'Begin augustus ontmoette de president in het diepste geheim Winston Churchill, aan boord van de slagschepen Augusta en de Prince of Wales bij de kust van Newfoundland. Gezamenlijk stelden ze een principeverklaring op, het Atlantisch Handvest, onder druk van Roosevelt. Voordat de Verenigde Staten het strijdtoneel betraden wilde de president aan de hele wereld duidelijk maken dat het de Amerikanen ging om morele principes, om vrijheid en democratie, en niets anders.'
Hoe die zogeheten 'morele principes' te rijmen vallen met de talloze gewelddadige Amerikaanse interventies in Latijns Amerika (geheel conform de Monroe-leer) en met bijvoorbeeld de genocidale bezetting van de Filipijnen legt Mak niet uit.
http://www.globalpolicy.org/component/content/article/155/26024.html
En hoe die zogeheten 'morele principes' zich verhouden met de fameuze toentertijd geheime nota uit 1948 van de Amerikaanse beleidsbepaler George Kennan, ook daarover zwijgt Geert Mak, hoewel hij wel degelijk eerder in het boek de woorden van Kennan citeert. Als hoofd van het Planningbureau van het ministerie van Buitenlandse Zaken was hij de architect van de naoorlogse Amerikaanse containment politiek, vier decennia lang de hoeksteen van het buitenlandse politiek tegenover de Sovjet Unie. In 1948 schreef Kennan:
‘Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts 6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden zullen we niet in staat zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven… Daartoe zullen we alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten en dient onze aandacht overal geconcentreerd te zijn op onze directe nationale doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is.’
Overigens waren ook toen de onderlinge verschillen in de schatrijke VS gigantisch als we afgaan op de woorden van Roosevelt zelf toen hij een decennium eerder opmerkte dat 'one-third' van de inwoners 'ill-housed, ill-clad, ill-nourished' waren. Maar dit speelde geen rol, aangezien deze nota voor intern gebruik was, geschreven door en voor de rijke aristocratie. Naar buiten toe moeten de ‘imaginaire doelstellingen,’ of in Mak's woorden de 'morele principes,' worden uitgedragen door de massamedia en op universiteiten, zodat zowel het volk als de intellectuelen zichzelf kunnen overtuigen van hun morele superioriteit. Daarentegen weten machthebbers die de loop der geschiedenis bepalen maar al te goed waar het werkelijk om draait. Zo schreef het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken dat ‘het economisch imperialisme van de Amerikaanse handelsbelangen, ons er probeert uit te werken.’ En de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken vertelde zijn kabinetscollega’s dat hun Atlantische bondgenoot ervan overtuigd was ‘dat de VS voor iets staat in de wereld – iets dat de wereld nodig heeft, iets dat de wereld leuk zal gaan vinden, iets dat de wereld tenslotte zal accepteren, of ze het nu leuk vindt of niet.’ http://home.planet.nl/~houck006/filosofie2.html
Maar dit laatste is Mak kennelijk ontgaan, want hij schrijft het volgende:
'Het Atlantisch Handvest, hoewel nooit officieel ondertekend, was een politieke meesterzet. Zonder concrete beloften te doen had Roosevelt de wanhopige Churchill zover gekregen dat hij de zelfbeschikking erkende van alle volkeren -- dus ook van die welke leefden onder Brits gezag. Het betekende in feite het einde van het British Empire, de definitieve overwinning van de Amerikaanse Revolutionairen.'
Maar dat daardoor de VS de hegemonie kon grijpen en zijn eigen imperium kon uitbreiden, meldt Mak niet. Hij betoogt dat de Amerikaanse elite, de erfgenamen van het gedachtegoed van de zogeheten 'Amerikaanse Revolutionairen,' fervente voorstanders waren van de bevrijding van de gehele mensheid. Ook dit is een vertekening van de werkelijkheid. Als Geert Mak de geschiedenis van de VS serieus had bestudeerd dan had hij bijvoorbeeld geweten dat 'The Tyranny of the Majority,' zoals Tocqueville dit noemde 'fulfilled the worst fears of the framers of the Constitution,' aldus de Amerikaanse historicus John P. Diggins in zijn The Lost Soul of American Politics. Om de toenmalige Amerikaanse aristocratie, die vrouwen, indianen, zwarte slaven en arme blanken verboden te stemmen, 'revolutionairen' te noemen, die voor de 'zelfbeschikking... van alle volkeren' zouden zijn geweest, is ronduit een farce, niet meer dan politieke propaganda. Het heeft niets met de werkelijkheid te maken en alles met ideologie. Hoe zijn Mak's 'morele principes' te rijmen zijn met de bloedbaden in Vietnam en Irak, om slechts twee voorbeelden te geven van de eindloze lijst van Amerikaanse gewelddadige inbreuken op de autonomie van andere landen, is helemaal een raadsel. Veel juister zou zijn te stellen dat het gewelddadige expansionisme van de blanke Amerikanen, net als als de genocide op de indianen in de VS, 'de definitieve overwinning van de Amerikaanse Revolutionairen' betekende.
Een even belangrijke geopolitieke zet van Franklin Roosevelt, die volgens de historicus Hofstadter 'avoided vital disturbances to the interests' van de Amerikaanse plutocratie, was zijn uiterst geheime ontmoeting met Ibn Saoed, die eveneens aantoonde dat vrijheid en 'morele principes' geen enkele rol van betekenis spelen in de hegemonistische Amerikaanse buitenlandse politiek. Na de Tweede Wereldoorlog nam de Verenigde Staten de bescherming van de Westerse oliebelangen van de Britten over. Opnieuw had een wereldoorlog bewezen hoe de beschikking over voldoende olie uiteindelijk de eindoverwinning opleverde. En opnieuw zou de vrede gaan bewijzen hoe vitaal deze grondstof is. Na tijdens de Yalta Conferentie met Stalin en Churchill de macht in de wereld te hebben herverdeeld, vloog Roosevelt onmiddellijk door naar Egypte, waar in het Suez kanaal de USS Quincy voor anker lag. Aan boord van dit oorlogsschip ontving twee maanden voor zijn dood de president van 's werelds rijkste en machtigste natie de koning van een handjevol arme woestijnnomaden, die met een tent en honderd schapen was gearriveerd, bedoeld om te worden geslacht voor een feestmaal. Dat op Amerikaanse schepen een vleesvoorraad van tenminste zestig dagen ingevroren lag wist hij niet. Toen hem de kapiteinshut als verblijf werd aangeboden, wees de woestijnvorst dit aanbod met verachting van de hand, hij prefereerde het om in zijn tent op dek te slapen, van moderne uitwassen moest hij niets hebben. Eén ding wist de koning wel: het moderne leven zou zonder olie tot stilstand komen en hij was eigenaar van de grootste oliereserves op aarde. Meer dan vijf uur lang spraken Roosevelt en Ibn Saoed met elkaar. Hoewel beide partijen naderhand uiterst zwijgzaam over de inhoud van het gesprek waren, lekte later uit dat er lang en intensief over de Saoedische olie was gesproken, 'een ontzagwekkende bron van strategische macht en een van de essentiële hoofdprijzen in de wereldgeschiedenis,' zoals in 1945 het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken de olievelden van het Midden Oosten betitelde. Een correspondent van de New York Times schreef onmiddellijk na het onderhoud: 'De immense olie voorraden in Saoedi Arabië alleen al maken dat land belangrijker voor de Amerikaanse diplomatie dan bijna elk ander klein land.' Bijna dus, want Irak bezit na Saoedi Arabie de meeste oliereserves ter wereld. Toen dan ook in 1963 de Irakese Petroleum Maatschappij, een consortium van buitenlandse oliemaatschappijen die de olie daar exploiteerde, dreigde te worden genationaliseerd, organiseerde de CIA een, wat het zelf noemde, 'favoriete coup.' Het toenmalige hoofd van de CIA voor het Midden Oosten, James Critchfield, merkte naderhand over de staatsgreep op dat 'wij het beschouwden als een grote overwinning.' De secretaris-generaal van de Ba'ath Partij was het daarmee eens. 'Wij kwamen aan de macht aan boord van een CIA trein,' die -eenmaal goed op het spoor- in 1979 leidde tot het terreurregime van Saddam Hoessein. Juist omdat de dictator met ijzeren vuist de rust in zijn land bewaarde, waardoor de olie ongestoord kon worden opgepompt, bleef hij Amerika's bondgenoot in de regio. Toen Saddams strijdkrachten het jaar daarop, in strijd met het internationaal recht, het Iran van ayatollah Khomeini binnenvielen, konden ze onmiddellijk op steun rekenen van president Reagan en zijn speciale afgezant voor het Midden Oosten, Donald Rumsfeld. December vorig jaar berichtte de Washington Post na het lezen van vrijgegegeven geheime regeringsdocumenten dat de Verenigde Staten in de jaren tachtig grondstoffen voor het fabriceren van biologische wapens via een omweg naar Irak exporteerde, waaronder miltvuur. Bovendien verstrekte het vitale ingrediënten voor chemische wapens en fragmentatiebommen aan de Irakezen. Al in 1994 was in een officieel Senaatsrapport gedocumenteerd beschreven hoe de doorvoer naar Irak van grondstoffen voor biologische wapens verliep. Rick Francona, voormalig luitenant-kolonel van de Amerikaanse leger-inlichtingendienst, die in 1987 en 1988 in Bagdad diende, vertelde de Britse Guardian dat de Amerikanen op de hoogte waren van het feit dat 'de Irakezen tijdens de gehele oorlog mosterdgas gebruikten, maar dat was niet zo kwaadaardig als zenuwgas. Al in '83 of '84 begonnen ze tabun (een zenuwgas) te gebruiken… En in '88 ontwikkelden ze sarin.' Op 1 november 1983 kreeg de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Schultz rapporten van inlichtingendiensten waarin stond dat de Irakezen 'bijna dagelijks chemische wapens inzetten.' Uiteindelijk ook tegen de eigen Koerdische bevolking. Desondanks vloog Rumsfeld een maand later naar Bagdad om het regime van Saddam nogmaals te verzekeren van Amerikaanse steun. Ondertussen verdienden 25 grote Amerikaanse bedrijven ongestoord aan het chemische, biologische en zelfs nucleaire wapenprogramma van Irak, waaronder Hewlett Packard, Du Pont en Honeywell. Henry Gonzalez, voorzitter van de bank commissie van het Huis van Afgevaardigden zei: 'Bush en zijn adviseurs financierden, equipeerden en verleenden bijstand aan het monster dat ze later wilden afmaken, en ze waren nu druk doende het bewijs te verbergen.' Een onderzoeker van het Amerikaanse Congres vatte deze politiek als volgt samen: 'Het ging allemaal om geld, het was allemaal hebzucht. De Amerikaanse regering wist het, de Britse regering wist het. Maar kon het hen schelen? Nee. Het was een competitie met de Duitsers. Dat is de manier waarop de wapenhandel werkt.' Met als resultaat een miljoen doden en gewonden door een acht jaar durende oorlog die de strijdende partijen tezamen ongeveer duizend miljard euro kostten. Vlak voordat Irak in 1990 Koeweit binnenviel ontdekte een functionaris van het Amerikaanse ministerie van Energie dat het Irakese regime geavanceerde nucleaire reactors naar Irak liet verschepen. Toen hij zijn superieuren hiervan op de hoogte bracht, werd hij plotseling overgeplaatst. Een lid van de toenmalige Bush regering verklaarde dat men op de hoogte was geweest van het Irakese kernbomprogramma. Mensenrechten, het internationaal recht of de stabiliteit in een regio zijn evenwel nooit de drijfveren van een imperium, zolang het rijk en machtig kan blijven. Pas toen Saddam uit de pas ging lopen, Koeweit binnenviel, een te invloedrijke factor in het machtsspel werd, in een positie kwam om Saoedi Arabië te kunnen chanteren en een ernstige bedreiging van de oliereserves dreigde te worden, werd hij in de ogen van het Westen van de ene op de andere dag de 'Hitler van Bagdad' en kreeg een coalitie van 36 landen onder aanvoering van de Verenigde Staten een vrijbrief om tijdens de 42 dagen durende luchtoorlog 88,5 miljoen kilo bommen op het land te gooien in een poging Saddam weer in het gareel te krijgen, en om het militair-industrieel complex op volle toeren te laten draaien. En dat alles ideologisch verkocht als de westerse strijd voor 'democratie en mensenrechten,' en ander 'morele principes,' om de kwalificatie van Geert Mak nog eens te gebruiken in zijn intens verlangen naar 'hoop.' In tegenstelling tot Mak was Roosevelt een pragmatische realist zoals ook uit dit citaat blijkt:
'The real truth of the matter is, as you and I know, that a financial element in the larger centers has owned the Government ever since the days of Andrew Jackson — and I am not wholly excepting the Administration of Woodrow Wilson. The country is going through a repetition of Jackson's fight with the Bank of the United States — only on a far bigger and broader basis.
- Letter to Col. Edward Mandell House (21 November 1933); as quoted in F.D.R.: His Personal Letters, 1928-1945, edited by Elliott Roosevelt (New York: Duell, Sloan and Pearce, 1950), pg. 373. http://en.wikiquote.org/wiki/Franklin_D._Roosevelt
Zie: http://home.planet.nl/~houck006/oorlogomolie.html
1 opmerking:
Geachte heer Van Houcke.
ik ben het grotendeels met uw visie eens. Mak is een naïve analist. U bent een goed analist.
Ikzelf ben een uiterst achterdochtig heerschap, en gespitst op de rol van Israel: omdat zij de MSM controleren is het nuttig extra goed naar hun rol te kijken.
Maar het zijn de feiten die ons allen moeten leiden tot wat de beste 'visie op de realiteit' is.
Ik wil reageren op deze zin in uw artikel:
"Pas toen Saddam uit de pas ging lopen, Koeweit binnenviel, een te invloedrijke factor in het machtsspel werd, in een positie kwam om Saoedi Arabië te kunnen chanteren en een ernstige bedreiging van de oliereserves dreigde te worden, werd hij in de ogen van het Westen van de ene op de andere dag de 'Hitler van Bagdad'"
Enkele feiten die met bovenstaande zin incompatibel zijn:
1. Dat Saddam uit de pas ging lopen is niet iets wat de USA is overkomen: hun ambassadeur, April Glaspie, gaf het groene licht voor de inval in Kuweit.
2. De inval om Kuweit te bevrijden was mogelijk gemaakt door allerlei humanitaire gruwelijkheden, waarover werd getuigd in het Congres en bij de VN. Later bleken die getuigenissen in scene gezet. Verzonnen, geoefend en geacteerd. Met hulp van Hill & Knowlton ( waar Jack de Vries nu een baantje gevonden heeft).
Dit alles geeft de indruk dat 'krachten in de VS' Saddam in de val hebben laten lopen, en dat men het VS leger wilde gebruiken om Saddam's regime op die manier te verzwakken of zelfs te laten verdwijnen.
Vlak vóór de inval in Kuweit verscheen een boek van een oud-Mossad agent, Ostrovsky, waarin hij zijn mentor citeert. Die zegt het volgende:
"After the bombing of Libya, our friend Qadhafi is sure to stay out of the picture for some time.
Iraq and Saddam Hussein are the next target.
We're starting now to build him up as the big villain.
It will take some time, but in the end, there's no doubt it'll work."
Hier het hele verhaal: http://tinyurl.com/8xghdj5
Met vr, groet, Jan Verheul.
PS: Ik herinner me dat Chomsky in een interview meldt dat Saddam in december 1990 bereid was om allerlei toegevingen te doen, maar dat dit slechts in één krant werd gemeld.
Een reactie posten