woensdag 23 februari 2022

DE ANTI-RUSLAND PROPAGANDA VAN DE MAINSTREAM MEDIA 16


Mark Rutte onderbreekt uitzending Jinek: 'Ongemakkelijk om te blijven zitten' | RTL Boulevard


Maandag 21 februari 2022 verscheen premier Rutte in de talkshow Jinek, waarin hij president Poetin 'totaal paranoia,’ noemde, zonder duidelijk te maken op welk feit zijn onbeschofte kwalificatie nu precies rustte. Tegen het einde van zijn optreden toen hij wilde vertrekken om te vernemen wat de laatste ontwikkelingen waren met betrekking tot Oekraïne probeerde mevrouw Jinek hem op de valreep nog een quootje te ontlokken door te vragen: ‘Is dit een soort eerste stap van oorlog?’ Rutte antwoordde: ‘Ik wil eerst uitzoeken wat het precies is,’ aangezien niet de Nederlandse premier, maar Washington dit bepaald, en politiek Den Haag maar heeft te volgen.

De dag daarop voltrok zich nog meer waanzin. Een man gestoken in een camouflagepak gijzelde mensen in een Apple Store op het Leidsplein. Nog afgezien van het hilarische feit dat de overvaller dacht in zijn camouflagepak niet te zullen opvallen in een stad, was de televisie-verslaggeving dermate slecht dat een kijker met een greintje verstand meteen kon begrijpen waarom de Oekraïne-verslaggeving van de Hilversumse omroepen zo allerbelabberdst is. De volgende ochtend werd bekend dat de dader ‘een 27-jarige Amsterdammer’ was die zou hebben ‘gedreigd zichzelf op te blazen en  tijdens de gijzeling zelf contact [legde] met de politie om 200 miljoen euro aan cryptovaluta en een vrijgeleide uit het pand te eisen,’ aldus de regionale krant De Gelderlander. Waarom dit allemaal in een camouflagepak moest, bleef onduidelijk. Hoe dan ook, de meeste mensen die ik sprak moesten lachen om deze komedie. De enige die zijn werk naar behoren deed was een politieagent die de man met een auto hardhandig uitschakelde. Nog maffer was de uitzending van Arjen Lubach, wiens kijkcijfers zo hoog waren dat hij zijn concurrent Eva Jinek ‘verpulverde.’ Volgens de mij verder onbekende website gids.tv had de:


talkshowkoningin niemand minder dan Mark Rutte (die de uitzending overigens vroegtijdig moest verlaten) weten te strikken voor haar seizoenspremière maar dat mocht niet baten: Lubach wist gelijktijdig bijna twee keer zoveel kijkers te trekken met zijn nieuwe programma De Avondshow met Arjen Lubach… Maar liefst 1.642.000 mensen zaten klaar voor Lubach terwijl Jinek het gelijktijdig met 872.000 kijkers moest doen, niet eens goed voor een plek in de kijkcijfer top 10. 

https://www.gids.tv/artikel/18480/kijkcijfers-maandag-arjen-lubach-verpulvert-eva-jinek 


Kortom de top tien betekent in dit geval dat 15,5 miljoen Nederlanders niet keken. Die hebben het volgende poldertelevisie-hoogtepunt moeten missen: met veel enthousiasme kondigde Arjen L. lachend zijn ‘Interbellum Bulletin’ aan, ‘de rubriek waarin we aftellen naar de volgende wereldoorlog.’ Kortom, hedendaagse lol, gebracht door- en voor yuppen die nooit een oorlog van nabij hebben meegemaakt, zich kennelijk rot vervelen, en daarom bereid zijn als klapvee te fungeren. De introductie van zijn lach-of-ik-schiet-show was een imitatie van de melige Amerikaanse shows met veel hard lachen en applaus op commando uit een zaal vol jonge mensen. 


Veelzeggend is het feit dat minister van Defensie Kajsa Ollongren ‘al meer dan 20 jaar getrouwd met Irene van den Brekel,’ die ‘sinds het begin (2014) producent van Zondag met Lubach.’ Ons kent ons, ook hier het typische gecorrumpeerde poldermodel in actie. ‘In een interview met het Parool in 2015 zei’ Van den Brekel ‘bij Lubach is alles gescript of geanimeerd. Ook daar is niet één zin per ongeluk.’ Niets is er dus spontaan, de teksten zijn geproduceerd door de geliefde partner van de D’66 minister van Defensie die niets van het militair-industrieel complex en oorlogsvoering af weet, maar wel heel goed begrijpt dat Het Pentagon en de CIA de dienst uitmaken. Bovendien weet zij de ressentimenten te bespelen, anders had ze het nooit zo ver geschopt in de politiek. Nederland op zijn smalst, met als gevolg dat Lubach’s show alles behalve humor is. En mocht er oorlog komen dan is het de schuld van Rusland, aldus de grappig bedoelde opmerkingen van Arjen. Maar op wat berust dit nauwelijks verhulde verlangen naar oorlog dat men nu in alle media aantreft?

https://waarheidsdemocratie.nl/lubach-onmogelijk-objectief-over-ollongren-producent-lubach-is-vrouw-ollongren/ 

Elke generatie verlangt, meestal onbewust, naar spanning, zelfs naar oorlog, de tijd waarin voor het getormenteerde bewustzijn de traag verlopende tijd ineens lijkt te versnellen. ‘To me,’ schreef de joodse taalkundige George Steiner in zijn boek In Bluebeard's castle: Some notes towards the redefinition of culture (1971):  


the most haunting, prophetic outcry of the nineteenth century is Théophile Gautier's ‘plutôt la barbarie que l’ennui!' (liever barbaars dan verveeld. svh). If we can come to understand the sources of that perverse longing, of that itch for chaos, we will be nearer to an understanding of our own state and of the relations of our condition to the accusing ideal of the past. 


Nu de postmoderne massamens gereduceerd is tot een ‘voetnoot’ bij de geschiedenis, zit hij en in minder mate zij na het grootse en meeslepende van het geweld gevangen in een ‘soort moerasgas van verveling en zinloosheid.’ De Canadese intellectueel Michael Ignatieff wees in Blood and Belonging (1995) op dezelfde hunkering naar grootscheeps geweld, die iemand als de schrijver Arnon Grunberg het gevoel geeft ‘onoverwinnelijk’ te zijn. Ignatieff's diagnose is dat deze pathologie voortkomt uit een 'deeper substratum’ van ‘resentment at the civility and order of the modern state itself.’ Hij voegt hieraan toe: 


I cannot help thinking that liberal civilization — the rule of laws not men, of argument in place of force, of compromise in place of violence — runs deeply against the human grain and is achieved and sustained only by the most unremitting (niet aflatende. svh) struggle against human nature.


De in de lage landen zo bewonderde minor poet Arnon Grunberg mag dan wel graag ‘met de ondergang’ flirten, zoals hijzelf stelt, maar de echt grote kunstenaars waarschuwen in hun werk juist tegen de ‘horrors’ van de oorlog.  In zijn The Second Coming (1920) schrijft de Ierse dichter William Butler Yeats daarover:


Things fall apart; the centre cannot hold;

Mere anarchy is loosed upon the world,

The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere   

The ceremony of innocence is drowned;

The best lack all conviction, while the worst   

Are full of passionate intensity,


zo schreef hij tijdens het interbellum. Yeats’ vraag is opnieuw actueel: ‘what rough beast, its hour come round at last, Slouches towards Bethlehem to be born?’  En hoe zal de apocalyps eruit zien in een tijd van massavernietigingswapens? 


Op zijn beurt beschrijft professor George Steiner  dat de: 


French Revolution and the Napoleonic Wars — la grande épopée (epos. svh) — literally quickened the pace of felt time… and the whole enterprise of consciousness had formidably accelerated… 1789, 1793, 1812, are far more than temporal designations: they stand for great storms of being, for metamorphoses of the historical landscape so violent as to acquire, almost at once, the simplified magnitude of legend…


What was a gifted man to do after Napoleon? How could organisms bred for the electric air of revolution and imperial epic breathe under the leaden sky of middle-class rule? How was it possible for a young man to hear his father's tales of the Terror and of Austerlitz and to amble down the placid boulevard to the countinghouse? The past drove rats' teeth into the gray pulp of the present; it exasperated, it sowed wild dreams. Of that exasperation comes a major literature. Musset's ‘La Confession d'un enfant du siècle’ (1835-36) looks back with ironic misère on the start of the great boredom. The generation of 1830 was damned by memories of events, of hopes, in which it had taken no personal part. It nursed within ‘un fonds d'incurable tristesse et d'incurable ennui’ (een achtergrond van ongeneeslijke triestheid en ongeneeslijke verveling. svh). No doubt there was narcissism in this cultivation, the somber complacency of dreamers who, from Goethe to Turgenev, sought to identify with Hamlet. But the void was real, and the sensation of history gone absurdly wrong. Stendhal is the chronicler of genius of this frustration. He had participated in the insane vitality of the Napoleonic era; he conducted the rest of his life in the ironic guise of a man betrayed. It is a terrible thing to be ‘languissant d'ennui au plus beau moment de la vie, de seize ans jusqu'à vingt’ (verschrikkelijk die kwijnende verveling op het mooiste moment van het leven, van je zestiende tot je twintigste. svh) (Mlle. de La Mole's condition before she resolves to love Julien Sorel in Le Rouge et le noir). Madness, death are preferable to the interminable Sunday and suet (geur. svh) of a bourgeois life-form. How can an intellectual bear to feel within himself something of Bonaparte's genius, something of that demonic strength which led from obscurity to empire, and see before him nothing but the tawdry (smakeloze. svh) flatness of bureaucracy? Raskolnikov writes his essay on Napoleon and goes out to kill an old woman.


The collapse of revolutionary hopes after 1815, the brutal deceleration of time and radical expectation, left a reservoir of unused, turbulent energies. The romantic generation was jealous of its fathers. The ‘antiheroes,’ the spleen-ridden dandies in the world of Stendhal, Musset, Byron, and Pushkin, move through the bourgeois city like condottieri out of work. Or worse, like condottieri meagerly pensioned before their first battle. Moreover, the city itself, once festive with the tocsin (noodklok. svh) of revolution, had become a prison…


The theme of alienation, so vital to any theory of the crisis of culture, is, as both Hegel and Saint-Simon were among the first to realize, directly related to the development of mass-manufacture. It is in the early and mid-nineteenth century that occur both the dehumanization of laboring men and women in the assembly-line system, and the dissociation between ordinary educated sensibility and the increasingly complex, technological artifacts of daily life. In manufacture and the money market, energies barred from revolutionary action or war could find outlet and social approval. Such expressions as ‘Napoleons of finance’ and ‘captains of industry’ are semantic markers of this modulation…


The urban inferno, with its hordes of faceless inhabitants, haunts the nineteenth-century imagination. Sometimes the metropolis is a jungle, the crazed tropical growth of ‘Hard Times’ and Brecht's ‘Im Dickicht (struikgewas. svh) der Stadt.’ A man must make his mark on its indifferent immensity, or he will be cast off like the rags, the dawn flotsam which obsessed Baudelaire. In his invention of Rastignac, looking down on Paris, challenging the city to mortal combat, Balzac dramatized one of the focal points of the modern crisis. It is precisely from the 1830s onward that one can observe the emergence of a characteristic ‘counterdream’ — the vision of the city laid waste, the fantasies of Scythian and Vandal invasion, the Mongol steeds slaking their thirst in the fountains of the Tuileries Gardens. An odd school of painting develops: pictures of London, Paris, or Berlin seen as colossal ruins, famous landmarks burnt, eviscerated, or located in a weird emptiness among charred stumps and dead water. Romantic fantasy anticipates Brecht's vengeful promise that nothing shall remain of the great cities except the wind that blows through them. Exactly a hundred years later, these apocalyptic collages and imaginary drawings of the end of Pompeii were to be our photographs of Warsaw and Dresden. It needs no psychoanalysis to suggest how strong a part of wish-fulfillment there was in these nineteenth-century intimations.


The conjunction of extreme economic-technical dynamism with a large measure of enforced social immobility, a conjunction on which a century of liberal, bourgeois civilization was built, made for an explosive mixture. It provoked in the life of art and of intelligence certain specific, ultimately destructive ripostes (vergelding. svh). These, it seems to me, constitute the meaning of Romanticism. It is from them that will grow the nostalgia for disaster.

http://www.anti-rev.org/textes/Steiner71a/1.html      


Die ‘nostalgie naar onheil’ wordt versterkt door de huidige ernstige crisis in de westerse beschaving. Joan Didion wijst in dit verband in haar essay ‘On Self-Respect,’ opgenomen in haar bundel Sloughing Towards Bethlehem, (1968), op het feit dat ‘Character — the willingness to accept responsibility for one’s own life — is the source from which self-respect springs.’ Maar juist deze karaktertrek is in het huidige totalitair functionerende neoliberale kapitalisme geen gemeengoed meer. Integendeel zelfs. De meeste burgers, of juister, de meeste consumenten willen helemaal geen verantwoordelijkheid dragen. In een consumptiecultuur is de mens mateloos in zijn verlangens en lusten, zonder dat hij/zij zich verantwoordelijk voelt voor de consequenties van zijn/haar onverzadigbare wil. ‘Self-respect,’ zo schreef Didion al in 1961, ‘is a discipline, a habit of mind that can never be faked but can be developed, trained, coaxed forth,’ en vergeet vooral niet dat ‘those small disciplines are valuable only insofar as they represent larger ones.’ Wat zich niet in het klein manifesteert zal zich nooit in het groot openbaren. Joan Didion:


To say that Waterloo was won on the playing fields of Eton is not to say that Napoleon might have been saved by a crash program in cricket; to give formal dinners in the rain forest would be pointless did not the candlelight flickering on the liana (lianen.svh) call forth deeper, stronger disciplines, values instilled long before. It is a kind of ritual, helping us to remember who and what we are. In order to remember it, one must have known it. 


To have that sense of one's intrinsic worth which constitutes self-respect is potentially to have everything: the ability to discriminate, to love and to remain indifferent. To lack it is to be locked within oneself, paradoxically incapable of either love or indifference. If we do not respect ourselves, we are on the one hand forced to despise those who have so few resources as to consort (omgaan. svh) with us, so little perception as to remain blind to our fatal weaknesses. On the other, we are peculiarly in thrall to everyone we see, curiously determined to live out — since our self-image is untenable — their false notions of us. We flatter ourselves by thinking this compulsion to please others an attractive trait: a gist for imaginative empathy, evidence of our willingness to give… At the mercy of those we cannot but hold in contempt, we play roles doomed to failure before they are begun, each defeat generating fresh despair at the urgency of divining and meeting the next demand made upon us.


It is the phenomenon sometimes called ‘alienation from self.’ In its advanced stages, we no longer answer the telephone, because someone might want something; that we could say no without drowning in self-reproach is an idea alien to this game. Every encounter demands too much, tears the nerves, drains the will, and the specter of something as small as an unanswered letter rouses such disproportionate guilt that answering it becomes out if the question. To assign unanswered letters their proper weight, to free us from the expectations of others, to give us back to ourselves —  there lies the great, the singular power of self-respect. Without it, one eventually discovers the final turn of the screw: one runs away to find oneself, and finds no one at home.


Ik heb het zelden beter geformuleerd gezien. Het ‘vervreemd zijn van jezelf’ is de essentie van het huidige westerse bestaan. Zonder enig zelfrespect is de massamens weerloos tegen de propaganda die dagelijks door politici en de media over hem en haar wordt uitgestort, en dus zijn de televisiekijkers en krantenlezers samen met Arjen Lubach en de partner van de minster van Defensie (sic) Kajsa Ollongren, rustig aan het ‘aftellen naar de volgende wereldoorlog,’ want… de Russen deugen niet, of iets dergelijks. 

Het echtpaar Ollongren/Van den Brekel. Het moderne koppel Oorlog en Amusement en het dwangmatig verlangen te behagen.



1 opmerking:

Rene Westermann zei

U schrijft:

Maandag 21 februari 2022 verscheen premier Rutte in de talkshow Jinek, waarin hij president Poetin 'totaal paranoia,’ noemde, zonder duidelijk te maken op welk feit zijn onbeschofte kwalificatie nu precies rustte.

En dat is nog maar zacht uitgedrukt. hij heeft nog de arrogantie om Nederland een 'lief' land
noemde. Een regelrechte gotspe. Waar haalt hij het lef vandaan? Het valt mij op dat allerlei nietszeggende westerse mogendheden zichzelf graag op de borst kloppen.

Laatst een prachtig verhaal over kernfusie als schone energiebron gehoord. Werd door de media slechts drie! minuten aan besteed. Daarna weer die misselijke anti-Russische propaganda. Geen verkeerd woord over die heilstaat aan de andere zijde van de grote plas, waar de zon ondergaat. Juist, daar. Waar bijna twee en een half miljoen mensen [nagenoeg] onschuldig decennia lang vast zitten, miljoenen mensen geen fatsoenlijk bestaan hebben, dat avond land van de onbegrensde mogendheden, en heilig is verklaard, aldus de MSM.