Maart 2007 verklaarde Wesley Clark, de Amerikaanse vier-sterren generaal die ten tijde van de Kossovo-oorlog ‘Supreme Allied Commander’ van de NAVO was, en onder wiens leiding de bijna drie maanden durende bombardementen stonden op militaire en burgerdoelen in het toenmalige Joegoslavië:
About ten days after 9/11 (2001. svh), I went through the Pentagon and I saw Secretary Rumsfeld and Deputy Secretary Wolfowitz. I went downstairs just to say hello to some of the people on the Joint Staff who used to work for me, and one of the generals called me in. He said, ‘Sir, you’ve got to come in and talk to me a second.’ I said, ‘Well, you’re too busy.’ He said, ‘No, no.’ He says, ‘We’ve made the decision we’re going to war with Iraq.’ This was on or about the 20th of September. I said, ‘We’re going to war with Iraq? Why?’ He said, ‘I don’t know.’ He said, ‘I guess they don’t know what else to do.’ So I said, ‘Well, did they find some information connecting Saddam to al-Qaeda?’ He said, ‘No, no.’ He says, ‘There’s nothing new that way. They just made the decision to go to war with Iraq.’ He said, ‘I guess it’s like we don’t know what to do about terrorists, but we’ve got a good military and we can take down governments.’ And he said, ‘I guess if the only tool you have is a hammer, every problem has to look like a nail.’
So I came back to see him a few weeks later, and by that time we were bombing in Afghanistan. I said, ‘Are we still going to war with Iraq?’ And he said, ‘Oh, it’s worse than that.’ He reached over on his desk. He picked up a piece of paper. And he said, ‘I just got this down from upstairs’ — meaning the Secretary of Defense’s office — ‘today.’ And he said, ‘This is a memo that describes how we’re going to take out seven countries in five years, starting with Iraq, and then Syria, Lebanon, Libya, Somalia, Sudan and, finishing off, Iran.’ I said, ‘Is it classified?’ He said, ‘Yes, sir.’ I said, ‘Well, don’t show it to me.’ And I saw him a year or so ago, and I said, ‘You remember that?’ He said, ‘Sir, I didn’t show you that memo! I didn’t show it to you!’
In zijn dystopische roman 1984 stelde George Orwell:
[A]lways there will be the intoxication of power, constantly increasing and constantly growing subtler. Always, at every moment, there will be the thrill of victory, the sensation of trampling on an enemy who is helpless. If you want a picture of the future, imagine a boot stamping on a human face — forever…
The old civilizations claimed that they were founded on love or justice. Ours is founded upon hatred. In our world there will be no emotions except fear, rage, triumph, and self-abasement (zelfvernedering. svh). Everything else we shall destroy — everything.
Toen Orwell het boek in 1948 schreef gaf hij tevens een verklaring voor het feit dat imperia altijd doorgaan met het voeren van oorlog, ook al verliezen ze die. Voor degenen die zichzelf de vraag stellen waarom de elite in de VS niets leert van de talloze verloren oorlogen na 1945, zoals in Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, zullen in het boek 1984 de meest plausibele verklaring lezen. Zo schreef Orwell dat de hedendaagse oorlog:
helpt om de speciale geestelijke atmosfeer in stand te houden, die een hiërarchische maatschappij nodig heeft. De oorlog, zo zal men zien, is nu een zuiver binnenlandse aangelegenheid. In het verleden bestreden de heersende groepen van alle landen elkaar ook echt, al mochten zij inzien, dat zij een gemeenschappelijk belang hadden en daarom de vernietigende werking van de oorlog zouden moeten beperken, en de overwinnaar altijd de overwonnene plunderde. In onze eigen tijd vechten zij helemaal niet tegen elkaar. De oorlog wordt door iedere heersende groep gevoerd tegen de eigen onderdanen en het doel van de oorlog is niet om gebiedsoverwinningen te maken of te voorkomen, maar om de structuur der samenleving is stand te houden.
Hij stelde vast dat
op de lange duur een hiërarchische maatschappij alleen mogelijk op een basis van armoede en onwetendheid... De vraag was, hoe de wielen van de industrie draaiende te houden zonder de feitelijke rijkdom van de wereld te vermeerderen. Er moesten goederen geproduceerd worden, maar zij moesten niet worden gedistribueerd. En in de praktijk was de enige manier om dit te bereiken een voortdurende oorlog... Oorlog is een methode tot het verbrijzelen, of tot het in de lucht laten vliegen, of tot het laten zinken in de diepte der zee van materialen, die anders gebruikt zouden kunnen worden om de massa's te veel gemak te verschaffen en daardoor op de lange duur te intelligent te maken.
Orwell's uiteenzetting is van het opperste belang aangezien de VS doorgaat met het zoeken naar nieuwe gewapende conflicten — nu met Rusland en China.
Natuurlijk beseffen zelfs mijn collega’s dit, hoe ideologisch gehersenspoeld ze ook mogen zijn, maar het feit dat ‘onze’ neoliberale ideologie volstrekt irrationeel is, kunnen ze niet in het openbaar toegeven, net zomin als Sovjet-journalisten de waanzin van het zogenaamde communisme aan de kaak konden stellen. De reden is vrij eenvoudig dat ze dan de basis zouden vernietigen waarop het hele bestel rustte. En dus collaboreerden ze met de macht, weigerden zij de meest voor de hand liggende vragen te stellen, en probeerden ze dissidente critici zoveel mogelijk te marginaliseren, in een poging te voorkomen dat anders zijzelf publiekelijk door de mand zouden vallen. Precies hetzelfde proces voltrekt zich al geruime tijd in het moreel, economisch, politiek, ideologisch en financieel failliete Westen, tot uiteindelijk ook hier de hele façade vanuit zichzelf omvalt en de leegte erachter niet langer meer verhuld kan blijven. Tot dan toe hebben de westerse massamedia als belangrijkste taak de politieke poppenkast te legitimeren, en hebben zij zich zodoende net zo ongeloofwaardig gemaakt als de politici zelf, zoals uit talloze opinie-onderzoeken blijkt.
Dat ook de gecorrumpeerde polderpers dit maar al te goed weet, werd nog eens duidelijk aangetoond in een afscheidsinterview van Max van Weezel, jarenlang het 'icoon binnen de Haagse journalistiek.’ In de Volkskrantvan 9 september 2014 vertelde deze voormalige CPNer onder de kop 'Werken in Den Haag is een soort verlengd studentenbestaan tot je 63e’ onder andere dat hij al die jaren het Haagse spelletje heeft meegespeeld. Van Weezel: ’Je wéét dat het afleidingsmanoeuvres zijn, maar als journalist ben je blij met de gouden tip. Je wilt je plek in de pikorde behouden.’ Bovendien heerst in Den Haag de gouden regel: ’lang leve de recepties met glazen rode wijn en schalen bitterballen,’ en aangezien het representatieve ‘icoon’ zich 'wel aangetrokken tot een hedonistisch leven’ voelde, was dit voor de oud-voorzitter van het Haagse perscentrum Nieuwspoort nog eens een extra beloning. Als voorzitter van deze besloten gezelligheidsvereniging zag hij er nauwlettend op toe dat de regels die achter de toegangsdeur naar Nieuwspoort niet werden geschonden. Dit betekent allereerst dat het publiek niet toegankelijke oord ‘de plaats' blijft 'waar parlementariërs, persvoorlichters en journalisten elkaar informeel treffen, aan de bar, de leestafel of in het restaurantgedeelte. Er gelden huisregels voor de omgang met vertrouwelijk bedoelde gesprekken.’ Zelfs naast de ingang van het ‘restaurant’ staat bij de ingang een bord met daarop de tekst
Achter deze deur geldt de ‘Nieuwspoortcode.’
Wat dit concreet betekende bleek onder andere toen de journalist ‘Joris Luyendijk een maand rond[liep] in de fascinerende en zo en nu dan verbijsterende, beklemmende wereld van de Haagse politiek’ en hem het volgende overkwam:
Nog voordat hij een letter had geschreven, werd hij streng toegesproken door Nieuwspoort-voorzitter Max van Weezel omdat het gerucht hem vooruit was gesneld dat hij de Nieuwspoort-code zou gaan breken en eens haarfijn uit de doeken zou gaan doen wat zich zoal in de sociëteit afspeelde.
En dat mag natuurlijk nooit volgens de ‘verkokerde regels’ van de corrupte mainstream-pers in de polder, want dan zou datgene onthuld worden waar Luyendijk uiteindelijk toch ontdekte, namelijk:
hoe journalisten, voorlichters, politici en lobbyisten om elkaar heen dansen. Het parlementair epicentrum bevindt zich op een vierkante kilometer en de navel daarvan is de sociëteit Nieuwspoort. Daar ontmoeten journalisten en politici elkaar en daar wordt de nooit omschreven maar wel effectieve 'Nieuwspoortcode' vormgegeven. Het lekken, het spinnen en het insteken van nieuws wordt veelal vanuit Nieuwspoort in gang gezet. De beroepsgroepen kennen elkaar goed en de codes worden in stand gehouden omdat er een natuurlijke verloop is van journalistiek naar politiek of van journalistiek naar voorlichting.
Toen de scherpzinnige Volkskrant-interviewster Loes Reijmer concludeerde dat Max van Weezel's relaas ‘[b]est een cynisch verhaal over de Haagse wereld’ was, antwoordde het ‘icoon’: 'Tja. Toch is het een leuke omgeving om je leven te slijten.' En waarom? Omdat het hem een ‘kick’ gaf ‘als Mark Rutte je op je schouders slaat en zegt dat hij je artikel heeft gelezen,’ waaraan hij toevoegde:
Ik merkte het afgelopen week weer: met journalistenvakbond NVJ waren we in Den Haag op bezoek bij burgemeester Jozias van Aartsen. Iedereen kreeg een handje, maar bij mij was het meteen: 'Hé Max, wat leuk dat je bent gekomen.’ Je telt toch mee,’
en daar draait het om, al was het maar omdat hij volgens eigen zeggen als joodse jongen met een ‘getraumatiseerde moeder, familie in Australië die nooit meer naar Europa durft uit angst voor de nazi’s’ zelf 'niet zielig [wilde] worden gevonden, geen mislukkeling,’ en dus niet het gevaar wilde lopen ‘maatschappelijk’ te ’mislukken.’ En juist daarom was hij zijn werkzame leven lang bereid te collaboreren met de macht, terwijl hij zelf stelt dat ‘Je dicht op elkaar [zit]’ in Den Haag en dat dit ‘niet bevorderlijk [is] voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten.’ Op de opmerking van Loes Reijmer dat ‘onze’ Max in 1993 ‘tegen dagblad Trouw’ had gezegd ‘dat verdere symbiose van voorlichters en journalisten een halt moest worden toegeroepen,’ antwoordde Van Weezel: 'Nou dan heb ik de oorlog verloren.’ Maar daar treurt hij niet om, aangezien zijn belangrijkste drijfveer als onzekere joodse jongen al die tijd is geweest om erkenning te krijgen. Hij liet zich graag corrumperen, zoals blijkt uit zijn eigen beschrijving:
en daar draait het om, al was het maar omdat hij volgens eigen zeggen als joodse jongen met een ‘getraumatiseerde moeder, familie in Australië die nooit meer naar Europa durft uit angst voor de nazi’s’ zelf 'niet zielig [wilde] worden gevonden, geen mislukkeling,’ en dus niet het gevaar wilde lopen ‘maatschappelijk’ te ’mislukken.’ En juist daarom was hij zijn werkzame leven lang bereid te collaboreren met de macht, terwijl hij zelf stelt dat ‘Je dicht op elkaar [zit]’ in Den Haag en dat dit ‘niet bevorderlijk [is] voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten.’ Op de opmerking van Loes Reijmer dat ‘onze’ Max in 1993 ‘tegen dagblad Trouw’ had gezegd ‘dat verdere symbiose van voorlichters en journalisten een halt moest worden toegeroepen,’ antwoordde Van Weezel: 'Nou dan heb ik de oorlog verloren.’ Maar daar treurt hij niet om, aangezien zijn belangrijkste drijfveer als onzekere joodse jongen al die tijd is geweest om erkenning te krijgen. Hij liet zich graag corrumperen, zoals blijkt uit zijn eigen beschrijving:
Veel loopt via voorlichters die dingen zeggen als: je moet mijn minister eens ontmoeten, hij is veel aardiger dan je denkt. Die gesprekken gaan zelden over de inhoud van het beleid. De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag? Wie is de verliezer?
De Volkskrant-interviewster schreef voorts:
Voor het radioprogramma Argos interviewde Max van Weezel onlangs Rob Wijnberg, hoofdredacteur van De Correspondent. Het gesprek ging over mediahypes, hijgerige journalistiek en beeldvorming. 'Dat interview was wel een eyeopener,' zegt Van Weezel (63). 'Ik was van plan hem heel kritisch te ondervragen, maar hij blies me omver met zijn visie op de journalistiek. Ik vond het een inspirerend verhaal.'
Over Rob Wijnberg van De Correspondent zei de belichaming van de Haagse parlementaire pers:
Alles wat hij vertelde tijdens dat interview was kritiek op wat ik mijn hele leven heb gedaan. Hij vindt het hyperig, nep-nieuws, te veel gericht op de poppetjes. Joris Luyendijk heeft de parlementaire pers in 2010 dezelfde spiegel voorgehouden.
Ja, dat komt even hard aan. Er zit namelijk wel wat in. Ik heb me decennialang bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden. Als een staatssecretaris in de problemen kwam door een interview, kreeg ik complimenten van collega's. Terwijl nu, dertig jaar later, niemand weet wie die staatssecretaris was.
Tegen het einde van het interview vatte Van Weezel zijn journalistiek bestaan als volgt samen:
Ik heb me decennialang verscholen achter de façade van de geslaagde journalist. In Den Haag stonden de Mark Ruttes en Alexander Pechtolds van deze wereld me op de schouders te slaan, 'dag Max.' Daar was ik iemand.
Daar, op de ‘vierkante centimeters’ van ‘het Binnenhof’ was de man, wiens dochter vertelde dat ‘mijn vader onzekerder [is] dan je denkt,’ tenminste ’veertig jaar lang’ een weliswaar gemaskerde, maar desalniettemin een ‘iemand,’ met een geleende identiteit, die bereid was en nog steeds is de journalistiek te misbruiken om bevestigd te worden door politici, die een ‘iemand’ van hem maakten. Zonder zijn politieke contacten was hij -- in zijn eigen ogen en die van de mensen in zijn directe omgeving -- een 'nobody' geweest. Wie de zionist Max van Weezel precies is, bleek in 2002 toen hij voor een volle zaal in de Amsterdamse Balie moderator was van een bijeenkomst met Amira Hass, die als journaliste van de Israëlische kwaliteitskrant Haaretz op de bezette Westbank woont en over de zionistische terreur aldaar bericht. Nadat de dapper Hass ruim een uur lang had wat de Nederlandse mainstream-journalistiek angstvallig blijft verzwijgen, stelde Van Weezel de vraag:
Waarom hebben wij in Holland niet enkele van de ontwikkelingen gezien waarover Amira Hass schreef en zag in Gaza en Ramallah? Waarom hebben wij daar nooit over gediscussieerd?
Een luid gejoel steeg op. Een jonge vrouw in het publiek reageerde met de berisping:
Spreek voor je zelf. Je moest je schamen dat je dit vraagt. Als je het had willen zien dan had je het makkelijk kunnen zien. Veel buitenlandse journalisten hebben daarover geschreven, veel mensen hier zijn in Israël geweest en zagen zelf wat daar gebeurde. Als journalist zou je hebben moeten spreken met de mensen die daarheen gingen en terug kwamen, en verhalen te vertellen hadden,
daarbij verwijzend naar onder andere joodse Nederlanders in de zaal die spontaan applaudisseerden. De doortraptheid van ‘journalisten’ annex opiniemakers als Max van Weezel is telkens opnieuw verbijsterend, hoe verklaarbaar hun corruptie ook mag zijn. En misschien wel het meest tragische is het eigen demasqué, wanneer 'onze' Max achteraf verklaart: ‘Nu denk ik weleens: is het geen verloren leven geweest?’ Overal in de Nederlandse mainstream-journalistiek is wel één of andere ‘Nieuwspoortcode' van kracht. Een journalist die zich hieraan niet houdt, wordt uitgestoten. Dit is overigens de normale gang van zaken op elk gebied, en wordt ook niet als merkwaardig beschouwd. Zo verklaarde de Amerikaanse wiskundige dr. Richard Thompson in de documentaire Mysterious Origins of Man (1996) met betrekking tot de wetenschap:
Basically what you find is something we call a knowledge filter. This is a fundamental feature of science. It is also a fundamental feature of human nature. People tend to filter out things that don’t fit, that don’t make sense in terms of their paradigm, their way of thinking. So in science you find evidence that don’t fit in the accepted paradigm tends to be eliminated, it’s not taught, it’s not discussed, and people who are educated in scientific teachings generally don’t even know about it.
Exact hetzelfde voltrekt zich op grote schaal in kringen van de mainstream-journalistiek. Er heerst daar vandaag de dag overal een ‘Nieuwspoortcode,’ die gehoorzaamd dient te worden. Zo niet dan volgt marginalisering en een verlies aan inkomen en prestige. De modale journalist wil door het milieu waarin hij permanent verkeert, gezien worden als een 'iemand,' die graag met ‘schouderklopjes’ beloond wordt. Door zijn ‘plek in de pikorde’ te ‘behouden,’ blijft hij ‘meetellen,’ om het jargon van Max van Weezel even te lenen. Daardoor is hij gedwongen zich te onderwerpen aan een ‘knowledge filter,’ waarbij feiten die niet in zijn ‘denkwijze’ passen domweg worden verzwegen, zodat hij zich soms genoodzaakt ziet zich af te vragen: ‘Waarom hebben wij in Holland niet enkele van de ontwikkelingen gezien waarover Amira Hass schreef en zag in Gaza en Ramallah?’ En met ‘wij’ bedoelt Van Weezel in feite allereerst zichzelf. Hij is blind voor de joods-Israelische terreur tegen de Palestijnse bevolking, niet alleen omdat hij een joodse zionist is met een ‘chip on his shoulder’ die hem als het ware dwong te collaboreren met het zionistisch regime, maar ook omdat hij zich ‘decennialang’ heeft ‘verscholen achter de façade van de geslaagde journalist,’ en daardoor de werkelijkheid niet kon zien. Dat zeg ik niet alleen, maar ook hijzelf, impliciet dan wel expliciet. Hoe cynisch Van Weezel daarbij is blijkt tevens uit het feit dat hij zich uiterst bewust is van de ‘gesloten-oesterhouding’ van de parlementaire pers. Desgevraagd zei hij over zichzelf en zijn Haagse collega’s: ‘wij zijn degenen die anderen om openbaarheid vragen en wij pikken het niet als mensen kritiek op ons hebben of ons op de vingers kijken.’ Ook deze schizofrenie is tekenend voor wat de Italiaanse filosoof Franco Berardi in zijn boek De dodelijke omhelzing van het kapitalisme (2016) de postmoderne ‘waanzin’ noemt, en als volgt omschrijft:
Nu de maatschappelijke geest de laatste tijd wordt meegesleurd in een maalstroom van bipolaire stoornissen, nu een opeenvolging van euforie en droefheid tot de huidige depressie heeft geleid, zijn de contouren van de maatschappelijke conventies weggevaagd en dringen ongefilterde stromen waanzin de ruimte van de maatschappelijke geest binnen en lokken de fragmentarische burgeroorlog uit die zich over de hele wereld aan het verspreiden is.
Een ander bekend voorbeeld met een ‘bipolaire stoornis’ is Geert Mak, de ‘chroniqueur van Europa,’ die op 5 mei 2014 tot grote vreugde van de Commandant van de Nederlandse Strijdkrachten met grote stelligheid op de Nederlandse televisie beweerde dat je ‘defensie niet helemáál’ kunt ‘afbreken’ nu‘meneer Poetin’ na de aansluiting van de Krim bij Rusland Europa ‘dwingt’ om nog ‘meer aan defensie uit te geven,’ aangezien elf keer meer spenderen aan het militair-industrieel complex dan Rusland in de optiek van paranoïde opiniemakers absoluut onvoldoende blijft. Dezelfde Geert Mak verklaarde met evenveel stelligheid bijna twee jaar later precies het tegenovergestelde toen hij tegenover twee Belgische journalisten uiteenzette dat
Als president van Rusland Poetin zich niet [kon] permitteren niet op het verlies van de Krim te reageren. Als je nog maar een middag de geschiedenis van Rusland en Oekraïne bestudeert, snap je dat. Er is veel te lichthartig met dat probleem omgesprongen… Het verwijt dat de NAVO na de ineenstorting van de Sovjet-Unie gebruik heeft gemaakt van de Russische zwakte is op zich correct. Zelfs Henry Kissinger heeft gewaarschuwd dat je daarmee een bepaald evenwicht verstoort.
Schizofrenie in kort bestek van ‘iemand’ die, eveneens op zoek naar erkenning, door de Nederlandstalige mainstream-pers geprezen wordt als 'één van de scherpste analisten van het continent.’ Het is niet overdreven te stellen dat de ‘vrije pers’ het werktuig is van de macht om de belangen van de elite te rechtvaardigen. Het gaat in de neoliberale massamaatschappij niet om de waarheid, zelfs niet eens om de werkelijkheid, maar om de perceptieervan, om de wijze waarop de massa zowel de waarheid als de werkelijkheid ervaren. Het zijn de massamedia die elk uur van de dag herhalen hoe die waarheid en die werkelijkheid moeten worden gezien. Een eigen interpretatie is onmogelijk geworden; ook op die manier wordt het individu geweld aangedaan.
Perception: The process by which people translate sensory impressions into a coherent and unified view of the world around them. Though necessarily based on incomplete and unverified (or unreliable) information, perception is equated with reality for most practical purposes and guides human behavior in general.
Perception management is a term originated by the US military. The US Department of Defense (DOD) gives this definition:
‘Actions to convey and/or deny selected information and indicators to foreign audiences to influence their emotions, motives, and objective reasoning as well as to intelligence systems and leaders at all to influence official estimates, ultimately resulting in foreign behaviors and official actions favorable to the originator's objectives. In various ways, perception management combines truth projection, operations security, cover and deception, and psychological operations.’
De invloedrijke Amerikaanse televisiester, politiek commentator en ‘syndicated columnist’ Bill O’Reilly verklaarde tijdens één van zijn televisieprogramma’s: ’U weet dat in showbusiness, politiek en al het andere perceptie de werkelijkheid is.’ Eerder al realiseerde Orwell zich: ‘that the totalitarian state would redefine the purposes of language. The purpose of Newspeak, is to wage psychological warfare to manage the political perceptions of the populace.’ Hij schreef:
The purpose of Newspeak was to eliminate the possibility of thought crime… to make all other modes of thought impossible. It was intended that when Newspeak had been adopted… a heretical thought should be literally unthinkable, at least so far as thought is dependent on words.
Orwell had een profetisch inzicht toen hij uiteen zette dat ‘[p]olitical language is designed to make lies sound truthful and murder respectable.’ Een illustrerend voorbeeld is naamgeving van het nucleaire kernwapen de ‘Peacekeeper.’ Dit massavernietigingswapen,
also known as the MX missile (for Missile-eXperimental), was a land-based ICBM (Inter Continental Ballistic Missile. svh) deployed by the United States starting in 1986. The Peacekeeper was a MIRV missile that could carry up to 10 re-entry vehicles, each armed with a 300-kiloton W87 warhead in a Mk.21 reentry vehicle (RV)…
The US ICBM fleet was primarily targeted against cities, and retargeting them took considerable time. In the event of a Soviet missile launch, the US faced the difficult decision of whether to fire their own missiles immediately or wait to determine the targets of the Soviet missiles. Firing early might mean striking civilian targets (countervalue) when the Soviets had only targeted military installations, something US politicians considered to be a serious problem (part of the flexible response doctrine). Conversely, waiting to fire might mean the loss of the ICBM fleet. However, as the US Navy was quick to point out, their Polaris fleet, which was essentially invulnerable, would maintain a countervalue force under any circumstances.
In military doctrine, countervalue is the targeting of an opponent's assets which are of value but not actually a military threat, such as cities and civilian populations
De waanzinnige macht kan een genocidaal kernwapen vanzelfsprekend niet anders noemen dan de ‘Peacekeeper.’Die ‘Vredeshandhaver’ is uitgerust met tien nucleaire bommen met een totale slagkracht van 300 miljoen kilo TNT. De kernbom op Hiroshima had een kracht van 4.000 kg TNT, met andere woorden: slechts één Amerikaanse ‘Peacekeeper’ bezit de vernietigingskracht van 75.000 Hiroshima’s. In 1986 stonden in Amerikaanse raketsilo’s 50 ‘Vredeshandhavers,’ goed voor 50 X 75.000 = 3.750.000 Hiroshima’s. Na de Koude Oorlog, in ‘januari 2009, bezaten acht staten in totaal ruim 23.300 kernwapens.’ In een dergelijke wereld bestaan er geen oorlogshelden en geen oorlogsmisdadigers meer, in een dergelijke wereld leven alleen nog waanzinnigen. Dankzij de ‘perception management,’ de niet aflatende indoctrinatie en culturele deprivatie van de massa, slaagde de mainstream-pers erin de waanzin te normaliseren. In haar boek The Wretched of the Screen (2013) verwijst de Duitse ‘filmmaker, visual artist, writer, and innovator of the essay documentary’ Hito Steyerl naar de videoclip van de single ‘Heroes’ van David Bowie:
Hij zingt over een nieuw soort helden, precies op tijd voor de neoliberale revolutie en voor de digitale transformatie van de wereld. De held is dood; lang leve de held! Maar de held van Bowie is geen subject meer, maar een object: een ding, een beeld, een schitterende fetisj; een van verlangen doordrenkt handelsartikel, herrezen uit de misère van zijn eigen dood… De held van Bowie is niet alleen gekloond, hij is bovenal een afbeelding geworden die gereproduceerd, vermenigvuldigd en gekopieerd kan worden, een riedeltje dat moeiteloos wordt ingezet in reclamespotjes voor zo ongeveer alles, een fetisj die Bowies glamourvolle en onbewogen post-genderuitstraling als een product verpakt. De held van Bowie is niet langer een mens die ontzettend interessant en spannend is en voorbeeldige en sensationele daden verricht. Hij is zelfs geen icoon, maar een glimmend product van een post-menselijke schoonheid: een (af)beeld(ing) en niets anders dan een (af)beeld(ing). De onsterfelijkheid van deze held ligt niet meer in de kracht om allerlei beproevingen te doorstaan, maar in het vermogen om gekopieerd, gerecycled en gereïncarneerd te worden.
Het is allemaal schijn geworden, virtual reality, niets is meer wat het lijkt, de massa accepteert het, verzwelgt het en wordt door krachten die zij niet kent en die zichzelf niet kennen steeds sneller naar de ondergang geleid. ‘The American Dream’ is een Wereldwijde Nachtmerrie. Al in 1962 waarschuwde de gezaghebbende Amerikaanse historicus Daniel Boorstin in zijn baanbrekende boek The Image. A Guide to Pseudo-Events in America:
What we need first and now is to disillusion ourselves. What ails us most is not what we have done with America, but what we have substituted for America. We suffer primarily not from the vices or our weaknesses, but from our illusions. We are haunted, not by reality, but by chosen images we have put in place of reality.
To discover our illusions will not solve the problems of our world. But if we do not discover them, we will never discover our real problems. To dispel the ghosts which populate the world of our making will not give us the power to conquer the real enemies of the real world or to remake the real world. But it may help us discover that we cannot make the world in our image. It will liberate us and sharpen our vision. It will clear away the fog so we can face the world we share with all mankind.
Boorstin, die tot het prestigieuze ambt van ‘Librarian of the United States Congress’ werd benoemd en de drijvende kracht was achter ‘the creation of the Library of Congress Center for the Book,’ wees er tevens op dat ‘[a]s individuals and as a nation, we now suffer from social narcissism,’ om hieraan toe te voegen:
We have fallen in love with our own image, with images of our making. which turn out to be images of ourselves.
How can we flee from this image of ourselves? How can we immunize ourselves to its bewitching conceitful (vol waan. svh) power?
This becomes ever more difficult. The world of our making becomes ever more mirror-like. Our celebrities reflect each of us; faraway ‘adventures’ are the projections of what we have prepared ourselves to expect, and which we now can pay others to prepare for us. The images themselves become shadowy mirror reflections of one another; one interview comments on another; one television show spoofs (imiteren. svh) another; novel, television show, radio program, movie, comic book, and the way we think of ourselves, all become merged into mutual reflections. At home we begin to try to live according to the script of television programs of happy families, which are themselves nothing but amusing quintessences of us.
Our new New World, made to be an escape from drab reality, itself requires a predictable monotony from which there seems no escape. This is the monotony within us, the monotony of self-repetition. Our tired palates (smaak. svh) will not let us find our way back. When we look for a ‘natural’ flavor all we can find is one that is ‘non-artificial.’
Professor Boorstin’s diepgaande analyse van de Amerikaanse/westerse cultuur ontstijgt de huidige simplistische uiteenzettingen van Nederlandse intellectuele lichtgewichten als Geert Mak en Frank Westerman, om me even tot deze twee te beperken. Eén van de onoplosbare problemen is het door Boorstin gesignaleerde ‘narcisme,’ de ijdelheid van kleine mensen die ‘wish to lead others, when they should be led,’ omdat ze verdwaald zijn geraakt in de dwaasheid, ‘an endless maze,’ zoals William Blake al in de achttiende eeuw schreef in The Voice of the Ancient Bard? Mak's absurd eenvoudige advies dat de VS ‘in de loop van deze eeuw van een dominante wereldmacht weer het “gewone” land moet worden dat het tot 1940 was,’ zonder de omvang en complexiteit te beseffen van de pathologie, is op zich al een vorm van ‘narcisme’ dat de grens van de waanzin ver overschrijdt, aangezien het schijn en werkelijkheid met elkaar verwart, een 'droom' voor de werkelijkheid aanziet. Opnieuw professor Boorstin:
A juvenile critic recently said that television was ‘chewing gum for the eyes.’ In the late nineteenth century a bitter critic called cheap novels ‘the chewing gum of literature, offering neither savor nor nutriment, only subserving the mechanical process of mastication.’ But chewing gum (an American invention and an American expression) itself may have a symbolic significance. We might say now that chewing gum is the television of the mouth. There is no danger so long as we do not think that by chewing gum we are getting nourishment. But the Graphic Revolution has offered us the means of making all experience a form of mental chewing gum, which can be continually sweetened to give the illusion that we are being nourished.
More and more accustomed to testing reality by the image, we will find it hard to retrain ourselves so we may once again test the image by reality. It becomes ever harder to moderate our expectations after experience, and not vice versa. For too long already we have had the specious power to shape ‘reality.’ How can we discover the world of the uncontrived (het niet bedrieglijke. svh)?
Our problem is complicated by the fact that the prescriptions which nations offer for themselves are also symptoms of their diseases. But illusory solutions will not cure our illusions. Our discontent begins by finding false villains whom we can accuse of deceiving us. Next we find false heroes whom we expect to liberate us. The hardest, most discomfiting discovery is that each of us must emancipate himself. Though we may suffer from mass illusions, there is no formula for mass disenchantment. By the law of pseudo-events, all efforts at mass disenchantment themselves only embroider our illusions.
While we have given others great power to deceive us, to create pseudo-events, celebrities, and images, they could not have done so without our collaboration. If there is a crime of deception being committed in America today, each of us is the principal (hoofdschuldige. svh), and all others are only accessories (medeplichtigen. svh). It is dangerously tempting to treat our illusions by compounding them. To try to cure the ills of advertising by creating a more favorable image of advertising. To salve mediocrity by mediocre appeals for ‘excellence.’ To drown our illiteracy in illiterate appeals for literacy. To hide our individual purposeless in the purposelessness of a committee fabricating an attractive image of national purpose.
War propaganda glorifies military indoctrination as the highest form of patriotism while simultaneously demonizing the enemies of the state.
Adolf Hitler realized the power of propaganda to mould and shape public opinion. Hitler wrote a highly informed essay on the powers of propaganda in his political autobiography, Mein Kampf.
Modern governments employ propaganda to incite public outcries for war in order to advance their agendas in foreign policy.
War propaganda is nothing new. The dynastic Egyptians created monumental sculptures that glorified Pharaoh as a conqueror who personally executed — frequently by fracturing their sculls with a mace — hundreds of the enemies of his state. Thus, the public glorification of war and its most heinous crimes has been with us for thousands of years.
War propaganda is abundantly evident in the fabric of our culture, and it presents no symptoms of weakness or dissipation. Quite the opposite is true. The latest film by Clint Eastwood, Flags of our Fathers, is little more than war propaganda that glorifies American military achievements in the context of a racial enemy – the Japanese. Sadly, Clint Eastwood has a long history of manufacturing films that are nothing more than pulpish propaganda: Where Eagles Dare; Heartbreak Ridge, Firefox and many other glorifications of violence and the principle, ‘Might makes right.’
Dit laatste, de macht die bepaalt wat juist is, is het uitgangspunt geweest van de journalist Frank Westerman bij het schrijven van zijn boek Een Woord Een Woord (2016) over ‘het terrorisme.’ Ik concludeer dit omdat hij de eeuwenlange westerse terreur bewust niet analyseert, waarmee hij de belangrijkste drijfveer verzwijgt van degenen die terugslaan, de moderne terroristen. Door het verheimelijken van wat Boorstin ‘[o]ur plague, our disease,’noemt, dient Westerman de belangen van de neoliberale en neoconservatieve macht. Hoe nu verder? In The Imagebenadrukte professor Boorstin het feit dat
One of our grand illusions is the belief in a ‘cure.’ There is no cure. There is only the opportunity for discovery. For this the New World gave us a grand, unique beginning.
We must first awake before we can walk in the right direction. We must discover our illusions before we can even realize that we have been sleepwalking. The least and the most we can hope for is that each of us may penetrate the unknown jungle of images in which we live our daily lives. That we may discover anew where dreams end and where illusions begin. This is enough. Then we may know where we are, and each of us may decide for himself where he wants to go…
To know our disease, to discover what we suffer from may itself be the only possible cure. ‘Discontent,’ Oscar Wilde once observed, ‘is the first step in the progress of a man or a nation.’ This is surely true today.
Zo ziet een Amerikaanse geleerde de werkelijkheid om hem heen. Daarentegen draait de, in de polder zo bejubelde, Frank Westerman de werkelijkheid om door te verzwijgen dat ‘wij’ ons even terroristisch gedragen als ‘onze’vijanden. Nee, voor hem geldt dat alleen De Ander wordt gedreven door Het Kwaad en wij, ik citeer hem, juist 'wij'zijn ‘weerloos,’ doordat wij allen elk moment van de dag en nacht ‘kwetsbaar zijn voor een aanslag.’ Zijn gecultiveerd autisme en slachtofferisme leiden onvermijdelijk tot nog meer ‘terrorisme,’ zowel van het westen als van ‘onze’ vijanden. Wie de wet van oorzaak en gevolg negeert, zal nooit iets leren. In verband met de lengte stop ik hier. Volgende keer meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten