ANALYSE
Als het compromis niet haalbaar is, krijg je confrontatie en wilde stakingen
Wanneer het compromis niet langer haalbaar is, wordt confrontatie het doel in plaats van een strategisch ingezet middel. Het wordt een uiting van woede. Dit is het proces dat op dit moment gaande is in Frankrijk. En ten dele ook in België. Een proces waarvan de uitkomst hoogst onzeker is en dat een politiek vacuüm creëert.
vrijdag 27 mei 2016
Vindt u dit artikel de moeite? Geef ons dan uw fair share.
Leg België onder een microscoop en je ziet dat na een dik jaar gewapende vrede – grofweg tussen de eerste aanslagen in Parijs en de aanslagen in Brussel – de sociale onrust weer toeneemt. Vooral aan Franstalige kant wordt het hard gespeeld, getuige daarvan de uitputtende staking van de cipiers en de lege spoorwegen ten zuiden van Brussel. Met één oog dichtgeknepen en het andere op de lens is het verleidelijk om zich te verliezen in een communautaire analyse. En daar zijn ook best interessante dingen over te zeggen. Maar als we even uitzoomen zien we een heel ander beeld waarbij de communautaire kwestie slechts een detail is.
Kijk alleen nog maar eens over de grens naar Frankrijk dat al maanden in de ban is van de grootste protestbeweging in de jongste decennia. Zo moeilijk is het niet om een link te maken met België. Kijk verder en je ziet hoe in Spanje de kiezers voor de tweede keer in een half jaar naar de stembus moeten. Of hoe in Oostenrijk maar nipt een extreemrechtse president vermeden werd.
Maar het is niet alleen Europa dat met politieke aardverschuivingen kampt. In Brazilië faalt de Redemocratização, de herdemocratisering na het verdwijnen van de dictatuur in 1984. In de VS dreigt Hillary Clinton het heel moeilijk te krijgen tegen schertsfiguur Donald Trump, als ze tenminste nog voor de start van de echte campagne niet knock out geslagen wordt door haar e-mailschandaal.
Eén van de rode draden in die politieke omwentelingen is het fiasco van de centrumpolitiek. Centrumpolitiek kan je omschrijven als de politiek die geen breuk maakt met het neoliberale paradigma maar die de scherpste kanten wel probeert af te veilen.
Existentieel
De huidige centrumpartijen die in een existentiële crisis verzeild zijn geraakt, zijn dezelfde die na 1945 de naoorlogse welvaartstaten hebben beheerd. Na de crisis van de jaren 70 hebben zij zich al dan niet met stevige tegenzin bekeerd tot het neoliberalisme. Ze hertimmerden de sociale zekerheid, ze privatiseerden grote stukken van de economie en dereguleerden de arbeids- en financiële markt.
In al die jaren hadden centrumpartijen eigenlijk maar twee mobiliserende kwaliteiten: de ethische kwesties (homohuwelijk, abortus, euthanasie) en de leuze 'zonder ons wordt het erger'. Dat laatste werd pijnlijk duidelijk toen minister van Justitie Koen Geens enkele weken geleden de waarde van het christendemocratische regeringswerk probeerde uit te leggen op VTM: "Zonder CD&V zou de situatie voor werknemers er vandaag absoluut niet zo goed uitzien”.
Uit peilingen en verkiezingen blijkt dat die verleidingstechniek niet meer pakt. Overal zien we een radicalisering. Sinds een twintigtal jaar uitte zich dat in de doorbraak van extreemrechtse partijen maar de voorbije jaren zien we ook ter linkerzijde een radicalisering. Corbyn in Groot-Brittannië, Sanders in de VS, Podemos en Syriza in Spanje en Griekenland en de PVDA/PTB in Franstalig België.
Worstenbroodjes
Maar die radicalisering gaat verder dan stemgedrag. Frankrijk is daar een mooi voorbeeld van. “Vandaag ontstaat er, door het verdwijnen van de sociale dialoog, een toenemende kloof tussen individuen en de staat. Meer en meer mensen zien geen heil meer in de traditionele actiemiddelen en worden radicaler. Ikzelf wil geen betogingen meer waarin ik achter de camion van de CGT loop en worstenbroodjes gegeten worden.”
Aan het woord is een Franse, jonge en anonieme doctoraatsstudent. Hij schreef een opiniestuk in Le Nouvel Observateur op 19 mei waarin hij verklaart waarom hij en zoveel andere Franse jongeren hun toevlucht zoeken tot radicale en soms gewelddadige acties. Het is inderdaad een vaststelling waar je steeds minder om heen kan: in Frankrijk is een generatie opgestaan die zich heel duidelijk links noemt maar lak heeft aan alle instituties die met de traditionele linkerzijde verbonden zijn: vooral de PS en overheidsinstellingen, maar ook de vakbonden delen in de klappen.
Anarchisten? Die zijn er ongetwijfeld. Net zoals jongeren die te weinig kaas gegeten hebben van politieke en sociale geschiedenis om de historische rol van vakbonden of politieke partijen te erkennen. Maar toch is hier meer aan de hand. Wie het discours op sociale media erop naslaat, de slogans tijdens de betogingen aanhoort of de vele aanvallen op PS-kantoren gadeslaat, beseft gauw dat dit niet gereduceerd kan worden tot uitingen van puberaal anarchisme.
De nieuwe opstoot van radicaliteit is het gevolg van het opgeven van de sociale dialoog. Of beter: er wordt wel nog gepraat maar dat praten heeft geen enkel voelbaar effect meer. Het naoorlogse compromis tussen werkgevers en werknemers lijkt doodverklaard en wie dit compromis en de bijhorende dialoog verdedigt, verliest steeds meer geloofwaardigheid. Daar gaat het over. En dat verklaart ook de radicale tendenzen binnen het Franse protest. Maar het laat ons ook toe om de Belgische situatie beter te begrijpen.
Binnen de naoorlogse welvaartsstaat speelden vakbonden en sociaaldemocratische partijen een dubbele rol. Enerzijds verdedigden ze de rechten van werknemers en als het nodig was werd daarvoor op de barricaden getrokken. Anderzijds zorgden partijen en vakbonden er ook voor dat die barricaden niet al te hoog werden opgetrokken en niet al te lang bleven staan. Met andere woorden: vakbonden en sociaaldemocraten hadden steeds ook een paciferende rol. Confrontatie was een instrument om een betere onderhandelingspositie af te dwingen, en dikwijls een noodzakelijke tussenstap in de richting van een eerbaar compromis.
Aan het woord is een Franse, jonge en anonieme doctoraatsstudent. Hij schreef een opiniestuk in Le Nouvel Observateur op 19 mei waarin hij verklaart waarom hij en zoveel andere Franse jongeren hun toevlucht zoeken tot radicale en soms gewelddadige acties. Het is inderdaad een vaststelling waar je steeds minder om heen kan: in Frankrijk is een generatie opgestaan die zich heel duidelijk links noemt maar lak heeft aan alle instituties die met de traditionele linkerzijde verbonden zijn: vooral de PS en overheidsinstellingen, maar ook de vakbonden delen in de klappen.
Anarchisten? Die zijn er ongetwijfeld. Net zoals jongeren die te weinig kaas gegeten hebben van politieke en sociale geschiedenis om de historische rol van vakbonden of politieke partijen te erkennen. Maar toch is hier meer aan de hand. Wie het discours op sociale media erop naslaat, de slogans tijdens de betogingen aanhoort of de vele aanvallen op PS-kantoren gadeslaat, beseft gauw dat dit niet gereduceerd kan worden tot uitingen van puberaal anarchisme.
De nieuwe opstoot van radicaliteit is het gevolg van het opgeven van de sociale dialoog. Of beter: er wordt wel nog gepraat maar dat praten heeft geen enkel voelbaar effect meer. Het naoorlogse compromis tussen werkgevers en werknemers lijkt doodverklaard en wie dit compromis en de bijhorende dialoog verdedigt, verliest steeds meer geloofwaardigheid. Daar gaat het over. En dat verklaart ook de radicale tendenzen binnen het Franse protest. Maar het laat ons ook toe om de Belgische situatie beter te begrijpen.
Binnen de naoorlogse welvaartsstaat speelden vakbonden en sociaaldemocratische partijen een dubbele rol. Enerzijds verdedigden ze de rechten van werknemers en als het nodig was werd daarvoor op de barricaden getrokken. Anderzijds zorgden partijen en vakbonden er ook voor dat die barricaden niet al te hoog werden opgetrokken en niet al te lang bleven staan. Met andere woorden: vakbonden en sociaaldemocraten hadden steeds ook een paciferende rol. Confrontatie was een instrument om een betere onderhandelingspositie af te dwingen, en dikwijls een noodzakelijke tussenstap in de richting van een eerbaar compromis.
Confrontatie
Maar vandaag is dat compromis steeds minder haalbaar. En wanneer het compromis niet langer haalbaar is, wordt confrontatie het doel in plaats van een strategisch ingezet middel. Het wordt een uiting van woede. Dit is het proces dat op dit moment gaande is in Frankrijk. En ten dele ook in België. Een proces waarvan de uitkomst hoogst onzeker is en dat een politiek vacuüm creëert. Traditioneel links hangt immers in de touwen, een embryonale nieuwe beweging zonder structuren neemt de straten in en extreem-rechts kijkt gretig toe vanuit de coulissen.
Frankrijk is op dit moment de meest spectaculaire uiting van het failliet van het naoorlogse model waarin het compromis wordt vervangen door eenzijdig doorgeduwd beleid. Maar het geldt voor vrijwel alle landen. De overlegdemocratie die we ooit kenden op vlak van sociaal en economisch beleid is in ademnood, en dat is ze al enige tijd. Steeds opnieuw horen we dat er geen alternatief is, en dus geen enkele onderhandelingsmarge.
Frankrijk is op dit moment de meest spectaculaire uiting van het failliet van het naoorlogse model waarin het compromis wordt vervangen door eenzijdig doorgeduwd beleid. Maar het geldt voor vrijwel alle landen. De overlegdemocratie die we ooit kenden op vlak van sociaal en economisch beleid is in ademnood, en dat is ze al enige tijd. Steeds opnieuw horen we dat er geen alternatief is, en dus geen enkele onderhandelingsmarge.
De laatste jaren zien we duidelijk wat het betekent wanneer het sociaal overlegmodel wordt verlaten. Hardere acties, gewelddadige betogingen en wilde, oncontroleerbare stakingen worden eerder regel dan uitzondering. Vanzelfsprekend leidt dit tot een sterke polarisering in de samenleving, een polarisering die zich dus ook vertaalt in verkiezingsuitslagen: langs beide kanten van het politieke spectrum scoren meer radicale partijen beter.
Dilemma
Maar deze polarisering stelt, zeker binnen de Belgische context, de vakbonden en het traditionele middenveld voor een cruciaal dilemma. Als het compromis onhaalbaar blijkt, of niet langer van tel is, welke richting dient dan uitgegaan te worden? Eén mogelijkheid bestaat erin dat het middenveld en de vakbonden handelen alsof we nog steeds in een overlegmodel opereren. Het middenveld en de vakbonden spelen dan de rol van zowel mobiliserende kracht als schokdemper. Acties worden dan goed georganiseerd, georchestreerd en gedirigeerd. In naam van het overleg wordt op tijd aangemaand tot matiging en dialoog. Alleen, als dat overleg er niet komt of nooit zijn vruchten weet af te werpen, dreigen verschillende bewegingen hun basis te verliezen. Dit zal mede als gevolg hebben dat er ook minder controle kan uitgeoefend worden over de acties en dat er meer harde en spontane acties zullen volgen.
Een tweede mogelijkheid is dat bonden en het middenveld opnieuw een meer openlijke offensieve rol innemen en van partners van de overheid opnieuw evolueren naar strijdorganisaties. Maar ook deze strategie draagt gevaren met zich mee. Wanneer vakbonden en het ruimere middenveld op ramkoers gaan liggen met the powers that be, leggen ze immers hun hele gewicht in de weegschaal. Dan wordt het steeds meer een strijd van alles of niets, een strijd waarvan de uitkomst nooit vooraf gegeven is.
Vandaag schreef Jan Segers een editoriaal in Het Laatste Nieuws met als titel “Vlaanderen kijkt vol onbegrip naar stakers: rare jongens, die Walen.” Die communautaire lezing van de huidige stakingsgolf gaat erin als zoete koek en wordt volop als waarheid gereproduceerd. Onterecht, het is hoogstens een oppervlakkige en misleidende waarheid. Wat zich in werkelijkheid afspeelt is een conflict binnen de vakbonden omtrent welke rol – offensief versus verzoenend - er moet gespeeld worden. En dat conflict is een rechtstreeks gevolg van het ter ziele gaan van het sociaal compromis.
Wat een communautaire breuklijn lijkt, is in werkelijkheid een identiteitscrisis van de vakbonden zelf, en bij uitbreiding van de sociale democratie en het middenveld. Wie die crisis communautariseert negeert de spanningen op dat vlak die evengoed aan Vlaamse zijde heersen. Als straks de Antwerpse haven platgaat bijvoorbeeld, wordt het communautaire frame genadeloos aan diggelen geslagen, wat ook meteen de armoede van die verklaringswijze zal illustreren.
Een tweede mogelijkheid is dat bonden en het middenveld opnieuw een meer openlijke offensieve rol innemen en van partners van de overheid opnieuw evolueren naar strijdorganisaties. Maar ook deze strategie draagt gevaren met zich mee. Wanneer vakbonden en het ruimere middenveld op ramkoers gaan liggen met the powers that be, leggen ze immers hun hele gewicht in de weegschaal. Dan wordt het steeds meer een strijd van alles of niets, een strijd waarvan de uitkomst nooit vooraf gegeven is.
Vandaag schreef Jan Segers een editoriaal in Het Laatste Nieuws met als titel “Vlaanderen kijkt vol onbegrip naar stakers: rare jongens, die Walen.” Die communautaire lezing van de huidige stakingsgolf gaat erin als zoete koek en wordt volop als waarheid gereproduceerd. Onterecht, het is hoogstens een oppervlakkige en misleidende waarheid. Wat zich in werkelijkheid afspeelt is een conflict binnen de vakbonden omtrent welke rol – offensief versus verzoenend - er moet gespeeld worden. En dat conflict is een rechtstreeks gevolg van het ter ziele gaan van het sociaal compromis.
Wat een communautaire breuklijn lijkt, is in werkelijkheid een identiteitscrisis van de vakbonden zelf, en bij uitbreiding van de sociale democratie en het middenveld. Wie die crisis communautariseert negeert de spanningen op dat vlak die evengoed aan Vlaamse zijde heersen. Als straks de Antwerpse haven platgaat bijvoorbeeld, wordt het communautaire frame genadeloos aan diggelen geslagen, wat ook meteen de armoede van die verklaringswijze zal illustreren.
Thomas Decreus en Christophe Callewaert zijn de auteurs van Dit is morgen dat in maart verscheen bij EPO.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten