinigingen op de sociale zekerheid een hervorming van het ontslagrecht en de inkorting van de maximale WW-duur.’ Desondanks dacht Lodewijk Asscher in 2017 dat hij als ‘Mozes’ zijn volgelingen zou kunnen bewegen op hem te stemmen.
Hoewel Bas Heijne ‘rechts’ beticht van ‘politiek narcisme,’ is dit begrip nergens zo toepasselijk als in het geval van Lodewijk Asscher. Dat ook ergens in het onderbewustzijn van NRC-interviewer Logtenberg het vage gevoel bestaat dat deze PVDA-charlatan niet is wat hij lijkt, blijkt uit de voorzichtige opmerking dat ‘[w]at ook niet hielp is dat Asscher zich presenteerde als premierskandidaat, terwijl de peilingen daar geen moment aanleiding toe gaven,’ waarop Ad Melkert toegee moet geven:
Dat scenario heeft inderdaad nooit in de lucht gehangen en dan is het heel moeilijk om nog te schakelen. Hij heeft zich uiteindelijk goed hersteld maar dat was te laat. Toen was Klaver er al met de buit vandoor.
Hoewel Bas Heijne ‘rechts’ beticht van ‘politiek narcisme,’ is dit begrip nergens zo toepasselijk als in het geval van Lodewijk Asscher. Dat ook ergens in het onderbewustzijn van NRC-interviewer Logtenberg het vage gevoel bestaat dat deze PVDA-charlatan niet is wat hij lijkt, blijkt uit de voorzichtige opmerking dat ‘[w]at ook niet hielp is dat Asscher zich presenteerde als premierskandidaat, terwijl de peilingen daar geen moment aanleiding toe gaven,’ waarop Ad Melkert toegee moet geven:
Dat scenario heeft inderdaad nooit in de lucht gehangen en dan is het heel moeilijk om nog te schakelen. Hij heeft zich uiteindelijk goed hersteld maar dat was te laat. Toen was Klaver er al met de buit vandoor.
Met andere woorden: volgens Melkert en Logtenberg heeft niet allereerst en vooral het neoliberale bezuinigingsbeleid van het neoliberale VVD/PVDA kabinet geleid tot het zetelverlies van meer dan 75 procent, maar de campagne, waardoor ‘Klaver er met de buit vandoor’ kon gaan. En zo speelt de journalist het politieke spelletje mee, evenals de hoofdredacteur die dit alles aanprijst als een ‘briljant idee’ dat uitmondde in ‘het beste verhaal van de week,’ met fragmenten als deze:
Nog één keer die avond toont hij zijn ergernis over de huidige politiek. Als Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren fulmineert over ‘partijen die hun idealen loslaten’ en zich verlagen tot ‘allerlei compromissen.’ ‘Hè ja, stel je voor,’ zegt Melkert spottend. ‘De kracht van Nederland om samen te werken, wordt gezien en gebracht als een zwakte. Dat is iets waar ik grote moeite mee heb.’ Puur populisme, zegt hij. Net als het afgeven op ‘de elite.’
Opnieuw vinden de journalist en de uitgerangeerde politicus elkaar. Twee stemmen, één geluid, de heren vullen elkaar aan: de journalist spreekt van ‘fulmineren,’ oftewel ‘heftig uitvaren,’ tegen de ‘kracht van Nederland,’ te weten ‘samen te werken.’ Het ernstig benadelen van grote groepen burgers wordt hier door het tandem gepresenteerd als een onterechte aanval op het zo geprezen poldermodel. Het politiek bekritiseren van een sociaal-democratische partij die zich van driekwart van haar achterban heeft vervreemd is ‘puur populisme,’ volgens de journalist die de woorden zonder aanhalingstekens in de mond van de politicus legt. Het is niet alleen ‘puur populisme’ om een waarheid als een koe te vertellen, maar ook nog eens ‘het afgeven op “de elite,”’ waarmee Hugo Logtenberg en Ad Melkert de gecorrumpeerde ‘politiek-literaire elite’ in de polder bedoelen. En het kan vanzelfsprekend nooit en te nimmer dat ‘het volk’ zijn belangen beter weet dan ‘de elite.’ Et voilà, een schitterend voorbeeld van de arrogantie van de macht, de politieke macht die nooit werkelijk in de democratie geloofd heeft, maar wel altijd in haar eigenbelang. Tegen het einde van de ontmoeting tussen de journalist en de oud-politicus gebeurt er nog iets onthullend. De kritiek op de gecorrumpeerde ‘elite’ zit Melkert echt dwars, want ‘na middernacht' komt hij hierop terug
als hij zijn bezoek uitlaat. Op weg naar de deur lopen we langs een ingelijste zwart-witfoto met daarop drie generaties Melkert, gezeten in de gelijknamige kapsalon in Gouda. Melkert wijst naar de jongste man op de plaat: ‘Dat is mijn vader.’
Ik kan mij geen scherper zelfportret voorstellen dan deze. De petite bourgeois ziet zichzelf als de maat van alles:
Melkert vertelt hoe zijn vader hem en zijn drie jongere broers voorhield om te gaan studeren. Dat deden ze. Met succes. Zichtbaar trots: ‘Verheffing, in één generatie.’ Hij moet er, zegt hij, vaak aan denken als het gaat over de verfoeide elite. ‘Al die critici zouden een punt hebben als de elite in Nederland ontoegankelijk zou zijn voor mensen die als een dubbeltje zijn geboren. Maar dat is echt onzin.’
De relnicht en de kapperszoon.
Zodra de kleinburger zich heeft opgewerkt tot trots lid van de elite, dient het volk te zwijgen. Dat die ‘elite’ door deregulering en privatisering medeverantwoordelijk is voor het uithollen van de democratie, medeplichtig is aan het steeds sneller laten smelten van de poolkappen, met desastreuze gevolgen voor de hele mensheid, permanent oorlog laat voeren en nieuwe oorlogen tegen Rusland en China voorbereidt, en daarnaast de kloof vergroot tussen rijk en arm -- nu ook in het Westen waar steeds meer burgers overtollig worden omdat zij niet meer nodig zijn om het neoliberalisme draaiende te houden -- zijn zaken waaraan de kapperszoon Ad Melkert niet herinnerd wordt. Dit middenstandsmilieu kenmerkt zich door enerzijds brandende ambitie en anderzijds een gebrek aan verbeeldingskracht, dus aan het vermogen om kennis vruchtbaar te maken door fantasie. Vandaar ook dat hij met diepe verbittering reageert op het bekritiseren van ‘de elite in Nederland,’ die zich ‘zichtbaar trots’ boven het werkvolk heeft verheven. Daardoor is Ad Melkert zich ook niet bewust van datgene wat de Britse auteur John Berger in zijn boek A Fortunate Man: The Story of a Country Doctor (1967) zo helder heeft beschreven, namelijk dat:
[t]here are large sections of the English working and middle class who are inarticulate as the result of wholesale cultural deprivation. They are deprived of the means of translating what they know into thoughts which they can think. They have no examples to follow in which words clarify experience. Their spoken proverbial traditions have long been destroyed: and, although they are literate in the strictly technical sense, they have not had the opportunity of discovering the existence of a written cultural heritage. Yet it is more than a question of literature. Any general culture acts as a mirror which enables the individual to recognize himself — or at least to recognize those parts of himself which are socially permissible. The culturally deprived have far fewer ways of recognizing themselves. A great deal of experience — especially emotional and introspective experience – has to remain unnamed for them.
Als gezagsgetrouwe petite bourgeois wist Ad Melkert wat zijn plaats was, en dus trad hij af en verliet de politiek. Op een specifieke manier weet ook Lodewijk Asscher zijn plaats, en dus bleef hij zitten waar hij zit, want in zijn milieu wordt politieke en financiële macht gezien als iets dat de koopmanselite toekomt, iets waarop zij als het ware een onvervreemdbaar recht heeft. Ad Melkert kan men dus nog wel voorstellen als een sociaal-democraat, maar Lodewijk Asscher absoluut niet. Geheel conform zijn positie als de hedendaagse Mozes van de Sociaal Democratie is het feit dat van de ongeveer ‘duizend afgevaardigden,’ die zaterdag 18 maart 2017 ‘in de Jaarbeurs in Utrecht hun verdriet, boosheid, bezorgdheid en voorstellen voor hervormingen met het partijbestuur en de demissionaire PvdA-bewindslieden,’ niet minder dan ’87 procent van de leden zijn vertrouwen uit[sprak] in Asscher,’ en de ‘[p]artijleider niet voor zijn positie [hoeft] te vrezen.’ Merkwaardig is dit niet, aangezien het uiterst aannemelijk is dat de overgrote meerderheid bestond uit mensen die hun baan aan de PVDA te danken heeft, want waarom anders zouden ze op hun vrije zaterdag hebben geprobeerd een dood paard tot leven te wekken, nietwaar? Men kan nu moeilijk de zaak nog verder afbreken, zal de 87 procent Mozes-aanhangers hebben gedacht. Bovendien want welke andere dwaas wil een partij van losers leiden, dus laat Lodewijk maar blijven zitten. Die 'leden' zijn in wezen oninteressant, aangezien dit slag mensen altijd als eerste aan zijn portemonnaie denkt. Veel interessanter is Lodewijk Asscher, de kleinzoon van een man die, niet zoals de joodse arbeiders uit mijn buurt in 1941 tegen de WA vochten, de knokploeg van de NSB, maar ‘medewerking’ verleende ‘bij de selectie voor deportatie’ naar uiteindelijk de vernietigingskampen. Ook deze grootvader meende het recht te hebben zich als een Mozes te verheffen boven zijn geloofsgemeenschap. De vraag is daarom: waarom meent Lodewijk Asscher dat juist hij geroepen is om het sociaal-democratische volk naar het beloofde land te leiden? Nog even afgezien van het feit dat, wetenschappelijk gezien, er geen enkel bewijs bestaat dat Mozes heeft bestaan, is Lodewijk’s messianisme op niets gestoeld. Hij is een yup die enthousiast een neoliberaal beleid heeft uitgevoerd dat talloze mensen heeft gedupeerd. Vandaar die afrekening, waaraan hijzelf geen persoonlijke consequentie verbindt, zonder dat de mainstream-journalistiek hier een punt van maakt, terwijl het hier toch een politiek issue van de bovenste plank betreft. Zondag 19 maart 2017 wees op Facebook Jaap Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods Geluid, terecht op het volgende:
PvdA bestuurders zeggen aan een stuk door dat hun partij de afgelopen regeringsperiode 'zijn verantwoordelijkheid genomen heeft.’
Dat is ONWAAR. De partij heeft verantwoordelijkheid genomen, inderdaad, voor een neoliberaal herverdelingsbeleid van het nationaal inkomen en het daarmee gepaard gaand afbraakbeleid van de verzorgingsstaat. De PvdA heeft juist NIET ZIJN verantwoordelijkheid genomen, namelijk voor een sociaal-democratisch beleid.
Ten tweede: de wegvallende kiezerssteun wordt steeds geïnterpreteerd en uitgelegd als een communicatieprobleem. 'We zijn er niet in geslaagd de boodschap over te brengen.’ Zo nog gisterenavond Dijsselbloem.
ONJUIST. De boodschap is juist perfect overgekomen, opgepakt en teruggegeven in de vorm van massaal wegvallen van kiezerssteun. De boodschap luidde: 'reken niet op ons of de sociaal-democratie, maar redt uzelf, of u dat nu kunt of niet.’
De PvdA heeft de verkeerde verantwoordelijkheid genomen, en het wegvallen van de kiezers is geen communicatieprobleem, maar een probleem van de inhoud.
Hier stuiten ‘we’ op het centrale probleem, het failliet van de westerse democratie, de gapende leegte in de westerse consumptiecultuur. 'We' leven in de virtuele werkelijkheid van de mainstream-media met hun perceptie-management, in de praktijk gebracht door degenen die doorgaan voor wat Henk Hofland de ‘politiek-literaire elite’ betitelde, waar geen ‘natie zonder’ kon, aldus de Mozes van de polderpers, wiens opvolger bij de zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant,’ Bas Heijne, twee dagen na de Tweede Kamerverkiezingen van 2017, als een volleerde snake oil peddler kwam leuren met ‘Het antwoord op populisme is niet pragmatisme, maar visie en elan.’ Maar dan wel elke dag twee volle eetlepels in één keer doorslikken, vooral niet anaal inbrengen, en let op de kleine lettertjes op het flesje, of zoiets.
Onder: joodse Nederlanders, bijeen gedreven om te worden afgeslacht.
Het Westen verkeert op elk gebied, en op elk niveau in een diepe crisis. De status-quo is onhoudbaar geworden, het manicheïsch simplisme werkt niet meer even succesvol als voorheen, het volk is op zoek naar een nieuwe Mozes, de opiniemakers zijn hun geloofwaardigheid kwijt, de corruptie is alom, de Vooruitgang is op een Achteruitgang gaan lijken. Niets is meer wat het ooit leek te zijn, overal zijn de symptomen van een ernstige pathologie zichtbaar, de consumptiecultuur vreet zichzelf van binnenuit op, de waanzin vernietigt nu zichzelf, de westerling zwicht onder een intense vermoeidheid, de dynamiek van de heilsverwachting is uitgewerkt. Al in 1919 — na de eerste massale slachting van de Verlichte moderniteit — typeerde de Ierse dichter W.B. Yeats in The Second Coming
Turning and turning in the widening gyre
The falcon cannot hear the falconer;
Things fall apart; the centre cannot hold;
Mere anarchy is loosed upon the world,
The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
The ceremony of innocence is drowned;
The best lack all conviction, while the worst
Are full of passionate intensity.
Het enige dat ‘we’ met zekerheid weten is dat
The darkness drops again; but now I know
That twenty centuries of stony sleep
Were vexed to nightmare by a rocking cradle,
And what rough beast, its hour come round at last,
Slouches towards Bethlehem to be born?
Maar zelfs van het fascisme, het nationaal-socialisme, het totalitarisme, heeft de westerling niets geleerd. Als een slaapwandelaar wankelt hij naar de afgrond. Hij is niet bij machte te accepteren hoe vergankelijk alles is:
My name is Ozymandias, king of kings:
Look on my works, ye Mighty, and despair!
Nothing beside remains. Round the decay
Of that colossal wreck, boundless and bare
The lone and level sands stretch far away.
Aldus in 1818 de Britse dichter Shelley in zijn sonnet Ozymandias. Zelfs nu blijft alles dat we weten ontoereikend, en is de westerling ‘in thrall to every kind of fantasy and delusion,’ om John Gray’s woorden in Enlightenment’s Wake (1995) te citeren. Terwijl de groten worden genegeerd zijn het de minor poets die op het toneel zijn geklommen, zich niet realiserend dat, zoals William Blake schreef:
Folly is an endless maze,
Tangled roots perplex her ways.
How many have fallen there!
They stumble all night over bones of the dead,
And feel they know what but care,
And wish to lead others, when they should be led.
Bezeten van zichzelf weigeren de huidige politici en opiniemakers te beseffen dat zij niet in staat zijn ‘anderen te leiden,’ omdat ‘zij geleid moeten worden.’ Daar staat hij dan, in de schijnwerpers, op de bühne, in alle leegte, om zijn publiek angst aan te jagen voor ‘de volmaakte leugenmachine van Poetin en zijn handlangers,’ het feit negerend dat oorlog in een tijdperk van massavernietigingswapens alleen maar dood en verderf kan veroorzaken. Terwijl de poolkappen sneller smelten dan de meest sombere wetenschappelijke studies voorspelden, is Bas Heijne’s boodschap een herhaling van de aloude Koude Oorlogspropaganda, waarvan ontwikkelde burgers hoopten eindelijk verlost te zijn. Maar zonder de eeuwig sluimerende ressentimenten te mobiliseren is de P.C. Hooftprijs-winnaar 2017 niets, een nobody. En geen van zijn kwaliteitslezers die zich afvraagt hoe ‘de leugenmachine’ van het vleesgeworden Kwaad en ‘zijn handlangers,’ absoluut ‘volmaakt’ kan zijn wanneer in elk geval Bas Heijne door die vermeende propaganda kan heen prikken. ‘Volmaakt’ is die ‘leugenmachine’ dus niet, net zomin als een broodschrijver zonder logica ‘volmaakt’ kan zijn. Ziehier de door hem bepleite ‘visie en elan.’ Daarom opnieuw één van de groten. In zijn gedicht The Massacre of the Innocents (1938) — een jaar voordat de tweede massale slachting begon — laat W.H. Auden de vazal-koning Herodes zeggen:
Legislation is helpless against the wild prayer of longing that rises, day in, day out, from all these households under my protection: ‘O God, put away with justice and truth for we cannot understand them and do not want them,’
en waarschuwt:
Reason will be replaced by Revelation. Instead of Rational Law, objective truths perceptible to any who will undergo the necessary intellectual discipline, and the same for all, Knowledge will degenerate into a riot of subjective visions -- feelings in the solar plexus induced by undernourishment, angelic images generated by fevers or drugs, dream warnings inspired by the sound of falling water. Whole cosmogenies will be created out of some forgotten personal resentment, complete epics written in private languages, the daubs of school children ranked above the greatest masterpieces.
Idealism will be replaced by Materialism... Diverted from its normal and wholesome outlet in patriotism and civic or family pride, the need of the materialistic Masses for some visible Idol to worship will be driven into total unsocial channels where no education can reach it... Justice will be replaced by Pity as the cardinal human virtue, and all fear of retribution will vanish. Every corner-boy will congratulate himself: ‘I'm such a sinner that God had to come down in person to save me. I must be a devil of a fellow.'
In hetzelfde interbellum voorspelde en analyseerde de Russische-Amerikaanse socioloog Pitirim Aleksandrovitsj Sorokin, die in 1923 naar de VS emigreerde en daar hoogleraar sociologie werd aan de Harvard University, de teloorgang van de waarheid in de westerse cultuur. Wikipedia meldt over hem:
In his Social and Cultural Dynamics he classified societies according to their 'cultural mentality,’ which can be ideational (reality is spiritual), sensate (reality is material), or idealistic (a synthesis of the two). He suggested that major civilizations evolve through these three in turn: ideational, idealistic, sensate. Each of these phases of cultural development not only seeks to describe the nature of reality, but also stipulates the nature of human needs and goals to be satisfied, the extent to which they should be satisfied, and the methods of satisfaction. Sorokin has interpreted the contemporary Western civilization as a sensate civilization dedicated to technological progress and prophesied its fall into decadence and the emergence of a new ideational or idealistic era.
Het belang van Sorokin’s werk werd nog eens belicht door Morris Berman, toen ik deze Amerikaanse cultuurcriticus interviewde over zijn boek The Twilight of American Culture (2000). Berman wijst erop dat het
uncanny aspect of Sorokin's analysis is that his predictions for the twenty-first century are already showing up. Sorokin foretells that the boundary between true and false will erode, and that conscience (superego) will disappear in favor of special-interest groups. Force and fraud will become the norm, he says, the family will disintegrate, real creativity will wane. As a substitute for the latter, we shall get a multitude of mediocre pseudo-thinkers, and our belief system will turn into a strange, inchoate (simpele. svh) stew of shreds of science, philosophy, and magic. Above all -- anticipating here the rise of kitsch -- ‘quantitative colossalism will substitute for qualitative refinement.' Instead of classics, we shall have best-sellers; instead of genius, technique. Real thought will be supplanted by information. Security will fade, and catastrophe will ensue. Culture will become increasingly debased, emptied of content, until a reaction or cartharsis will finally take place, after which a new ideational culture will arise from the ashes of the old sensate (zintuiglijke. svh) one.'
Precies tien jaar voordat Geert Mak in zijn bestseller In Europa (2004) beweerde dat 'Europa als vredesproces een eclatant succes [was]' en 'Europa als economische eenheid ook een eind op weg [is],’ en ruim twee decennia voordat Bas Heijne angst verspreidde voor ‘de’ — in zijn ogen — ‘volmaakte leugenmachine van Poetin en zijn handlangers,’ constateerde de joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar voor Literatuur (2002) Imre Kertész:
De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon?
Na het omvallen van de Muur, waarachter het ‘reëel bestaande socialisme’ zou hebben bestaan, stelde Kertész:
Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land -- naar keuze...
dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood -- in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.
Tegelijkertijd zette Kertész, die ondermeer Auschwitz overleefde, uiteen dat
de totalitaire taal, of zoals Orwell het noemt, de Newspeak, met behulp van een goed gedoseerde dynamiek van geweld en angst onherroepelijk door[dringt] in het bewustzijn van de individuele mens en sluit hemzelf daar langzaam buiten; hij heeft dus geen toegang meer tot zijn eigen innerlijk leven. Hij identificeert zich steeds meer met de hem toebedeelde of opgedrongen rol, of die nu bij zijn persoonlijkheid past of niet. Bovendien is de volledige acceptatie van die rol, die functie, zijn enige overlevingskans.
Met zijn demonisering van ‘Poetin,’ wiens ‘opgestoken vinger’ het Westen tart, is mainstream-opiniemaker Heijne een schoolvoorbeeld van wat Kertész een ‘middelmatige pseudo-denker’ noemt, die ‘echte gedachten’ heeft ‘vervangen door informatie,’ waardoor ‘[wij] in plaats van de klassieken, best-sellers’ hebben. Deze ontaarding wordt nog eens bekrachtigd nu in Nederland het wereldje van de kunsten het domein van de journalistiek looft door bijvoorbeeld Heijne de prestigieuze P.C. Hooftprijs voor Letterkunde te verlenen. Zo wordt het complexe van de literatuur vervangen door het ééndimensionale mens- en wereldbeeld van de mainstream-media. Terecht wees de auteur Frans Kellendonk in 1986 op het gevaar hiervan toen hij verklaarde: ‘Uit het debat met jezelf ontstaat poezië. Uit het debat met anderen, retorie, waaraan hij toevoegde ‘Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal,’ waardoor de
publieke opinie geen ‘ik’ [kent]. Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij. Het staat altijd in het gelid van een partijprogramma, dat weer inn het gelid staat van een ideologie. Het draagt een geweer en daarom moet ze het wel partijdig bejegenen.
In plaats van de eigen ontaarding, het gebrek aan moraliteit van de eigen cultuur te bekritiseren, projecteert Heijne het Kwaad in de Ander, om zo de belangen van de westerse economische en financiële elite te rechtvaardigen. In dit bewustzijn beschikken enerzijds ‘Poetin en zijn handlangers,’ over een ‘volmaakte leugenmachine,’ terwijl anderzijds de ‘immer onkreukbare Barack Obama,’ president is van ‘het in alle opzichten superieure Amerika,’ dat de ‘orde’ probeert te handhaven, aldus het simplisme à la James Bond versus Blofeld, in hapklare brokken uitgespeld door ‘de beste in zijn vak’ in zijn wekelijkse column van maximaal 500 woorden. Tot de aanslagen in Parijs begin 2015 geloofde Bas Heijne nog in het bestaan van de Vooruitgang, gestoeld op de ‘idealen van de Verlichting,’ dezelfde ‘idealen,’ die zo weinig doorleefd waren dat ze niet eens in staat bleken de genocide in het hart van de beschaafde wereld te voorkomen, en waarover Kertész schreef dat vandaag de dag ‘de herinnering aan Auschwitz’ is verworden ‘tot een ritueel, een instrument, een abstractie.’ Terecht benadrukte de auteur dat het woord ‘Holocaust’ op zichzelf al ‘een bijna sacrale codenaam’ is
voor de dagelijkse routine van massamoord, het vergassen, doodschieten, vernietigen van mensen. De meesten proberen — wat psychologisch gezien zeer begrijpelijk is — Auschwitz te reconstrueren in een taal van vóór Auschwitz, met de begrippen van vóór Auschwitz, alsof het humanistische wereldbeeld van de negentiende eeuw nog steeds geldig was en slechts voor een historisch moment onderbroken was geweest door onbevattelijke barbaarsheid; als ik het goed heb, wordt dit door sommige Duitse en niet-Duitse historici de ‘ontsporing’ van de geschiedenis, de ‘eenmaligheid’ van de Holocaust genoemd.
Maar de werkelijkheid is in feite nog ontluisterender, zoals de Zweedse journalist/auteur Sven Lindqvist aan het eind van zijn boek Exterminate all the Brutes (1997) concludeerde. Hij schreef: ’Auschwitz was de moderne industriële toepassing van een uitroeiingspolitiek waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund.’ De titel van zijn boek verwijst naar de zin uit Joseph Conrads Hart der Duisternis, ‘verdelg al het gespuis.’ Lindqvist vraagt zich af waarom de westerse protagonist ‘Kurtz zijn rapport over de beschavingstaak van de blanke man in Afrika met deze woorden eindigt?’ Hij vertelt vervolgens:
Ik las Conrad als een profetische auteur die alle gruwelijkheden die in het verschiet lagen, voorzien had. Hannah Arendt wist beter. Zij zag dat Conrad over de genocides van zijn eigen tijd schreef. In haar eigen boek The Origins of Totalitarianism (1951), toonde ze hoe imperialisme racisme noodzakelijk maakte als het enig mogelijke excuus voor zijn daden […] Haar these dat nazisme en communisme van dezelfde stam komen is algemeen bekend. Maar velen vergeten dat zij ook de ‘verschrikkelijke slachtpartijen’ en het ‘barbaarse moorden’ van Europese imperialisten verantwoordelijk hield voor ‘de zegevierende introductie van dergelijke pacificatiemiddelen in de alledaagse, respectabele buitenlandse politiek,’ daarmee totalitarisme en zijn genocides producerend.
Lindqvist ontdekt gaandeweg dat de
Europese vernietiging van de ‘inferieure rassen’ van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa. […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust […] En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen — daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
Dit nu is precies wat Bas Heijne doet, waneer hij ‘kennis onderdrukt’ door haar te verzwijgen, waardoor inderdaad ‘het Hart der Duisternis' wordt 'opgevoerd.’ Wanneer Heijne als ‘duider’ weer eens beweert dat hij ondanks alles nog steeds in de ‘idealen van de Verlichting’ gelooft, dan bedriegt hij niet alleen zijn publiek, maar allereerst zichzelf. Wanneer Heijne in zijn ‘betoog’ Staat van Nederland (2017) met grote stelligheid verkondigt dat ‘[d]e erfenis van de Verlichting na de Tweede Wereldoorlog opnieuw [werd] gewaardeerd’ en ‘de idealen van gelijkheid, van empathie met de ander, van zoveel mogelijk vrijheid en van de mogelijkheden tot verwezenlijking van het zelf opnieuw de toon aan[g]aven,’ dan is dit een grotesque leugen. Alleen al de meer dan drie miljoen doden als gevolg van de massale Amerikaanse terreur in Zuid-Oost Azië bewijst precies het tegendeel. Bovendien getuigen de naoorlogse Amerikaanse interventies in bijvoorbeeld Iran, Guatemala, Congo, Chili waar democratisch gekozen regeringen door CIA-interventies ten val werden gebracht, hoe gelijk Adolf Hitler had toen hij stelde ‘Vertel een leugen vaak genoeg, luid genoeg, en lang genoeg en het volk zal je gaan geloven.’ Het is waar: ‘De mensen trappen eerder in een grote leugen dan in een kleine,’ en wel omdat, zoals ‘der Führer’ in Mein Kampf (1925-1927) uiteenzette:
de omvang van een leugen altijd een bepaalde factor van geloofwaardigheid bevat, aangezien de grote massa van de bevolking in de bodem van hun harten ernaar neigen liever te worden beschadigd dan bewust en doelbewust kwaadaardig te zijn, en dat, daarom, in het licht van de primitieve eenvoud van hun brein ze gemakkelijker ten prooi vallen aan een grote leugen dan aan een kleine, omdat ze zelf liegen in kleine dingen, maar zich zouden schamen voor te grote leugens. Zo'n leugen zal nooit in hun hoofden opkomen en ze zullen niet in staat zijn om te geloven in de mogelijkheid van zulke monsterlijk bedrog en valse verklaringen bij anderen, ja, zelfs wanneer ze worden verlicht over het onderwerp, zullen zij lang twijfelen en aarzelen, en ten minste één van deze twee zaken als de waarheid blijven beschouwen.
Vandaar dat Bas Heijne tot op de dag van vandaag publiekelijk kan volhouden dat in het Westen ‘[d]e erfenis van de Verlichting na de Tweede Wereldoorlog opnieuw [werd] gewaardeerd,’ zonder dat in de kringen van ‘de politiek-literaire elite’ in de polder ook maar iemand zijn wenkbrauwen optrok. De waarheid bestaat niet meer in een postmoderne massamaatschappij waar broodschrijvers een zo groot mogelijke massa dienen te behagen, en daarbij vooral niet de belangen van hun werkgevers mogen benadelen. Nooit zal Bas Heijne het in zijn hoofd halen om een boek te schrijven als Terra Nullius (2005), geschreven door dezelfde Lindqvist, die aantoont hoe in Australië:
[d]e meeste blanken ervan overtuigd [waren] dat de mensen die vermoord werden toch tot een lager ras behoorden, dat tot de ondergang gedoemd was. Hierbij konden ze zich beroepen op de indertijd hoogste autoriteit op het gebied van de biologie: Charles Darwin. Hij beweert in de hoofdstukken 5 en 6 van The Descent of Man (1871) dat de uitroeiing van inheemse volken een natuurlijk evolutionair proces is. Diersoorten hebben elkaar altijd uitgemoord, wilde volken hebben elkaar altijd uitgeroeid, en nu er geciviliseerde volkeren zijn zullen de wilde volken voorgoed worden uitgeroeid: 'Overal waar de geciviliseerde naties met barbaren in contact komen zal de strijd van korte duur zijn, behalve daar waar een dodelijk klimaat het inheemse ras bijstaat.’
Maar dit soort zaken zult u niet in 2009 vernomen hebben toen herdacht werd dat Darwin 200 jaar eerder het levenslicht zag. Deze werkelijkheid past niet in het beeld waarbij ‘wij’ beschaafd zijn en de rest onbeschaafd. Lindqvist wees in dit verband op het feit dat
Naarmate het historisch geheugen meer wordt gedemocratiseerd en geglobaliseerd, we eraan [zullen] moeten wennen dat we niet langer worden gezien als louter pioniers en weldoeners, maar ook als onderdrukkers en geweldsplegers en soms zelf als veroveraars die continentale misdaden op hun geweten hebben.
Gezien zijn intellectueel corrupte houding is de vraag gerechtvaardigd: Wat blijft erover van Heijne’s advies dat ‘we het publieke debat [moeten] terugveroveren op het geschreeuw, op het gesjoemel met woorden, op de gemakzuchtige paalpolitiek die haar eigen beloften niet nakomt, op de spin, op de intimidatie, op de kinderachtigheid'? Het antwoord kan niet anders zijn dan dat er niets waardevols overblijft van zijn retoriek, aangezien hij zelf blijft liegen, verdraaien en verzwijgen, omdat nog steeds niet tot hem doordringt dat ‘Wat gemist wordt de moed [is] om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken,’ waardoor tot op de dag van vandaag in Nederland ‘het Hart der Duisternis [wordt] opgevoerd,’ net als ‘[o]veral in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen…’ Voor de Heijne in de wereld gaat inderdaad op: ‘your value as a human being is equivalent to what you are paid.’
Imre Kertész: Auschwitz was tenslotte niet in een vacuüm gebeurd maar binnen de kaders van de westerse cultuur, de westerse beschaving, en die beschaving is evenzeer een overlevende van Auschwitz als die enkele tien- of honderdduizenden mannen en vrouwen die nog de vlammen van de cremnatoria hebben gezien en de geur van brandend mensenvlees hebben geroken. In die vlammen was alles vernietigd wat voorheen als 'Europese waarden' werd vereerd, en op dit ethische nulpunt, in deze morele en geestelijke duistenis, biedt zich als enig uitgangspunt juist dat aan wat die duisternis heeft geschapen: de Holocaust.
Op de eerste dag van 2017 berichtte de website Mondoweiss:
Virtually all of the alleged anti-Semitism we hear about from the Zionists is a lie, smears calculated to silence anyone who seeks to end the horror.
This smear campaign has been compared to the McCarthy witch hunt of the 1950s, but it is in truth much worse, because whereas Communism is merely a political and economic theory that one can argue for or against, anti-Semitism is inherently evil. In other words, with McCarthyism, one could ultimately respond by saying, Well, let’s say I am a communist, so what?
Zionism’s abuse of anti-Semitism, its exploitation of Judaism and historic Jewish persecution for immoral ends, is profoundly anti-Semitic. Zionism, taken at its word, makes Judaism complicit in its crimes, and thus—taken at its word—succeeds where all the conventional bigots throughout the centuries were powerless.
Meanwhile, as we are seeing more bluntly than ever in the United States, true anti-Semitism is embraced by Zionists because it is invariably pro-Israel.
One hundred years ago, MP Edwin Montagu accused the British government of anti-Semitism for colluding with the Zionists. History has proven him correct. If Israel is forced to stop this anti-Semitic abuse, if it is forced to come out from hiding behind its human shield, the conflict will be seen for what it is and so could not continue. Israel-Palestine will become a democratic, secular country of equals.
http://mondoweiss.net/2017/01/terrorism-israeli-state/
Op de eerste dag van 2017 berichtte de website Mondoweiss:
Virtually all of the alleged anti-Semitism we hear about from the Zionists is a lie, smears calculated to silence anyone who seeks to end the horror.
This smear campaign has been compared to the McCarthy witch hunt of the 1950s, but it is in truth much worse, because whereas Communism is merely a political and economic theory that one can argue for or against, anti-Semitism is inherently evil. In other words, with McCarthyism, one could ultimately respond by saying, Well, let’s say I am a communist, so what?
Zionism’s abuse of anti-Semitism, its exploitation of Judaism and historic Jewish persecution for immoral ends, is profoundly anti-Semitic. Zionism, taken at its word, makes Judaism complicit in its crimes, and thus—taken at its word—succeeds where all the conventional bigots throughout the centuries were powerless.
Meanwhile, as we are seeing more bluntly than ever in the United States, true anti-Semitism is embraced by Zionists because it is invariably pro-Israel.
One hundred years ago, MP Edwin Montagu accused the British government of anti-Semitism for colluding with the Zionists. History has proven him correct. If Israel is forced to stop this anti-Semitic abuse, if it is forced to come out from hiding behind its human shield, the conflict will be seen for what it is and so could not continue. Israel-Palestine will become a democratic, secular country of equals.
http://mondoweiss.net/2017/01/terrorism-israeli-state/
1 opmerking:
Fragment uit "in dépôt"
Vrijdag 1 oktober
Het kamp bruist weer van leven: de nieuw aangekomenen, die voorlopig nog niet bij de arbeid zijn ingedeeld, paraderen langs de wegen, staan in groepjes hun lot, wat er gebeurd is en wat er nog te gebeuren staat, te bespreken. De wegen zijn gevuld met héren: hoge voorhoofden, goed sluitende pakken, goed geknoopte dassen, krakende stemmen, hoofse groeten, met goed geklede vrouwen, een beetje exotisch tussenbeide: Westerbork-le-Bain. Professor Cohen, Asscher, Sluzker bewegen zich als sterren van de eerste grootte tussen de menigte, waartussen Barneveld zich gedraagt als de nieuwe Eleganz van Westerbork. Professor Cohen met zijn naïeve kindergezicht met goedige ogen glijdt in zijn zwarte domineesjas in zijn eentje, snelletjes, lichtelijk waggelend door de menigte heen, zonder schroom, maar ook zonder de behoefte om te worden opgemerkt. Hij is zich klaarblijkelijk bewust van de hatelijkheden, die hem achternavliegen, maar hij kiest geen achterweggetjes om zijn zaken af te doen en zit, wanneer net te pas komt, rustig, onbewogen te midden van het publiek zijn beurt afwachtend. Asscher blaakt van gezondheid, ziet er uit alsof hij pas van een langdurig verblijf in de bergen is teruggekeerd. Hij kuiert, het hoofd trots, zelfgenoegzaam geheven, alsof hij hier al jaren verblijft; maakt met iedereen die wil een praatje, joviaal, gezellig. Hij heeft geen flauwe notie van de minachting, die men voor hem koestert, van de wraak, die men tegen hem voedt. Of doet hij alsof? Hij begrijpt nog niet dat hij hier slechts een uit velen is, transportmateriaal. In de kantine maakte hij vanmorgen aanspraak op voorrang bij de bediening met limonade, maar een od-er wees hem zijn plaats aan in de file. ‘Ik ben Asscher.’ ‘Dan moet u in de rij staan.’ Kleine pesterij.
Een reactie posten