dinsdag 15 maart 2016

Vluchtelingenstroom 79

Birth begins the process of learning to be separate. The separation is hard to believe or accept. Yet, as we accept it, our imagination grows — imagination which is the capacity to reconnect, to bring together, that which is separate. Metaphor finds the traces which indicate that all is one. Acts of solidarity, compassion, self-sacrifice, generosity are attempts to re-establish — or at least a refusal to forget — a once-known unity. Death is the hardest test of accepting the separation which life has incurred,

zo schreef de Britse auteur John Berger in zijn essaybundel Why Look at Animals? (2009). De kracht om iets te verbeelden geeft de mens het vermogen het schijnbaar onzichtbare zichtbaar te maken. Over dit talent schreef Berger eerder met betrekking tot dieren:

What we know about them is an index of our power, and thus an index of what separates us from them. The more we know, the further away they are. 

Yet in the same ideology, as Lukacs (invloedrijke marxistische filosoof en literatuur historicus uit een rijke joodse familie. svh) points out in History and Class Consciousness  (1923. svh), nature is also a value concept. A value opposed to the social institutions which strip man of his natural essence and imprison him. Nature thereby acquires the meaning of what has grown organically, what was not created by man, in contrast to the artificial structures of human civilization. At the same time, it can be understood as that aspect of human inwardness which has remained natural, or at least tends or longs to become natural again.

Met betrekking tot de 'natural essence' van de mens, die zijn drang naar vrijheid voedt en daarmee zijn onbewuste weerzin tegen de 'social institutions' die hem in toenemende mate insluiten, constateert Berger dat de

reduction of the animal, which has a theoretical as well as economic history, is part of the same process as that by which men have been reduced to isolated productive and consuming units. Indeed, during this period an approach to animals often prefigured an approach to man. The mechanical view of the animal's work capacity was later applied tot that of workers. F.W. Taylor who developed the 'Taylorism' of time-motion studies and 'scientific' management of industry proposed that work must be 'so stupid' and so phlegmatic that he (the workers) 'more nearly resembles in his mental make-up the ox than any other type.' Nearly all modern techniques of social conditioning were first established with animal experiments. As were also the methods of so-called intelligence testing. Today behaviorists like Skinner imprison the very concept of man within the limits of what they conclude from their artificial tests with animals. 

Het conditioneren van het individu  roept een spanning op die Freud in Het onbehagen in de cultuur (1930) heeft geanalyseerd. In een technocratische massamaatschappij moet 'het lustprincipe… onder invloed van de buitenwereld tot het bescheidener realiteitsprincipe' worden teruggebracht. Het breken van de natuurlijke eigenzinnigheid om te kunnen functioneren als een massamens met geconditioneerde reflexen levert talloze frustraties op. Freud wees erop dat de

vervanging van de macht van het individu door die van de gemeenschap de beslissende culturele stap [is]. De essentie ervan is dat de leden van de gemeenschap hun mogelijkheden tot bevrediging beperkingen opleggen, terwijl het individu zulke barrières niet kende.

De 'cultuur is' noodzakelijkerwijs 'op driftverzaking gebouwd.' Maar hoe dwangmatiger en veelomvattender de cultuur wordt, des te meer  raken de 'machtige lusten' gefrustreerd,  totdat ze niet meer aangepast c.q. onderdrukt kunnen worden, zoals de geschiedenis van Europa en naderhand de VS in de twintigste eeuw hebben aangetoond. Zodra de cultuur niet langer meer datgene geeft wat zij belooft, namelijk vrijheid in gebondenheid zoeken de ressentimenten een uitlaatklep. De staat maakt daarbij zo lang mogelijk optimaal gebruik van al de onlustgevoelens en dirigeert ze richting de gedemoniseerde Ander. In zijn Blood and Belonging. Journeys into the New Nationalism (1995) stelt de Canadese hoogleraar Michael Ignatieff dat deze hunkering naar massaal geweld -- die het handelen van zowel voetbalhooligans als diplomaten, politici zowel als intellectuelen dicteert -- voortkomt uit een 'deeper substratum of male resentment at the civility and order of the modern state itself.' De bron van dit geweld is angst en 'the rational core of such fear is that there is a deep connection between violence and belonging.' Des te angstiger de westerling wordt des te intenser zijn acceptatie en zelfs zucht naar geweld om zich te bevrijden van zijn eigen ressentimenten, voortkomend uit frustratie. Zodra de centrale overheid haar legitimiteit heeft verloren en zij de belofte van 'change we can believe in,' of een soortgelijke leuze, niet kan of wil waarmaken, begint de massa een schuldige te zoeken op wie zij haar driften kan los laten. Dit is de enige logische verklaring voor de telkens weer overweldigende drang naar verwoesting, die aan het daglicht treedt in ondermeer de teksten en oproepen van mainstream-opiniemakers als bijvoorbeeld Henk Hofland en Geert Mak. Ignatieff had gelijk toen hij  schreef:

I cannot help thinking that liberal civilization -- the rule of laws not men, of argument in place of force, of compromise in place of violence -- runs deeply against the human grain and is achieved and sustained only by the most unremitting struggle against human nature.

De alles vernietigende instincten nemen het op den duur over bij mannen die 'mad with fear or mad with vengeance' zijn. Voor hen is tenslotte geweld de enige manier om hun angsten en wraakgevoelens tijdelijk te kunnen bezweren. Pas wanneer de chaos en de vernietiging totaal zijn raken de ressentimenten hun kracht kwijt en verzwakt de razernij, tot  op den duur het onbehagen weer ondraaglijk oploopt, en de geschiedenis van voren af aan begint, met de kleinburgerlijke 'politiek-literaire elite' als voorhoede. In mijn werkzaam leven heb ik de voormalige progressieve avant-garde stapsgewijs neoliberaal zien worden. De reden is dat haar overtuigingen nooit werkelijk doorleefd waren, maar op een bepaald moment politiek opportuun leken. Al in 1929 beschreef Ortega Y Gasset in De Opstand der Horden hoe een consumptiemaatschappij wordt gedomineerd door de middelmatigheid van de massa, die gedreven door angsten en begeerten als gelijk geschakelde robotten reageren. Niets is meer oorspronkelijk, alles wordt van bovenaf gemanipuleerd. De Spaanse filosoof viel op dat:

De zoon der kleine luiden sinds de tweede helft van de negentiende eeuw geen maatschappelijke versperringen meer op zijn weg [heeft]. Dat wil dus zeggen, dat hij… vrij van banden en beperkingen is… De wereld waarin deze nieuwe mens van zijn geboorte af geplaatst is, noodzaakt hem op geen enkele manier tot beperking, zij legt hem geen enkel verbod op en dwingt hem tot geen enkele onthouding. Integendeel, zij zweept zijn begeerten op, die in beginsel tot in het oneindige kunnen toenemen. Want een feit is, en dit is van groot belang, dat deze wereld… niet alleen de volmaaktheden en wijdten heeft die ze inderdaad bezit, maar bovendien nog haar bewoners de waan geeft dat zij morgen nog rijker, nog volmaakter en nog wijder zal zijn, alsof zij plotseling was gaan groeien en er aan haar expansiemogelijkheden geen grenzen waren gesteld… Dat wat men vroeger als een weldaad van het lot zou hebben beschouwd en waardoor men dankbaar gestemd zou zijn geweest ten opzichte van de verborgen bestiering van het leven, veranderde in een recht dat men niet dankbaar aanvaardt maar driest opeist.

Deze beschrijving voerde hem tot de volgende conclusie over het karakter van de massamens:

één trek van zijn wezen is de vrije ontplooiing van zijn begeerten en driften, met andere woorden van zichzelf, en een tweede kenmerkende eigenschap is zijn ingeboren ondankbaarheid ten opzichte van al hetgeen dat zijn bestaan zo heeft vergemakkelijkt. De beide trekken zijn de bekende eigenschappen van het verwende kind. Inderdaad, de ziel van de horden heeft zeer veel gemeen met die van een verwend kind… Verwennen is geen paal en perk stellen aan iemands wensen, iemand de indruk geven dat alles hem geoorloofd is en hij tot niets is verplicht.

Deze gelijk geschakelde werkelijkheid kent geen waarheid meer, waardoor elke mening even waar of onwaar is als alle andere meningen en de waanzin van een dwaas even dierbaar is als de gedachtenwereld van een groot dichter. De simplistische aannames van een opiniemaker als H.J.A. Hofland tellen dan even zwaar als de inzichten van een vooraanstaande filosoof. W.H. Auden verwoordde dit verschijnsel in 1939 toen hij de vazal-koning Herodes liet zeggen:

Reason will be replaced by Revelation. Instead of Rational Law, objective truths perceptible to any who will undergo the necessary discipline, and the same for all, Knowledge will degenerate into a riot of  subjective visions… Whole cosmogonies will be created out of some forgotten personal resentment, complete epics written in private languages, the daubs of school children ranked above the great masterpieces.

Wanneer redelijkheid en logica verloren zijn geraakt kan vandaag de dag de eerste de beste zot dag aanhangers verwerven voor zijn absurde en vaak gevaarlijke meningen, en zonder dat hij enig bewijs hoeft te leveren. En zoals alles met de dag verandert, veranderen ook de meningen, de werkelijkheid is niets anders dan de waan van de dag geworden, waarbij normen en waarden niet meer tellen. Ortega Y Gasset:

Een idee hebben houdt in dat men gelooft er de redenen toe te bezitten, en dat men derhalve gelooft in het bestaan van een bewijsgrond, een wereld van begrijpbare waarheden. Een denkbeeld vormen of een mening hebben omtrent iets is dus hetzelfde als een beroep doen op deze instantie, zich daaraan onderwerpen, haar wetboek en uitspraak aanvaarden, dus geloven dat de hoogste vorm der samenleving de samenspraak is waarin de redenen van onze denkbeelden worden besproken. Maar de massamens zou zich verloren voelen als hij de discussie aanvaardde, en daarom verwerpt hij instinctief de verplichting deze hoogste instantie die buiten hem ligt te eerbiedigen. Het 'nieuwe' in Europa is derhalve het 'opheffen van de discussies,' en men heeft een afkeer van iedere vorm van samenleving die berust op de erkenning van objectieve richtsnoeren, van de gewone gedachtewisseling af tot het parlement, de wetenschap inbegrepen. Dat wil zeggen dat men afziet van culturele samenleving, welke een samenleving is die aan normen is gebonden, en dat men terugvalt tot een barbaarse maatschappij.

Terwijl het regime in NAVO-land Turkije de persvrijheid vernietigt, krijgt het miljarden van Europa om vluchtelingen tegen te houden, die mede door het westers geweld het Midden-Oosten trachten te ontsnappen. Het toppunt van cynisme is dat tegelijkertijd ISIS-terroristen door Turkije worden gesteund in hun strijd tegen Syrische en Iraakse Koerden, en tegen de overheid in die landen. De 'normen' en 'waarden' waaraan de Geert Mak's EU van 'Geen Jorwert zonder Brussel' zich 'gebonden' heeft, en die onmiddellijk de rechtvaardiging vormen van nieuw NAVO-geweld in het Midden-Oosten dan wel Afrika, worden door het westers establishment als het ware 'instinctief' verworpen. Ondertussen leidt dit niet tot een serieuze maatschappelijke 'discussie' over de westerse cultuur. De gevestigde orde en haar spreekstalmeesters in de massamedia hebben namelijk een diepe 'afkeer' tegen 'iedere vorm van samenleving die berust op de erkenning van objectieve richtsnoeren,' aldus Ortega Y Gasset. Alles dat het consumentisme en dus het winstprincipe dreigt te beperken is taboe. De grondlegger van de public relations-industrie, de Amerikaan Edward Bernays, die in 1999 door het tijdschrift Life werd uitgeroepen tot 'one of the 100 most influential Americans of the 20th century,' schreef al in 1928 dat:

The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country… In almost every act of our daily lives, whether in the sphere of politics or business, in our social conduct or our ethical thinking, we are dominated by the relatively small number of persons, who understand the mental processes and social patterns of the masses. It is they who pull the wires which control the public mind.

In 1984 concludeerde de Amerikaanse historicus Marvin Olasky dat de grondlegger van de public relations-industie, Edward Bernays, in het begin van de twintigste eeuw 'één van de eersten' was geweest 

to realize fully that American 20th Century liberalism would be increasingly based on social control posing as democracy, and would be desperate to learn all the opportunities for social control that it could.

En de Amerikaanse historicus Stewart Ewen concludeerde in zijn studie PR! A Social History of Spin (1996) dat vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw 

the mass media, dominated by commercial interests, would provide subservient channels through which as broad public might be schooled to a corporate point of view.

Het was Bernays, neef van Freud, die in zijn boek Crystallizing Public Opinion uit 1923 over en vóór zijn rijke opdrachtgevers schreef: 

The minority has discovered a powerful help in influencing majorities. It has been possible so to mould the mind of the masses that they will throw their newly gained strength in the desired direction. Propaganda is the executive arm of the invisible government.

Natuurlijk werd hij rijkelijk beloond voor zijn inzicht in 'the conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses,' dat een 'indispensable feature of democratic society' was geworden, zoals hij het zo treffend omschreef. De 'intelligent few,' wisten als 'invisible wire pullers,' hoe zij 'continuously and systematically' de voorname taak van 'regimenting the public mind' het best konden uitvoeren, aldus Bernays. Het is ook niet verwonderlijk dat Joseph Goebbels in zijn werkkamer Bernays' invloedrijke boek Propaganda (1928)onder handbereik had. De nazi's, zowel als de communistische en kapitalistische machthebbers, vreesden de democratie, omdat dit systeem burgers de mogelijkheid gaf een greep te krijgen krijgen op hun eigen toekomst, waardoor de macht van de elite drastisch zou worden beperkt. Waar het voor de gevestigde orde om ging werd nog eens in 1947 door Bernays samen gevat in een artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent.' Daarin merkte hij op dat 'the engineering of consent the very essence' is 'of the democratic proces, the freedom to persuade and suggest.' Het zal niemand kunnen verbazen dat die 'freedom' alleen in handen kan zijn van de machtigen en rijken, die de middelen bezitten om de 'vrijheid' vorm en inhoud te geven. De rest moest gehoorzamen, en dit werd vergemakkelijkt door de politiek van culturele deprivatie. Bernays wist dat de gemiddelde Amerikaan 'only six years of schooling' had genoten en daarom moesten de 'democratic leaders play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.'

Voor zijn baanbrekende wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door Fortune. De redactie van dit tijdschrift oordeelde zonder enige ironie dat 

it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [ i.e. propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonnage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.

De opvatting dat het volk te onnozel is om te kunnen oordelen wat goed voor de samenleving is, heerst nog steeds -- zoals ik uit directe ervaring weet -- in kringen van de politiek, de massamedia, en zelfs in het academische wereldje. Meestal is die overtuiging onuitgesproken, hoewel een geschoolde lezer het in teksten van ondermeer Henk Hofland verhuld kan terug vinden. Die minachting blijkt ook uit de tendentieuze wijze waarop een journalist als Hubert Smeets verslag doet. De meeste journalisten gaan er vanuit dat het publiek nog minder weet dan zijzelf. Eén van Hoflands 'pluimstrijkers,' zoals wijlen Martin van Amerongen de 'hovelingen' van de 'beste journalist van de twintigste eeuw' betitelde, vertelde hem dat 'Hofland [liever] vertrouwt op zijn geheugen dan dat hij in de archieven afdaalt, ook al omdat hij ervan uitgaat dat de gemiddelde lezer nog slechter gedocumenteerd is. Hofland redt zich in eerste en laatste instantie altijd door zijn stijl.' Dit laatste is ook typisch Nederlands, men vecht nooit iets inhoudelijks uit, achter iemands rug mag je de ander naar de hel verwensen, maar publiekelijk moet alles pais en vree lijken, omdat iedereen in de polder door dezelfde deuropeningen moet, en bovendien vaak ook nog verschwestert oder verschwägert is. Het poldermodel dwingt de journalist tot een corrupte levenshouding. Vandaar ook dat sommigen van hen die ik publiekelijk bekritiseerd heb, beginnen te hyperventileren van woede zodra ze mij op straat zien opduiken. Kritiek is not done in het saaie en hypocriete Nederland, juist als die inhoudelijk en beargumenteerd is. 

De belangrijkste reden dat mijn collega's van de Nederlandse mainstream-media zich zo makkelijk lenen voor het verspreiden van propaganda is, mijns inziens, het feit dat collaboratie met de 'powers that be' als het ware genetisch is vastgelegd in de volksaard. Hoewel wereldwijd de commerciële media het voornaamste kanaal zijn voor het manipuleren van de publieke opinie, is er toch overal tevens sprake van serieuze mediakritiek, maar niet in Nederland. Dat de Nederlandse mainstream-opiniemakers sceptisch staan tegenover de mogelijkheid van een ware democratie, blijkt overduidelijk uit hun werk, maar publiekelijk zullen ze nooit durven te zeggen dat ze geen vertrouwen hebben in een volksheerschappij. Volstrekt anders is de situatie in de VS waar bijvoorbeeld de invloedrijke commentator Walter Lippmann, decennialang een onofficiële presidentiële adviseur, in zijn boeken en artikelen liet weten dat het gewone volk zijn eigen belangen niet kon formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek mocht tijdens verkiezingen zijn stem geven aan — door coöptatie naar voren geschoven — beleidsbepalers en verder niets. Om dit proces mogelijk te maken en zo glad mogelijk te laten verlopen, moest de pers worden ingezet. Zij was verantwoordelijk voor ‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van een regeringen die namens het volk besturen.’ Keer op keer onderstreepte Lippmann het belang om journalisten de juiste ‘reflexen’ bij te brengen, zodat ze voldoende ‘geconditioneerd’ zouden worden waardoor ‘de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ kon worden ‘door de politieke machten,’ zoals de oud Trouw- hoofdredacteur Frits van Exter zich in een onbewaakt moment liet ontvallen. Lippmann besefte de propagandistische waarde van een gecontroleerde pers, die er diep van doordrongen is dat ze ‘moet… kiezen,’ voor de elite. Iedere burger die ietsjes verder kijkt dan de eigen neus lang is, weet dit, zeker als hij ook nog enige verbeeldingskracht bezit. Nogmaals Ortega y Gasset in De Opstand der Horden

Sinds de zestiende eeuw is de hele mensheid in een reusachtig process van unificatie gekomen, dat in onze tijd zijn toppunt heeft bereikt. Er is geen enkel deel van de mensheid meer dat afgescheiden leeft van het geheel – er zijn geen eilanden meer. Men kan dus zeggen dat wie er sinds de zestiende eeuw in de wereld gebiedt, de invloed van zijn gezag over het geheel ervan laat gelden. Europa heeft sindsdien bevolen, en onder de eenheid van haar gezag leefde de wereld in unitarische (gelijk geschakelde. svh) stijl, of ging ten minste voort op de weg van de unificatie.

Deze periode noemt men gewoonlijk ‘de Moderne Tijd,’ een vale, weinig zeggende naam, waaronder deze werkelijkheid ligt verscholen: de tijd van de hegemonie van Europa.

De witte, christelijke Europese alleenheerschappij is na de Tweede Wereldoorlog door de Verenigde Staten met minieme wijzigingen overgenomen. En juist in de Verenigde Staten kreeg de consumptiemaatschappij haar definitieve vorm. In dat verband wees Ortega y Gasset er nadrukkelijk op dat uitoefening van macht altijd en overal berust op de publieke opinie en ‘dat men geen heerschappij kan uitoefenen tegen de publieke opinie in.’ Immers,

In de fysica van Newton is de gravitatie de kracht die de beweging veroorzaakt. Op dezelfde wijze is de wet van de publieke opinie de universele gravitatie van de politieke geschiedenis. Zonder haar zou zelfs de wetenschap der geschiedenis niet mogelijk zijn. Daarom wijst Hume er ook heel scherpzinnig op dat de taak van de geschiedenis bestaat in het aantonen van de soevereiniteit van de openbare mening, verre van een utopische aspiratie te zijn, een voortdurend feit is geweest, dat zich ten allen tijd in de maatschappij van de mensen voltrekt. Want wie wil regeren met behulp van de Janitsaren, is afhankelijk van hun mening...

De waarheid is dat men met de Janitsaren geen heerschappij kan uitoefenen. Zo zei dan ook Talleyrand tot Napoleon: ‘Met de bajonetten, Sire, kan men van alles doen, alleen kan men er niet op gaan zitten.’ De heerschappij is niet de greep naar de macht, maar is de rustige uitoefening van de macht. Heerschappij voeren wil zeggen gezeten zijn, dus gezeten zijn op een troon, een curulis, een azuren bank, een ministersfauteuil, een pauselijke stoel. De Staat is tenslotte de stand van de openbare mening, het is een evenwichtstoestand, een geval van evenwicht.

Dat evenwicht is vandaag de dag verloren gegaan. Het punt is nu dat een corrupte elite weliswaar langere tijd haar macht kan consolideren, maar dat ze die uiteindelijk toch zal verliezen, omdat de bevolking de mateloze grillen van de machtige rijken op een bepaald moment domweg niet meer accepteert en in verzet komt. Het voert de Spaanse filosoof tot de volgende conclusie:

Hoe moet nu deze overheersing worden opgevat? Het grootste deel van de bevolking heeft geen eigen mening, deze moet hun onder druk van buiten worden bijgebracht, zoals men olie in de machines spuit. Daarom moet de geest – welke dan ook – kracht hebben en die kracht uitoefenen, opdat de mensen die geen eigen mening vormen – dit zijn de meesten – een mening krijgen.

Op dit punt aangekomen moet worden geconstateerd dat de ideologische meningen van de huidige macht en haar spreekbuizen niet meer klakkeloos aanvaard worden door de massa. De macht zit er nog wel, maar ze zetelt op een wankele troon. De meerderheid gelooft haar niet meer. En hoe feller de 'politiek-literaire elite' zich verzet tegen de veranderde tijdgeest des te duidelijker wordt het dat zij geen alternatief heeft en het slechts een kwestie van tijd is voordat de huidige troon en zijn hofhouding worden weggevaagd om plaats te maken voor een nieuwe elite, want de geschiedenis moet veranderen, zodat 'alles blijft zoals het is. Zoals het eigenlijk is: slechts een geleidelijke vervanging van de ene stand door de andere.’ Wees eerlijk, wie weet niet dat ‘[e]r van alles' zal gaan gebeuren, maar dat dit 'allemaal komedie' zal blijken te 'zijn, een luidruchtige, romantische komedie met hier en daar een bloedspat op een clownspak,’ zoals Giuseppe Tomasi di Lampedusa de uiterlijk schijn-veranderingen op het Sicilie van 1860 beschreef. De ene schoft verdwijnt, de andere gaat op de lege troon zitten, tenminste, zolang het individu geen verantwoording neemt voor zijn eigen daden. Maar dit historische feit ontgaat het verstand en de verbeeldingskracht van de mainstream-praatjesmakers. Het gevaarlijkste aspect van het verpolitiekte mens- en wereldbeeld van de opiniemaker in de media is zijn simplisme. 'Als Saddam maar eenmaal weg is... Als Gaddafi maar eenmaal weg is... Als Assad maar eenmaal weg is... Als Poetin maar eenmaal weg is...' Het kenmerk bij uitstek van elke ideologie is de reductie van alles dat van nature complex is. De simplificatie die de 'vrije pers' aan de werkelijkheid oplegt is per definitie een leugen, of zoals de auteur Frans Kellendonk in 1986 stelde:

Het realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.

Dit mechanisme is daarom zo gevaarlijk omdat het 'realisme,' aldus Kellendonk, 'oppermachtig heerst' in 'de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid,' terwijl '[n]iets zo levend [is], of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.' Een voorbeeld van deze vervreemding gaf Geert Mak met zijn bewering dat de VS 'decennialang als ordebewaker en politieagent' op aarde 'fungeerde.' Een recenter voorbeeld gaf Henk Hofland met de opmerking dat in de toekomst 'het Westen zich'weliswaar zal 'moeten aanpassen,' maar dan 'nog altijd bij voorkeur onder Amerikaanse leiding, als het een Democraat is.' Beide in de polder zo gerespecteerde woordvoerders van de gevestigde orde zijn niet in staat boven de politieke waan van de dag uit te stijgen, en slagen er dan ook niet in een meta-standpunt in te nemen. Iemand die dit wel kan is de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky. In antwoord op een vraag over de Amerikaanse presidentsverkiezingen, zette hij begin maart 2016 het volgende uiteen:

It cannot be overlooked that we have arrived to a unique moment in human history. For the first time, decisions have to be made right now that will literally determine the prospects for decent human survival, and not in the distant future. We have already made that decision for a huge number of species. Species destruction is at the level of 65 million years ago, the fifth extinction, ending the age of the dinosaurs. That also opened the way for small mammals, ultimately us, a species with unique capacities, including unfortunately the capacity for cold and savage destruction.

The 19th century reactionary opponent of the Enlightenment, Joseph de Maistre, criticized Thomas Hobbes for adopting the Roman phrase, 'man is a wolf to man,' observing that it is unfair to wolves, who do not kill for pleasure. The capacity extends to self-destruction, as we are now witnessing. It is presumed that the fifth extinction was caused by a huge asteroid that hit the earth. Now we are the asteroid. The impact on humans is already significant, and will soon become incomparably worse unless decisive action is taken right now. Furthermore, the risk of nuclear war, always a grim shadow, is increasing. That would end any further discussion. We may recall Einstein's response to a question about the weapons that would be used in the next war. He said that he didn't know, but the war after that would be fought with stone axes. Inspection of the shocking record reveals that it's a near miracle that disaster has been avoided this far, and miracles do not go on forever. And that the risk is increasing is unfortunately all too evident.

Fortunately, these destructive and suicidal capacities of human nature are balanced by others. There is good reason to believe that such Enlightenment figures as David Hume and Adam Smith, and the anarchist activist-thinker Peter Kropotkin, were correct in regarding sympathy and mutual aid as core properties of human nature. We'll soon find out which characteristics are in the ascendant.

Turning to your question, we can ask how these awesome problems are being addressed in the quadrennial electoral extravaganza. The most striking fact is that they are barely being addressed at all, by either party. 

Geen woord hierover in de Nederlandse commerciële journalistiek. De cocon waarin mijn mainstream-collega's leven, belemmert elk zicht op de werkelijkheid, terwijl die zich nota bene precies vlak vóór hun ogen voltrekt. Met een hoofd vol formules voor de maakbare samenleving zijn zij er diep van overtuigd dat de oligarchische elite in Washington en op Wall Street de toekomst moet blijven bepalen als 'ordebewaker en politieagent.' Op die manier is, in Hoflands terminologie, het Westen 'vredestichtend,' wat in de praktijk neerkomt op het handhaven en zelfs versterken van de status quo, waarbij de kloof tussen arm en rijk wereldwijd met geweld kan blijven toenemen. De propaganda van de Nederlandse 'politiek-literaire elite' demonstreert hoe weinig diepgang zij bezit en hoe gebrekkig hun kennis is van bijvoorbeeld de literaire meesterwerken uit het imperium van hun Atlantische leider. Laat ik een voorbeeld geven. In zijn studie Melville's Moby-Dick: An American Nekyia (Studies in Jungian Psychology by Jungian Analysts) (1995) schreef de prominente Amerikaanse psychoanalyticus dr. Edward F. Edinger over Herman Melville's Moby-Dick (1851):

Taken as a whole, Faust provides the closest parallel of all to Moby-Dick. As we shall see later, Moby-Dick also involves a pact with the devil. What Jacob Burckhardt said about the German masterpiece is equally true of Moby-Dick:

'Faust is a genuine myth, i.e., a great primordial image, in which every man has to discover his own being and destiny in his own way… There was an Oedipus chord in every Greek that longed to be directly touched and to vibrate after its own fashion. The same is true of Faust and the German nation.'

Moby-Dick could be called the American Faust. Ishmael and Ahab are primordial images that lie deep in the American soul. This makes the study of Moby-Dick, for an American particularly, more than an intellectual exercise.

These mythological and literary analogies demonstrate that Melville was writing out of the universal, archetypal theme of the night sea journey, or descent to the underworld. The theme has no national or racial boundaries. It is found everywhere because it refers to all innate, necessary psychic movement which must take place sooner or later when the conscious ego has exhausted the resources of a given life attitude. To find the new attitude and new energies to rejuvenate the sterile, empty conscious state, a descent to the unconscious must be made to contact what Goethe called 'infinite nature' whose breasts are the 'well-springs of all life.' While Melville's theme is thus a universal one, the imagery, the specific content which embodies and gives it concrete realization, is typically American. Moby-Dick is the first major product of the American imagination to give authentic expression to the mythological depths of the collective American psyche.

The theme of alienation may also have a particular relevance for the American mind because all Americans, except for the indigenous natives, are immigrants or recent descendants of immigrants. The experience of being uprooted from a mother country and transplanted to an alien wilderness is in the psychic heritage of us all. Most American genealogies go back to dissidents, malcontents and outcasts, or, alternatively, to the rejected, persecuted and enslaved. Americans have always fancied that the future was theirs, but the lack of a past is a perennial source of cultural inferiority feelings (which we compensate by technological arrogance). Ishmael and his obverse, Ahab, could well symbolize a major complex in the collective American psyche.

Omdat de polderpers de cultuur van de VS niet werkelijk doorgrond, zijn haar commentaren doorgaans onbenullig. Exemplarisch is Geert Mak's almaar voort zeverende bestseller Reizen zonder John (2012), waarin hij claimt 'Op zoek naar Amerika' te zijn. Eén van zijn uitgangspunten is de herinnering aan 'een gratis Donald Duck' waarin 'de neefjes het zelfs [wagen] op een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken!' Op zijn beurt begint Henk Hofland zijn bundel NRC-artikelen We passeerden het Vrijheidsbeeld. Overpeinzingen uit het land van 'life, liberty and the pursuit of happiness' (1989) met de voor hem kennelijk klemmende vraag: 'Is iemand die Europa kent, laat ons zeggen uit Amsterdam, in Manhattan een provinciaal?' Voor een werkelijk begrip van de Verenigde Staten dient men de cosmopolitische visie te bestuderen van Amerikaanse auteurs als Melville, de man die al in de negentiende eeuw opmerkte dat 

When the substance is gone, men cling to the shadow. Places once set apart to lofty purposes, still retain the name of that loftiness, even when converted to the meanest uses,

een wijsheid die Mak en Hofland ontgaat wanneer ze de VS prijzen als de 'vredestichtende ordebewaker' van de wereld, die zich inspant voor universele waarden 'life, liberty and the pursuit of happiness.' Men dient wel heel erg gehersenspoeld te zijn om deze propaganda anno 2016 nog te durven verspreiden. In zijn boek The Lost Soul of American Politics. Virtue, Self-Interest, and the Foundation of Liberalism (1984) schreef de Amerikaanse historicus, wijlen John P. Diggins, dat in Moby-Dick Melville waarschuwde

against the leader who externalizes evil and tries to crush it by force. Ahab, in wreaking vengence on the White Whale, ‘the monomaniac incarnation of… malicious agencies,’ destroys himself and his crew,

Waar het Melville omging was de centrale vraag:

If power can do no more than check power, how can it redeem itself?

Hoe kan de macht zichzelf verlossen van het kwaad als de 'orde' niet gebaseerd is op een diep doorleefde overtuiging, terwijl de 'responsibility for order... still falls upon man'? Om het actueel en concreet te stellen: hoe kunnen Amerikaanse en Europese politici en journalisten van oordeel zijn dat het Westen het morele recht heeft om andere culturen met geweld te dwingen zijn mens- en wereldbeeld klakkeloos over te nemen? Op wat anders is het superioriteitsgevoel gebaseerd dan op het veilig stellen van de eigen economische, financiële en geopolitieke belangen? In het verlengde daarvan: waarom is dit geen discussie-onderwerp onder Nederlandse mainstream-commentatoren van Elsevier tot De Groene Amsterdammer? Melville had gelijk toen hij opmerkte dat '[w]hen the substance is gone, men cling to the shadow'; een onvergankelijke moraliteit bezit het Westen niet, zoals ondermeer blijkt uit het feit dat anno 2016 de NAVO wordt ingezet om politieke vluchtelingen te weren, hetgeen in strijd is met de normen van het Vluchtelingenverdrag. Op 18 februari 2016 verklaarde Bill Frelick, Director, Refugee Program van Human Rights Watch:

If Nato cooperates with Turkey in preventing asylum seekers from leaving Turkish territorial waters and in bringing asylum seekers and migrants back to the Turkish shore, these would not be 'returns' or 'expulsions' since the boats in question would never have left Turkey. Although such an operation might not technically violate the EU Charter, the European Human Rights Convention, and 1951 Refugee Convention rules against refoulement (onderdrukking. svh) — the forced return of refugees to places where they would risk danger or abuse — and collective expulsion, it would violate the principles underlying these precepts.

Returning the passenger-laden rubber dinghies to Turkey would run the subsequent risk of refugees being forcibly returned to Syria, Iraq, or Afghanistan. Turkey retains a geographical limitation on its accession to the 1951 Refugee Convention that excludes all non-Europeans from status as refugees. 

De politiek heeft geen oplossing voor humanitaire tragedies, en wil die ook niet bieden, ze wil alleen haar eigen belangen verdedigen. Democratie en mensenrechten zijn, zoals de rest van de wereld al sinds begin jaren vijftig weet, in de praktijk van alledag niet meer dan westerse propaganda. Het zijn alleen de schrijvers en de dichters die de diepere en hogere lagen van het menszijn kunnen aanboren en in staat zijn die zichtbaar te maken. Diggins:

In Mardi (1849), Melville combines allegory with anthropology to question the widespread conviction that pride and depravity are rapidly receding before the march of progress and democracy. A warning, printed mysteriously on a scroll, reproves Americans for assuming that uprisings everywhere in the world are destined to bring ‘a universal and permanent Republic.’ Does not history teach the impermanence of everything under the sun. The Republic of the French Revolution cannot avoid the fate of the Roman Republic, and someday age and time will catch up with America, too…

Net als Tocqueville wist Melville dat 'America's succes derived less from its political institutions than from its abundance of space and resources.' Bovendien toonden Auschwitz en Hiroshima aan dat het Verlichtingsgeloof als zouden 'pride and depravity are rapidly receding before the march of progress and democracy,' op 'wishful thinking' berust. De huidige generatie politici en journalisten realiseert zich niet dat politieke opvattingen moeten worden gevoed door ideeën en waarden van buiten het rigide politieke domein. Gevangen binnen de grenzen van de almaar uitdijende bureaucratie en technocratie lopen politici en journalisten als kippen zonder kop achter de waan van de dag aan. Meer later.


Geen opmerkingen: