maandag 2 december 2013

De Mainstream Pers 89


In 1924 formuleerde de Amerikaanse publicist Samuel Strauss de kapitalistische noodzaak in een massamaatschappij op deze wijze:  

Formerly the task was to supply the things that men wanted; the new necessity is to make men want the things which machinery must turn out if this civilization is not to perish... the problem before us today is not how to produce the goods, but how to produce the customers.

Rond dezelfde tijd verwoordde Paul Mazur, bankier van de Lehman Brothers, de grondregels van de op handen zijnde consumptiecultuur:

We must shift America from a needs- to a desires-culture. People must be trained to desire, to want new things, even before the old have been entirely consumed. [...] Man's desires must overshadow his needs.
In 2003 kwamen Marshall McLuhan & David Carson in The Book of Probes tot de conclusie dat
Ads represent the main channel of intellectual + artistic effort in the modern world.

Het is een algemeen bekend feit dat reclame en propaganda het kapitalisme draaiende houden.  Vandaar dat ‘het vrije Westen’ jaarlijks vele honderden miljarden hieraan spendeert, en als gevolg van het geglobaliseerde neoliberalisme wordt vandaag de dag wereldwijd aan reclame rond de 500 miljard dollar besteed. De begeerte, hebzucht, egoïsme, hoe het ook genoemd wordt, is kennelijk niet aangeboren, maar moet permanent worden gestimuleerd en in de juiste richting gemanipuleerd. Het kapitalisme is gebaseerd op het onverzadigbaar houden van de consument, op het aanwakkeren van het driftleven, op verslaving, anders stort het systeem ineen. In mei 2012 verscheen Henk Hoflands boek ‘Platter & Dikker,’ dat als volgt werd aangeprezen:

Wat is er mis in Nederland? De nieuwe rijken etaleren als nooit tevoren hun bezittingen, obesitas is de nieuwe volksziekte en agressie en geweld zijn normale aspecten van het dagelijks leven.
'De nieuwe mens is overal. Hij is dikker. Hij praat harder en vlugger maar niet duidelijker. Hij steekt zijn middelvinger op, hij is eerder bereid een medemens uit te schelden, op zijn gezicht te slaan. Hij zal iedereen laten weten dat hij hier op aarde is. Respect!’

Kortom, de consument manifesteert zich opvallender en agressiever dan voorheen. Volgens Henk Hofland is zijn boek niet meer dan een etnografie van een deel van het Nederlandse volk. 'Daar is niks beledigends aan.’ En hoewel de nestor van de journalistiek daar zeker gelijk in heeft, is veel betekenend dat hij het begrip etnografie gebruikt, alsof hij een zojuist ontdekte papoea-stam in Nieuw Guinea onderzoekt. Maar helaas, in tegenstelling tot zijn bewering gaat Hofland geenszins etnografisch te werk. Ook hier beperkt hij zich tot de buitenkant van de westerse neoliberale cultuur, tot de meest in het oog lopende uitwassen in het publieke domein. Zonder dat hij zich ervan bewust is ergert de kleinburger in hem zich aan de andere kleinburgers. Zijn opmerkingen dat het boek ‘diagnostisch’ is, ‘een vaststelling van feiten’ is misbruik maken van een medische term. Feit is namelijk dat het ‘diagnosticeren de kunst, techniek of handeling is om een oorzaak te vinden van een gevolg aan de hand van de optredende verschijnselen.’ Het punt nu is dat Hofland niet, gelijk een wetenschapper, naar ‘een oorzaak’ zoekt ‘van een gevolg.’ Als hij een diagnose had willen stellen dan had  Hofland zich moeten afvragen hoe het te verklaren is dat in een ‘democratie’ de consument zo gek gemaakt kan worden dat hij zich letterlijk een ongeluk eet en drinkt. Hoewel ‘hart- en vaatziekten niet langer doodsoorzaak nummer 1 zijn in Nederland,’ aldus de Hartstichting naar aanleiding van de cijfers van 2011, ‘liegen de cijfers er niet om. Bijna 1 op de 3 Nederlanders sterft aan een hart- of vaatziekte.’ Waarom staat de volksvertegenwoordiging toe dat er reclame wordt gemaakt voor ziekmakende ‘fastfood’

Vanwaar de behoefte van een aanzienlijk deel van de consumenten, vooral afkomstig uit de onderklasse, naar te vet en te zoet voedsel? Waarom mag de fastfood-industrie zogeheten ongezonde ‘transvetten’ in hun eten stoppen, benevens allerlei onnatuurlijke smaak- en kleurstoffen? Waarom vergiftigd de westerse cultuur haar eigen bevolking? Waarom lijdt één op de acht New Yorkers aan suikerziekte? Dit alles is geen toeval, fastfood is goedkoop te produceren en goedkoop aan te schaffen, vandaar dat de armen uitsluitend fastfood eten. De winstmarge van de fastfood-industrie is fenomenaal. Met andere woorden: wij leven in een consumptiemaatschappij waar een economische elite schatrijk wordt door het ziek maken van haar medemensen. Wat zegt het over onze cultuur dat wij 'democratisch' goedkeuren dat winst voor een kleine groep rijken belangrijker is dan de volksgezondheid?  Daar zou Hofland zich over hebben moeten buigen, als hij werkelijk 'diagnostisch' te werk was gegaan aan de hand ‘van feiten.’ Maar dat wil hij niet, hij wil juist deze consumptiecultuur onder het mom van ‘democratie’ zelfs met geweld in het Midden-Oosten afdwingen. Om reclame te maken voor zijn boek trad hij op in het ‘platte’ televisieprogramma De Wereld Draait Door waar hij werd geconfronteerd met de ‘platte’ eenvoud van presentator Matthijs van Nieuwkerk die de verbaasd opkijkende Hofland liet weten:

Wie ben ik nu eigenlijk dat ik veroordeel dat mensen hun rug tatoeëren  of een dikke buik hebben? Misschien zijn ze wel hartstikke gelukkig en dansen ze de hele dag de horlepiep.


Roel Visser, de fotograaf die Hoflands boek van illustrerende foto's had voorzien,  zoals deze hierboven, probeerde nog als argument het begrip ‘schaamteloosheid’ te introduceren en wees erop dat ‘obesitas’ ingrijpende financiële consequenties heeft voor de gemeenschap, maar dit werd minder belangrijk geacht dan de vrijheid om zich publiekelijk te kunnen manifesteren, hoe weerzinwekkend dit ook mocht zijn, want ‘het is een kwestie van smaak,’ wist Van Nieuwkerk te melden. De interviewer vroeg nog even snel tussen neus en lippen door hoe het met de westerse cultuur was gesteld, waarop de hoogbejaarde Hofland liet weten dat ‘het  altijd minder [wordt].’

De volgens zijn collega’s grootste journalist van de twintigste eeuw leek op televisie volledig te zijn verdwaald in de eenentwintigste eeuw. Mijn vrouw, die als jurist meermaals door De Wereld Draait Door en soortgelijke amusementsprogramma’s is gevraagd, weigert steevast aan dit gedoe deel te nemen en wel omdat men in een dergelijk ‘plat’ milieu nooit iets zinnigs te berde kan brengen zonder onmiddellijk te worden afgekapt door een of andere coke-snuivende randdebiel of de eerste de beste clown uit de politiek. Ondanks al het door hem geclaimde inzicht doet Hofland net alsof hij nog steeds niet beseft dat hij als mainstream journalist zich naadloos laat inpassen in het dagelijkse vertier van De Wereld Draait Door, die de ene dag ‘Bram Moszkowicz  laat vertellen over ‘de breuk met Eva Jinek’ en de volgende dag de nestor van de ‘politiek-literaire elite’ een zinnetje laat zeggen over de stand van de westerse cultuur. Wat anders dan ijdelheid kan de reden zijn van Hoflands optreden voor de ‘goedgelovige’ massa dat, in Hoflands ogen, bier zuipend en borrelnootjes vretend voor de televisie hangt. De enige conclusie die ik  kon trekken was dat de polder ‘elite’ onderdeel is van het absurdistisch toneelstuk dat elke overgangstijd kenmerkt. Waarom zou Hofland via ‘de gedigitaliseerde stem des volks,’ (wat de televisie nu eenmaal is) de door hem verachte ‘nieuwe mens’ zo graag willen vertellen dat de ‘politiek-literaire elite,’ op hem neerkijkt, omdat zij hem steeds ‘platter’ en ‘dikker’ vindt? En welk respect moet de massa ontwikkelen voor de polder intelligentsia die op de ‘treurbuis’ komt vertellen dat zij allen weerzinwekkend en verachtelijk zijn? Waar is in een onverzadigbare ‘desires-culture’ de menselijke waardigheid, die door de ‘elite’ zou moeten worden verwoord en beschermd? Wie denkt Hofland en zijn ‘politiek-literaire elite’ nu eigenlijk een rad voor ogen te draaien? Dat zijzelf in de neoliberale dwaasheden geloven is tot daar aan toe, maar op grond van welk diep inzicht ontlenen ze hun veronderstelling dat ze tot een ‘elite’ behoren, die alle anderen kan vertellen wat de ‘waarheid’ is? Hoeveel eigenwaan kan de mens koesteren voordat hij zichzelf en zijn milieu vernietigt? Wat stelt deze kongsi voor met zijn ‘E-Matching. Alleen voor Hoger Opgeleiden’? Hofland weet precies, tot op de millimeter, wat hij kan verkondigen en dus vooral ook wat hij niet kan melden. Hij kan zijn haat tegen het systeem op de ‘lower classes’ projecteren, omdat hij maar te goed weet dat wanneer hij die richt op de ‘upper classes’ (er zijn zelfs geen woorden in het Nederlands voor deze begrippen) hij ogenblikkelijk gemarginaliseerd zal worden en zijn status en inkomen voorgoed kwijt is. Hofland is de ‘middle man,’ de kruidenier die de producten van ‘het kapitaal’ verkoopt aan de consument, of zoals Karl Marx schreef:

In the case of merchants' capital, the activity of a middle man is performed, no matter whether it be rated as cheating, labor, or anything else.  

Ieder speelt zijn eigen rol in het geheel, de een financiert, de ander produceert, de derde verkoopt, en de opiniemaker legitimeert het hele systeem tegenover de massa. Zonder die ‘middle man’ zou het kapitalisme al snel ineen storten, net zoals het christendom eeuwenlang alleen kon bestaan dankzij de niet aflatende inzet van de geestelijkheid die, net als nu de mainstream opiniemakers, een groot belang hadden in het voortbestaan van het systeem. In dat opzicht verkopen Hofland en zijn ‘literair-politieke elite’ niets anders dan ‘midcult’ en de daaraan afgeleide ‘masscult,’ waarover Dwight Macdonald schreef:

Since in a mass society people are related not to each other but to some abstract organizing principle, they are often in a state of exhaustion, for this lack of contact is unnatural. So Masscult attempts to provide distraction for the tired businessman – or the tired proletarian.


Wat de Hoflanden presenteren als ‘Highcult’ blijkt bij nader inzien niet meer te zijn dan de bastaardvorm ervan, de platte ‘Midcult,’ zoals we die op Radio 4 kunnen horen, of de kitsch die tegenwoordig doorgaat voor moderne kunst met een grote K. Kenmerkend eraan is ‘the mood of consent,’ de conformistische mentaliteit die door Macdonald wordt omschreven als:

a narcotized acceptance of Masscult-Midcult and the commodities it sells as a substitute for the unsetttling and unpredictable (hence unsalable) joy, tragedy, wit, change, originality and beauty of real life

en van het avant-gardisme dat ‘Highcult’ typeert. En dus is Henk Hofland bereid om in De Wereld Draait Door mee te draaien om zo zijn boek te kunnen slijten, waarin hij niet het systeem ‘diagnosticeert,’ maar juist het tegenovergestelde doet: het diagnosticeren van de slachtoffers ervan, om zo de aandacht af te leiden van de zo mogelijk nog grotere verpaupering van de economische en politieke elite en hun spreekbuizen. Ook wat dat betreft verschilt Hoflands werkwijze niet van die van Geert Mak. Zo schreef laatst genoemde in Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika:

Het is een oud probleem. Tocqueville sprak, in een van de eerste brieven aan zijn moeder, al zijn verbazing uit over de enorme hoeveelheden voedsel die de Amerikanen ‘op een of andere manier in hun keel weten te proppen’. Je komt hier meerdere malen per dag mensen tegen die zo dik zijn dat ze twee stoelen nodig hebben, gevallen van obesitas die je in de rest van de wereld zelden ziet. In Europa is 15 procent van de mensen te dik, in Amerika is dat bijna tweemaal zoveel. Dat heeft te maken met te veel suiker in het brood, te veel vet in het vlees, te veel smakelijke reclame langs de weg, te veel aanmoediging om de godganse dag maar door te schransen, maar ook met enthousiaste gretigheid waarmee Amerikanen hun tanden zetten in alles wat hun voor ogen komt. Hoe verder we naar het westen rijden, des te groter de hoeveelheden die onze tafelgenoten bij het ontbijt naar binnen schuiven. Je houdt niet voor mogelijk wat een mensenlichaam allemaal kan hebben.

Tja, het is wat. Wanstaltige en ziekmakende ‘obesitas’ door ‘te veel suiker’ en ‘te veel vet’ en ‘te veel reclame.’ Ook hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen aanleiding en oorzaak. De aanleiding van de epidemische vorm van vetzucht is zoals bekend teveel eten, de oorzaak daarentegen is iets geheel anders, namelijk de hebzucht van de rijken die de voedselindustrie in handen hebben. Op jacht naar steeds hogere winsten, de enige drijfveer van de neoliberale kapitalistische ideologie, zijn zowel de economische als politieke macht bereid de eigen bevolking te verzieken. De roofbouw cultuur van de zo geprezen grillige ‘vrije markt’  is gegrondvest op het uitgangspunt: Man's desires must overshadow his needs,’ zoals de Amerikaanse bankier Paul Mazur aan het begin van de consumptiecultuur zo treffend formuleerde. Maar ondanks Mak's zinloze name-dropping, (Tocqueville zocht naar oorzaken van de fenomenen die hij zag), komt Mak niet verder dan het meest voor de hand liggende: als je teveel eet en drinkt word je dik. Als Neerlands bekendste bestseller-auteur en zijn mede Makkiaan Henk Hofland werkelijk tot een intellectuele ‘elite’ hadden behoort dan zouden ze in het spoor zijn getreden van   bijvoorbeeld de Amerikaanse onderzoeksjournalist Eric Schlosser die in zijn studie Fast Food Nation. The Dark Side of the All American Meal (2001) ondermeer dit opmerkte:
In the early 1970s, the farm activist Jim Hightower warned of ‘the McDonaldization of America.’ He viewed the emerging fast food industry as a threat to independent businesses, as a step toward a food economy dominated by great corporations, and as a homogenizing influence on American life. In Eat Your Heart Out (1975) he argued that ‘bigger is not better.’ Much of what Hightower feared has come to pass. The centralized purchasing decisions of the large restaurant chains and their demand for standardized products have given a handful of corporations an unprecedented degree of power over the nations food supply. Moreover, the tremendous success of the fast food industry has encouraged other industries to adopt similar business methods. The basic thinking behind fast food has become the operating system of today’s retail economy, wiping out small business, obliterating regional differences, and spreading identical stores throughout the country like a self-replicating code. America’s main streets and malls now boast the same Pizza Huts and Taco Bells, Gaps…

Het gevolg is dat

Almost every facet of American Life has now been franchised or chained,

waarbij overal geldt:

The key to a successful franchise according to many texts on the subject, can be expressed in one word: ‘uniformity.’
Eerder al schreef ik over dit onderwerp:
Dit werpt toch een ander licht op Mak’s terloopse opmerking dat

Hoe verder we naar het westen rijden, des te groter de hoeveelheden die onze tafelgenoten bij het ontbijt naar binnen schuiven.

Vooral ook wanneer men weet dat overal in de VS waar sprake is van landbouw en veeteelt:

you see the effects of fast food on the nations rural life, its environment, its workers, and its health. The fast food chains now stand atop a huge food-industrial complex that has gained control of America’s agriculture. During the 1980s, large multinationals… were allowed to dominate one commodity market after another. Farmer and cattle ranchers are losing their independence, essentially becoming hired hands for the agribusiness giants or being forced off the land. Family farms are now being replaced by gigantic corporate farms with absentee owners. Rural communities are losing their middle class and becoming socially stratified, divided between a small, wealthy elite and large numbers of the working poor,

aldus  Eric Schlosser. Obesitas is dus niet een te verwaarlozen detail, maar een symptoom van de pathologische onverzadigbaarheid van de ‘Amerikaanse Droom,die voor velen in een nachtmerrie is veranderd. Het is geen teken van vrijheid, maar van verslaving:

Obesity in the United States has been increasingly cited as a major health issue in recent decades. While many industrialized countries have experienced similar increases, obesity rates in the United States are among the highest in the world. [3] Of all countries, the United States has the highest rate of obesity. From 13% obesity in 1962, estimates have steadily increased, reaching 19.4% in 1997, 24.5% in 2004 [4] 26.6% in 2007, [5] and 33.8% (adults) and 17% (children) in 2008. [6][7] In 2010, the CDC reported higher numbers once more, counting 35.7% of American adults as obese, and 17% of American children. [8] […]

As American families have become absorbed with other activities, formal meal time disappeared, leading to increased snacking all day without a nutritional meal. While other cultures will have a formal, planned meal with the family, Americans have lost this tradition. […]

There has been an increase in obesity-related medical problems, including type II diabetes, hypertension, cardiovascular disease, and disability. [39] In particular, diabetes has become the seventh leading cause of death in the United States, [40] with the U.S. Department of Health and Human Services estimating in 2008 that fifty-seven million adults aged twenty and older were pre-diabetic, 23.6 million diabetic, with 90–95% of the latter being type 2-diabetic. [41] Obesity has also been shown to increase the prevalence of complications during pregnancy and childbirth. Babies born to obese women are almost three times as likely to die within one month of birth and almost twice as likely to be stillborn than babies born to women of normal weight. [42]

Obesity has been cited as a contributing factor to approximately 100,000–400,000 deaths in the United States per year [13] and has increased health care use and expenditures, [39][43][44][45] costing society an estimated $117 billion in direct (preventive, diagnostic, and treatment services related to weight) and indirect (absenteeism, loss of future earnings due to premature death) costs. [46] This exceeds health-care costs associated with smoking or problem drinking[45] and accounts for 6% to 12% of national health care expenditures in the United States. [47]

The Medicare and Medicaid programs bear about half of this cost. [45] Annual hospital costs for treating obesity-related diseases in children rose threefold, from US$ 35 million to US$ 127 million, in the period from 1979 to 1999, [48] and the inpatient and ambulatory healthcare costs increased drastically by US$ 395 per person per year. [44] These trends in healthcare costs associated with pediatric obesity and its comorbidities are staggering, urging the Surgeon General to predict that preventable morbidity and mortality associated with obesity may surpass those associated with cigarette smoking. [43][49] Furthermore, the probability of childhood obesity persisting into adulthood is estimated to increase from approximately twenty percent at four years of age to approximately eighty percent by adolescence, [50] and it is likely that these obesity comorbidities will persist into adulthood. [51]


Maandag 27 mei 2013 schreef de auteur en publiciste Aleid Truijens in een Volkskrant-column onder de kop: 'De onvolmaaktheid van ons leven maakt dik' het volgende over de oorzaken die tot  dikte kunnen leiden:

Een aannemelijke verklaring geeft een Amerikaanse onderzoek. Gestreste ouders hebben vaker dikke kinderen dan mensen met een kalm, fijn leven. Wie gespannen en gehaast is, grijpt sneller naar gemakseten. Armoede geeft stress, scheiden geeft stress. Net als alleen je kinderen opvoeden. Eten is troost; gestolde liefde. Hoe vetter en zoeter, des te troostrijker. Wie zelf zijn verdriet wegschrokt, zal denken dat het ook bij kinderen helpt. Dat doet het ook. Even.

Dik worden komt dus, zoals bijna alles, door de onvolmaaktheid van ons leven. We eten omdat we ongelukkig zijn, en zo eten we ons een ongeluk. Wie toch al gelukkig was blijft dun, en krijgt als kroon op het werk dunne kinderen die een zonnig leven tegemoet gaan. Nee, niet eerlijk. Maar ook geen onveranderlijk noodlot.

Terwijl Geert Mak zich aan al die dikke Amerikanen vergaapte kwam hij ook hier niet verder dan de buitenkant en bracht datgene wat hij zag geen enkele fundamentele gedachte bij hem op gang. Hetzelfde geldt voor Henk Hofland, die op televisie niet meer wist te melden dan dat hij ‘een jaar of tien geleden’ zich ineens bewust werd van ‘de nieuwe mens,’ nadat hij in New York met een dikke negerin in een taxi had gezeten. Het moet een historische gebeurtenis zijn geweest, gezien het feit dat het hem tot de conclusie heeft gevoerd dat het gewone volk in Nederland en het Westen in het algemeen steeds ‘platter en dikker’ wordt. Het ontbreekt zowel Hofland als Mak aan intellectuele nieuwsgierigheid en zelfs intellectuele integriteit. Als volleerde ‘con men’ weten zij door hun niet geringe mate van zelfoverschatting  het ‘elitaire’ publiek  met cliché’s op te zadelen, want ze geven geen antwoord op de vraag waarom bijvoorbeeld eenderde van al die, volgens Mak, ‘optimistische Amerikanen’ zo onbevredigd is dat ze zich ‘een ongeluk eten’ en ‘in 2008 fifty-seven million adults aged twenty and older were pre-diabetic, 23.6 million diabetic, with 90–95% of the latter being type 2-diabetic.’

De verbazing van Geert Mak over het neurotische verlangen van ‘Amerikanen’ om Gargantueske hoeveelheden spijzen en dranken te verstouwen, heeft hem niet aangezet tot nadenken. Hij laat slechts weten:

Je houdt niet voor mogelijk wat een mensenlichaam allemaal kan hebben.

En bij die opmerking blijft het. Geen enkel woord over de kapitalistische noodzaak om burgers te veranderen in consumenten en om de bevolking daarom permanent ontevreden te houden. In 2010 werd in de VS naar schatting $142.5 miljard aan reclame, branding en packaging besteed, kosten die in de prijs van het product worden doorberekend waardoor de consument zijn eigen onverzadigbaarheid betaalt. Obesitas is dan ook allereerst een psychologisch fenomeen, en geen lichamelijk, zoals Mak meent. Het is opmerkelijk dat hij de oorzaken van de Amerikaanse vraatzucht niet heeft onderzocht, want hij claimt wel  de studie Pursuit of Loneliness te hebben gelezen van de Amerikaanse socioloog Philip Slater, die uitgebreid ingaat op de kapitalistische onverzadigbaarheid. Slater:

Our society is founded on overstimulation – on the creation of complex desires that can’t directly be gratified, but to seduce people into a lot of striving and buying in the vain effort to satisfy them. Most of these desires are vaguely or blatantly sexual – erotic delights are attached by advertisers to most of the goods and much-idealized service that can be bought in the United States. The goal of American commerce, in other words, is to arouse kinky needs that defy satisfaction – in this way an infinite number of products can be inserted in the resulting gap. In such a culture availability itself is a turn-off.

Een ‘afknapper‘ voor zowel mannen als vrouwen. Slater in 1970:

Take, for example, the film personality of the much-idealized Marilyn Monroe: docile, accommodating, brainless, defenseless, totally uncentered, incapable of taking up for herself or even knowing what she wants or needs. A sexual encounter with such a woman in real life would border on rape – the ideas of ‘consenting adults’ wouldn’t even apply. The term ‘perversion’ seems more appropriate for this kind of yearning than for homosexuality or bestiality, since it isn’t directed toward a complete being. The Marilyn Monroe image was the ideal sex object for the sexually crippled and anxious male: a bland erotic pudding that would never upset his delicate sexual stomach. It’s important to realize that this Playboy Ideal is a sign of low, rather than high, sexual energy. It suggests that the sexual flame is so faint and wavering that a whole person would overwhelm and extinguish it. Only a vapid, compliant ninny-fantasy can keep it alive. It’s designed for men who don’t really like sex but need it desperately for tension-release – men whose libido is mainly wrapped up in achievement or dreams of glory. The Marilyn Monroe image is thus more a capitalistic ideal than an erotic one.

Net als seks is eten een ‘basic instinct,’ en net als seks wordt in het kapitalisme ook de zucht naar voedsel gemanipuleerd in een succesvolle poging om de consument permanent onverzadigbaar te houden. Iedereen die weleens een McDonald’s Hamburger heeft gegeten weet wat ik bedoel, het bevredigt maar heel even. ‘The pursuit of happiness’ is geëindigd in het permanent ontevreden en dus ongelukkig houden van de bevolking. En toch blijft de omzet van bijvoorbeeld ‘fast food’ almaar groeien. In 2001 schreef de Amerikaanse onderzoeksjournalist Eric Schlosser in Fast Food Nation. The Dark Side of the All American Meal:

Over the last three decades, fast food has infiltrated every nook and cranny of American society. An industry that began with a handful of modest hot dog and hamburger stands in southern California has spread to every corner of the nation, selling a broad range of foods wherever paying customers may be found. Fast food is now served at stadiums, airports, zoos, high schools, elementary schools, and universities, on cruise ships, trains, and airplanes, at K-Marts, Wal-Marts, gas stations, and even hospital cafeterias. In 1970, Americans spent about $6 billion on fast food; in 2000, they spent more than 110 billion. Americans now spend more money on fast food than on higher education, personal computers, computer software, or new cars. They spend more on fast food than on movies, books, magazines, newspapers, videos, and recorded music – combined.

Kortom, we hebben hier te maken met een belangrijk sociaal-cultureel fenomeen. Schlosser merkt terecht op dat

A nation’s diet can be more revealing than its art or literature. […] During a relatively brief period of time, the fast food industry has helped to transform not only the American diet, but also our landscape, economy, workforce, and popular culture. Fast food and its consequences have become inescapable, regardless of whether you eat it twice a day, try to avoid it, or have never taken a single bite.

In tegenstelling tot Geert Mak die niet verder kwam dan de vrijblijvende verzuchting dat ‘Je niet voor mogelijk houdt wat een mensenlichaam allemaal kan hebben,’ is Eric Schlosser op zoek gegaan naar de oorzaken van deze ingrijpende ontwikkeling:

The extraordinary growth of the fast food industry has been driven by fundamental changes in American society. Adjusted for inflation, the hourly wage of the average U.S. worker peaked in 1973 and then steadily declined for the next twenty-five years. During that period, women entered the workforce in record numbers, often motivated less by a feminist perspective than by a need to pay the bills. In 1975, about one-third of American mothers with young children worked outside the home; today almost two-thirds ofd such mothers are employed. As the sociologists Cameron Lynne Macdonald and Carmen Sirianni have noted, the entry of so many women into the workforce has greatly increased demand for the types of services that housewives traditionally perform: cooking, cleaning, and childcare. A generation ago, three-quarters of the money used to buy food in the United States was spent to prepare meals at home. Today about half of the money used to buy food is spent at restaurants – mainly at fast food restaurants. The McDonald’s Corporation has become a powerful symbol of America’s service economy, which is now responsible for 90 percent of the country’s new jobs,

aangezien de productie van goederen grotendeels is geoutsourced naar lage lonen landen, waar de arbeiders nog goedkoper zijn. De resultaten van Eric Schlosser’s onderzoek worden nog eens bekrachtigd door de Amerikaanse hoogleraar Richard Wolff, auteur van onder andere Capitalism Hits The Fan. The Global Economic Meltdown and What to Do About It. 24 januari 2012 hoorde ik hem spreken in de All Souls Church in New York over: The Costs of Capitalism’s Crisis: Who Will Pay. Wie hem wil horen spreken kan dat hier doen:

Degenen die geen tijd hebben zijn lezing af te luisteren, kunnen hieronder een samenvatting lezen van Wolff’s visie zoals hij die tegen de kritische Amerikaanse radiomaker en auteur David Barsamian verwoordde. Nog even dit:  ‘As a writer, Barsamian is best known for his series of interviews with Noam Chomsky, which have been published in book form and translated into many languages, selling hundreds of thousands of copies worldwide.’ Professor Wolff vertelde hem het volgende:

What distinguishes the United States from almost every other capitalist experiment is that from 1820 to 1970, as best we can tell from the statistics we have, the amount of money an average worker earned kept rising decade after decade. This is measured in “real wages,” which means the money you earn compared to the prices you have to pay. That’s remarkable. There’s probably no other capitalist system that has delivered to its working class that kind of 150-year history. It produced in the U.S. the expectation that every generation would live better than the one before it, that if you worked hard, you could deliver a higher standard of living to your kids.

Before we talk about why this changed, let’s think for a moment about the trauma the end of this trend represents to the working population. It is the end of the notion that a better future is the reward for hard work. And the trauma is made worse by the fact that there’s no discussion of it, no way to share the experience, because most of the population literally believes that it hasn’t happened.

Barsamian: So why did it end?

Wolff: There are many reasons, but I think four developments in the 1970s were key. The first was the increasing use of computers, which made it possible for employers to reduce their number of workers, since one computer now did the work of many humans. For example, once upon a time supermarkets needed workers to keep track of how many boxes of cereal and rolls of toilet paper were leaving the shelves. Now a computer scanner at the checkout counter does that. One man or woman sitting at a monitor somewhere can tell exactly how many boxes of cereal have to be ordered at a hundred different super­markets. They don’t need an army of workers to take inventory.

The second thing that happened in the 1970s was that employers moved production to other parts of the world, where wages were lower. Between the computer replacing workers and jobs going overseas, the demand for labor in the U.S. shrank.

The third event was that women joined the paid workforce in large numbers and stayed, largely abandoning the role of full-time mother and housewife. And, finally, we had a new wave of Latin American immigrants who came here looking for jobs and a better life. So while the number of jobs was declining, there was an increase in the number of people looking for work. This combination meant that, for the first time in American history, there was no labor shortage.

With so many people competing for jobs, employers discovered that it was no longer necessary to give raises to attract and keep employees. Since the 1970s American employers have enjoyed record profits. During that same thirty years, according to the Bureau of Labor Statistics in Washington, DC, the wage earned by the majority of American workers hasn’t changed. In real terms, adjusted for inflation, what a worker makes in 2011 is about what the same worker made in 1978.


Barsamian: And employees are working longer hours today, right?

Wolff: That’s right. According to the Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD), Americans do more hours of paid labor per year than workers in any other advanced country. That is because, if you don’t earn more per hour, the only way to deliver a better life to your family is by doing more hours of work. So Americans have been pushing themselves, taking second jobs or working full time if they had worked only part time before. We have elderly people coming out of retirement to help their grown children. Teenagers are working on weekends to help pay bills. Americans have committed to an incredible number of work hours per household to try to achieve a rising standard of living. Let’s remember that we are constantly bombarded by advertising telling us that, to be a success, we need a better house, a better car, a better vacation, and a college education for our children. To be financially successful today, most of us have to work crazy hours.

And of course the other thing the American working class has done since the 1970s to keep their consumption rising is take on debt. When your wages don’t go up, and adding a few hours a week isn’t enough, you buy on credit.

In the 1970s we had to develop new mechanisms for providing credit to the masses. Before then the only people who carried credit cards were traveling businessmen with expense accounts, and the only company offering such a card was American Express. But then MasterCard, Visa, and others came along to make credit available to the rest of us, because there was such a hunger on the part of our working class for a better standard of living. American workers started to borrow money on a scale that had never been seen before in any country.

Barsamian: So wages were flattening out, workers’ hours and productivity were soaring, and Americans were accumulating huge individual debts.

Wolff: The amazing thing about the last thirty years is the collective self-delusion in the U.S. You cannot keep borrowing money if your ability to pay it back — i.e., your real wage — isn’t going up. You don’t need a PhD in economics to understand this.

So the current crisis really began in the 1970s, when the wages stopped rising, but its effects were postponed for a generation by debt. By 2007, however, the American working class had accumulated a level of debt that was unsustainable. People could not make the payments. They were exhausted: exhausted financially, exhausted physically by all that work, and exhausted psychologically because the family had been torn apart by everyone working.

Stay-at-home parents hold families together. When you move everyone into the workplace, tensions in the family become unmanageable. You can see evidence of this in popular culture. The sitcoms of the 1960s showed happy middle-class families, but many sitcoms today show struggling families. Americans are 5 percent of the world’s population, but we consume 65 percent of the world’s psychotropic drugs, tranquilizers, and mood enhancers. We are a people under unbelievable stress.

Vandaar de vergeefse poging de onvrede weg te eten. Des te armer men is des te meer men eet, en wel relatief goedkoop vet en zoet voedsel dat een kortstondige vertroosting biedt in een keiharde, materialistische maatschappij waar de ‘winner takes all.’ Als Mak in plaats van zich te vergapen aan al die dikke ‘Amerikanen’ met personeelsleden van de restaurants zou hebben gesproken dan had hij geweten onder welke condities ze gebukt gaan. Hetzelfde geldt voor Hofland. Als hij inderdaad ‘diagnostisch’ te werk was gegaan dan had hij werkelijk iets te vertellen gehad.

Wat moeten wij nu aan met een ‘politiek-literaire elite’ die de politiek dépolitiseert, literair niets voorstelt en van alles is behalve een ‘elite,’ tenminste niet in de betekenis van een klein gezelschap met ‘buitengewone kwalificaties’? En wat te doen in Nederland met zijn cultuur van onverzadigbare begeertes terwijl het land geen toonaangevende kritische intellectuele ‘elite’ kent, waar, in de woorden van Hofland, ‘een natie niet zonder [kan]’? Vanwaar alle pretenties van de Hollandse polder intelligentsia? Haar niveau is schrikbarend laag, zodra we dit vergelijken met de grote cultuurlanden.


De Britse auteur en filosoof Alain de Boton merkte in zijn boek Statusangst op over ‘de geavanceerde samenlevingen’ dat ‘het mogelijk’ is dat die ‘in werkelijkheid’ ons ‘uiteindelijk verarmen, doordat ze onbeperkte verwachtingen scheppen en daarmee voortdurend een kloof in stand houden tussen wat we willen en wat we ons kunnen veroorloven, tussen wie we zijn en wie we zouden kunnen zijn.’


Er wordt wat afgelachen in de politiek rond dat pleintje in Den Haag. het schijnt daar heel leuk te zijn.

Alleen een blinde is niet in staat te zien dat die ‘mogelijkheid’ al lange tijd elke dag weer in de kapitalistische consumptiemaatschappij de werkelijkheid is, een blinde en Hoflands 'politiek-literaire elite,' die niet het vermogen bezit om logische verbanden te kunnen leggen, en die niet beseft dat vele honderden miljoenen burgers in een totalitair functionerend systeem weerloos zijn tegen de invloed van de alomtegenwoordige reclame en propaganda. (Waarom zou de economische macht anders honderden miljarden aan reclame uitgeven?) In een technologische maatschappij, met als enige ultieme waarde het maken van winst en zeker niet altruïsme, is het individu niet alleen vervreemd geraakt van zijn omgeving, maar tevens van zichzelf. In die identiteitsloze, gelijk geschakelde cultuur verstrekt juist de uniformering de consument een identiteit. Die materialistische identiteit is gefundeerd op productie en consumptie, koop en verkoop. Daarom spreekt het neoliberale VVD/PVDA-kabinet van een ‘participatie samenleving,’ waarmee het propagandistische beeld wordt opgeroepen dat de consument, die ooit eens burger was, kan participeren niet in het democratisch besluitvormingsproces, want daar is de economische en politieke macht huiverig voor, maar kan participeren in het productie- en consumptieproces.  En daarom wordt de ‘verzorgingsstaat’ afgebroken, om nog eens te onderstrepen dat wie werkloos raakt 'niet zijn hand moet ophouden.' De oorspronkelijke gedachtengang hierachter was van protestants-christelijke origine, en werd het duidelijkst verwoord door de Schotse filosoof David Hume met de volgende redenering:


In een land waarin geen vraag is naar overbodigheden worden mensen indolent, verliezen ze alle vreugde in het leven en zijn ze niet langer nuttig voor de gemeenschap, die van de weeromstuit haar vloten en legers niet meer kan onderhouden of bekostigen.

 In America you'll get food to eat
Won't have to run through the jungle
And scuff up your feet
You'll just sing about Jesus and drink wine all day
It's great to be an American

Ain't no lions or tigers-ain't no mamba snake
Just the sweet watermelon and the buckwheat cake
Everybody is as happy as a man can be
Climb aboard, little wog -- sail away with me

In America every man is free
To take care of his home and his family
You'll be as happy as a monkey in a monkey tree
You're all gonna be an American
Randy Newman. Sail Away. 1972


De nieuwe noodzaak ‘to make men want the things which machinery must turn out if this civilization is not to perish,’ is tenslotte uitgemond in een cultuur die collectief zelfmoord pleegt. De intellectuele elite in de wereld heeft dit allang diepgaand onderzocht en beschreven, maar de ‘politiek-literaire elite’ in de polder weet nog van niets, zij leidt niet zozeer aan lichamelijke ‘vetzucht,’ maar aan geestelijke ‘obesitas’ waardoor het denken is geatrofieerd. Net zoals ‘spieren die geen zenuwimpulsen ontvangen, atrofiëren ’ dat wil zeggen: ‘de spiermassa verdwijnt,’ zo krimpen de hersenen wanneer de hersencellen geen zenuwimpulsen meer ontvangen. Kijk maar om u heen, of lees de kranten en weekbladen.



Dat is 'm nu, de prijs voor de 'politiek-literaire elite' in de polder, tenminste als men geestelijk voldoende atrofieert.

3 opmerkingen:

janny mars zei

Beste Stan,
Graag wijs ik je op een stukje van Linda Tirado (alternet.org). Als 'afgevaardigde' vanuit de onderkant van de samenleving schrijft zij;
'Why poor people's bad decisions make perfect sense'.
Hartelijke groet,

Ron zei

Op de Volkskrant-site vandaag "Geheime dienst werft student als informant over protesten"
Beatrice de Graaf, hoogleraar Conflict en Veiligheid aan de Universiteit Leiden zegt daarover 'Als er signalen zijn dat een groep zal radicaliseren(????), moet de AIVD dat in een voorstadium opmerken.' En deze conservatieve dame kreeg afgelopen zomer van n.b. de VPRO 3 uur prime-time zendtijd als zomergast............enkele studenten werden bijv.ook benaderd tijdens de geweldloze demonstraties tegen de onderwijsbezuinigingen in 2011.
Beatrice de Graaf zei een half jaar geleden: Er moet meer privacy-bescherming komen,maar meer overheidscontrole is ook nodig.........

Anoniem zei

'...aangezien de productie van goederen grotendeels is geoutsourced naar lage lonen landen, waar de arbeiders nog goedkoper zijn.'

Soms hoor ik westerlingen dit afdoen als een andere, misschien zelfs betere vorm van ontwikkelingswerk.
Al dan niet het Chinese gezegde aanhalend: geef ze geen vis maar geef ze een hengel.
Mag ik even?

Vorige week keek ik met een Nepalees naar zeventiger jaren foto’s van Kathmandu. Twee nostalgische oude mannen, zeg maar.
Ineens drong het tot ons door dat bijna elke straat in die tijd wel twee, drie kleermakers telde.
- Waar zijn die gebleven, vroeg ik, werken ze nu in fabrieken?
'Was dat maar waar. We dragen nu allemaal import. De omringende landen zijn goedkoper: China, Bangladesh, India. Dat soort beroepen werkt nu in Dubai, Maleisië, Israël, Arabische landen.’
De arbeider zelf is outsourced.

Nog geen dag later lees ik in de Kathmandu Post over buitenlandse werkers in Qatar, een onderzoek dat Amnesty International heeft gepubliceerd.
Even heel kort (om uw aandacht niet te verliezen):

- de gastarbeiders uit Nepal, Bangladesh en Pakistan werken minimaal 12 uur per dag, zeven dagen per week
- er vindt veel mishandeling en belediging plaats
- lonen worden niet uitbetaald om hen langer dan het aangegane contract vast te houden ipv naar huis te laten gaan
- alleen bij plotse invaliditeit - hand eraf of zo - gaat de arbeider meteen op het vliegtuig (dwz thuiskomen met een financiële schuld).

Ooit heb ik met een jongen van tevoren berekend wat hij na aftrek van vliegticket + bemiddelaars + verblijfkosten, etc. zou overhouden.
Grofweg: als hij een contract van vijf jaren tekende, hield hij een jaar loon over.
Precies het bedrag, ontdekte ik later, waarmee een andere, rijke Nepalees een nieuwe graszode liet leggen in zijn tuin.
Hij ging desalniettemin. (Eigenlijk was het treuriger: om de inschrijving te kunnen betalen, had hij, oudste zoon, het stukje land van z'n vader verkocht met de bedoeling het later terug te kopen - want hij zou het daar wel maken...)

Met het oog op te bouwen voetbalstadions voor de komende internationale kampioenschappen heeft Qatar meer dan ooit buitenlandse werkers nodig; zelf doen ze immers niets.
Voor alle kritiek wijst de overheid van Qatar naar de grote buitenlandse bedrijven die de projecten uitvoeren - en daar hebben ze zeker een punt.
Qatar Airlines heeft kortgeleden z’n dagelijkse vlucht naar Kathmandu verdubbeld.
Volgens het AI report spreekt men in Qatar niet van buitenlandse arbeiders maar tamelijk consequent van 'animals’.
'It is simply inexcusable in one of the richest countries in the world,’ zegt Sali Shetty, de AI Secretary General, 'that so many workers are being ruthlessly exploited, deprived of their pay and left struggling to survive.’ (Kathmandu Post, 19 nov 2013)


2. Mag ik nog even?
De laatste afleveringen erger ik me aan het gebruik van het woord 'bloggers’.
Journalisten krijgen betaald, kortom een feitelijke beroepsaanduiding.
Een blog is een internet-systeem. Degene die daar gebruik van maakt, kan een woord, tekening, foto, spelletje, of wat ook publiceren.
Het woord 'blogger’ op zich zegt niets, behalve...

Mensen als Hofland werpen een lasso, trekken 'm aan, dopen de vangst even in 'n cerebrale krimpstof, en zetten 'm dan weg in de letterbak die ze van de stoep meenamen toen de oude, indrukwekkende zetterij failliet ging.
Zestiger jaren? In ieder geval uit de tijd dat je de uitdrukking nog kon horen: 'Liegen alsof het gedrukt staat.'

Het is volstrekt onzinnig om de wereldwijde regenboog aan uitingen te reduceren tot 'bloggers’.
Dit heet labelen.

'Ik schrijf blogs! Jazeker! Maar ik ben geen blogger!!
riep Al Pacino reeds in 'Angels of America’ (2003) in prachtig staccato.
Zie http://www.youtube.com/watch?v=98fBiOVEcyI

Ton