zaterdag 13 januari 2024

Zonder dat de Massa dit Beseft, Wordt Zij Overspoeld met Propaganda

‘Wij hadden geen Jaffa’s in Tel Aviv,’ vertelde de van origine Joods-Israëlische regisseur Eyal Sivan na afloop van de film-documentaire Jaffa, An Orange’s Clockwork uit 2009. ‘Wij hadden sinaasappels. Jaffa is een marketingnaam geworden. Het is een symbool van Israël.’ De Jaffa-sinaasappels hebben ‘de omslag gekenmerkt van een vreedzame samenleving tussen Joden en Arabieren, naar vijandigheid tussen Zionisten en Palestijnen. Langzaam zien we een ontwikkeling van een vruchtbare handelswaar naar een met ideologie doorspekt product,’ die onder andere gebruikt wordt door de joods Nederlandse auteur Marja Vuijsje, als zijnde het zinnebeeld van de zelfbenoemde Joodse staat Israel, daarbij verzwijgend dat de Jaffa-sinaasappel lang voordat de eerste Joodse kolonisten in Palestina arriveerden geëxploiteerd en geëxporteerd werd door de oorspronkelijke bewoners van het land, voordat de ‘sinaasappelteelt de trots wordt van de Zionisten. In de vele archiefbeelden die Sivan benut — van fotografie uit 1840 tot recentere videobeelden — is duidelijk zichtbaar hoe de joodse inwoners worden afgebeeld als ontwikkelde, gezonde mannen en geëmancipeerde vrouwen die met overgave en moderne machinerie het oranje goud uit de boomgaarden verzamelen. Daarnaast zien we de onontwikkelde, stoffig geklede Palestijnse Arabier, die met ouderwetse methoden de gezamenlijke boomgaarden bewerkt.


Stralende reclameposters en vrolijke televisiespotjes benadrukken al het goede waar de Jaffa-sinaasappel voor is komen te staan. De vrucht representeert voor Israël alles dat het land bereikt heeft dan wel wil bereiken: moderniteit, vruchtbaarheid, technische vooruitgang en een sterke band met het land. Maar deze positieve eigenschappen staan in schril contrast met de verhouding tot de Palestijnen, die tegelijkertijd sterk verslechtert. Sivan laat wetenschappers, kunstenaars en politiek activisten van beide zijden aan het woord om de sinaasappelteelt te analyseren. Op die manier wordt de geschiedenis van Israël verweven met het verhaal van de Jaffa-sinaasappel.


‘Israël is geobsedeerd door die sinaasappels,’ vertelt de regisseur. ‘Het heeft een bijna erotische band met het land, die wordt uitgebeeld in de hele marketing rondom Israël. Mensen dansen constant in de boomgaarden. Zelfs in de wiskundelessen wordt er, bij wijze van spreken, gerekend in dozen sinaasappels.’


De documentairemaker, die ook sociale wetenschappen doceert in Londen, vindt deze overmatige marketing gevaarlijk. ‘Bijna mijn gehele omgeving gaat over marketing. Het resultaat daarvan is de destructie van de mogelijkheid tot denken. Alles gaat uiteindelijk op de automatische piloot. Vroeger noemden we die strategie fascisme.’

https://www.oneworld.nl/mensenrechten/hoe-israel-een-sinaasappel-werd/ 


Ruim een eeuw geleden ontwikkelde de joodse Oostenrijker Edward Bernays, neef van Sigmund Freud, deze moderne marketing-technieken die in de politieke propaganda en de public relations van toen af aan gangbaar werden, waarbij het manipuleren van het onderbewustzijn centraal staat. Op de tweede poster ziet u dat de Palestijnen worden afgebeeld als rondtrekkende nomaden, en dat de Jaffa sinaasappel inmiddels in handen is gevallen van als witte Europeanen afgebeelde Joden. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat Eyal Sivan gelijk heeft wanneer hij stelt dat het ‘resultaat’ van propaganda heeft geleid tot ‘de destructie van de mogelijkheid tot denken,’ het autonoom nadenken dat leidt tot zelfstandige besluitvorming. Bernays liet zowel de nazi’s en fascisten als de democratisch gekozen regeringen en het kapitalistische bedrijfsleven zien hoe zij de massa het meest effectief konden hersenspoelen. In zijn essay, getiteld ‘The Engineering of Consent,’ concludeerde Bernays in 1947 voorts dat onder ‘modern conditions of political advertising and manipulation, it has become possible to talk of the engineering of consent by an elite of experts and professional politicians. Consent that is thus engineered is difficult to distinguish in any fundamental way from the consent that supports modern totalitarian governments. Were the manipulated voter to become the normal voter, the government he supports could hardly be said to rest on his consent in any traditional sense of that word.’

Het is van doorslaggevend belang dit te weten, niet alleen omdat Bernays in 1999 door het massatijdschrift Life werd uitgeroepen als ‘one of the 100 most influential Americans of the 20th century,’ maar ook omdat hij 'the father of the spinmeisters’ was ‘who manipulate our perceptions of politicians.’ Zoals in de middeleeuwen de macht van de Paus was gebaseerd op de verspreiding van de officiële religieuze doctrine door de lagere geestelijkheid, zo berust de macht van de huidige elite op de dagelijkse propaganda van de mainstream-pers. Pas na de uitvinding van de boekdrukkunst, waardoor de bijbel in de eigen volkstaal verscheen, konden overal grote groepen mensen zelf het heilig geschrift lezen, en hadden zij de interpretatie van de clerus niet meer nodig. Juist daardoor kon de Reformatie een hoge vlucht nemen. Een soortgelijke bewustwording voltrekt zich de afgelopen decennia door de uitvinding van het internet. Als gevolg daarvan verloren de massamedia het monopolie op de berichtgeving, en  daarmee op de waarheidsvinding. Wereldwijd kunnen internetters nu over veel meer informatiebronnen beschikken dan voorheen, en kunnen zij bovendien datgene vernemen wat de mainstream-pers bewust verzwijgt. Vandaar dat de elite en haar media al snel begonnen te klagen over het verschijnsel ‘nepnieuws,’ daarmee suggererend dat zij met hun commerciële massamedia geen ‘fake news’ zouden verspreiden. Bernays’ manipulatietechnieken drongen overal in door, geen maatschappelijk gebied bleef gespaard.  De beroemde recent overleden journalist John Pilger schreef over diens reactionaire drijfveren bovenal tot doel hadden ‘om de sociaal-democratische impulsen van de werkende mensen af te leiden en af te schrikken. Het grote bedrijfsleven werd van zijn publieke reputatie als een soort mafia verheven tot tot een patriottische kracht. Het “vrije ondernemerschap” werd een godheid.’  Tegen het begin van de jaren vijftig schreef Noam Chomsky ‘keken twintig miljoen mensen per week naar door het bedrijfsleven gesponsorde films. De entertainment-industrie werd voor de elite ingeschakeld, waarbij de vakbonden werden afgeschilderd als de vijand, de buitenstaander die de ‘harmonie’ van de ‘Amerikaanse manier van leven’ verstoorde.’ Voortaan was ‘Elk aspect van het sociale leven het doelwit en drong’ de alomtegenwoordige propaganda ‘door tot scholen en universiteiten, kerken en zelfs recreatieve programma's. In 1954 bedroeg de bedrijfspropaganda op openbare scholen de helft van het bedrag dat aan schoolboeken werd uitgegeven.’


Om de massaproductie en massaconsumptie in de massamaatschappij zo soepel mogelijk te laten verlopen kon de elite in de Verenigde Staten, en al snel ook in Europa, niet zonder de doctrine van Bernays. In zijn boek Propaganda (1928) zette hij uiteen dat de ‘bewuste en intelligente manipulatie van de georganiseerde gewoonten en meningen van de massa een belangrijk element is in de democratische samenleving. Degenen die dit onzichtbare mechanisme van de samenleving manipuleren, vormen een onzichtbare regering die de ware heersende macht van ons land is.’ Hij voegde hieraan toe dat als ‘we het mechanisme en de motieven van de groepsgeest begrijpen,’ het mogelijk is ‘om de massa’s naar onze wil te controleren en te reguleren zonder dat ze ervan op de hoogte zijn,’ want dat had de ‘recente propagandapraktijk bewezen.’ Bernays noemde deze praktijken de wetenschappelijke techniek voor het vormen van opinies en ‘the engineering of consent’ onder de massa. Hij was ervan overtuigd dat de rijken zich moesten concentreren op ‘regimenting the public mind every bit as much as an army regiments the bodies of its soldiers.’ Noam Chomsky wees erop dat Bernays zich baseerde op zijn ervaring bij het staatspropagandabureau van Woodrow Wilson, het Comité voor Publieke Informatie. Dit ‘was natuurlijk het verbazingwekkende succes van de propaganda tijdens de oorlog dat de ogen van de weinig intelligente mensen op alle terreinen van het leven opende voor de mogelijkheden om de publieke geest te reguleren,’ aldus professor Chomsky. Het doel van Bernays ‘was om deze ervaringen aan te passen aan de behoeften van de “intelligente minderheden,” voornamelijk bedrijfsleiders, wier taak het is “de bewuste en intelligente manipulatie van de georganiseerde gewoonten en meningen van de massa.” Een dergelijke “manipulatie van instemming” is juist de “essentie van de democratische proces,” zo schreef Bernays kort voordat hij in 1949 door de American Psychological Association werd geëerd voor zijn bijdragen. Het belang van het beheersen van de “publieke opinie” wordt steeds duidelijker onderkend naarmate de sociale strijd van de bevolking erin slaagde de randvoorwaarden van de democratie uit te breiden, waardoor aanleiding werd gegeven tot wat liberale elites “de crisis van de democratie” noemen, zoals wanneer normaal gesproken passieve en apathische bevolkingsgroepen zich organiseren en proberen de politieke arena te betreden om hun belangen en eisen na te streven, waardoor de “stabiliteit en orde” worden bedreigd. Zoals Bernays het probleem uitlegde, met “algemeen kiesrecht en universeel onderwijs was tenslotte zelfs de bourgeoisie bang voor het gewone volk geworden. Want de massa beloofde koning te worden,” een tendens die gelukkig omkeerde – zo hoopte men – toen nieuwe methoden “om de geest van de massa te vormen” werden bedacht en geïmplementeerd.’ Een soortgelijke “engineering of consensus” was volgens Bernays juist de “essentie van het democratische proces.”
Het ´beheersen van de publieke opinie’ was van eminent belang voor de rijken en machtigen om het volk in het gareel te houden en in de juiste richting te laten marcheren. Het belang van propaganda begreep ook de Amerikaan Sam Zemurray, die als straatarme jood uit Moldavië naar de VS uitweek en inmiddels uitgestrekte bananenplantages bezat in Midden Amerika. Eerder al had hij een staatsgreep in Honduras gefinancierd om de president ten val te brengen, aangezien die erop had gestaan dat de rijken belasting betaalden over hun grondbezit en zich ook nog eens aan de Hondurese wet zouden houden. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw werd Bernays door Zemurray ingehuurd om de democratische regering van Guatemala ten val te brengen aangezien die van plan was grote stukken ongebruikt land van het concern van Zemurray, United Fruit, te confisqueren om het onder de arme boeren te herverdelen. Bernays adviseerde zijn client om ogenblikkelijk een mediahetze te starten. ‘I have the feeling that Guatemala might respond to pitiless publicity in this country,’ zo verklaarde hij later trots. Onder andere via een perscampagne werd de democratische regering afgeschilderd als communistisch. Tegelijkertijd werden prominente Congresleden bewerkt en tenslotte viel de regering dankzij een CIA-complot. Het gevolg oorlog burgeroorlog begon waarbij tenminste 200.000 doden vielen. 93 procent werd vermoord door het leger, de doodseskaders en andere door de VS opgeleide gangsters, aldus een officieel overheidsrapport. Zolang het duo Bernays/Zemmuray ervoor zorgden dat de bananen maar bleven komen, vond de doorgaans ongeïnformeerde Amerikaanse massa het allemaal best, hetgeen nog eens onderstreepte hoe belangrijk de corrupte massamedia in het Westen zijn geworden. In de woorden van Chomsky:


The corporate mass-media serve to divert the unwashed masses and reinforce the basic social values: passivity, submissiveness to authority, the overriding virtue of greed and personal gain, lack of concern for others, fear of real or imagined enemies, etc. The goal is to keep the bewildered herd bewildered. It’s unnecessary for them to trouble themselves with what’s happening in the world. In fact, it’s undesirable — if they see too much of reality they may set themselves to change it. 


En dit laatste is precies het tegenovergestelde van ‘What Uncle Sam Really Wants.’


Zonder de propaganda van de commerciële massamedia is de parlementaire ‘democratie’ ten dode opgeschreven. De Britse auteur John Berger schreef in zijn boek Stemverheffing (1992): ‘Consumptie en communicatie zijn tegenwoordig verenigd in een diabolische vennootschap, en uit deze vennootschap bestaat datgene wat wij kennen als de media. Eerst en vooral vertegenwoordigen de media een economisch contract waardoor alles wat er in de wereld gebeurt wordt gekoppeld aan het mechanisme van de verkoop.'


In 1984 concludeerde de Amerikaanse historicus Marvin Olasky dat Edward Bernays in het begin van de twintigste eeuw 'één van de eersten' was geweest 'om ten volle te beseffen dat het Amerikaanse liberalisme van de 20e eeuw steeds meer gebaseerd zou zijn op sociale controle die zich voordoet als democratie, en dat het wanhopig zou zijn om alle denkbare mogelijkheden voor sociale controle te leren kennen.’ Op zijn beurt kwam de Amerikaanse historicus Stewart Ewen in zijn studie PR! A Social History of Spin (1996) tot de slotsom dat al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw 'the mass media, dominated by commercial interests, would provide subservient channels through which as broad public might be schooled to a corporate point of view.’ In zijn boek Crystallizing Public Opinion stelde Bernays al in 1923 over zijn rijke opdrachtgevers dat ‘Propaganda de uitvoerende macht [is] van de onzichtbare regering.’ Het spreekt voor zich dat hij rijkelijk beloond werd voor zijn inzicht in het manipuleren van de massa, dat een ‘[o]nmisbaar kenmerk van de democratische samenleving' is geworden, zoals hij zelf zo treffend omschreef. Vanaf toen wisten de 'invisible wire pullers,’ zoals Bernays hen noemde, hoe ze ‘continue en systematisch’ de cruciale taak van 'regimenting the public mind' het best konden uitvoeren. Als geen ander wist Joseph Goebbels hoe goed het werk van Bernays te gebruiken was; de nazi-minister van Propaganda had Bernays' boek Propaganda onder handbereik in zijn werkkamer.

Edward Bernays, tesamen met andere vooraanstaande Amerikaanse intellectuelen, waarschuwde de elite al een eeuw geleden voor de gevaren van de democratie. Op die manier konden grote groepen burgers een greep krijgen op hun eigen toekomst en deze ontwikkeling zou de macht van de elite drastisch beperken. In 1947 schreef Bernays een belangrijk artikel voor het prestigieuze Annals of the American Academy of Political and Social Sciences, getiteld 'The Engineering of Consent,’ de ‘vrijheid te overtuigen en te suggereren.' Het zal duidelijk zijn dat die 'vrijheid' alleen in handen kan zijn van de machtige rijken, die de middelen hebben om die 'vrijheid' vorm en inhoud te geven. Voor alle duidelijkheid wees Bernays erop dat de gemiddelde Amerikaan 'has only six years of schooling,’ en dat daarom ‘democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.’ 


Voor zijn baanbrekende wetenschappelijke bijdragen werd Bernays in 1949 geëerd door de prestigieuze American Psychological Association. Hoe invloedrijk de inzichten van Bernays waren werd hetzelfde jaar nog eens duidelijk gemaakt door het tijdschrift Fortune. De redactie stelde zonder enige ironie dat 'it is as impossible to imagine a genuine democracy without the science of persuasion [meaning: propaganda] as it is to think of a totalitarian state without coercion. The daily tonage output of propaganda and publicity... has become an important force in American life. Nearly half of the contents of the best newspapers is derived from publicity releases; nearly all the the contents of the lesser papers... are directly or indirectly the work of PR departments.’


In 1933, het jaar dat Hitler democratisch aan de macht kwam, schreef de gezaghebbende Amerikaanse hoogleraar Harold Lasswell in de Encyclopedia of the Social Sciences dat aangezien de 'masses are still captive to ignorance and superstition' de komst van de democratie 'compelled the development of a whole new technique of control, largely through propaganda.' Want, zo stelde Lasswell, propaganda is 'the one means of mass mobilization which is cheaper than violence, bribery or other possible control techniques.' En om een geavanceerde, hoog technologische, massamaatschappij zo efficient mogelijk te laten draaien is propaganda de goedkoopste en veiligste manier voor de elite om de massa gehoorzaam te houden. Let wel, Lasswell was geen marginale figuur met wat maffe standpunten. Hij werd en wordt nog steeds alom bewonderd. Dit is wat de Nederlandse versie van Wikipedia over hem meldt:


Lasswell was één van de meest creatieve en invloedrijke wetenschappers van zijn tijd. Door gebruik te maken van een scala van psychologische en sociologische methoden in een discipline die tot dan toe alleen gebruik maakte van historische, juridische en filosofische methoden werd Harold Lasswell de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en met name de politieke psychologie. Ook op het gebied van de communicatiewetenschappen heeft hij met zijn communicatiemodel een grote invloed gehad. Op het gebied van beleidsstudies was het Harold Lasswell die de richting aangaf met de omschrijving waaraan deze (toen) nieuwe discipline moest voldoen (multi-disciplinair, probleem oplossend, expliciet normatief). 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Harold_Lasswell

 Als één van de belangrijkste adviseurs van de politieke en economische elite verklaarde Lasswell dat propaganda onmisbaar was in een democratie omdat 'men are often poor judges of their own interests' en dus bewerkt moeten worden om zaken te steunen die ze normaal niet zouden steunen. De commerciële massamedia spelen in dit proces een doorslaggevende rol, dat was en is nog steeds de algemene opvatting van de toonaangevende westerse intellectuele elite. Ook de belangrijkste en invloedrijkste media-ideoloog van de 20ste eeuw, de joods Amerikaanse Walter Lippmann, een fervent adept van de imperialistische presidenten Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson, was uiterst sceptisch over de mogelijkheid van een ware democratie in een complexe moderne samenleving. Het gewone volk kon zijn eigen belangen niet zomaar gaan formuleren, want dan zou het een chaos worden. Het publiek mocht tijdens verkiezingen zijn stem geven aan —  door coöptatie gekozen — beleidsbepalers en verder niets. Een recent voorbeeld is dat D’66 minister van Defensie, Kajsa Ollongren, zonder een democratische discussie, de Nederlandse luchtmacht laat deelnemen aan de Amerikaanse, Britse en Israëlische bombardementen op Yemen. En de volgzame Nederlandse mainstream-pers en de al even volgzame volksvertegenwoordiging accepteert dat Nederland nu in feite in oorlog is met het soevereine Yemen om zo ondermeer de genocidale aanval op Gaza ongestoord door te laten gaan. Zelfs de schijn van democratie bestaat niet meer. Dat deskundigen vrezen dat dit op een wereldoorlog kan uitlopen, interesseert hier maar een handjevol burgers, de rest marcheert met een kadaverdiscipline mee, tot straks de rekening wordt vereffend.

Om dit proces mogelijk te maken en zo glad mogelijk te laten verlopen, moet vanzelfsprekend ‘de vrije pers’ worden gebruikt. Zij blijft verantwoordelijk voor ‘het fabriceren van consensus… een zelfbewuste vaardigheid en standaard instrument van een regeringen die namens het volk besturen.’ Keer op keer onderstreepte Lippmann het belang dat journalisten de juiste ‘reflexen’ ontwikkelden en voldoende ‘geconditioneerd’ zouden worden waardoor ‘de aandacht van de media natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd’ kon worden ‘door de politieke machten.’ Hij besefte de propagandistische waarde van een gecontroleerde pers, die er diep van doordrongen is dat zij ‘moet kiezen’ voor de macht. Dissidenten moeten daarbij onmiddellijk worden gemarginaliseerd en zo nodig gecriminaliseerd, zoals NRC Handelsblad aantoont. Het al eerder genoemde Comité voor Publieke Informatie van president Woodrow Wilson, speciaal in het leven geroepen om de oorlogspropaganda te coördineren, was al in de Eerste Wereldoorlog erin geslaagd de sentimenten zo te bespelen dat de aanvankelijke brede oppositie tegen Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk als sneeuw voor de zon verdween. Inmiddels zijn deze propagandatechnieken dermate geavanceerd dat de meeste burgers in een ‘democratie’ dit als normaal beschouwd. 


Maar zoals gesteld, niet alleen Lippmann was zo negatief over de wenselijkheid van een echte democratie. Het was de heersende opvatting in brede kringen van de Amerikaanse elite. Zo verklaarde Robert Lansing, minister van Buitenlandse Zaken onder president Wilson, dat de grote massa van de bevolking ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was en dus via de pers in de juiste richting gemanipuleerd moest worden. En ook Reinhold Niebuhr, hoogleraar Praktische Theologie uit New York, de ‘officiële theoloog van het establishment,’ waarschuwde voor ‘de domheid van de gemiddelde mens… het proletariaat,’ die niet de rede volgde maar het geloof en daarom door de media gevoed moest worden met ‘emotioneel krachtige oversimplificaties,’ die dienden om de ‘noodzakelijke illusie,’ in stand te houden. De illusie dat de VS een echte democratie was, waarbij iedere burger in alle vrijheid de politieke koers van zijn land bepaalt, en de pers 'onafhankelijk' is. Dezelfde illusie dus die jij, Henk, tegen beter weten in, verspreidt. Volgens Niebuhr moet de massa ‘de verantwoordelijkheden van de macht onder ogen zien,’ zodat de ‘noodzakelijke illusie’ kon blijven bestaan. Die was noodzakelijk wilde de economische en politieke elite ongestoord haar werk kunnen doen, wat in de praktijk neerkwam op het uitbuiten en onderdrukken van het ‘proletariaat’ dat wereldwijd ‘onwetend en geestelijk onvolwaardig’ was. Het volk moest door de media gedisciplineerd worden en gedirigeerd, anders zou de westerse beschaving ten onder gaan, zo vreesde Niebuhr. Het resultaat van deze strategie is niet uitgebleven, want ondanks of beter nog dankzij de overvloed aan massamedia is de constatering van John Berger correct dat ‘er grote delen’ van de ‘arbeiders- en middenklasse bestaan die zich niet helder kunnen uitdrukken als gevolg van de grootscheepse culturele deprivatie. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen ontnomen. Daardoor ‘bezitten [ze] geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden ervaringen duidelijk maken.’ Een avondje televisie kijken en men weet precies wat Berger bedoelde. ‘Wat kan er, uitgezonderd halve waarheden, grove simplificaties of onbenulligheden, overgebracht worden aan dat halfgeletterde massale gehoor,’ dat ‘overal de voorstelling mag bijwonen?’ zo schreef de hoogleraar George Steiner, die aan Yale en Oxford doceerde.


Het is de voormalige hoofdredacteur van Trouw, en oud hoofdredacteur van Vrij Nederland, Frits van Exter, die het zo treffend verwoordde toen hij tegenover Extra, een tijdschrift dat de media kritisch volgde, onder de kop: 'De conditionering van de kudde' het volgende verklaarde: 'Lezers horen wantrouwend te zijn tegenover de media... De aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd… door de politieke machten… Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek… Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag… Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt “ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,” dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij (sic) het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.’


Journalistieke Reflexen. Meer daarover de volgende keer.


 




1 opmerking:

Julie zei

Het blijft toch een apart idee dat de belangen van het volk onder woorden gebracht zouden moeten worden.

Genoeg te eten, een warm en droog huis en geen terreur; daar tekenen we toch allemaal voor?




We must dismantle Zionism. It’s an abomination and maker of monsters.

  https://x.com/kennardmatt/status/1861700707243413858 Matt Kennard @kennardmatt · 12 u Shame on Alan Dershowitz. Shame on every other demo...