De huidige Europese politiek is modderig en vol paradoxen. Neem de deal met Turkije. Die lijkt nu te gaan werken. Waarom? Omdat sommige politici wél bereid waren te kiezen uit twee kwaden, en ook niet te beroerd waren stilzwijgend te accepteren dat deze deal ook kan werken omdat de Balkanlanden het prikkeldraad hebben uitgerold aan de grenzen.
De grove schending van de mensenrechten en het Vluchtelingenverdrag uit 1951 is te prefereren boven het verstoren van de neoliberale status quo, aldus de strekking van het betoog van Henri Beunders, hoogleraar Ontwikkelingen in de Publieke Opinie aan de Erasmus Universiteit, op de Trouw-website van zondag 17 april 2016. Hoewel zijn voorstelling van zaken weerzinwekkend is, blijft het toe te juichen wanneer de kleinburgerlijke ‘politiek-literaire elite’ publiekelijk laat weten wat zijn ware normen en waarden zijn. ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral... Denn wovon lebt der Mensch?’
Ihr Herren, bildet euch nur da nichts ein:
Der Mensch lebt nur von Missetat (onrecht. svh) allein!
Beunders is er trots op dat hij met een waarheid als een koe het grote publiek kan laten zien hoe wijs hij als hoogleraar wel niet is. Daar kunnen ze bij de Verenigde Naties en bij Amnesty International nog een puntje aan zuigen, moet de Rotterdamse academicus hebben gedacht. En ook Trouw, dat het christelijke geloof probleemloos heeft ingewisseld voor de neoliberale ideologie is deze zienswijze kennelijk maatschappelijk relevant. Duidelijk is dat de parabel van de barmhartige Samaritaan, met zijn gebod ‘Heb je naaste lief als jezelf,’ tot het verleden behoort. Opnieuw: Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en zelden aangenaam. Maar dat was voor Trouwonvermijdelijk gezien de houding van de voormalige hoofdredacteur, Frits van Exter, die ooit eens verklaarde dat met het oog op 'De conditionering van de kudde’
de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel wordt gestuurd… door de politieke machten… Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek… Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag… Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt ‘ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,’ dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.’
Na een mislukte hoofdredacteurschap bij Vrij Nederland werd op 14 april 2016 bekend dat
oud-hoofdredacteur Frits van Exter (60) van Trouw en Vrij Nederland benoemd [is] tot voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, aldus het bestuur van de raad donderdag.
De Raad voor de Journalistiek is de onafhankelijke instantie voor zelfregulering van de media. Burgers en instanties kunnen er terecht met klachten over onprofessioneel of onethisch handelen van journalisten en over publicaties.
Van Exter volgt in september oud-hoofdredacteur Folkert Jensma van NRC Handelsblad op als voorzitter van de raad.
Onder het hoofdredacteurschap van Jensma adviseerde NRC Handelsblad op 20 maart 2003 de Nederlandse politiek en het publiek deel te nemen aan de illegale inval in Irak met als ‘argument’:
Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire.
Ziehier het niveau van de Nederlandse journalistiek en de voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, die volgens eigen zeggen:
een onafhankelijk instantie van zelfregulering voor de media [is], waar belanghebbenden terecht kunnen met klachten over journalistieke activiteiten, die naar hun oordeel niet goed zijn afgehandeld door het medium zelf. De Raad beoordeelt of een journalist zorgvuldig zijn werk heeft gedaan en of met een publicatie grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden.
Het is opmerkelijk dat geen enkele polder-collega van mij zich publiekelijk heeft afgevraagd hoe het mogelijk is dat Folkert Jensma, die zich ‘buigt over de vraag of een journalist zorgvuldig zijn werk heeft gedaan en of met een publicatie – kort gezegd – grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden,’ dezelfde journalist is die in 2003 opriep om deel te nemen aan een agressie-oorlog, een fenomeen, waarover de Amerikaanse hoofdaanklager, Robert H. Jackson, tijdens de Processen in Neurenberg in 1946 verklaarde:
To initiate a war of aggression… is not only an international crime; it is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole,
en dat
If certain acts and violations of treaties are crimes, they are crimes whether the United States does them or whether Germany does them. We are not prepared to lay down a rule of criminal conduct against others which we would not be willing to have invoked against us.
Folkert Jensma: 'Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire.'
Aangezien Folkert Jensma aan de Universiteit Leiden rechten studeerde ga ik er vanuit dat hij bekend is met het oordeel van Jackson dat leidde tot de doodstraf van de nazi-top. Desondanks riep de huidige voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, Folkert Jensma ruim een halve eeuw na Jackson’s woorden op om ‘the supreme international crime’ te plegen. In een functionerende rechtstaat zou hij hiervoor natuurlijk juridisch vervolgd zijn, maar omdat de ‘aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel wordt gestuurd… door de politieke machten,’ en voor hem, net als voor Frits van Exter, bovendien geldt dat hij ‘geconditioneerd’ is om ‘reflexmatig’ te reageren op de eisen van de politieke en financiële elite, reageerde hij zoals van het bedienend personeel verwacht mag worden. Aldus vervangt de ene gedachteloze woordvoerder van het establishment de ander als voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, die ‘beoordeelt of een journalist zorgvuldig zijn werk heeft gedaan en of met een publicatie grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden.’ Het poldermodel leidt in de Nederlandse commerciële media en het universitaire wereldje moeiteloos tot intellectuele corruptie, aangezien het de enige manier is waarop de zelfgenoegzame mainstream-elite kan overleven. Een treffende typering van de Nederlandse ‘intelligentsia' gaf mijn oude vriend en zelfbenoemde 'historicus' Geert Mak toen hij voor een volle zaal de onsterfelijke woorden uitsprak:
Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is – en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs – in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit ‘objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen – en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid’, serieus genoeg. Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft,
aldus de man die op televisie gepresenteerd wordt als ‘de chroniqueur van Europa.’ Niemand van zijn gehoor stond op om Mak en zijn 'chroniqueurs' ter verantwoording te roepen vanwege bedrog. Alles wordt gedachteloos geslikt. De charlatan kan zijn corrupte houding publiekelijk uit de doeken doen, en het grote publiek laat zijn bekentenis onweersproken over zich heenkomen. Het ene oor in, het andere weer uit. De massa gelooft niemand meer, beseft al lang dat de kluit voortdurend wordt belazerd. Naar aanleiding van de belastingontduiking van de rijken vroeg in de Volkskrant van woensdag 13 april de columnist Peter de Waard zich af: ‘Is er kans op schandaalmoeheid?’ Alleen al het stellen van de vraag onthult de groeiende kloof tussen pers en publiek. De Waard schreef:
Of het nu David Cameron, Mark Rutte of Petro Porosjenko van Oekraïne is, bestuurders zijn minimaal de helft van hun werktijd kwijt aan het bespreken van pr-strategieën hoe ze met een affaire rond henzelf of een van hun kabinetsleden kunnen wegkomen. Het is goed dat het kabinet is uitgeregeerd. Rutte heeft een dagtaak aan het uitmesten van de augiasstal op het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat geldt ook voor de meeste van zijn collega’s…
Als het volk elke dag of twee of drie schandalen krijgt voorgeschoteld, is er kans op schandaalmoeheid. Schandalen worden hypes die even geruisloos uit beeld raken als dat ze spectaculair naar buiten worden gebracht.
De Waard beseft niet dat hij de sfeer in het Westen volkomen verkeerd inschat door te stellen dat ‘er kans op schandaalmoeheid [is].’ Het ‘volk’ is allang de fase van ‘schandaalmoeheid’ gepasseerd. Het weet al geruime tijd dat de neoliberale realiteit door en door gecorrumpeerd is, dat zowel ‘volksvertegenwoordigers’ als de ‘vrije pers’elke geloofwaardigheid hebben verloren, dat de democratie een wassen neus is. Wat is overgebleven is cynisme, het overal de prijs van weten maar van niets meer de waarde. De massa beseft dat wat doorgaat voor ‘humanitair ingrijpen’ of ‘responsibility to protect’ niets anders is dan het veilig stellen van de elitebelangen, en dat de nobele woorden altijd eindigen in zoiets als Abu Ghraib, Guantanamo, en/of een lange reeks bloedbaden die contra-terreur oproept. Zij weet intuïtief en uit ervaring dat niemand meer greep heeft op de ontwikkelingen, het totalitaire systeem zelf evenmin. De dynamiek van de bureaucratie en technocratie en hun geldschieters is zo krachtig geworden dat ze onbeheersbaar is geworden. In 1955 verklaarde de Duitse filosoof Martin Heidegger in een toespraak, getiteld Gelatenheid, het volgende:
de hedendaagse mens is op de vlucht voor het denken. Deze gedachten-vlucht is de basis van de gedachten-loosheid. Kenmerkend voor deze vlucht voor het denken is het feit, dat de mens die niet wil zien en ook niet wil erkennen. De hedendaagse mens zal zelfs deze vlucht voor het denken ronduit ontkennen. Hij zal het tegenovergestelde beweren. Hij zal – en dit met het volste recht – zeggen, dat er geen tijd is geweest waarin er zulke vérstrekkende plannen werden gemaakt, waarin er zoveel onderzocht en hartstochtelijk doorvorst werd.
Ondanks de technologische vernieuwingen en de geavanceerde wetenschappen geldt dat het rationalisme ‘niet tot bezinning [komt].’ Heidegger:
Het rekenende denken is geen bezonnen denken, geen denken dat na-denkt over de zin die heerst in alles wat is.
Er zijn dus twee denk-wijzen die allebei, telkens volgens eigen aard, verantwoord en nodig zijn: het rekenende denken en het bezonnen na-denken.
Als wij zeggen, de hedendaagse mens is op de vlucht voor het denken, dan bedoelen wij juist dit na-denken. Maar, zo luidt de tegenwerping wel, dit louter na-denken ontstijgt, vóór men erop bedacht is, de werkelijkheid. Het verlies vaste grond. Het deugt niet voor de regeling van de lopende zaken. Het levert niets op voor hun afwikkeling.
Het individu in de massa is zo vervreemd geraakt van zowel zijn cultuur als van de natuur dat niets meer in zijn eigen taal tot hem spreekt, alles is slechts een instrument om te heersen en daarmee is volgens Heidegger ‘het ge-grond-vest-zijn van de hedendaagse mens in de kern bedreigd’ en wordt ‘de natuur tot één reusachtig tankstation herleid, tot energiebron voor moderne techniek en industrie.’ Daardoor zal
de mens steeds meer, op alle gebieden van het bestaan, door de krachten van technische apparatuur en automaten worden ingesloten. De machten die de mens overal en op ieder ogenblik, onder een of andere vorm van technische installatie opeisen, vasthouden, meesleuren en in het nauw brengen – die machten zijn reeds lang menselijke wil en beslissingskracht over het hoofd gegroeid, want zij zijn niet door de mens gemaakt.
Heidegger, wijst erop dat tegenwoordig de techniek de nieuwe techniek voortbrengt, bijvoorbeeld de eerste generatie computers de tweede generatie, de eerste generatie kernwapens de volgende generatie, om slechts twee ingrijpende voorbeelden te geven. Zelfs de kleine elite van managers en technologen die de beslissingen nemen hebben geen greep meer op datgene wat ze besluiten. De van origine Nederlandse econoom, professor Mark Blaug schreef in 1998 dat ‘We have created a monster that is very difficult to stop,’ door onze obsessie voor techniek ‘over substance.’ De machteloosheid blijkt ook wel uit het feit dat ‘it is easier to imagine a total catastrophe which ends all life on Earth than it is to imagine a real change in capitalist relations,’ zoals de auteurs schrijven van Meme Wars. The Creative Destruction of Neoclassical Economics (2012). Nogmaals Heidegger:
Veel onrustbarender is het feit, dat de mens op deze verandering van de wereld niet is voorbereid; dat wij nog niet in staat zijn door bezonnen denken tot een zakelijk verantwoorde uiteenzetting te komen van wat dit tijdperk eigenlijk met zich meebrengt.
Geen enkel individu, geen enkele groep van mensen, geen enkele commissie van nog zo vooraanstaande staatslieden, onderzoekers en technici, geen enkele conferentie van leidinggevende personen uit het bedrijfsleven en de industrie vermag het historisch verloop van het atoomtijdperk te remmen of in een bepaalde richting te leiden. Geen enkele louter menselijke organisatie is in staat, de heerschappij over dit tijdperk te verweren.
De postmoderne mens in het Westen is zich hiervan bewust, gezien de wijd verspreide gelatenheid, de onverschilligheid, het cynisme, en het haast ziekelijk hunkeren naar ‘hoop’ dat het werk van onze opiniemakers zo ondraaglijk pathetisch maakt. De massamens wil naast de huidige alles verslindende en verwoestende welvaart ook nog eens ‘hoop’ hebben op een goede afloop. De westerling accepteert de permanente oorlog om grondstoffen en markten, de wereldwijde armoede, maar wil tegelijkertijd het gevoel hebben humanistische normen en waarden te bezitten. De hypocrisie is diep geworteld bij de massamens. En ’s avonds pijnigt hij zichzelf met de vraag ‘Is er kans op schandaalmoeheid?’
In de inleiding van de essaybundel Thinking In Dark Times. Hannah Arendt On Ethics And Politics (2010) zet Roger Berkowitz, directeur van het Hannah Arendt Center for Ethical and Political Thinking, uiteen wat heden ten dage zo ontbreekt:
By thinking Arendt means something quite specific, namely the silent dialogue with oneself that Socrates describes in Plato's Theaetetus (https://nl.wikipedia.org/wiki/Theaetetus_(Plato). svh). Only one who speaks with oneself will worry that in acting unethically he or she will have to live with a criminal. It is Socrates' habit of thinking with his other self, his daimon, that Arendt argues stands behind Socrates' moral claim that ‘it would be better for me that my lyre or a chorus I direct were out of tune and loud with discord, and that most men should not agree with me and contradict me, rather than that I, being one, should be out of tune with myself and contradict myself.’ Arendt repeatedly returns to this line of Socrates' and highlights his claim that an individual person, though one, can be out of tune with himself or herself. ‘If I disagree with other people,’ Arendt writes, ‘I can walk away. I cannot, however, walk away from myself unless I cease the internal dialogue of myself with myself. Because the activity of thinking means that I must live with myself — with my other self — thinking is the one activity that can stop men and women from doing great wrongs. For who, she asks, is willing to live their lives in such close confines with a criminal?
Dit geldt evenwel voor iemand die nadenkt, en dus niet voor een gedachteloze als bijvoorbeeld Folkert Jensma die opriep ‘To initiate a war of aggression’ dus tot het plegen van de ‘supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole.’ En omdat de westerling vandaag de dag geleid wordt door ‘gedachtenlozen,’ beschikkend over massavernietigingswapens, wordt het voortbestaan van de mensheid steeds meer bedreigd. In strijd met het Non Proliferatie Verdrag uit 1968 waarbij ondermeer bepaald werd dat kernwapenstaten serieus zullen toewerken naar de afschaffing van hun nucleair arsenaal, zal de VS de komende decennia haar hele nucleaire wapenarsenaal vernieuwen. Bovendien berichtte de International New York Times op maandag 18 april 2016 op de voorpagina onder de kop:
Race to build new arsenal risks revival of Cold War. U.S. Russia and China pursue smaller nuclear weapons wit less power,
het volgende:
The United States, Russia and China are now aggressively pursuing a new generation of smaller, less destructive nuclear weapons. The buildups threaten to revive a Cold War-era arms race and unsettle the balance of destructive force among nations that has kept the nuclear peace for more than a half-century.
It is, in large measure, an old dynamic playing out in new form as an economically declining Russia, a rising China and an uncertain United States resume their one-upmanship (aftroeven. svh).
Feit blijft dat de VS is ‘speeding ahead with a nuclear “modernization” that, in the name of improving safety and reliability, asks throwing fuel on the fire.’ Op die manier heeft het een gevaarlijke wapenwedloop en nieuwe Koude Oorlog op gang heeft gebracht, waarbij het Europa meesleept in een ontwikkeling, die president Obama zelf begin april 2016 als gevaarlijk betitelde, omdat zij de potentie bezit voor ‘ramping up new and more deadly and more effective systems that end up leading to a whole new escalation of the arms race.’ Desondanks is het imperium begonnen met de algehele vernieuwing van zijn kernwapenarsenaal dat uiteindelijk, naar schatting, 1 biljoen dollar ((een miljoen maal een miljoen) gaat kosten. Een deel van die massavernietigingswapens wordt in Europa gestationeerd, zodat het Avondland de eerste desastreuze klap kan opvangen. Hier zien we opnieuw het westerse rationalisme zonder rede, de banaliteit van het kwaad, de criminele gedachteloosheid, de weigering om na te denken. In verband daarmee wijst Roger Berkowitz op het volgende:
The political implications of thinking are brought front and center in Arendt's discussion of the argument from the lesser evil as it arose in response to the actions of German citizens and even Jews during the Nazi era. In her coverage of the trial of Adolf Eichmann for ‘The New Yorker,’ and later in her book Eichmann in Jerusalem, Arendt reported on a disturbing fact that struck her, and many others, at the trial. Eichmann, she noted, was decidedly average. The evil of his deeds was indisputable; yet, notwithstanding what he had done, Eichmann's motivations seemed grounded in typical bourgeois drives. Eichmann was ambitious. He sought the recognition that came from success. And he wanted to excel at his profession. These banal motivations could, under the Nazi system of rule, lead him to participate in some of the most wrongful deeds in the history of man. How could such a simple man do such extraordinary evil?
Een nog steeds uiterst actuele vraag, zoals duidelijk werd toen dr. Madeleine Albright, de eerste vrouwelijke Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, die destijds ambassadeur bij de VN was, op 12 mei 1996
defended sanctions against Iraq on a 60 Minutes segment in which Lesley Stahl asked her ‘We have heard that half a million children have died. I mean, that's more children than died in Hiroshima. And, you know, is the price worth it?’ and Albright replied ‘we think the price is worth it.’
Relevant is de door de mainstream-media verzwegen informatie dat mevrouw Albright zelf van joodse afkomt is, zelf moeder en grootmoeder is, uit eigen ervaring weet wat het moederschap betekent en zich dus levendig kan voorstellen wat het verlies van een kind is. Maar zelfs de eigen ervaring weerhoudt een ‘gedachteloze’ niet om — net als Eichmann — weerzinwekkende misdaden te plegen, en die vervolgens goed te praten. Roger Berkowitz:
Confronted with the normalcy of one responsible for such evil, Arendt drew parallels with others who participated in the Nazi government but escaped judgment for their complicity with the Nazi regime. While not at all equating members of the Judenräte (the Jewish Councils that worked with the Nazis to administer life in and deportation from the Jewish ghettoes) with Eichmann’s orchestration of the machinery of death, she nevertheless condemned those jewish leaders for participating in the selection of who should die and should live…
What unites the German civil servants and the jewish leaders in Arendt's telling is their willingness to justify morally suspect actions in the name of doing an unethical job as ethically as possible. They claimed, in other words, that their cooperation was a lesser evil that helped to prevent an even greater evil. This, she argued, was the very same argument Eichmann employed.
The argument of the lesser evil is endemic to our society. It is typically the case that both sides in a given political or ethical argument invoke reasoning the lesser evil to buttress their position… arguments in the United States over the Iraq war and the war on terrorism most often revolve around the question of the lesser evil, torture in the name of safety or potential deaths in the name of freedom and civil liberties.
In pointing out the pervasiveness of the argument of the lesser evil, Arendt argues that it is itself rooted in a deeper phenomenon, namely the ‘widespread fear of judging’ that has nothing to do with the biblical ‘Judge not, that ye be not judged.’ She connects the increasingly common recourse to the argument of the lesser evil with the even more pervasive unwillingness to judge in general.
Door te weigeren kleur te bekennen om te voorkomen dat men verantwoordelijkheid zal moeten nemen voor het eigen standpunt, kunnen ‘journalisten’ als Frits van Exter en Folkert Jensma immoreel handelen. Ze reageren ‘reflexmatig’ op de maar al te vaak geheime agenda van politici of bepleiten een ‘war of aggression,’ terwijl ze — in het geval van de NRC — tegelijkertijd laten weten ‘[a]an de casus belli tegen Irak’ te ‘twijfelen.’ In feite oordelendeze woordvoerders van de macht wel degelijk, maar dan zonder de consequenties ervan te hoeven aanvaarden. Toch heeft Hannah Arendt gelijk, zoals ook Berkowitz benadrukt:
To Arendt, both the fear of judging and the embrace of the argument of the lesser evil that accompanies it stem from the same two causes. First, the fear of judging is rooted in the rise of social science and determinism, practices that reduce human freedom to the conformity of norms, statistics, and probabilities. The more that social events and even personal actions are seen to be calculable, predictable, and manipulable through sociological norms and rules that are discoverable by sociologists, economists, and political scientists, the less responsible people are for their actions. If what we do, what we read, and what we buy can be plotted on a bell curve, we trade the rarity of action for the normalcy of behavior. And the diminished responsibility of persons leads to an unwillingness to judge those who are not responsible for what they do.
The second, and less often acknowledged, ground of the fear of judgement is the modern belief in equality. Judgment, Arendt writes, presupposes self-confidence and pride: ‘what former times called the dignity or the honor of man.’ Only one who believes oneself right can judge another; thus, judgment presupposes a certain authority and superiority. The judge must have a feeling of distinction, what Nietzsche calls a ‘pathos of difference,’ in order to arrogate (opeisen. svh) to himself or herself the right to judge. There is, Arendt recognizes, a necessary arrogance to judging that is increasingly absent in our age in which pride is either absent or at least tempered by a mock (schijn. svh) modesty that denies oneself the right to judge.
Het gebrek aan eer, waardigheid, zelfrespect bij mijn Nederlandse mainstream-collega’s is niet alleen beschamend, maar vooral levensgevaarlijk, nu de mensheid in een overgangstijd leeft en wezenlijke conflicten razendsnel ontaarden in grootscheeps geweld. Maart 2016 verklaarde de bekende onderzoeksjournalist John Pilger tijdens een toespraak voor de Universiteit van Sydney, getiteld ‘A World War Has Begun’:
In 2009, President Obama stood before an adoring crowd in the centre of Prague, in the heart of Europe. He pledged himself to make ‘the world free from nuclear weapons.’ People cheered and some cried. A torrent of platitudes flowed from the media. Obama was subsequently awarded the Nobel Peace Prize.
It was all fake. He was lying.
The Obama administration has built more nuclear weapons, more nuclear warheads, more nuclear delivery systems, more nuclear factories. Nuclear warhead spending alone rose higher under Obama than under any American president. The cost over thirty years is more than $1 trillion.
A mini nuclear bomb is planned. It is known as the B61 Model 12. There has never been anything like it. General James Cartwright, a former Vice Chairman of the Joint Chiefs of Staff, has said, ‘Going smaller [makes using this nuclear] weapon more thinkable.’
In the last eighteen months, the greatest build-up of military forces since World War Two -- led by the United States -- is taking place along Russia's western frontier. Not since Hitler invaded the Soviet Union have foreign troops presented such a demonstrable threat to Russia.
Ukraine - once part of the Soviet Union - has become a CIA theme park. Having orchestrated a coup in Kiev, Washington effectively controls a regime that is next door and hostile to Russia: a regime rotten with Nazis, literally. Prominent parliamentary figures in Ukraine are the political descendants of the notorious OUN and UPA fascists. They openly praise Hitler and call for the persecution and expulsion of the Russian speaking minority.
This is seldom news in the West, or it is inverted to suppress the truth.
In Latvia, Lithuania and Estonia -- next door to Russia - the US military is deploying combat troops, tanks, heavy weapons. This extreme provocation of the world's second nuclear power is met with silence in the West.
What makes the prospect of nuclear war even more dangerous is a parallel campaign against China.
Seldom a day passes when China is not elevated to the status of a ‘threat.’ According to Admiral Harry Harris, the US Pacific commander, China is ‘building a great wall of sand in the South China Sea.’
What he is referring to is China building airstrips in the Spratly Islands, which are the subject of a dispute with the Philippines — a dispute without priority until Washington pressured and bribed the government in Manila and the Pentagon launched a propaganda campaign called ‘freedom of navigation.’
What does this really mean? It means freedom for American warships to patrol and dominate the coastal waters of China. Try to imagine the American reaction if Chinese warships did the same off the coast of California.
I made a film called The War You Don't See, in which I interviewed distinguished journalists in America and Britain: reporters such as Dan Rather of CBS, Rageh Omar of the BBC, David Rose of the Observer.
All of them said that had journalists and broadcasters done their job and questioned the propaganda that Saddam Hussein possessed weapons of mass destruction; had the lies of George W. Bush and Tony Blair not been amplified and echoed by journalists, the 2003 invasion of Iraq might not have happened, and hundreds of thousands of men, women and children would be alive today.
The propaganda laying the ground for a war against Russia and/or China is no different in principle. To my knowledge, no journalist in the Western ‘mainstream’ -- a Dan Rather equivalent, say — asks why China is building airstrips in the South China Sea.
The answer ought to be glaringly obvious. The United States is encircling China with a network of bases, with ballistic missiles, battle groups, nuclear -armed bombers.
This lethal arc extends from Australia to the islands of the Pacific, the Marianas and the Marshalls and Guam, to the Philippines, Thailand, Okinawa, Korea and across Eurasia to Afghanistan and India. America has hung a noose around the neck of China. This is not news. Silence by media; war by media.
Ondertussen spelen de corrupte Nederlandse mainstream-media, van De Groene Amsterdammer tot De Telegraaf, als pleitbezorgers van de gevestigde orde. In het weekblad van de polder-intelligentsia beweert de buitenlandredacteur met grote stelligheid dat
Nieuwe en oude vijanden [ons] dwingen om de wereld weer als strijdtoneel te zien. Is het idee failliet dat iedereen ons wel zal volgen als we rijke, liberale staten opbouwen?
Hij verzuimt erbij te vermelden dat zijn ‘rijke, liberale staten’ een systeem hebben opgebouwd, dat door massale onderdrukking, uitbuiting en geweld, in stand wordt gehouden, zodat vandaag de dag 62 miljardairs evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid, die van enkele dollars per dag moeten zien te overleven, en dat als ‘we rijke, liberale staten opbouwen’ dit betekent dat 'we' tenminste vier aardes nodig hebben om ‘ons’ allen van grondstoffen te kunnen voorzien. Kortom, het weekblad verspreidt, net als de hele ‘vrije pers,’ neoliberale propaganda. Om te voorkomen dat hierover een vrije, publieke discussie ontstaat, weigert de redactie op deze en andere fundamentele kritiek in te gaan. Volstrekt onwetend van wat er daadwerkelijk in de samenleving groeit en broeit schrijft in diezelfde Groene een hoogbejaarde opiniemaker:
of de opmars van Donald Trump voornamelijk te danken is aan zijn unieke persoonlijkheid (want uniek is hij, dat valt niet te ontkennen), of dat hij daarbij de protagonist is van een nieuwe politieke massa die zich niet meer herkent in de denkbeelden, de taal, het doen en laten van de zittende elites. Gezien zijn groeiende aanhang lijkt mij het laatste waarschijnlijker.
Kennelijk is het deze in de polder zo gerespecteerde ziener eerder ontgaan dat de walging van een aanzienlijk deel van de Amerikaanse bevolking zich al ruim een halve eeuw openlijk manifesteert tijdens verkiezingen. Bijna vijftig procent van de kiesgerechtigden komt niet meer opdagen tijdens presidentsverkiezingen en ongeveer tweederde niet meer tijdens de tussentijdse verkiezingen voor het Congres. Vanuit hun zelf geschapen virtuele werkelijkheid blijft de ‘politiek-literaire elite,’ waar geen ‘natie zonder [kan],’ door een ideologische bril naar de wereld kijken, en ziet alleen wat zij wil zien. Tot ze ineens als aangeschoten wild aan de grond genageld blijft staan zodra de geschiedenis hun voordeur binnen marcheert. Voor mijn generatiegenoten, en degenen die na hen komen, geldt dat ze in de pauze van de geschiedenis leven, nooit een oorlog van nabij hebben meegemaakt, en onvoldoende verbeeldingskracht bezitten om zich de consequenties voor te stellen van hun eigen autistische houding. In zijn Observaties van een wereldreiziger’(1990) schreef de grote Poolse journalist, wijlen Ryszard Kapuściński:
Overal moet de geschiedenis van voren af aan herschreven worden, bijvoorbeeld in Amerika. Ten eerste: de historici van indiaanse afkomst (Native Americans) willen dat we zeggen dat de verovering van Amerika door de blanken zich heeft voltrokken gedurende vijf eeuwen van massale etnische zuiveringen, bloedbaden en verdelging van de plaatselijke heersers in dit land, de indianen.
Ten tweede: de historici van Afrikaanse afkomst (Afro-Americans) willen dat men benadrukt dat de rijkdom en democratie van Amerika werden opgebouwd dankzij de zwarte slaven, die gedurende driehonderd jaar massaal en onder dwang uit Afrika welai aangevoerd.
Nu nemen de vertrapten en vernederden van de wereld het woord en ze beginnen hun plaats in de geschiedenis op te eisen. Al was het maar omdat ze voor zichzelf de vraag willen beantwoorden of de achterstand en status van paria waartoe ze waren veroordeeld, uit de hun aangeprate luiheid, onbevattelijkheid en een genetisch gebrek voortkomen, of dat ze het gevolg zijn van het feit dat ze eeuwenlang kort werden gehouden, uitgebuit en als onkruid verdelgd.
Desondanks stelt een pedante docent aan de Universiteit van Amsterdam in De Groene Amsterdammer dat de contra-terreur van degenen die nog steeds met geweld de ‘status van paria’ krijgt toegewezen, slechts voortkomt uit het feit dat ze ‘labiele psychopaten’ zijn. Desalniettemin prijst dit weekblad zichzelf aan als ‘het oudste opinieweekblad van Nederland, onafhankelijk sinds 1877, en sindsdien baken van vrijzinnige meningsvorming op het gebied van politiek, maatschappij, cultuur en literatuur,’ dat ook nog eens ‘[a]ltijd de beste tijdschrift deals’ biedt. In werkelijkheid gaat ook hier de observatie op die Kapuściński in Lapdiarium als volgt onder woorden bracht:
In het Europese denken, in zijn thematiek, is geen plaats voor werkelijkheden van buiten Europa. Europa is opgesloten in zijn eigen bereik, interne problematiek, en universalisme betekent voor Europa alleen dat men het thema Europa planetaire rang verleent.
‘Bij ons, in het Westen, is de perestrojka nog niet eens begonnen,’ zei de Britse schrijver John le Carré in een interview met de Washington Post uit 1996. Heel treffend opgemerkt!
Paul Ricoeur beweert in een interview met Le Figaro (26.3.1998) dat we niet in staat zijn onze tijd te definiëren. 'We weten niet in wat voor tijden we leven.' De filosoof spreekt van de crisis van alle integrerende instellingen: 'De zwakheid van alle integrerende instellingen als het gezin, de school, de kerken, de vakbonden, van alles wat de geïnstitutionaliseerde burgermaatschappij vormt, is angstaanjagend. Deze instellingen verliezen meer en meer hun betekenis als cultuur scheppende factor.’ Ricour meent dat het hoofdprobleem van de negentiende eeuw de uitbuiting was. Het hoofdprobleem van onze tijd is de marginalisering (uitsluiting, afwijzing).
Hij heeft gelijk. De marginalisering betreft niet alleen mensen, maar ook zaken en problemen, die welke onrust en vrees zouden kunnen wekken, worden op een zijspoor gezet, uit het gezichtsveld verwijderd, en in de media wordt hun plaats ingenomen door amusement, door aangenaam, zorgeloos tijdverdrijf zonder conflicten.
De wereld na de Koude Oorlog is een wereld van diffuse gevaren. Er is geen angst meer voor de atoombom, maar wel angst voor iemand die ons in een donkere straat tegemoet komt.
Het Westen is wederom in ‘Dark Times’ beland. Ondanks alle praatjes is de politieke, economische, financiële elite en haar woordvoerders in de mainstream-media en het academische wereldje in een diepe culturele crisis beland. ‘Gebleven is slechts het labyrint van rituelen, en niemand herinnert zich meer de ingang en de uitgang en al evenmin de zin van het labyrint,’ aldus wijlen Federico Fellini. Het Westen is bevangen door een ‘deep seated fear,’zo merkte Hannah Arendt al in 1964 op, ‘of passing judgement, of naming names, and of fixing blame,’ en wel omdat er geen waarheid meer bestaat, en daarom iedereen gelijk heeft. Roger Berkowitz:
What is needed in dark times, Arendt shows us, are people who think and who, in thinking, make for themselves the space to judge. Instead of reason, Arendt teaches the supreme importance of thinking — the habit of erecting obstacles to oversimplifications, compromises, and conventions. ‘When every body is swept away unthinkingly by what everybody else does and believes in,’ Arendt wrote, ‘those who think are drawn out of hiding because their refusal to join in is conspicuous and thereby becomes a kind of action.’ The thinker is the one who stands as a beacon not to some particular ideology or policy, but to following one's conscience.
Dit laatst heeft niets te maken met scholing of klasse, maar alles met milieu, dat een klasseloos fenomeen is. De grootste domoren kan men zowel in kringen van de politiek, de media en de academische wereld aantreffen als onder yuppen en andere delen van ‘het volk.’ Het enige verschil is dat geschoolde domoren meestal veel gevaarlijker zijn dan ongeschoolde. Overal lopen beunhazen rond, voor wie alleen maar geldt: ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.’
Professor Henri Beunders: 'De huidige Europese politiek is modderig en vol paradoxen. Neem de deal met Turkije. Die lijkt nu te gaan werken. Waarom? Omdat sommige politici wél bereid waren te kiezen uit twee kwaden, en ook niet te beroerd waren stilzwijgend te accepteren dat deze deal ook kan werken omdat de Balkanlanden het prikkeldraad hebben uitgerold aan de grenzen.' De kleinburger van de academische wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten