Onder Assad was de olieramp in Noordoost-Syrië er niet geweest
De bewoners van Noordoost-Syrië noemen de wadi Rumeila tegenwoordig ‘rivier van de dood’. Sinds mensenheugenis bevloeit de rivier hun akkers en drenken ze er hun vee. Nu is hij een bron van vervuiling, misoogst en ziekte geworden. De oorzaak is de erbarmelijke staat van de olie-installaties in het gebied, schrijft Leo Kwarten.
Leo Kwarten
Leo Kwarten is arabist en antropoloog. Als zelfstandig gevestigd adviseur werkt hij voor bedrijven die opereren in het Midden-Oosten. Daarnaast publiceert hij over politiek en religie in de regio.
Oorlogsgeweld, gebrek aan onderhoud en geïmproviseerde raffinaderijtjes die primitieve diesel en benzine produceren en vervolgens het afval dumpen, hebben geresulteerd in een giftig lint van zwarte drab van zo’n 160 kilometer dat tienduizenden Syriërs bedreigt.
Niemand neemt verantwoordelijkheid
In juni bracht de Nederlandse vredesorganisatie Pax Christi een rapport uit over deze droevige situatie. Met behulp van satellietfoto’s en lokale bronnen brengt zij de ecologische ramp in beeld en illustreert hoe de bevolking een verloren strijd voert. Zo was er in maart een explosie in een verroeste pijplijn. De olie gutste het nabijgelegen dorp Kharab Abu Ghalib in. De inwoners probeerden wanhopig het tij te keren door de olie in brand te steken. Niemand helpt ze. Het Koerdische autonome bestuur heeft geen middelen. Daarnaast is de politieke situatie in het gebied zó complex – met Turkije, de Verenigde Staten, Assads leger en talloze milities die wedijveren om invloed – dat niemand verantwoordelijkheid neemt.
Voordat in 2011 de oorlog uitbrak, bezocht ik de olievelden in Noordoost-Syrië geregeld als consultant. Met een productie van 380.000 vaten per dag was olie de belangrijkste inkomstenbron voor het Assad-regime. Tegelijkertijd was de olie-industrie een microkosmos voor alles wat er fout was in Syrië.
Alle wantoestanden die leidden tot de opstand in 2011 waren er rijkelijk aanwezig. Het begon al als je aankwam in de armzalige stad Deir Ezzor, vlak bij de grootste olievelden. In de verte zag je al de smog van het gas dat werd afgefakkeld. De boeren klaagden dat hun oogst werd verpest. In Damascus haalden ze er hun schouders over op.
Boze minister
In de joint ventures tussen de internationale oliebedrijven en de Syrische regering bestond een absurde loonkloof. Waar een Britse olie-ingenieur met gemak 8.000 dollar per maand aantikte, moest zijn Syrische collega het doen met 200 dollar. Het gevolg was dat ambitieuze Syrische ingenieurs als een spons alle kennis absorbeerden die hun buitenlandse collega’s ze konden bieden en naar Koeweit emigreerden.
De zwakke broeders, van wie sommige hun diploma op dubieuze gronden hadden verkregen, bleven zitten. Zo ook de olieminister, die trots een doctorstitel voerde op basis van een dissertatie die een bevriend oliebedrijf voor hem had geproduceerd.
Diezelfde olieminister bracht één keer per jaar vanuit het verre Damascus een onverwacht bezoek aan de olievelden. Hij arriveerde dan in een peperdure Mercedes, waarbij iedereen zich afvroeg hoe hij die kon betalen van zijn officiële maandsalaris van 400 dollar. Alle werknemers werden gesommeerd zich te melden in de kantine. Daar werden sommige pechvogels door de minister in het openbaar uitgekafferd voor dingen die fout waren gegaan. In discussie gaan was onverstandig. Wie suggereerde dat corruptie er de oorzaak van was dat ondeugdelijk materiaal werd aangeschaft, verloor zijn baan of moest zich op het politiebureau melden.
Fouten maken was sowieso een slecht idee. Een Syrische ingenieur die een verkeerde boorkop had gebruikt waardoor een olieput was beschadigd, kreeg vijf jaar cel ‘wegens vernietiging van staatseigendommen’. Bij vergaderingen zorgden de Syriërs er zorgvuldig voor dat hun naam buiten de notulen bleef. Dan kon hen later niets worden verweten. Toen er in 1995 een vernietigende blow-out optrad, bleef de getroffen oliebron maar liefst zes weken branden: niemand durfde buiten de logge bureaucratische procedures om de beslissing te nemen om blusspecialisten in te vliegen.
Milieuramp
En toch had de milieuramp die zich op dit moment voltrekt in Noordoost-Syrië nooit deze omvang gekregen als er geen Syrische revolutie was geweest en Assad nog steeds de olievelden had beheerd. Het is een refrein dat je hoort in vrijwel alle landen waar de Arabische Lente de dictators heeft verdreven: ‘Onder Saddam, Khaddafi of Mubarak was het toch beter.’ Het is een ongemakkelijke waarheid. Want hoe onrechtvaardig, corrupt en inefficiënt deze leiders ook waren, hun eenmansstaat hield de samenleving tenminste draaiende met gratis onderwijs en gezondheidszorg, gesubsidieerde voedselprijzen, afgedwongen stabiliteit en iets wat leek op bestuur.
De bewoners van Noordoost-Syrië kopen natuurlijk niets voor deze ‘wijsheid’ achteraf. Evenmin als de miljoenen andere bewoners van het Midden-Oosten voor wie de revolutie even zwart bleek als de drab in de wadi Rumeila.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten