In 1932 beschreef de joods-Oostenrijkse auteur Stefan Zweig tijdens een lezing in Rome de sfeer in het toenmalige Avondland:
Als we Europa beschouwen als een uniek geestelijk organisme — gerechtvaardigd door een tweeduizend jaar oude, gemeenschappelijk ontwikkelde cultuur — dan kunnen we niet ontkennen dat dit organisme momenteel een ernstige innerlijke crisis ondergaat. In bijna alle landen zien we door deze grote morele vermoeidheid dezelfde verschijnselen van een sterke en heftige prikkelbaarheid opdoemen. Een gebrek aan optimisme, een plotseling ontvlammend wantrouwen en een typische nervositeit en chagrijn lijken voort te komen uit een algemeen gevoel van onveiligheid. De mensen moeten, zoals landen op economisch gebied, een voortdurende innerlijke krachtsinspanning leveren om in evenwicht te blijven. Slecht nieuws wordt makkelijker geloofd dan hoopvol nieuws, waarbij, net als in voorgaande tijden, de individuen en de staten eerder bereid lijken zijn om elkaar te haten. Het onderlinge wantrouwen manifesteert zich oneindig veel sterker dan het vertrouwen. Heel Europa lijdt onder een föhnachtige neerslachtigheid en een heftige siroccowind die het opgewekte spel van vrije krachten remt, de stemming onderdrukt, en, zonder tot daadwerkelijke actie uit te nodigen, de zenuwen gevaarlijk irriteert.
Ruim negen decennia en een wereldoorlog later verkeert Europa in precies dezelfde doodlopende straat, opnieuw zonder de mogelijkheid democratisch een andere weg te kiezen. De vorige ‘ernstige innerlijke crisis’ van Europa mondde uit in de bloedbaden van de Tweede Wereldoorlog, terwijl een Derde Wereldoorlog zal eindigen in een genocidaal slotakkoord van de mensheid. Dit zijn wij, mensen die in staat zijn om op bevel op grote schaal te moorden. ‘De Banaliteit van het Kwaad,’ noemde Hannah Arendt dit na het Eichmann-Proces, terwijl Harry Mulisch in 1961 in zijn boek De Zaak 40/61 het zo formuleerde:
Eichmann is definitief geschiedenis geworden. Waar praat ik nog over? Mensen bedreigen mensen met een vernietiging, waarnaast de jodenmoord een bagatel zal worden, een herinnering uit de goede oude tijd. En geen Amerikaan of Rus die, komt het bevel, zal weigeren de bommen in het zachte vlees van hele volkeren te werpen — zo min als Eichmann weigerde. Wat hebben wij eigenlijk over Eichmann te beweren? Wij, die zelfs de ongeborenen bedreigen: en die oorlog tegen ons nageslacht is al (sinds Hiroshima) zestien jaar aan de gang! Maar zoiets heet geen 'oorlog' meer, dat heet een vervloeking. Hier vervloekt de mens zichzelf, zijn eigen kindskinderen, hieruit spreekt een haat zo fundamenteel, dat wij wel moeten vrezen, de mens nog altijd overschat te hebben.
Waar is die ‘haat’ van alle westerse politieke beleidsbepalers en hun NAVO-generaals op gebaseerd? Wat drijft onze Rutte, onze Ollongren, onze bestseller-auteur Geert Mak en al die andere gecorrumpeerde opiniemakers die de geest van de massa vergiftigen? Vanzelfsprekend de permanente angst hun macht te verliezen. De christenen onder ons geloven dat ijdelheid de bron van het kwaad is, tenminste wanneer zij uitgaan van Prediker 1:1-18:
IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid! Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon? Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altoos staan. De zon komt op en de zon gaat onder en hijgend ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug. Alle beken stromen naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer. Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van zien, en het oor wordt niet vervuld van horen. Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon. Is er iets, waarvan men zegt: Ziehier, dat is nieuw – het was er al in verre tijden, die vóór ons waren. Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zullen zijn, zal er geen heugenis wezen bij hen die nog later leven zullen. Ik, Prediker, was koning over Israël te Jeruzalem; en ik zette mijn hart erop om na te vorsen en onderzoek te doen naar de wijsheid in alles, wat onder de hemel geschiedt. Dat is een kwade bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen. Ik nam in ogenschouw alle daden, die onder de zon verricht worden, en zie: alles is ijdelheid en najagen van wind! Het kromme kan niet recht zijn en het ontbrekende kan niet geteld worden. Ik zeide bij mijzelf: Zie, ik ben groter en rijker in wijsheid geworden dan allen die vóór mij over Jeruzalem geregeerd hebben, en mijn hart heeft in overvloed wijsheid en kennis opgedaan; zo heb ik er mijn hart op gezet om wijsheid en kennis, verdwaasdheid en onverstand te leren kennen. Ik heb ingezien, dat ook dit is najagen van wind. Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart.
Het zijn ook niet alleen de politiek verantwoordelijken, maar de ‘haat’ en de ‘angst’ zijn kenmerkend voor nagenoeg ieder mens. De Nederlandse auteur Frans Kellendonk omschreef dit psychische manco in 1988, twee jaar voor zijn dood, op de volgende manier:
Het is een, je zou kunnen zeggen, constructiefout in het menselijk bewustzijn. Het besef van menselijk tekort, en we kunnen ons een idee, een denkbeeld vormen van het volmaakte, van het absolute, al is het maar in de vorm van een ontkenning. Misschien is het precies dat vermogen tot ontkennen, dat vermogen om te zeggen, wat ik nu mee maak is het niet, dat leidt tot dat onvoldane, en uit dat onvoldane komt weer die behoefte aan transcendentie voort. Het geluk dat ik nu ervaar is mischien wel aardig op zichzelf, maar het is niet hét volmaakte geluk.
Die ontwikkeling bevordert de hunkering naar grootschalig geweld. Het is de enige manier waarop men zijn onvermogen en haat tegen de beschaving vorm kan geven, een haat die volgens Freud voortkomt uit het onbehagen tegen de cultuur. Een beangstigend hoog aantal politici en journalisten is hiervan een perfecte illustratie. Bovendien wordt:
the joy of killing strengthened... if the 'enemy' is distant and impersonal. Since injury comes to us from remote sources we must find a remote victim on which to wreak our vengeance,'
zo constateerde de Amerikaanse socioloog Philip Slater, die de ressentimenten van een substantieel deel van de bevolking ziet als bron waaruit de behoefte voortkomt naar wraak via technologische vernietiging van anderen en uiteindelijk van zichzelf. Hoe gefrustreerder de mens des te meer hij verlangt naar vernietiging van degenen die hij/zij de schuld geeft van zijn lijden. Deze mensen ‘love their machines more than life itself — more even than their children, toward whom... feelings of adoration and resentment are in precarious balance.’
In zijn Blood and Belonging concludeert Ignatieff tenslotte:
I began the journey as a liberal, and I end as one, but I cannot help thinking that liberal civilization — the rule of laws not men, of argument in place of force, of compromise in place of violence — runs deeply against the human grain and is achieved and sustained only by the most unremitting struggle against human nature.
No one can say when the unwinding began — when the coil (spoel. svh) that held Americans together in its secure and sometimes stifling grip first gave way. Like any great change, the unwinding began at countless times, in countless ways — and at some moment the country, always the same country crossed a line of history and became irretrievably different.
If you were born around 1960 or afterward, you have spent your adult life in the vertigo of that unwinding. You watched structures that had been in place before your birth collapse like pillars of salt across the vast visible landscape — the farms of the Carolina Piedmont, the factories of the Mahoning Valley, Florida subdivisions, California schools. And other things, harder to see but no less vital in supporting the order of everyday life, changed beyond recognition — ways and means in Washington caucus rooms, taboos on New York trading desks, manners and morals everywhere. When the norms that made the old institutions useful began to unwind, and the leaders abandoned their posts, the Roosevelt Republic that had reigned for almost half a century came undone. The void was filled by the default force in American life, organized money.
Hoewel iedere bewust levende burger dit uit ervaring weet -- maar de westerse mainstream-media blijven verzwijgen -- is het van ultiem belang om te blijven benadrukken dat de ‘leegte’ in de westerse consumptie-cultuur wordt ‘opgevuld door de standaardkracht in het Amerikaanse leven,’ te weten: ‘georganiseerd geld.’ De staat is nu in handen gevallen van de corrupte kredietverschaffers om nieuwe oorlogen te kunnen beginnen, een feit waarvoor president Eisenhower al in 1961 waarschuwde. Overigens tevergeefs, zoals ondermeer blijkt uit alle oorlogen die de VS sindsdien heeft verloren, terwijl de defensiebegroting door het Congres dermate werd verhoogd dat zij momenteel meer dan de helft van het toe te wijzen budget bedraagt. Met als gevolg dat in het begrotingsjaar 2023 alleen al de VS dertien keer meer aan oorlogsvoorbereidingen besteedt dan Rusland, en drie keer zoveel als China. Gaat men uit van het NAVO-budget, dan besteedt het Atlantisch Bondgenootschap zeventien keer meer aan het militair-industrieel complex dan de Russische Federatie. Desalniettemin doen mijn mainstream-collega’s van de polderpers het voorkomen alsof Rusland het Westen bedreigd en niet andersom. Ondanks deze cijfers slaagden de dertig NAVO-landen er niet in om de Oekraïense troepen dusdanig te trainen en van wapens te voorzien dat zij de Russen konden verslaan, geheel tot de verbijstering van de Europese politici en opiniemakers, maar niet van de Amerikaanse legertop in het Pentagon, die nooit van plan is geweest om zijn troepen rechtstreeks aan de gevechten deel te laten nemen. De vele oorlogen van de VS — van Korea tot en met Syrië — heeft het zwaarst bewapende land in de geschiedenis telkens weer verloren. Zelfs niet de Golfoorlog in 1991, wanneer men het resultaat in ogenschouw neemt. Opvallend is tevens dat de NAVO inmiddels in ledental is verdubbeld, terwijl het Warschau Pact werd opgeheven. Verbazingwekkend is niet dat dit tot permanente oorlogen heeft geleid, aangezien Washington het bestaan van zijn militair-industrieel complex (MIC) voortdurend moet rechtvaardigen. Daarvoor dient er een vijand te worden aangewezen die de astronomisch hoge kosten van het MIC legitimeren. Ook de 'proxy war' in Oekraïne is de VS, bijgestaan door de NAVO-lidstaten, aan het verliezen, zoals eveneens Anthony Schaffer voorspelt. Hij is:
a former U.S. Army Reserve lieutenant colonel who became known for his claims about mishandled intelligence before the September 11 attacks, and for the censoring of his ghost written book Operation Dark Heart.’
With the help of ghostwriter and researcher Jacqueline Salmon, Shaffer published memoirs of his time as a reports officer in Afghanistan in a book titled ‘Operation Dark Heart.’ The Defense Department bought and destroyed 10,000 copies of the book's first, uncensored run, before allowing the release of a second, censored printing with redactions on approximately 250 pages.
Shaffer was appointed in the summer of 2013 as a senior fellow to the London Center for Policy Research.
In een recent interview verklaarde ook deze Amerikaanse voormalige ‘intelligence-officer’ dat ‘the Russians are not loosing. The Russians are confident in what is going on.’ Schaffer waarschuwde bovendien voor de Amerikaanse neocons, de grote voorstanders van de desastreuze Irak-inval, die zowel het beleid van Bush junior en Obama dicteerden als nu dat van Biden ten aanzien van grootmachten als de Russische Federatie en China. De pro-Israel neocons zijn namelijk felle voorstanders van een Amerikaanse alleenheerschappij in de wereld, die de opkomst van elke andere grootmacht, zelfs die van de Europese Unie, in de kiem moet smoren, desnoods met massaal geweld. De huidige generatie EU-parlementariërs en de Europese Commissie weten dit, en uit angst voor het verlies van hun privileges hebben zij Washington’s oorlog tegen Azië gesanctioneerd. Er bestaat wat dit betreft geen wezenlijk verschil tussen de bejaarde Duitse voorzitter van de Europese Commissie, barones Ursula von der Leyen en de Nederlandse minister van Defensie, de D’66er Kajsa Ollongren, eveneens afkomstig uit de lage landadel in Noord-Oost Europa. Beiden voeren met een weerzinwekkende kadaverdiscipline de Amerikaanse bevelen uit. Van eigen soevereiniteit is geen sprake meer. Mensenrechten en democratie spelen geen enkele rol, zoals onafhankelijke waarnemers beseffen wanneer zij wijzen op de niet aflatende steun van de EU aan het Joods-Israelisch Apartheidsregime, dat elke dag Palestijnse jongeren vermoordt en land blijft stelen van de Palestijnse bevolking. Significant is dat Ollongren als Amsterdamse wethouder een stedenband met Tel Aviv/Yafo probeerde te forceren, de stad die in 1948 grotendeels etnisch gezuiverd werd door zionistische Irgoen extremisten, sympathisanten van Mussolini’s fascisme. Het is ook niet verbazingwekkend dat Ollongren en Von der Leyen nu de neo-nazi-troepen van het Zelensky-regime steunen.
Het gevolg van deze misdadige houding is dat de Europese lidstaten hun bevolking het risico laten lopen van algehele vernietiging zodra een verkeerde inschatting of handeling een niet voorziene ketting van gebeurtenissen op gang brengt. Op die manier eindigde Europa in 1914 al slaapwandelend in het bloedbad dat de Eerste Wereldoorlog werd genoemd, The Great War, die een einde zou maken aan alle oorlogen. Nu, meer dan een eeuw later, staat Europa opnieuw aan de vooravond van een serie oorlogen die een Derde Wereldoorlog kan inluiden. Interessant in dit verband is de waarschuwing van Rusland’s minister van buitenlandse zaken, Sergej Lavrov:
To tell the truth, we no longer have any illusions about converging with Europe, being accepted as part of the ‘common European home,’ or creating a ‘common space’ with the EU. All these declarations made in European capitals have turned out to be a myth and a false-flag operation.
The latest developments have clearly shown that the ramified network of mutually beneficial trade, economic and investment ties between Russia and the EU were not a safety net. The EU did not think twice about sacrificing our energy cooperation, which was a pillar of their prosperity.
We have seen that the European elites have no independence and always do whatever they are ordered to do in Washington, even if this results in direct damage to their own citizens. We take this reality into account in our foreign policy planning.
Hoe is de verregaande stupiditeit van de massa en vooral van de huidige generatie EU-politici en hun Amerikaanse collega’s te verklaren? De 75-jarige onvolprezen Amerikaanse hoogleraar Camille Paglia schreef daarover in haar in 2004 verschenen essay ‘The Magic of Images: Word and Picture in a Media Age’:
Education has failed to adjust to the mas- sive transformation in Western culture since the rise of elec- tronic media. The shift from the era of the printed book to that of television, with its immediacy and global reach, was prophesied by Marshall McLuhan in his revolutionary Un- derstanding Media, which at its publication in 1964 spoke with visionary force to my generation of college students in the United States. But those of us who were in love with the dazzling, darting images of tv and movies, as well as with the surging rhythms of new rock music, had been given through public education a firm foundation in the word and the book. Decade by decade since the 1960s, popular culture, with its stunning commercial success, has gained strength un- til it now no longer is the brash alternative to organized reli- gion or an effete literary establishment: it is the culture for American students, who outside urban centers have little ex- posure to the fine arts. I cannot speak for Canadian or Euro- pean students, whom I have had little opportunity to observe closely over time. But because the us is the driving media en- gine for the world, what happens there may well be a har- binger for the future of all industrialized nations.
Interest in and patience with long, complex books and poems have alarmingly diminished not only among college students but college faculty in the US. It is difficult to imagine American students today, even at elite universities, gathering impromptu at midnight for a passionate discussion of big, challenging literary works like Dostoyevsky’s The Brothers Karamazov — a scene I witnessed in a recreation room strewn with rock albums at my college dormitory in upstate New York in 1965. As a classroom teacher for over thirty years, I have become increasingly concerned about evidence of, if not cultural decline, then cultural dissipation (verkwisting. svh) since the 1960s, a decade that seemed to hold such heady (levendige. svh) promise of artistic and intellectual innovation. Young people today are flooded with disconnected images but lack a sympathetic instrument to analyze them as well as a historical frame of reference in which to situate them. I am reminded of an unnerving (zenuwslopende. svh) scene in Stanley Kubrick’s epic film, 2001: A Space Odyssey, where an astronaut, his air hose cut by the master computer gone amok, spins helplessly off into space. The new generation, raised on tv and the personal computer but deprived of a solid primary education, has become unmoored from the mother ship of culture. Technology, like Kubrick’s rogue computer, HAL, is the companionable servant turned ruthless master. The ironically self-referential or overtly politicized and jargon-ridden paradigms of higher education, far from helping the young to cope or develop, have worsened their vertigo (duizeling. svh) and free fall. Today’s students require not subversion of rationalist assumptions — the childhood legacy of intellectuals born in Europe between the two World Wars — but the most basic introduction to structure and chronology. Without that, they are riding the tail of a comet in a media starscape (sterrenlandschap. svh) of explosive but evanescent (vluchtige. svh) images.
The extraordinary technological aptitude (geschiktheid. svh) of the young comes partly from their now-instinctive ability to absorb information from the flickering tv screen, which evolved into the glassy monitor of the omnipresent personal computer. Television is reality for them: nothing exists unless it can be filmed or until it is rehashed onscreen by talking heads. The computer, with its multiplying forums for spontaneous free expression from e-mail to listservers and blogs, has increased facility and fluency of language but degraded sensitivity to the individual word and reduced respect for organized argument, the process of deductive reasoning (deductief redeneren. een bestaande theorie toetsen. svh). The jump and jitter of U.S. commercial television have demonstrably reduced attention span in the young. The Web too, with its addictive unfurling of hypertext, encourages restless acceleration.
Knowing how to ‘read’ images is a crucial skill in this media age, but the style of cultural analysis currently prevalent in universities is, in my view, counterproductive in its anti-media bias and intrusive social agenda. It teaches stu- dents suspicion and paranoia and, with its abstract European terminology, does not offer an authentic anthropology of the North American media environment in which they came to consciousness. Post-structuralism and postmodernism do not understand magic or mystique, which are intrinsic to art and imagination. It is no coincidence that since postmodernist terminology seeped into the art world in the 1980s, the fine arts have receded as a major cultural force. Creative energy is flowing instead into animation, video games, and cyber-tech, where the young are pioneers. Character-driven feature films, on the other hand, have steadily fallen in quality since the early nineties, partly because of Hollywood’s increasing use of computer graphics imaging (cgi) and special effects, advanced technology that threatens to displace the live performing arts.
Concreet gesteld is er in toenemende mate sprake van een gebrek aan elementaire logica en het vermogen om de huidige ontwikkelingen in een breder kader te zien. Omdat de massamedia ééndimensionale beelden en manicheïsche begrippen verspreiden heeft de moderne consument geen oog voor het complexe en veelzijdige, en leeft de massamens in een simplistische virtuele werkelijkheid die de belangen van slechts een kleine, uiterst corrupte, elite dient, terwijl deze realiteit doorgaans tegen de belangen van de overgrote meerderheid indruist. Dat is nu opnieuw het geval in de anti-Rusland-hetze, waarbij Europa zichzelf in de voet heeft geschoten, en de Russische Federatie profiteert. De westerse maatschappij is de afgelopen halve eeuw almaar sneller getransformeerd ‘into a mass society in which the power elite decides all important issues and keeps the masses quiet by flattery, deception and entertainment,’ aldus de in 1992 overleden Britse geleerde T.B. Bottomore hoogleraar sociologie en tevens President van de International Sociological Association. In zijn boek Elites and Society (1964) zet Bottomore geloofwaardig uiteen dat in de westerse ‘democratieën’ de veel geroemde ‘equality of opportunity’ in feite ‘self-contradictory’ is, en wel omdat:
equality of opportunity, as the expression is habitually used, presupposes inequality, since ‘opportunity’ means ‘the opportunity to a higher level in a stratified society.’ At the same time, it presupposes equality, for it implies that the inequalities embedded in this stratified society have to be counteracted in every generation so that individuals can really develop their personal abilities; and every investigation of the conditions for opportunity, for example in the sphere of education, has shown how strong and pervasive is the influence upon individual life-chances of the entrenched distinctions of social class. Equality of opportunity would only become a reality in a society without classes or elites, and the notion itself would be otiose (overbodig. svh), for the equal life-chances of individuals in each new generation would be matters of fact (feiten. svh) and the idea of opportunity would signify, not the struggle to rise into a higher social class, but the possibility for each individual to develop fully those qualities of intellect and sensibility which he has as a person, in an unconstrained association with other men.
Na meer dan een halve eeuw de journalistiek van binnenuit te hebben geobserveerd kan ik zonder overdrijven stellen dat juist dit vak demonstreert hoe ‘gelijkheid van kansen’ volstrekt niet bestaat voor journalisten die dit vak serieus nemen. De burger in de Nederlandse klassenmaatschappij wordt gedisciplineerd door een ‘politiek-literaire elite,’ zoals de woordvoerder van het polder-establishment, wijlen Henk Hofland, dit groepje collaborateurs eens zo fraai betitelde. Alleen als de journalist de belangen van de multinationaal opererende financiële macht dient zal hem of haar geen strobreed in de weg worden gelegd. Sterker nog: hij of haar zullen bedolven worden onder allerlei prijzen, deuren gaan open die voor kritische journalisten hermetisch gesloten blijven, en zijn of haar hoofd duikt met de regelmaat van de klok op in elke televisie-talkshow. Zolang hij of zij het spel blijft meespelen is er geen vuiltje aan de lucht. Het enige dat de mainstream-journalist hoeft te doen is het laatste restant van zijn zelfrespect vaarwel te zeggen. Het spreekt voor zich dat een collaborateur zonder enig gevoel voor waardigheid door het leven moet. Het heeft mij verbaasd en soms verbijsterd hoeveel van mijn collega’s bereid zijn geweest om hun zelfrespect in te wisselen voor een handvol dukaten en enkele schouderklopjes van degene die op dat moment de macht in handen lijkt te hebben. Illustrerend is bijvoorbeeld het feit dat parlementaire verslaggever Max van Weezel, terugkijkend op zijn langdurig verblijf in politiek Den Haag, niet lang voor zijn dood opmerkte: ‘Als het over iemand anders zou gaan, dan zou ik zeggen: die is redelijk geslaagd in het leven. Maar het lukt me niet om zo over mezelf te denken.’
Dinsdag 9 september 2014 kon de Volkskrant-lezer één van de meest ontluisterende interviews lezen die ooit in een Nederlandse mainstream-krant werd gepubliceerd. Onder de kop ‘Het tijdperk Van Weezel is voorbij. Journalist Max van Weezel blikt terug op bijna veertig jaar Den Haag’ liet het vlees geworden parlementaire icoon geen spaan meer heel van zijn eigen carrière. Voordat ik Van Weezel citeer, wil ik eerst de grote Amerikaanse journaliste/schrijfster Joan Didion aan het woord laten, die over individuen met zelfrespect stelde dat zij ‘exhibit a certain toughness, a kind of moral nerve; they display what was once called character, a quality which, although approved in the abstract, sometimes loses ground to other, more instantly negotiable virtues.’ In haar briljante essay ‘Self-respect: Its Source, Its Power’ — opnieuw gepubliceerd in haar verzamelbundel Slouching Towards Bethlehem (1968) — voegde zij hieraan toe dat ‘character — the willingness to accept responsibility for one's own life — is the source from which self-respect springs.’ Een karakterloos leven zonder ‘zelfrespect,’ is volgens Didion ‘counting up the sins of commission and omission, the trusts betrayed, the promises subtly broken, the gifts irrevocably wasted through sloth (luiheid. svh) or cowardice or carelessness. However long we postpone it, we eventually lie down alone in that notoriously uncomfortable bed, the one we make ourselves. Whether or not we sleep in it depends, of course, on whether or not we respect ourselves.’
De eind 2021 overleden Didion, die ‘de desintegratie van de Amerikaanse moraal en de culturele chaos’ al in de jaren zestig zo helder beschreef, evenals ‘de individuele en sociale fragmentatie’ van de VS, benadrukte dat:
To have that sense of one's intrinsic worth which, for better or for worse, constitutes self-respect, is potentially to have everything: the ability to discriminate, to love and to remain indifferent. To lack it is to be locked within oneself, paradoxically incapable of either love or indifference. If we do not respect ourselves, we are on the one hand forced to despise those who have so few resources as to consort (omgaan met. svh) with us, so little perception as to remain blind to our fatal weaknesses. On the other, we are peculiarly in thrall (ondergeschikt aan. svh) to everyone we see, curiously determined to live out — since our self-image is untenable (onhoudbaar. svh) — their false notions of us. We flatter ourselves by thinking this compulsion to please others an attractive trait: a gift for imaginative empathy, evidence of our willingness to give.
At the mercy of those we can not but hold in contempt, we play roles doomed to failure before they are begun, each defeat generating fresh despair at the necessity of divining and meeting the next demand made upon us.
Joan Didion was een scherpzinnige vrouw die het gebrek aan zelfrespect ‘alienation from self’ noemde, aangezien ‘[w]ithout it, one eventually discovers the final turn of the screw: one runs away to find oneself, and finds no one at home.’ Regelmatig ontdekte ik in de polderjournalistiek hoe gelijk Didion had toen zij schreef dat: ‘Wij onszelf vleien door de drang om anderen te plezieren als een aantrekkelijke eigenschap te beschouwen: een geschenk voor fantasierijke empathie, een bewijs van onze bereidheid om te geven.’ Al die hoerige collega’s van de mainstream-media die bij gebrek aan een eigen identiteit, er één verzonnen waarmee ze een zo groot mogelijk publiek konden behagen. Neem een journalistiek onbenul als Twan Huys. Over hem de volgende keer.
1 opmerking:
Ik heb op Wikipedia het volgende over Twan Huys gevonden:
In 2007 begon het door Huys bedachte College Tour op NPO 3, waarvoor hij geïnspireerd werd door de zogenaamde town hall meetings tijdens de Amerikaanse verkiezingen. In het programma stellen studenten, onder leiding van een moderator, vragen aan een bekend persoon uit binnen- of buitenland. Zo zijn door de jaren heen onder andere Neelie Kroes, Richard Branson, Mark Rutte, Desmond Tutu, Robbie Williams, Bill Gates, Simon Perez en John de Mol geïnterviewd door Huys. In oktober 2012 ontstond maatschappelijke ophef rondom de uitzending met de crimineel Willem Holleeder. Het interview zou kritiekloos zijn geweest en een misdadiger als inspirerend voorbeeld hebben gepresenteerd. In november 2011 daagde Huys in College Tour minister-president Mark Rutte uit voor een Nederlandse versie van het Correspondents' Dinner. Dit evenement vond uiteindelijk plaats op 10 februari 2016 in de Beurs van Berlage te Amsterdam.
Ik verwacht er niet veel goeds van. Hij zou misschien prima dienst kunnen doen als een schoolvoorbeeld hoe de 'main stream media' de macht dient. Ben benieuwd of Desmond Tutu Twan Huys de oren heeft gewassen. Ik zou dat graag vernemen..
Een reactie posten