vrijdag 21 augustus 2015

Henk Hofland en de Massa 97



Sonja heeft een nieuwe reactie op je bericht "Henk Hofland en de Massa 96" achtergelaten: 

Over kolonialisme. Vandaag weer beschamend voorbeeld van onze niet-onafhankelijke massamedia die kritiekloos een persbericht van het CIDI en/of de Israëlische ambassade overschrijft. Zonder bronvermelding. Daarin wordt de situatie op de West Bank omschreven als:

"Kolonisten en boeren ruziën steeds meer over grond op de Westelijke Jordaanoever en daarbij grijpt vooral het leger vaker in."

"Om de toegenomen onrust tussen Joodse kolonisten en Palestijnse boeren de kop in te drukken, grijpt het Israëlische leger steeds vaker in. De kolonisten en boeren ruziën om grond op de Westelijke Jordaanoever."

"Palestijnse boeren en kolonisten ruziën steeds heviger om grond op de Westelijke Jordaanoever. Het Israëlische leger neemt daarom graafmachines en ander zwaar materieel in beslag, die de boeren kunnen terugkrijgen na betaling van een boete."

"De kolonisten en boeren ruziën om grond op de Westelijke Jordaanoever. Daarbij neemt het leger graafmachines en ander zwaar materieel van de boeren in beslag."

Het gaat dus over een "ruzie" "over grond" "tussen kolonisten en boeren" die ook nog opeens schijnt toe te nemen. Daarnaast spreekt men van "boetes" aan de bezetter, terwijl het in wezen afpersing betreft. Stel je voor dat je een dief moet betalen om je spullen terug te krijgen en de massamedia noemen dat een "boete" betalen! En stel je voor dat zij straks over de bezettingen van IS gaan schrijven als 'een ruzie tussen IS en bewoners'! 

De voorstelling van zaken van de Nederlandse mainstream-pers met betrekking tot het zionistisch kolonialisme sluit naadloos aan bij de wijze waarop Geert Mak in zijn boek De eeuw van mijn vader het Nederlands kolonialisme presenteerde, namelijk als iets dat vanwege 'schuldige tijdgebondenheid' als doodnormaal werd beschouwd door zielenherder Catrinus Mak en diens echtgenote Geertje Mak van der Molen, maar waarover Mak's vader zich 'achteraf' toch 'diep schaamde.' Zijn zoon Geert meent dat de collaboratie met de macht toe te schrijven is aan 'naïviteit' en 'het zoeken naar een houding' tegenover het kwaad in de toenmalige 'wereld.' Daarbij gaat de bestseller-auteur er stilzwijgend vanuit dat zijn vader als volwassen evangelisatie predikant, ondanks zijn geloof in een barmhartige Heer, geen onderscheid kon maken tussen goed en kwaad. Bovendien maakt Mak junior op die manier duidelijk dat zijn ouders domweg geen persoonlijke verantwoordelijkheid konden bezitten. Alleen door de 'gebondenheid' aan hun 'tijd' waren zij 'schuldig.' Hijzelf kon als het ware niet anders. Waarom een geestelijk leidsman geen eigen moraal bezat blijft een raadsel. Mak senior speelde dezelfde karakterloze rol als de huidige 'vrije pers' in Nederland die niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het collaboreren met een zionistisch fascisme. Mijn collega's zijn kennelijk vanwege hun 'naïviteit' nog druk doende met 'het zoeken naar een houding' tegenover het hedendaagse kwaad, en kunnen zich 'achteraf' pas 'diep' schamen voor hun gebrek aan normen en waarden. Eind goed, al goed. Het leed is geleden en voor de rest: zand erover, aldus de visie van de conformist.  

In zijn roman De Conformist beschreef in 1951 de Italiaanse auteur Alberto Moravia zijn hoofdpersoon als een man die 'tot elke prijs' streefde 'naar normaliteit; een wil tot aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Dat kwellende verlangen veroorzaakte 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grensde,' en resulteerde in collaboratie met het fascisme, een doctrine waarin de conformist niet gelooft, maar die hem wel een normale baan geeft, een functie en daarmee een valse identiteit. Het is niet vreemd dat ook het poldermodel nagenoeg iedereen dwingt tot collaboratie. Dit is de belangrijkste reden waarom bijvoorbeeld de volgende opmerking van een journalist Chris Kijne geen enkele ophef onder het publiek heeft veroorzaakt:

had u tot voor kort gedacht dat een minister van Financiën er mee weg zou komen wanneer hij tegen de Kamer zei: 'Nee, natuurlijk heb ik u vorige week, toen ik op het punt stond de grootste ingreep in de economie te doen die een minister van Financiën ooit heeft gedaan, niet de waarheid verteld. En als ik volgende week een nog grotere ingreep ga doen, vertel ik het u weer niet.' Is toch gebeurd. Gaat over democratie. En het vreemdste is: we vinden allemaal nog dat Bos gelijk heeft ook. Voor ons journalisten was het natuurlijk niet nieuw dat Wouter Bos ons niet altijd de waarheid vertelde. Wel is het nieuw dat ik op dit moment even niet meer weet of ik wel even hard als vroeger mijn best moet doen om hem die waarheid te laten vertellen. Of er inderdaad niet even een hoger belang is dan 'de waarheid, niets dan de waarheid.'


Journalist Geert Mak en journalist Chris Kijne bespreken 'even een hoger belang' dan 'de waarheid, niets dan de waarheid.'

De meeste Nederlanders hebben hier begrip voor, of het laat hen onverschillig dat ze domweg door journalisten bedrogen worden, omdat er 'even een hoger belang is' dan 'de waarheid, niets dan de waarheid.' Vandaar ook dat ze het normaal vinden en zelfs prijzenswaardig dat Chris Kijne het veilige conformistische midden opzoekt, omdat 'het heil' niet te vinden is aan de uiteinden van 'het spectrum.' Net als de hoofdpersoon uit De Conformist zal Kijne zodra alles weer voorbij is 'kalm, apathisch, haast verdoofd en genegen de vreugde van anderen gade slaan, weliswaar zonder eraan deel te nemen maar ook zonder ze aan te voelen als een bedreiging of een belediging.' Frictieloos zal hij zich opnieuw perfect weten aan te passen aan de nieuw ontstane orde. Let wel, Chris Kijne is geen slecht mens, zeker niet, hij is zelfs een buitengewoon aimabele man. Hij is een alleen een postmodern mens die probeert te overleven, net als miljarden anderen. Hij wil erbij horen, onderdeel zijn van het spektakel, geaccepteerd worden als één van al die anderen.  Voor hem gaat hetzelfde op als de protagonist in Moravia's roman

Marcello spends the entire novel in a search for what he perceives to be a normal life - normal activities, a normal appearance, normal emotions, and so on. However, he confuses normality with conformity, and in his quest to conform, subjugates his already-repressed emotions. When the natural course of his life presents him with ethical dilemmas - the assignment to betray Professor Quadri, his attraction to women other than his wife - he is ill-prepared to deal with them. Moravia also intimates a connection between sexual repression and fascism.

Het probleem is de valse identiteit van mensen die nooit in vrijheid hun eigen persoonlijkheid hebben kunnen ontwikkelen. Een schrijnend voorbeeld daarvan was te lezen in het Volkskrant-interview van dinsdag 9 september 2014 waarin journalist Max van Weezel, het 'icoon' van de 'Haagse journalistiek,' het volgende over zijn joodse achtergrond vertelde:

als je niet depressief wilt raken of maatschappelijk wilt mislukken, moet je niet met de oorlog bezig zijn. Ik denk dat ik, om er niet aan onderdoor te gaan, de identiteit heb gekozen van de geslaagde Haagse verslaggever voor Vrij Nederland… Ik wil niet zielig worden gevonden, geen mislukkeling zijn.

Maar nu, aan het einde van zijn 'geslaagde' loopbaan, vraagt hij zichzelf publiekelijk af: 

is het geen verloren leven geweest?

Zijn dochter vertelt de interviewster dat haar 'vader onzekerder [is] dan je denkt.' Als 63-jarige is hij gaan twijfelen aan de geleende identiteit die hij als adolescent aannam, en realiseert hij zich plotseling:

Ik heb me decennialang verscholen achter de façade van de geslaagde journalist. In Den Haag stonden de Mark Ruttes en Alexander Pechtolds van deze wereld me nop de schouders te slaan, 'dag Max'. 

Nu hij zichzelf in de ogen kijkt, blijkt achter het masker een mens schuil te gaan die hij nooit heeft willen zijn: iemand die 'zielig' gevonden wordt, iemand die medelijden oproept vanwege het feit dat hij een werkzaam leven lang zich verschool achter een 'façade,' om  ineens te ontdekken al die tijd een stroman te zijn geweest voor ontelbare gezichtsloze politici die op het bepaald moment belangrijk leken. 'Nu denk ik weleens: Is het geen verloren leven geweest?' Op het ogenblik dat zijn functie wegvalt, heeft hij niets meer om zichzelf aan vast te houden; zijn imago zal verdampen, over een paar jaar is hij net zo onbekend als bijna ieder andere Nederlander. En dan ook nog een onbekende zonder identiteit. En dat voor iemand die zelf zei dat er een tijd is geweest 'dat ik bloed-arrogant was.'  Ook hier geldt dat ijdelheid zowel uit onzekerheid als uit egocentrisme voortkomt. Het was Miguel de Cervantes die al bijna vijf eeuwen geleden erop wees dat 'zelfkennis u voor ijdelheid zal behoeden.' Maar hoe redt een identiteitsloze zich na een werkzaam leven lang een door anderen geschreven rol te hebben gespeeld? Wat te doen als het masker in stukken valt, de façade ineenstort en de identiteitsloze inziet: 'dat was ik helemaal niet. Ik ben eigenlijk een tamelijk kwetsbare jongen die door zijn ouders is opgevoed met het idee: heel erg dat je geboren bent, vind je niet?' Plotseling wordt Max van Weezel onvoorbereid geconfronteerd met zichzelf, met de leegte die hij decennialang heeft proberen te ontvluchten door in dienst te staan van de politiek en niet van de journalistiek, van de leugen en niet van de werkelijkheid. Aan het einde van zijn loopbaan vertelt hij een jonge interviewster van een landelijke krant:

Waarom zou je je een leven lang druk maken over de vraag of het kabinet de begroting voor Prinsjesdag rond krijgt, terwijl je thuis bezig bent met Gaza, de Balkanoorlog, de oorlog in Libanon, Rusland en Oekraïne? Ik ben te terughoudend geweest.

Geen geringe vraag: waarom is hij al die jaren gevlucht in de schijnwereld van de polder-politiek, om daar met een sigaar en een borrel de grand seigneur uit te hangen? De joodse jongen, opgegroeid in een land waar 75 procent van de joodse burgers werd uitgeroeid omdat ze niet op alle anderen leken, kende zijn hele leven 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grensde,' om op die manier te streven naar 'aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Zoiets lukt natuurlijk nooit echt. Zijn 'anders-zijn' dwong hem de werkelijkheid over de 'Joodse staat' op grove wijze te verdraaien. Hoe grof bleek in juni 2002 toen Amira Hass, de Joods-Israëlische correspondente op de Westbank van de Israelische kwaliteitskrant Haaretz, in de Amsterdamse Balie sprak. De gespreksleider van de bijeenkomst was Max van Weezel, die in Nederland gezien wordt als een betrouwbare deskundige op het gebied van de Israelische politiek. Amira Hass, wier werk door de Israëlische auteur David Grossman is geprezen als een van de zeldzame tekenen van gezond verstand, moed en menselijke waardigheid,’ leeft al jarenlang tussen de Palestijnen in bezet gebied en is als geen andere journalist getuige geweest van de zionistische terreur. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse correspondenten. De meesten van hen spreken geen Arabisch en gaan zelden of nooit naar de bezette gebieden, met als excuus dat ze zich daar als joodse journalisten niet welkom voelen. Nadat Amira Hass ruim een uur lang voor een volle zaal over de massale Israëlische terreur tegen de Palestijnse burgerbevolking had verteld, riep Van Weezel uit: Waarom hebben wij in Holland niet enkele van de ontwikkelingen gezien waarover Amira Hass schreef en zag in Gaza en Ramallah? Waarom hebben wij daar nooit over gediscussieerd?’ Onmiddellijk steeg er een luid gejoel op. Een jonge vrouw in het publiek reageerde met de opmerking: 

Spreek voor je zelf. Je moest je schamen dat je dit vraagt. Als je het had willen zien dan had je het makkelijk kunnen zien. Veel buitenlandse journalisten hebben daarover geschreven, veel mensen hier zijn in Israël geweest en zagen zelf wat daar gebeurde. Als journalist zou je hebben moeten spreken met de mensen die daarheen gingen en terug kwamen, en verhalen te vertellen hadden,

daarbij verwijzend naar onder andere joodse Nederlanders in de zaal die spontaan applaudisseerden. Kennelijk in tegenstelling tot de 'vrije pers' in de polder weten degenen die zich in het conflict hebben verdiept maar al te goed hoe erg Max van Weezel decennialang het Israelisch terrorisme heeft verdedigd, en wel omdat hij zich slachtoffer voelt van de nazi-terreur. Net als Moravia's hoofdpersoon 'he confuses normality with conformity, and in his quest to conform, subjugates his already-repressed emotions.' Het is waar, 'tot elke prijs' heeft Max van Weezel 'de identiteit gekozen van de geslaagde Haagse verslaggever voor Vrij Nederland,' omdat '[i]k niet zielig' wilde 'worden gevonden, geen mislukkeling' wilde 'zijn,' en blijft hij nu ontgoocheld met lege handen achter. 


De Amerikaanse dichter en vertaler van Griekse tragedies, wijlen Robert Fagles, schreef in de inleiding van Sophocles’ tragedie Oedipus the King:

Cocteau also worked with Stravinsky on an operatic version of the Sophoclean play (the text in liturgical Latin), and for a recording of this work he wrote a prologue that sums up his compelling vision of man’s place in a strange and haunted universe. ‘Spectateurs,’ the author says in his forceful, rather nasal voice, ‘sans le savoir…’ without knowing it, Oedipus is at grips with the powers that watch us from the other side of death. They have spread for him, since the day of his birth, a trap and you are going to watch it snap shut… Nothing mortal can resist the changes Time brings: not bodily strength, not friendship between man and man, still less between city and city. No man can be confident of the future; human confidence is based on total ignorance.

Gemeten naar de wijsheid van de goden of, zo u wilt, van de natuur, is 

human knowledge at its greatest ignorance compared to theirs… It is a universe governed by powers in whose justice man must assert, in ignorance and with little hope of confirmation, a desperate belief.

Ook de mainstream-journalist is een 'toeschouwer zonder het te weten,' alleen beseft hij dit niet. Hij gaat ervan uit de toekomst te kunnen beïnvloeden, zolang de mens maar de juiste religie of het juiste ideologische geloof volgt. Voor hem geldt de doctrine van de Vooruitgang, met hoofdletter. 'Geen Jorwert zonder Brussel,' zo vat hij zijn hele wereldbeeld in slechts vier woorden samen. Denkende dat de macht de touwtjes in handen heeft en het lot van de mensheid beheerst, realiseert hij zich geenszins dat hij zelfs geen greep heeft op zijn eigen bestaan. Mak reageert met geconditioneerde reflexen die door de evolutie en cultuur zijn geprogrammeerd, zonder zich daarvan bewust te zijn. Hij meent een hoofdrol te spelen, of op zijn minst een belangrijke bijrol in het mysterie dat leven heet, en is blind voor het feit slechts een betalende 'toeschouwer' te zijn, die absoluut niet weet wat de afloop zal zijn van al zijn goede voornemens. Juist omdat hij niet in staat is de complexiteit van het menselijk handelen te overzien, kan hij moeiteloos de rol van ziener spelen. Alleen omdat de mainstream het ook niet weet, werkt de simplistische bluf van het orakel van Bartlehiem. De massa wil geleid worden, geen verantwoording dragen voor de eigen daden, en Geert Mak is, gelijk zijn vader, bereid het verlossende woord uit te spreken. Zijn God is 'een genadige God... een vriendelijke, vaderlijke God, een milde man, die mensen doorziet in hun zwakheid.' Dat wil zeggen: 'een genadige God' voor hem, maar niet voor De Ander zodra die als vijand kan worden betiteld. Voor hen is Mak's 'genadige God,' net als die van zijn vader, beslist geen 'milde man,' maar eerder de oudtestamentische God der Wrake. Vandaar Mak's steun aan de neoliberale terreur, door hem zo geprezen als 'orde,' maar die in werkelijkheid miljarden mensen in totale wanorde heeft gestort. Vandaar ook zijn oproep om nog meer geld aan het westerse militair-industrieel complex te spenderen omdat 'meneer Poetin' een gevaar voor het Europa van 'Geen Jorwert zonder Brussel' zou vormen. Ziehier, de eenvoud van zijn manicheïsme en van de gereduceerde werkelijkheid waarbij de gevestigde wanorde bepaalt wat de plaats van de mens in het universum is en wat het doel van zijn leven dient te zijn. 

Laat ik hier tegenover de visie van de Amerikaanse dichter, geleerde en boer Wendell Berry plaatsen, zoals hij die in Life Is A Miracle. An Essay Against Modern Superstition (2001) heeft beschreven. Met betrekking tot Kunst en Wetenschap stelt hij:

To begin to think of the possibility of collaboration among the disciplines, we must realize that the 'two cultures' exist as such because both of them belong to the one culture of division and dislocation, opposition and competition, which is to say the culture of colonialism and industrialism. This culture has steadily increased the dependence of individuals, regions, and nations into a competitiveness with one another that is limitlessly destructive and demeaning. This state of universal competition understands the world as an anti-pattern in which each thing is opposed to every other thing, and it destroys the self-sufficiency of all places -- households, farms, communities, regions, nations -- even as it destroys the self-sufficiency of the world.

The collective economy is run for the benefit of a decreasing number of increasingly wealthy corporations. These corporations understand their 'global economy' as a producer of money, not of goods. The goods of the world such as topsoil or forests must decline so that the money may increase. To facilitate this process, the corporations patronize the disciplines, chiefly the sciences... They have departmented our one great responsibility to live ably and generously into a nest of irresponsibilities. The sciences are sectioned like a stockyard (veekamp. svh) the better to serve the corporations. The so-called humanities, which might have supplied at least a corrective or chastening remembrance of the good that humans have sometimes accomplished, have been dismembered into utter fecklessness, turning out 'communicators' who have nothing to say and 'educators' who have nothing to teach.

De westerse mainstream-opiniemaker is zo'n 'communicator' die 'niets te zeggen' heeft, maar wel onweersproken zijn politieke boodschappen de wereld in blijft sturen. Hier is een voorbeeld van de verpolitiekte propaganda die opiniemaker Geert Mak tijdens de Abel Herzberg-lezing van 2013 gaf, met als leuze: 'Geen Jorwert zonder Brussel, geen Brussel zonder Jorwert.' In een poging de almaar dalende populariteit van zijn neoliberale Europese Unie  op te krikken sprak de domineeszoon

over het fundamentele spanningsveld tussen ‘plaats’ en ‘ruimte’, en wat dit betekent voor de toekomst van ons continent Europa.

Ieder mens kent het soort gevoelens dat wij rondom Jorwert hadden en hebben, al heeft het woord in bijna iedere taal een andere lading, van het knusse ‘Home,’ het trotse ‘Lieu’ tot het beladen ‘Heimat’. We doelen op hetzelfde: de plaats waar we ons thuis voelen, waar traditie en omgangsvormen voorspelbaarheid, orde en veiligheid bieden, waar oude en nieuwe verhalen samenbinden, waar een gezamenlijk doorleefde geschiedenis vertrouwen biedt voor een gezamenlijke toekomst.

‘Ruimte’ staat daarentegen voor dynamiek, voor mogelijkheden, voor lucht en vrijheid, maar ook voor de risico’s en de wanorde die onvermijdelijk is bij het bewandelen van nieuwe, ongebaande wegen.

Het probleem met al die grote Europese dromen is dat, met het verwerpen van de natiestaat, meestal ook het belang van de factor ‘plaats’ van tafel wordt geveegd...

Waar de natiestaat wel een nieuwe plaats zou kunnen verwerven is binnen de Europese democratie. De natiestaat vormt immers, ook zonder alle 19e eeuwse romantiek, een kader voor veel gevoelens van eigenheid en ‘plaats.’ Je kunt dan ook met reden pleiten voor de introductie van een Europese senaat waardoor, net als in Amerika, dat nationale element binnen het Europese parlement en binnen de Europese democratie wordt versterkt.



In het door en door verpolitiekte en daarmee gevaarlijk gereduceerde bewustzijn van Geert Mak geldt de vervreemding, dus het nergens echt 'thuis' voelen, als het resultaat van het verdwijnen van 'de natiestaat,' waardoor het nationalisme gefrustreerd wordt. Die  mening toont hoe vervreemd Mak zelf is. Hij verwart aanleiding met oorzaak, en meent dat het hier slechts een politiek vraagstuk betreft, in plaats van een cultureel probleem. Hij beseft niet dat het verdwijnen van de natiestaat slechts de laatste fase is van het kapitalisme, de vervreemding zelf ontstond meteen al bij de introductie van het rationalisme en de opkomst van de kapitalistische industriële revolutie. De grootste geesten van de afgelopen drie eeuwen hebben hierover geschreven, van Rousseau, Marx en Durkheim tot Adorno, Fromm en C. Wright Mills. Laatst genoemde beschreef gedocumenteerd

how modern consumption-capitalism has shaped a society where you have to sell your personality in addition to your work.

Mocht Geert Mak dit al weten dan begrijpt hij het in elk geval niet, terwijl het voor een geschoold mens, en zeker een trots lid van Hoflands exclusieve 'politiek-literaire elite,' dit gesneden koek behoort te zijn. C. Wright Mills beschreef het al in 1951 als volgt in zijn bij Oxford University Press verschenen studie White Collar: The American Middle Classes:

In a society of employees dominated by the marketing mentality, it is inevitable that a personality market should arise. For in the great shift from manual skills to the art of ‘handling’, selling and servicing people, personal or even intimate traits of employees are drawn into the sphere of exchange and become commodities in the labor market… Kindness and friendliness become aspects of personalized service or of public relations of big firms, rationalized to further the sale of something. With anonymous insincerity, the successful person thus makes an instrument of his own appearance and personality… In the formulas of ‘personnel experts’, men and women are to be shaped into the ‘well rounded, acceptable, effective personality’ (to close the deal or to make the sale)… the personality market, the most decisive effect and symptom of the great salesroom, underlies the all pervasive distrust and self-alienation so characteristic of metropolitan people. Without common values and mutual trust, the cash nexus that links one man to another in transient contact has been made subtle in a dozen ways, and made to bite deeper into all areas of life and relations. People are required by the salesman ethic and convention to pretend interest in others in order to manipulate them… Men are estranged from one another as each secretly tries to make an instrument of the other, and in time a full circle is made: one makes an instrument of himself and is estranged from it also.

Ironisch genoeg is het juist Mak's vervreemding die hem een bestseller-auteur heeft gemaakt, want een oprecht mens kan niet een 'instrument of himself' blijven en tegelijkertijd tevens 'estranged from it' zijn. Het ene moment stelt hij vast dat 

Er machten aan de gang zijn boven Europa, ik zeg echt bóven Europa, het klassieke woord grootkapitaal doet hier zijn intrede. Ik heb er nooit zo in geloofd, maar nu wel, die ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen. En dat vind ik buitengewoon beklemmend,

om vervolgens even moeiteloos op te roepen dit kapitalisme te steunen, aangezien de neoliberale Europese Unie 

goed [is] voor tweederde van onze totale export, eenvijfde van het nationale product. We hebben nu een open toegang tot die markt,

en we dus 'die deur' niet moeten 'dichtgooien.' Doen 'we' dit wel dan zal de bestaande  kapitalistische 'orde' ten ondergaan, want 'Geen Jorwert zonder Brussel.'

Het is één van die talloze schizofrene geconditioneerde reflexen van Mak en al die andere gecorrumpeerde Makkianen die zich geen andere wereld kunnen voorstellen dan de huidige neoliberale, waarin 85 miljardairs evenveel bezitten als de helft van de totale mensheid. De intellectuele corruptie staat haaks op de visie van denkers als Wendell Berry die in zijn essay tegen het moderne bijgeloof uiteen zet dat de belangrijkste hedendaagse vraagstukken

all of them raise the most practical issues of propriety (fatsoen. svh): How can land and people be well used? What is good knowledge, good thought, good work? How can one become genuinely and honorably native to one's place? The last question is paramount. Asking it removes one permanently from the 'two cultures' of careerist artists and scientists... 

Influence and consequence are inescapable. History continues. You cannot serve God and Mammon, and you cannot work without serving one or the other.

Het begrip 'plaats,' het gevoel ergens bij te horen, is geen politiek vraagstuk. Een staat die zich ten taak stelt een plaats aan te wijzen 'waar we ons thuis voelen,' is een totalitaire staat. Een opiniemaker die wil dat de bureaucratische staat 'ons' een 'plaats' aanwijst is een slaaf, een van zichzelf en zijn omgeving vervreemd geval, een levensgevaarlijke propagandist. Iemand die beweert dat er 'Geen Jorwert zonder Brussel' mogelijk is, zal nooit zijn 'plaats' in welke samenleving dan ook vinden. Hij functioneert alleen als een onmisbaar schakeltje in het moderne fascisme. Geert Mak is een dolende dwaas, op zoek naar een 'plaats' waar hij zich 'thuis' hoopt te voelen. 'Don't follow leaders, watch the parking meters.'



Something Stinks - monbiot.com



Posted: 20 Aug 2015 11:51 PM PDT
When governments lobby in favour of air pollution, you can be pretty sure there’s corruption involved.

By George Monbiot, published on the Guardian’s website, 20th August 2015

It’s interesting to note how readily modern conservatism degenerates into a defence of corporate malfeasance.
By this I don’t mean a defence of corporations in general, which you might expect from a political movement aligned with the interests of wealth and power, but of the worst corporations in particular. That is not a pro-corporate position, as favouring bad practice undermines the competitive position of more responsible companies. It’s a decision to side with the worst capitalists against the better capitalists.

Because this policy appears in no one’s manifesto, and no one would seek to defend it in public, it is a classic indicator of political corruption. By this I mean operating on behalf of unrevealed and particular interests, rather than on behalf of either the constituencies that elected you or of the nation as a whole. Whenever you see the worst corporate practices championed, you know that influence is being peddled, that corporate party funding is being deployed, or that special favours are being granted through old boys’ networks and other forums of elite transaction.

Often, on both sides of the Atlantic, the worst corporations win. The reason is straightforward: they are the ones spending money on politics. You don’t need to splash out on policies that align with the interests of the public; you do need to spend heavily on policies that damage the public interest; otherwise they will not pass. If a company is spending lavishly on lobbying and campaign finance, it is likely to be because it wants something that no one in their right mind would welcome. Money rules, so the bad guys tend to finish first.

The latest example is the covert lobbying by the British government to try to weaken European air pollution rules on behalf of the coal industry.

Before going any further, I should point out that the coal industry today bears little resemblance to the coal industry of the past. There is just one deep mine left in Britain, which will shut by the end of the year; all the others are opencast pits: landscape destruction on a nightmarish scale, which is opposed by most of the communities it affects.

Despite this massive environmental impact, opencasting provides a tiny number of jobs: the disproportion between impact and employment is comparable only to supertrawlers and upland sheep farming. When this government intervenes on behalf of the coal industry, it does so on behalf of those who own and run it, rather than for the tiny remaining fragment of the workforce against which the Conservative Party has battled for years.

That the lobbying was done secretly, and sought to undermine rules that had already been diluted through corporate pressure, adds to the impression that this was an intervention against the people of Britain, rather than on their behalf.
The lobbying took place in the wake of a long series of new scientific findings about the impacts of air pollution on human health. If the government succeeds in undermining the common pollution rules, it is likely to be responsible for deaths that might otherwise have been prevented. These deaths will be concentrated in the country’s poorer communities.

The latest findings suggest a link between air pollution and the earlier onset of dementia. They appear in just one of many recent papers showing a strong association between high levels of pollution and cognitive decline. Others, for example, show a fasterloss of brain volume among older people, reduced verbal IQ among young children and poorer performance by schoolchildren in attention and memory tests.

These studies augment a vast literature on other health impacts, such as lower birth weightreduced lung development among children in polluted areas, asthma, heart attacks, strokes, lung and bladder cancers and higher susceptibility to both allergies and infectious diseases. Did you vote for that? I thought not.

As a government committee takes account for the first time of the impacts of nitrogen dioxide, the projected death toll in the UK islikely to be raised from 29,000 people a year to around 60,000. In London, the number of premature deaths ascribed to air pollution is 9,400 a year; which is now higher than the number of deaths attributed to smoking (8,400).
The ethical difference is self-evident. Though the issue is complicated by marketing, addiction and passive smoking, there is usually a degree of choice involved in exposing yourself to tobacco smoke. We have no choice about exposure to air pollution.
Why is this not a pungent political issue? Partly, I think, because of the widespread perception that the problem was solved many years ago. Take a look at these astonishing early photos of British industrial towns:

Chimneys in Widnes
Chimneys in Widnes

Chimneys in Leeds
Chimneys in Leeds

The smogs and fogs caused by pollution (smoke particles become the nucleii around which water vapour condenses) were regular features of urban life. Here’s how Charles Dickens describes one, in the opening pages of Bleak House:

Smoke lowering down from chimney-pots, making a soft black drizzle, with flakes of soot in it as big as full-grown snowflakes – gone into mourning, one might imagine, for the death of the sun. … Fog everywhere. Fog up the river, where it flows among green aits and meadows; fog down the river, where it rolls defiled among the tiers of shipping and the waterside pollutions of a great (and dirty) city. … Fog in the eyes and throats of ancient Greenwich pensioners, wheezing by the firesides of their wards …”.
The Great London Smog of 1952, in which some 4,000 died, that helped, eventually, to produce our clean air acts, was one of many such incidents, albeit particularly severe. Its most deadly component was sulphur pollution from coal burning, which, incidentally, is what the Westminster government’s secret lobbying is now seeking to deregulate.

According to Stephen Mosley at Leeds Beckett University, bronchitis used to be known as “the British disease”. If you survived the other afflictions of urban life, you had a high chance of being finished off by the filthy air. The problem in some cities was so severe that it appears to have been partly responsible for the high level of rickets: the smoke ensured that children had insufficient exposure to sunlight. (Rickets, caused by a lack of vitamin D, that is usually supplied by other sunlight or diet, is now returning to Britain, though on a smaller scale,: one of the reasons is that some children scarcely venture outdoors.)

The dark business suit (originally known as the Manchester suit) was widely adopted because it didn’t show the dirt caused by the constant rain of smuts and soot. If you stepped out wearing bright or pale colours, it wouldn’t be long before you looked as if you had climbed out of a coal mine.

There have been major improvements over the past 60 years, though they are now being partially reversed by the rising number of diesel engines.

The World Health Organisation estimates that air pollution costs Europe roughly £1.4 trillion a year, equivalent to about one tenth of the continent’s GDP. While I’m suspicious of both the principle and methodologies of translating human health and human life into money, there’s little doubt that major costs are involved, for public services, business and, above all, sufferers. Pollution damages both productivity and government finances: it is no part of the duty of a capitalist party to defend it.
Imagine what the government’s policy would look like, had it appeared in the Conservative party’s manifesto:

We will lobby the European Union on behalf of polluting industries to reduce proposed smoke controls, endangering lives, threatening the cognitive health of both children and adults and damaging the country’s competitive position.

Because it is inconceivable that such a policy could be publicly announced, its pursuit can be understood as an assault on democracy. It reminds us that corruption, like pollution, is not the preserve of either history or of other parts of the world; it is a potent force in Britain too. Like pollution, it seeps into our lives, invisible but pervasive.
www.monbiot.com

Geen opmerkingen: