Rechts op de foto het CIDI bestuurlid dat onbelemmerd het internationaal recht schendt.
Dutch FM urges Rotterdam company to end role in construction of West Bank fence
By Cnaan Liphshiz
Ha’aretz Online, 9 July 2007
Dutch Foreign Minister Maxime Verhagen recently called on a construction equipment company from the Rotterdam area, Riwal, to terminate its involvement in the construction of the West Bank separation fence. "I expect Riwal to stop providing cranes for the wall's construction. I hope this will be the last we hear of it, but the government will keep a close watch on the matter," Verhagen said late last month. In a separate statement, the Dutch Foreign Ministry branded the company's actions "undesirable," citing the 2004 ruling by the Hague-based International Court of Justice that the fence is illegal.Riwal's involvement in the construction of the fence is not a new development. Last year, the company agreed to end its supply of equipment, following a request by the Dutch Foreign Ministry. But the issue resurfaced last month after United Civilians for Peace (UCP), an organization promoting peace in the Middle East, provided evidence that Riwal was still providing heavy machinery for the construction work. Riwal's spokesman argued that the company has no control over how its products are used, a comment which led the Dutch Foreign Ministry to suggest that the company introduce stipulations in its contracts to cover such eventualities.Dutch politician and former United Nations envoy in Sudan Jan Pronk told Haaretz that Verhagen's statement had "political significance." Dr. Manfred Gerstenfeld, an expert on The Netherlands and senior official at the Jerusalem Center for Public Affairs, said that the statement corresponded with "the Hague's interventionist attitude toward Israel."But UCP has also accused the Dutch government of not taking sufficient steps to hold Israel to account for its actions. "The Hague often affords Israel unlimited backing despite serious violations of international law. We hope Verhagen's recent statement is more than lip service," Martin Siepermann of UCP told Haaretz. "The government should pursue the matter independently instead of merely responding to our queries, as it has done so far."UCP has continued to pursue the matter, irking pro-Israel organizations in The Netherlands by revealing two weeks ago that one of Riwal's owners, Doron Livnat, is a member of the board for a prominent Dutch pro-Israel organization, Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI.)'
Het CIDI, is geen onafhankelijk instituut voor informatie en documentatie over Israel, maar een pro-Israel lobbygroep dat betaald wordt om propaganda te maken voor onder andere de expansionistische politiek van de 'joodse natie' en daarmee voor de dagelijkse terreur tegen de Palestijnse burgerbevolking. Dat Israel al vanaf zijn oprichting de Palestijnen terroriseert via etnische zuiveringen en terreur wordt daarbij genegeerd door deze lobbygroep. Sinds kort weten we nu ook dat het CIDI indirect betrokken is bij het steunen van illegale activiteiten. Het bedrijf van een bestuurlid van deze propaganda-instelling voor Israel is, met goedkeuring van het CIDI, betrokken bij de bouw van de - volgens het Internationaal Gerechtshof - illegale muur.
In 2005 schreven Jeff Handmaker van het Institute of Social Studies in Den Haag en Ineke Boerefijn, universitair hoofddocent van het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten van de Universiteit Utrecht, in het gezaghebbende Nederlands Juristenblad:
'Naar aanleiding van een verzoek van de Algemene Vergadering van Verenigde Naties bracht het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een jaar geleden, op 9 juli 2004, een opzienbarend Advies uit. Deze uitspraak van het voornaamste internationale hof ter wereld gaat over de juridische consequenties van de bouw van een muur (door de Israëlische Regering 'hek' genoemd, het Hof hanteert consequent de term 'muur') in de (Palestijnse) bezette gebieden door de staat Israël.
Het Advies van het Internationaal Gerechtshof was in veel opzichten belangrijk. Hoewel het Advies zelf niet bindend is, is het de meest gezaghebbende uitspraak over de inhoud en toepassing van het internationale recht over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Overigens heeft het Hof geen nieuwe verplichtingen geformuleerd, maar de bestaande verplichtingen bevestigd.
De cruciale punten die uit het Advies van het Hof naar voren komen zijn de volgende. De Westelijke Jordaanoever en Gaza, inclusief Oost Jeruzalem, zijn bezette gebieden volgens het internationaal recht. Israël is de bezettende macht en oefent juridisch gezag uit over de gebieden. Daaruit vloeien verplichtingen voort voor wat betreft de naleving van mensenrechtenverdragen. Ook stelde het Hof dat de Israëlische nederzettingen een schending van het internationaal recht vormen. Tot slot, de Israëlische praktijken zijn in strijd met verplichtingen onder internationale mensenrechtenverdragen en het internationale humanitaire recht; een voorbeeld is de praktijk van het Israëlische leger van huizenvernietiging als collectieve straf.
Het Hof heeft duidelijk gemaakt dat de bouw van de muur en de nederzettingen illegaal zijn. Het Hof stelde dat Israël niet alleen meteen moet stoppen met de bouw van beide, maar ze
1
ook moet ontmantelen. Daarnaast moet Israël de Palestijnen, die schade hebben geleden als gevolg van de bouw van de muur, compenseren.
Het Hof heeft verder verklaard dat Israël moet stoppen met de schending van het internationale recht, inclusief de schendingen van mensenrechten en humanitair recht tegen Palestijnen in de Bezette Gebieden.
Het Advies ging ook in op schendingen van mensenrechten door militante Palestijnse groeperingen, waartegen Israël zich volgens het Hof mag verdedigen. Het Hof maakte echter duidelijk dat de reacties van Israël, in het bijzonder de plaats van de muur ver in de Palestijnse gebieden, en de schendingen door de Israëlische militairen onder internationaal recht niet waren gerechtvaardigd.
De verplichtingen van Israël waren niet het enige waar het Hof uitspraken over deed. De overgrote meerderheid van het Hof concludeerde dat andere staten verplicht waren de illegale situatie die Israël heeft gecreëerd niet te erkennen, en Israël geen financiële steun te verlenen bij het in stand houden van de illegaal gebouwde muur. Volgens het Hof hebben Staten die partij zijn bij de Conventies van Genève van 1949 en bij het Handvest van de Verenigde Naties (waaronder Nederland) de verplichting de naleving door Israël van deze verdragen te verzekeren.
Internationale mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International, wijzen er al jaren op dat de Israëlische praktijken in de Bezette Gebieden in strijd zijn met internationale mensenrechtenverdragen. In het Advies wordt nu dezelfde conclusie getrokken.
De reactie van de internationale gemeenschap is er een van een oorverdovende stilte. Terwijl lidstaten in de Verenigde Naties de Israëlische schendingen continu naar voren hebben gebracht, hebben machtige regeringen enkel protesten achter gesloten deuren geuit.'
Het Advies van het Internationaal Gerechtshof was in veel opzichten belangrijk. Hoewel het Advies zelf niet bindend is, is het de meest gezaghebbende uitspraak over de inhoud en toepassing van het internationale recht over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Overigens heeft het Hof geen nieuwe verplichtingen geformuleerd, maar de bestaande verplichtingen bevestigd.
De cruciale punten die uit het Advies van het Hof naar voren komen zijn de volgende. De Westelijke Jordaanoever en Gaza, inclusief Oost Jeruzalem, zijn bezette gebieden volgens het internationaal recht. Israël is de bezettende macht en oefent juridisch gezag uit over de gebieden. Daaruit vloeien verplichtingen voort voor wat betreft de naleving van mensenrechtenverdragen. Ook stelde het Hof dat de Israëlische nederzettingen een schending van het internationaal recht vormen. Tot slot, de Israëlische praktijken zijn in strijd met verplichtingen onder internationale mensenrechtenverdragen en het internationale humanitaire recht; een voorbeeld is de praktijk van het Israëlische leger van huizenvernietiging als collectieve straf.
Het Hof heeft duidelijk gemaakt dat de bouw van de muur en de nederzettingen illegaal zijn. Het Hof stelde dat Israël niet alleen meteen moet stoppen met de bouw van beide, maar ze
1
ook moet ontmantelen. Daarnaast moet Israël de Palestijnen, die schade hebben geleden als gevolg van de bouw van de muur, compenseren.
Het Hof heeft verder verklaard dat Israël moet stoppen met de schending van het internationale recht, inclusief de schendingen van mensenrechten en humanitair recht tegen Palestijnen in de Bezette Gebieden.
Het Advies ging ook in op schendingen van mensenrechten door militante Palestijnse groeperingen, waartegen Israël zich volgens het Hof mag verdedigen. Het Hof maakte echter duidelijk dat de reacties van Israël, in het bijzonder de plaats van de muur ver in de Palestijnse gebieden, en de schendingen door de Israëlische militairen onder internationaal recht niet waren gerechtvaardigd.
De verplichtingen van Israël waren niet het enige waar het Hof uitspraken over deed. De overgrote meerderheid van het Hof concludeerde dat andere staten verplicht waren de illegale situatie die Israël heeft gecreëerd niet te erkennen, en Israël geen financiële steun te verlenen bij het in stand houden van de illegaal gebouwde muur. Volgens het Hof hebben Staten die partij zijn bij de Conventies van Genève van 1949 en bij het Handvest van de Verenigde Naties (waaronder Nederland) de verplichting de naleving door Israël van deze verdragen te verzekeren.
Internationale mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International, wijzen er al jaren op dat de Israëlische praktijken in de Bezette Gebieden in strijd zijn met internationale mensenrechtenverdragen. In het Advies wordt nu dezelfde conclusie getrokken.
De reactie van de internationale gemeenschap is er een van een oorverdovende stilte. Terwijl lidstaten in de Verenigde Naties de Israëlische schendingen continu naar voren hebben gebracht, hebben machtige regeringen enkel protesten achter gesloten deuren geuit.'
Kortom, ook het meewerken aan de bouw van een illegale muur is in strijd met het internationaal recht. Desonsdanks weigert het CIDI en Nederlandse politici de uitspraak van het hoogste rechtscollege in de wereld te respecteren. Het bedrijf van het CIDI-bestuurlid wordt niet verboden mee te helpen aan de bouw van de illegale muur en daarmee de verdere diefstal van Palestijns land. Leest u het volgende:
'Rol Nederlands bedrijf bij muur Israël ongewenst'
De Pers, 19 juni 2007
Gepubliceerd: dinsdag 19 juni 2007 16:43Update: dinsdag 19 juni 2007 16:52
De Nederlandse regering acht het 'ongewenst' dat het Nederlandse kraanverhuurbedrijf Riwal nog altijd meebouwt aan de Israëlische muur rond de Westelijke Jordaanoever.
De mensenrechtenorganisatie B'Tselem stelde maandag dat Riwal dat nog doet. Een verbod op medewerking aan de bouw is volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken niet mogelijk.
Riwal verhuurt vier hoogwerkers aan Israëlische bedrijven, laat Buitenlandse Zaken weten. Daarna houdt de verantwoordelijkheid volgens een woordvoerder van het ministerie in principe op. Wel heeft Riwal vorig jaar al het nadrukkelijke verzoek aan de huurders gedaan om de hoogwerkers niet te gebruiken voor de bouw van een muur op Palestijns grondgebied.
Buitenlandse Zaken stelt erop te vertrouwen dat Riwal zal hameren op naleving van dat verzoek, conform eerdere toezeggingen. Anders zou zo'n voorwaarde volgens de woordvoerder bijvoorbeeld in verhuurvoorwaarden moeten worden opgenomen.
De Israëlische vestiging van Riwal kreeg vorig jaar het 'verzoek' niet meer aan het project mee te werken. "Naar mijn weten geldt dit verzoek nog altijd", zei een woordvoerder van Riwal maandag. Het interne verzoek zou nog altijd van kracht zijn. De Israëlische vestiging die de naam Riwal draagt, is eigendom van het Nederlandse Lima Holding.
Het bedrijf kwam vorig jaar zomer in opspraak omdat het meewerkte aan de bouw van de bijna tien meter hoge barrière. De barrière ligt voor het grootste deel op Palestijns grondgebied. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag oordeelde in 2004 dat de muur illegaal is.
Het Nederlands Instituut Palestina/Israël (Nipi) roept naar aanleiding van de berichtgeving het Centrum Informatie en Documentatie Israël (Cidi) op zich te distantiëren van bestuurslid Doron Livnat. Hij is mede-eigenaar van Lima Holding. Volgens het Nipi is hij daarom nauw betrokken bij de bouw van de door hen gehekelde muur.
Cidi-directeur Ronny Naftaniel laat in een reactie weten dat hij het werk van Livnat bij Lima Holding als privézaak ziet. Ook wijst hij op de officiële reactie van Riwal vorig jaar, waarin werd gesteld dat de verhuur van de hoogwerkers als commerciële opdracht wordt gezien en dat het bedrijf geen verantwoording draagt voor wat er vervolgens met de machines wordt gedaan. "Straks roept iemand nog dat het Cidi de muur bouwt."
Zie: http://www.depers.nl/binnenland/74023/Rol-Riwal-muur-Israël-ongewenst.html
De Pers, 19 juni 2007
Gepubliceerd: dinsdag 19 juni 2007 16:43Update: dinsdag 19 juni 2007 16:52
De Nederlandse regering acht het 'ongewenst' dat het Nederlandse kraanverhuurbedrijf Riwal nog altijd meebouwt aan de Israëlische muur rond de Westelijke Jordaanoever.
De mensenrechtenorganisatie B'Tselem stelde maandag dat Riwal dat nog doet. Een verbod op medewerking aan de bouw is volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken niet mogelijk.
Riwal verhuurt vier hoogwerkers aan Israëlische bedrijven, laat Buitenlandse Zaken weten. Daarna houdt de verantwoordelijkheid volgens een woordvoerder van het ministerie in principe op. Wel heeft Riwal vorig jaar al het nadrukkelijke verzoek aan de huurders gedaan om de hoogwerkers niet te gebruiken voor de bouw van een muur op Palestijns grondgebied.
Buitenlandse Zaken stelt erop te vertrouwen dat Riwal zal hameren op naleving van dat verzoek, conform eerdere toezeggingen. Anders zou zo'n voorwaarde volgens de woordvoerder bijvoorbeeld in verhuurvoorwaarden moeten worden opgenomen.
De Israëlische vestiging van Riwal kreeg vorig jaar het 'verzoek' niet meer aan het project mee te werken. "Naar mijn weten geldt dit verzoek nog altijd", zei een woordvoerder van Riwal maandag. Het interne verzoek zou nog altijd van kracht zijn. De Israëlische vestiging die de naam Riwal draagt, is eigendom van het Nederlandse Lima Holding.
Het bedrijf kwam vorig jaar zomer in opspraak omdat het meewerkte aan de bouw van de bijna tien meter hoge barrière. De barrière ligt voor het grootste deel op Palestijns grondgebied. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag oordeelde in 2004 dat de muur illegaal is.
Het Nederlands Instituut Palestina/Israël (Nipi) roept naar aanleiding van de berichtgeving het Centrum Informatie en Documentatie Israël (Cidi) op zich te distantiëren van bestuurslid Doron Livnat. Hij is mede-eigenaar van Lima Holding. Volgens het Nipi is hij daarom nauw betrokken bij de bouw van de door hen gehekelde muur.
Cidi-directeur Ronny Naftaniel laat in een reactie weten dat hij het werk van Livnat bij Lima Holding als privézaak ziet. Ook wijst hij op de officiële reactie van Riwal vorig jaar, waarin werd gesteld dat de verhuur van de hoogwerkers als commerciële opdracht wordt gezien en dat het bedrijf geen verantwoording draagt voor wat er vervolgens met de machines wordt gedaan. "Straks roept iemand nog dat het Cidi de muur bouwt."
Zie: http://www.depers.nl/binnenland/74023/Rol-Riwal-muur-Israël-ongewenst.html
En dit artikel:
Dutch FM urges Rotterdam company to end role in construction of West Bank fence
By Cnaan Liphshiz
Ha’aretz Online, 9 July 2007
Dutch Foreign Minister Maxime Verhagen recently called on a construction equipment company from the Rotterdam area, Riwal, to terminate its involvement in the construction of the West Bank separation fence. "I expect Riwal to stop providing cranes for the wall's construction. I hope this will be the last we hear of it, but the government will keep a close watch on the matter," Verhagen said late last month. In a separate statement, the Dutch Foreign Ministry branded the company's actions "undesirable," citing the 2004 ruling by the Hague-based International Court of Justice that the fence is illegal.Riwal's involvement in the construction of the fence is not a new development. Last year, the company agreed to end its supply of equipment, following a request by the Dutch Foreign Ministry. But the issue resurfaced last month after United Civilians for Peace (UCP), an organization promoting peace in the Middle East, provided evidence that Riwal was still providing heavy machinery for the construction work. Riwal's spokesman argued that the company has no control over how its products are used, a comment which led the Dutch Foreign Ministry to suggest that the company introduce stipulations in its contracts to cover such eventualities.Dutch politician and former United Nations envoy in Sudan Jan Pronk told Haaretz that Verhagen's statement had "political significance." Dr. Manfred Gerstenfeld, an expert on The Netherlands and senior official at the Jerusalem Center for Public Affairs, said that the statement corresponded with "the Hague's interventionist attitude toward Israel."But UCP has also accused the Dutch government of not taking sufficient steps to hold Israel to account for its actions. "The Hague often affords Israel unlimited backing despite serious violations of international law. We hope Verhagen's recent statement is more than lip service," Martin Siepermann of UCP told Haaretz. "The government should pursue the matter independently instead of merely responding to our queries, as it has done so far."UCP has continued to pursue the matter, irking pro-Israel organizations in The Netherlands by revealing two weeks ago that one of Riwal's owners, Doron Livnat, is a member of the board for a prominent Dutch pro-Israel organization, Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI.)'
De vraag is niet waarom het CIDI het internationaal recht niet respecteert, want dat is duidelijk. Voor deze betaalde lobbygroep staat Israel al zestig jaar lang boven de wet, vandaar ook alle leugens, halve waarheden en verdraaiingen. Dus dat is niet verwonderlijk. De vraag is: waarom respecteren Nederlandse politici, met de huidige regering van socialisten en christenen voorop, het recht niet? Waarom mag Israel wel etnisch zuiveren en land blijven stelen van de Palestijnen en het internationaal recht blijven schenden en andere landen niet? Misschien kan 1 van mijn collega's van de parlementaire pers deze vraag eens stellen aan de politiek verantwoordelijken. Waarom niet? Of wachten mijn immer wakkere collega's liever tot het te laat is?
Is het u ook opgevallen dat de Nederlandse commerciele massamedia over de hier beschreven feiten angstvallig zwijgen? Terwijl de Israelische kwaliteitskrant Haaretz wel hierover schrijft! Waarom zijn ze niet onafhankelijk? De goede oplossing wordt beloond!!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten