dinsdag 24 augustus 2021

NRC's Caroline de Gruyter en Andere Clowns 26

In zijn uit 1958 daterende essay The Structure Of Power In American Society zette de baanbrekende Amerikaanse socioloog C. Wright Mills uiteen dat:

We cannot today merely assume that in the last resort men must always be governed by their own consent. For among the means of power which now prevail is the power to manage and to manipulate the consent of men. That we do not know the limits of such power, and that we hope it does have limits, does not remove the fact that much power today is successfully employed without the sanction of the reason or the conscience of the obedient.

Surely nowadays we need not argue that, in the last resort, coercion is the ‘final’ form of power.


Daar komt bij dat:


Intellectual ‘conviction’ and moral ‘belief’ are not necessary, in either the rulers or the ruled, for a ruling power to persist and even to flourish. So far as the role of ideologies is concerned, their frequent absences and the prevalence of mass indifference are surely two of the major political facts about the western societies today… if men do not make history, they tend increasingly to become the utensils of history-makers as well as the mere objects of history.


 The history of modern society may readily be understood as the story of the enlargement and the centralization of the means of power — in economic, in political, and in military institutions. The rise of industrial society has involved these developments in the means of economic production. The rise of the nation-state has involved similar developments in the means of violence and in those of political administration… The top of modern American society is increasingly unified, and often seems willfully coordinated: at the top there has emerged an elite whose power probably exceeds that of any small group of men in world history. The middle levels are often a drifting set stalemated forces: the middle does not link the bottom with the top. The bottom of this society is politically fragmented, and even as a passive fact, increasing powerless: at the bottom there is emerging a mass society,


voortgedreven door geconditioneerde reflexen van zowel de cynische elite, de angstige middenklasse als de onverschillige onderkaste. Het begrip vrijheid speelt hierbij in zowel het Westen als in Rusland en China geen enkele rol van betekenis. Desondanks blijven de opiniemakers van de polderpers staande houden dat ‘wij’ in het Westen ‘de democratie’ moeten blijven exporteren, dat onze neoliberale ‘vrijheid’ het hoogste goed is op aarde, en dat de Russen en Chinezen niet deugen. Dit als achtergrond voor het volgende: mijn oude vriend Derk Sauer beweerde in Het Parool van zaterdag 21 augustus 2021 dat in augustus 1991:


Boris Jeltsin, de radicale leider van de Russische  deelrepubliek, onder gejuich op een tank [klom] en de commandant [wist] te overtuigen de kant van het volk te kiezen.


Met ons zoontje Tom liepen we mee in de begrafenisstoet van drie jonge mannen die in de chaos onder de tanks waren gekomen. ‘Nu wordt Rusland vrij,’ zei ik tegen Tom,


aldus het verslag van onze postmoderne Kuifje in Syldavië. Dertig jaar later beseft Sauer, als oud marxist-leninist, met overtuigde maoïstische sympathieën, dat de ‘vrijheid die Jeltsin bracht’ in werkelijkheid ‘gepaard [ging] met chaos en bittere armoede.’ Teleurgesteld eindigt de multimiljonair zijn column met de opmerking dat:


Inmiddels een hele generatie Russen [is] opgegroeid zonder de balast van die augustusweek. Maar het spook van de vernedering en chaos waart nog steeds rond en is de kurk waarop het Poetin-regime nog steeds drijft.


Opvallend is Sauer’s niet aflatende anti-Poetin campagne, en het feit dat hij als ideoloog weinig tot niets begrijpt van de Russische geschiedenis (daarover de volgende keer). Het is dan ook niet verwonderlijk dat NRC-opiniemaakster Caroline de Gruyter, die pleit voor een oorlog met Rusland, nog dezelfde dag dat Derk’s Parool-stukje verscheen, oordeelde dat hij ‘weer’ een ‘rake column’ had geschreven. Wat zij evenwel verzweeg is dat Sauer dankzij Jeltsin’s ‘chaos’ en ‘vrijheid’ binnen tien jaar in het ineengestorte Rusland ruim 140 miljoen wist op te strijken. Dat waren de jaren waarin onder Jeltsin de Russische Mafia vrij spel kreeg en Boris dankzij de financiële steun van de Amerikaanse neoliberale elite werd herkozen. Dit alles ten koste van de Russische bevolking, waarvan tenminste 40 procent onder de armoedegrens zakte, en de gemiddelde leeftijd van de man naar 58 jaar kelderde, het niveau van de Derde Wereld, terwijl tegelijkertijd slechts zeven oligarchen, via malversaties en het vermoorden van concurrenten, erin slaagden tenminste 50 procent van de Russische economie in handen te krijgen. Het gevolg was dat:  


Amid growing internal pressure, in 1999 he (Jetsin. svh) resigned and was succeeded by his chosen successor, former Prime Minister Vladimir Putin.

https://en.wikipedia.org/wiki/Boris_Yeltsin    


Onder Poetin werd de parasitaire elite juridisch aangepakt in een poging de ergste uitwassen te bestrijden. Onder de gearresteerden bevond zich ook de door NRC-commentator Hubert Smeets zo bewonderde  Russisch-Israelische miljardair Michail Chodorkovski, die Sauer's zakelijke activiteiten financieel had gesteund. Om zichzelf het imago te geven van een progressieve democraat begon Sauer de Russische leider te bekritiseren en te criminaliseren. Hij en zijn zakelijke kornuiten ervoeren de beperkingen als een aantasting van de vrijheid, hun vrijheid wel te verstaan. En dus beweerde Derk vanuit zijn standplaats Moskou, in strijd met de werkelijkheid, dat 'De haat naar het Westen, en in het bijzonder de Verenigde Staten,  groot [is] in Rusland.' Dit past allemaal naadloos in de poging van de westerse oligarchie en haar ‘corporate press’ om een nieuwe en nog desastreuzere Koude Oorlog mogelijk te maken. De Rusland-haters kennen elkaar en vormen een kongsi van neoliberale- en neoconservatieve samenzweerders. Interessant blijft dat Sauer als voormalig extreem-linkse activist lid is gebleven van de SP. Geld stinkt kennelijk ook in deze partij niet. Om de hypocrisie van de SP-kongsi te belichten, citeer ik uit een artikel over Sauer’s achtergrond, vele jaren geleden gepubliceerd door ‘Intermediair, het work-life platform voor hoogopgeleiden’:


Derk wordt ook lid van Marxistisch Leninistisch Centrum Nederland (MLCN), waar Daan Monjé de scepter zwaaide. Het is een van de paradoxen van zijn leven, dat Sauer als multimiljonair schatplichtig is aan een van de weinige stalinistische leiders die Nederland rijk was. Monjé is oprichter van de Socialistische Partij die hij in de beginjaren op een strikt maoïstische koers hield. Dissidenten werden zonder pardon de partij uitgegooid. Sauer had en heeft nog steeds veel bewondering voor deze Monjé, zo blijkt uit een interview in het tv-programma Andere Tijden. 'Hij runde de partij als een bedrijf. Hij had altijd dikke pakken geld in zijn achterzak. Geweldig!' Geld verdienen en links zijn, hoeven elkaar niet uit te sluiten, leerde Sauer. En het kenmerkt hem dat hij — in tegenstelling tot Jan Marijnissen — nooit afstand nam van Monjé. Sauer is trouw aan zijn vrienden, wordt alom gesteld. Hij werkte als journalist bij de soldatenvakbond VVDM en ook als correspondent voor de VPRO in Ierland, waar hij naar eigen zeggen nog hand- en spandiensten voor de IRA verrichtte…


Eind jaren tachtig besluit VNU een kans te wagen in Rusland, dat dan net open is voor buitenlandse investeerders. Sauer was meteen de gedoodverfde kandidaat. 'Omdat hij maoïst was,’ zegt uitgeefster Annemarie van Gaal, die tien jaar met hem samenwerkte in Moskou... Koos Guis, directeur van de internationale bladen-divisie van Sanoma... destijds de baas van Sauer, 'We hadden een brutaal mannetje nodig. De Sovjetunie, want zo heette het toen nog, was het onontgonnen Wilde Oosten. Wij hadden het idee dat men daar bepaald niet zachtzinnig zaken deed, en het karakter van Sauer paste daarbij. Hij is op zijn zachtst gezegd geen verlegen man. Derk is iemand die door roeien en ruiten gaat om mensen te pakken te krijgen…'


Het Moskouse project zou volledig mislukt zijn als Sauer en Van Gaal geen steun hadden gekregen van vrienden die toevallig links én rijk waren. Boudewijn Poelmann, Frank Leeman, Herman de Jong en Simon Jelsma hadden miljoenen verdiend met Novamedia, dat allerlei liefdadige doelen via de media probeerde te spekken. Met hun grootste succes, de Nationale Postcode Loterij, hadden ze al miljoenen verdiend. Sauer vond deze ‘rooie miljonairs’ in 1992 bereid om vier miljoen gulden in Independent Media te investeren, de uitgeverij die hij inmiddels met Van Gaal had opgericht. Velen vragen zich af hoe het mogelijk is dat Sauer in al die jaren relatief weinig last heeft gehad van de Russische overheid en de georganiseerde misdaad. Zonder steekpenningen en een hooggeplaatste beschermheer is dat volgens insiders onmogelijk. Koos Guis: ‘Je moet er onorthodox zakendoen. In gewone taal heet dat inderdaad vuile handen maken. Daarom was Sauer zo geschikt. Hij heeft, op z’n Hollands gezegd, schijt aan autoriteiten. We wisten dat hij iemand was die op het scherp van de snede opereert. Dat je daar ook wel eens af kan donderen, was een risico voor ons ja, maar dat namen we bewust. Zo’n karakter heb je nodig anders red je het daar niet…’ Joop van der Reijden, destijds directeur van Veronica, dat in 1993 probeerde een radiozender op te zetten met Independent Media, had korte tijd intensief contact met Sauer in Moskou. Hij memoreert hoe de deal stukliep, omdat het Russische advertentiebureau liefst tachtig procent van de opbrengsten eiste. ‘Dat bureau was in handen van de mafia. Ik herinner me nog een gesprek met die heren in een Moskou’s luxe restaurant dat voor ons totaal leeg werd gehouden. Ze hadden nota bene stukken bij zich die ze een dag tevoren uit onze hotelkamer hadden gestolen. Onze vertegenwoordigster werd nog bedreigd…’


'Hij is gewoon erg goed in het omgaan met de heersende klasse. Dat hele televisie-idee was bijvoorbeeld ontstaan, omdat hij een ministerszoon kende die iets van 175 radiofrequenties te verdelen had, maar die zelf niks van radio-maken wist. Sauer woont in die datsja tussen allemaal hoge Russen en hij nodigde die mensen ook regelmatig uit. Ik durf te wedden dat Jeltsin destijds ook bij hem geweest is. Zijn vrouw Ellen speelde daarbij een heel belangrijke rol, die is sociaal erg goed…’ Maar geheel vrij van bedreigingen bleef ook Sauer niet. Nadat de hoofdredacteur van Playboy in 2001 werd neergeschoten, moet hij zichzelf en zijn gezin ook met bodyguards bewaken. Hij steunt nog steeds de SP en noemt zichzelf nog steeds socialist.’ 


Derk Sauer populair bij de nieuwe rijken in Rusland.


Mijn eigen ervaringen met Derk Sauer laten een soortgelijk beeld zien. Begin jaren negentig kwam ik Derk tegen op een kantoor in Moskou, waar net de Russische versie van het communisme ineen gestort was. Mijn oude kameraad gaf inmiddels een aantal glossy bladen uit, waaronder de Moscow Times, waarvan ik nog een exemplaar in het Russisch heb met Madonna op de voorpagina. Op dat moment vroren dakloze bejaarden op banken in de Moskouse straten dood, zag je overal bedelende mensen en kon je in de enige winkelstraat met galeries voor enkele tientallen dollars oude iconen kopen, die vele decennialang verstopt waren geweest. Ik was in Moskou om voor de Humanistische Omroep enkele tv-documentaires te maken over de sociale en politieke ineenstorting van het Sovjet Imperium. Intussen toonde Derk de Russen Madonna, die in pikante lingerie stond afgebeeld, en ondersteboven haar kruis liet zien waar ze een microfoon bij hield die verdacht veel op een penis leek. Op zijn manier verspreidde Derk de verworvenheden van de westerse beschaving, kennelijk in de overtuiging dat daar op dat moment een grote behoefte aan was. Dit was opmerkelijk voor een marxistische-leninistische maoist, en toen ik hem ernaar vroeg gaf hij wijselijk geen antwoord. Terwijl de Russische mafia steeds machtiger werd kon men in Sauer’s Moscow News het volgende lezen: 


The Yuppies Are Coming! This group of hipsters are among a chosen few who are defying Moscow's stacked-up odds: shortages, downward mobility and a nihilistic outlook. A new breed of Moscow youth like money, want a better life for themselves and are fending off the system which chokes so much of their city... ‘I like to make money,' said 25-year-old Sterligov, founder of the Russian Millionaire's Club, who also earns hard currency. ‘And money makes money.’ 


Deze neoliberale propaganda verscheen in een land waar als gevolg van de ineenstorting het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking lager was dan dat van 1978, toen men in de nadagen van het Sovjet-communisme leefde, en de kindersterfte drie keer zo hoog was als in Nederland. Desondanks meende Sauer, met zijn linkse revolutionaire opvattingen, dat deze bevolking wel degelijk behoefte had aan yuppies en het kruis van Madonna. Hij en zijn redactie vonden het getuigen van 'een nihilistische kijk' als niet iedere arme sloeber meteen in een yuppie wilde veranderen. Op een avond nam hij mij en mijn filmploeg mee naar een feest van de nieuwe rijken, speciaal ter gelegenheid van de komst van de nieuwe Beaujolais Primeur. Na ons eerst door een haag bedelaars te hebben geworsteld, betraden we een warme, hel verlichte zaal, waar op een grote tafel Franse wijnflessen lagen te pronken. Benevens allerlei types in verkeerd zittende Armani-pakken en hun geblondeerde en met juwelen behangen vrouwen, waren er de onvermijdelijke callgirls die je overal tegenkwam en zowaar ook een hoge prelaat van de Russisch orthodoxe kerk. Daar tussendoor schuifelde de vrolijk lachende kleine Derk. Ik kwam er ook gangsters tegen uit Houston, Texas, die toen nog druk doende waren de markt af te tasten om te kijken of ze zich in het Russische onderwereldmilieu konden invechten. Overigens vergeefs, aangezien de Russische mafia zo mogelijk nog meedogenlozer en gewelddadiger is dan de Amerikaanse, zoals al spoedig aan het aantal moordaanslagen op vooral 'zakenmensen' zou blijken. Derk wist daarentegen overeind te blijven dankzij zijn goede contacten met Jan en alleman en natuurlijk de goed geïnformeerde oud KGB-ers. Iedereen die meetelde in Moskou wist wie bij welke groepering behoorde, er werd openlijk over gesproken en de Russische mafiosi zelf maakten dit zonder omwegen duidelijk aan iedereen die er belang bij had, zodat men gewaarschuwd was. Al die jaren wist Derk zich in dit milieu te handhaven.


Dit schreef ik in 2005. Inmiddels, 16 jaar later, heeft in Rusland Sauer's lijfspreuk 'money makes money' een wrange nasmaak gekregen aangezien de parasieten die zich te goed deden aan het Sovjet-lijk hun rijkdom elders veilig hebben ondergebracht, en zijn het, net als hier, de gewone mensen die het meest lijden van de financiële lijkenpikkerij van de neoliberale mafiosi en hun zakenpartners. Interessant is in dit verband dat  zaterdag 28 maart 2009 Sauer's vriend, de SP-er Jan Marijnissen, van de NRC de volle ruimte kreeg om het volgende te beweren: 'De slippendragers van de macht groeien ten koste van de frontsoldaten van de waarheid.' In een reactie schreef ik destijds: 


Jan Marijnissen, lid van de Tweede Kamer voor de Socialistische Partij doet vandaag in de NRC een oproep om de bedreigde commerciële kranten met belastinggeld te ondersteunen. Onder de kop: 'Een land zonder goede kranten is het recept voor onwetende en bange burgers’ stelt Marijnissen: 


Goede journalistiek is een steunpilaar van de democratie en onmisbaar voor politici. Verdwijnt die, dan zijn wij een prooi van de macht. Het gaat slecht met de dag- en weekbladen. Daardoor wordt de ruggengraat van de kritische journalistiek in zijn voortbestaan bedreigd. En dat is ernstig. Democratie veronderstelt goed geïnformeerde burgers. Zij kunnen niet zonder de verslaggever, en ook niet zonder de explicateur.


Met andere woorden: commerciële kranten als bijvoorbeeld de NRC, die in grote financiële moeilijkheden zouden komen, moesten net als de corrupte banken door de staat gesubsidieerd worden. Dat is als het ware een socialistische plicht. Zo vond de partijleider en naar ik aan mag nemen ook de partijmiljonairs onder wie mijn oude kameraad Derk Sauer die dankzij het uitgeven van bedrukt papier multimiljonair was geworden. Derk is dus iemand die zeker niet verlies wil leiden op kranten. En zie nu, tien maanden later is Derk Sauer in de race om de NRC op te kopen. Destijds wierp ik de vraag op: 


waarom Sauer nog in de SP paste? Ik vraag dat met klem aangezien in 2005 de voormalige NRC-correspondente in Moskou, Laura Starink, na een bezoek aan Rusland in haar krant schreef: ‘De meeste intellectuelen die ik spreek steunen Chodorkovski. Als ik vraagtekens plaats bij zijn illegale handel en wandel, zegt iemand: ‘Luister, iedereen die de laatste 15 jaar in Rusland heeft gewoond en gewerkt, heeft de wet overtreden en kan op elk moment gearresteerd worden.’ Een vriendin formuleert het zo: ‘Wij hebben allemaal boter op ons hoofd. Daarom begrijpen wij Chodorkovski zo goed.’ 


Dat waren constateringen uit 2005, het jaar dat in Moskou de Miljonair Fair werd gehouden, in samenwerking met Independent Media van uitgever Derk Sauer. Nog een andere onthullende anecdote: zaterdag 23 november 2019 beweerde Derk Sauer met grote stelligheid in zijn Parool-column over ‘(ex-)KGB-kolonel Alexander Lebedev’ :


zoals het gezegde luidt: ‘eens een KGB’er, altijd een KGB-er.’ Hij steunt de felste oppositiekrant in Rusland zonder in de problemen te komen. Tegelijk sprak hij zich volop uit voor de annexatie van De Krim. Alleen dat al brengt hem in conflict met de Europese sancties, want hij exploiteert ook een hotel op De Krim. Maar de Britse autoriteiten laten hem ongemoeid. Hij pendelt moeiteloos heen en weer tussen de Londense en Moskouse jetset en is de gastheer van Boris Johnson.

https://www.parool.nl/nieuws/eens-een-kgb-er-altijd-een-kgb-er~b0466620/  


Sauer’s verontwaardiging is opmerkelijk, want zoals ook Wikipedia meldt:


In 1989 vertrekt Sauer naar Rusland waar hij samen met enkele Russische journalisten die later KGB-agenten bleken te zijn, de eerste glossy-magazine van de Sovjet-Unie startte. In 1992 richtte hij samen met Annemarie van Gaal en de Novamedia groep de uitgeverij ‘Independent Media’ op. In dat jaar begint het met de uitgave van het dagblad the Moscow Times. Het bedrijf groeit in de volgende jaren hard, met name door het uitgeven van Russische versies van Engelse internationale succestitels als de Playboy, de Cosmopolitan, de FHM en Men's Health. In de jaren daarna groeide de uitgever onder Sauer uit tot een internationaal multimediabedrijf en wordt het zelfs marktleider in Rusland. In 2005 verkocht Sauer zijn bedrijf aan de Finse uitgever Sanoma voor 142 miljoen. Op dat moment gaf Independent Media drie kranten uit en meer dan dertig tijdschriften.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Derk_Sauer 


Met andere woorden: Sauer wist multimiljonair te worden mede dankzij de steun van oud-KGB-ers, terwijl hij wist dat:


zoals het gezegde luidt: ‘eens een KGB-er, altijd een KGB-er,’ 


waarmee Derk bedoelde dat de leden van de KGB die belast waren met ondermeer ‘de liquidatie van niet-communistische personen en het uitbannen van anticommunistische elementen’ altijd schurken bleven. Maar juist dankzij die ‘schurken’ kreeg mijn oude vriend Sauer vaste voet aan de grond in wat president Reagan destijds ‘the evil empire’ betitelde. 


De feiten spreken voor zich: een maoïst die met steun van voormalige geheime dienst-functionarissen in de Sovjet Unie binnen een decennium multimiljonair wist te worden in een tijd dat de Russische bevolking verpauperde en de Russische mafia de economie in handen kreeg. Kortom, met de marxist-leninist Sauer, die enige tijd mede-eigenaar was van de NRC, de neoliberale polderkrant die de steun aan de NAVO als beginsel heeft, kan men alle kanten op. Het is allemaal theater, deels een drama, deels een komedie, maar in elk geval een toneelstuk met een tragisch slot. Al in 1987 schreef George Kennan, de grondlegger van de naoorlogse Amerikaanse buitenland-politiek tegenover de Sovjet Unie: 


Were the Soviet Union to sink tomorrow under the waters of the ocean, the American military-industrial complex would have to remain, substantially unchanged, until some other adversary could be invented. Anything else would be an unacceptable shock to the American economy.


Over de ‘rechtvaardiging’ van dit corrupte systeem schreef de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky in zijn Necessary Illusions. Thought Control in Democratic Societies (1989) onder andere het  volgende:


In accordance with the prevailing conceptions in the U.S., there is no infringement on democracy if a few corporations control the information system: in fact, that is the essence of democracy. In the Annals of the American Academy of Political and Social Science, the leading figure of the public relations industry, Edward Bernays, explains that ‘the very essence of the democratic process’ is ‘the freedom to persuade and suggest,’ what he calls ‘the engineering of consent.’ ‘A leader,’ he continues, ‘frequently cannot wait for the people to arrive at even general understanding... Democratic leaders must play their part in... engineering… consent to socially constructive goals and values,’ applying ‘scientific principles and tried practices to the task of getting people to support ideas and programs’; and although it remains unsaid, it is evident enough that those who control resources will be in a position to judge what is ‘socially constructive,’ to engineer consent through the media, and to implement policy through the mechanisms of the state. If the freedom to persuade happens to be concentrated in a few hands, we must recognize that such is the nature of a free society. The public relations industry expends vast resources ‘educating the American people about the economic facts of life’ to ensure a favorable climate for business. Its task is to control ‘the public mind,’ which is ‘the only serious danger confronting the company,’ an AT&T executive observed eighty years ago.


Similar ideas are standard across the political spectrum. The dean of U.S. journalists, Walter Lippmann, described a ‘revolution’ in ‘the practice of democracy’ as ‘the manufacture of consent’ has become ‘a self-conscious art and a regular organ of popular government.’ This is a natural development when ‘the common interests very largely elude public opinion entirely, and can be managed only by a specialized class whose personal interests reach beyond the locality.’ He was writing shortly after World War I, when the liberal intellectual community was much impressed with its success in serving as ‘the faithful and helpful interpreters of what seems to be one of the greatest enterprises ever undertaken by an American president’ (New Republic). The enterprise was Woodrow Wilson’s interpretation of his electoral mandate for ‘peace without victory’ as the occasion for pursuing victory without peace, with the assistance of the liberal intellectuals, who later praised themselves for having ‘impose[d] their will upon a reluctant or indifferent majority,’ with the aid of propaganda fabrications about Hun atrocities and other such devices.


Fifteen years later, Harold Lasswell explained in the Encyclopaedia of the Social Sciences that we should not succumb to ‘democratic dogmatisms about men being the best judges of their own interests.’ They are not; the best judges are the elites, who must, therefore, be ensured the means to impose their will, for the common good. When social arrangements deny them the requisite force to compel obedience, it is necessary to turn to ‘a whole new technique of control, largely through propaganda’ because of the ‘ignorance and superstition [of]... the masses.’ In the same years, Reinhold Niebuhr argued that ‘rationality belongs to the cool observers,’ while ‘the proletarian’ follows not reason but faith, based upon a crucial element of ‘necessary illusion.’ Without such illusion, the ordinary person will descend to ‘inertia.’ Then in his Marxist phase, Niebuhr urged that those he addressed — presumably, the cool observers — recognize ‘the stupidity of the average man’ and provide the ‘emotionally potent oversimplifications’ required to keep the proletarian on course to create a new society; the basic conceptions underwent little change as Niebuhr became ‘the official establishment theologian’ (Richard Rovere), offering counsel to those who ‘face the responsibilities of power.’


After World War II, as the ignorant public reverted to their slothful pacifism at a time when elites understood the need to mobilize for renewed global conflict, historian Thomas Bailey observed that ‘because the masses are notoriously short-sighted and generally cannot see danger until it is at their throats, our statesmen are forced to deceive them into an awareness of their own long-run interests. Deception of the people may in fact become increasingly necessary, unless we are willing to give our leaders in Washington a freer hand.’ Commenting on the same problem as a renewed crusade was being launched in 1981, Samuel Huntington made the point that ‘you may have to sell [intervention or other military action] in such a way as to create the misimpression that it is the Soviet Union that you are fighting. That is what the United States has done ever since the Truman Doctrine’ — an acute observation, which explains one essential function of the Cold War.41


At another point on the spectrum, the conservative contempt for democracy is succinctly articulated by Sir Lewis Namier (Britse historicus van joods Poolse afkomst. svh)), who writes that ‘there is no free will in the thinking and actions of the masses, any more than in the revolutions of planets, in the migrations of birds, and in the plunging of hordes of lemmings into the sea.’ Only disaster would ensue if the masses were permitted to enter the arena of decision-making in a meaningful way.


Some are admirably forthright in their defense of the doctrine: for example, the Dutch Minister of Defense (Frits Bolkestein. svh) writes that ‘whoever turns against manufacture of consent resists any form of effective authority.’ Any commissar (politieke autoriteit in de Sovjet Unie. svh) would nod his head in appreciation and understanding.


At its root, the logic is that of the Grand Inquisitor, who bitterly assailed Christ for offering people freedom and thus condemning them to misery. The Church must correct the evil work of Christ by offering the miserable mass of humanity the gift they most desire and need: absolute submission. It must ‘vanquish freedom’ so as ‘to make men happy’ and provide the total ‘community of worship’ that they avidly seek. In the modern secular age, this means worship of the state religion, which in the Western democracies incorporates the doctrine of submission to the masters of the system of public subsidy, private profit, called free enterprise. The people must be kept in ignorance, reduced to jingoist incantations, for their own good. And like the Grand Inquisitor, who employs the forces of miracle, mystery, and authority ‘to conquer and hold captive for ever the conscience of these impotent rebels for their happiness’ and to deny them the freedom of choice they so fear and despise, so the ‘cool observers’ must create the ‘necessary illusions’ and ‘emotionally potent oversimplifications’ that keep the ignorant and stupid masses disciplined and content.


Despite the frank acknowledgment of the need to deceive the public, it would be an error to suppose that practitioners of the art are typically engaged in conscious deceit; few reach the level of sophistication of the Grand Inquisitor or maintain such insights for long. On the contrary, as the intellectuals pursue their grim and demanding vocation, they readily adopt beliefs that serve institutional needs; those who do not will have to seek employment elsewhere. The chairman of the board may sincerely believe that his every waking moment is dedicated to serving human needs. Were he to act on these delusions instead of pursuing profit and market share, he would no longer be chairman of the board. It is probable that the most inhuman monsters, even the Himmlers and the Mengeles, convince themselves that they are engaged in noble and courageous acts. The psychology of leaders is a topic of little interest. The institutional factors that constrain their actions and beliefs are what merit attention.


Across a broad spectrum of articulate opinion, the fact that the voice of the people is heard in democratic societies is considered a problem to be overcome by ensuring that the public voice speaks the right words.


The general conception is that leaders control us, not that we control them. If the population is out of control and propaganda doesn’t work, then the state is forced underground, to clandestine operations and secret wars; the scale of covert operations is often a good measure of popular dissidence, as it was during the Reagan period. Among this group of self-styled ‘conservatives,’ the commitment to untrammeled  (onbelemmerde. svh) executive power and the contempt for democracy reached unusual heights. Accordingly, so did the resort to propaganda campaigns targeting the media and the general population: for example, the establishment of the State Department Office of Latin American Public Diplomacy dedicated to such projects as Operation Truth, which one high government official described as ‘a huge psychological operation of the kind the military conducts to influence a population in denied or enemy territory.’ The terms express lucidly the attitude towards the errant public: enemy territory, which must be conquered and subdued.


In its dependencies, the United States must often turn to violence to ‘restore democracy.’ At home, more subtle means are required: the manufacture of consent, deceiving the stupid masses with ‘necessary illusions,’ covert operations that the media and Congress pretend not to see until it all becomes too obvious to be suppressed. We then shift to the phase of damage control to ensure that public attention is diverted to overzealous patriots or to the personality defects of leaders who have strayed from our noble commitments, but not to the institutional factors that determine the persistent and substantive content of these commitments. The task of the Free Press, in such circumstances, is to take the proceedings seriously and to describe them as a tribute to the soundness of our self-correcting institutions, which they carefully protect from public scrutiny.


More generally, the media and the educated classes must fulfill their ‘societal purpose,’ carrying out their necessary tasks in accord with the

prevailing conception of democracy.

https://www.cia.gov/library/abbottabad-compound/52/526D2E781AC9EBBB13346BDF7693E1BB_CHOMSKY_Noam_-_Necessary_Illusions.pdf

https://www.youtube.com/watch?v=YkO52UqWyEs 


Dit geheel is de context waarin Caroline de Gruyter en de andere opiniemakers van de polderpers dagelijks opereren, tot grote tevredenheid van the powers that be. En degenen die vanwege hun zelfrespect weigeren aan de propaganda deel te nemen, worden gemarginaliseerd en geïsoleerd. Op die manier is het mogelijk geweest dat de:


‘golden age of capitalism’ had ended in 1973, and the 80s saw the start of the rollback of the post-war welfare state, increased sell-off of public assets and the embrace of an individualistic ‘self-made’ logic by the very generation that had become wealthy with the support of free universities and cheap council houses, and had literally been kept alive by the newly constructed National Health Service. The decade saw the most powerful military machine ever assembled spun into existential crisis by the enormous threat posed by the potential of a socialist revolution on the tiny little Caribbean island of Grenada, and the self-appointed captains of global democracy could be found backing genocidal regimes from Nicaragua to South Africa — though that could have been any decade, really,


aldus de gelauwerde en kritische Britse auteur Akala, in zijn boek Natives: race and class in the ruins of empire (2018). Het was tevens het tijdperk waarin mijn Nederlandse generatiegenoten, onder wie vrienden van mij als Geert Mak en Ian Buruma, zich één voor één bekeerden tot het nieuwe geloof: het neoliberale kapitalisme dat hen rijkelijk beloonde voor hun conformisme. Toen drong het werkelijk tot mij door dat zij vanaf het begin van hun werkzaam leven met de stroom waren meegedeind. In de jaren zestig waren zij links en hervormingsgezind geweest, in de jaren tachtig spogen zij hun socialistische- dan wel marxistische opvattingen als een giftige pil uit, en vandaag de dag omarmen zij de alleszins revolutionaire neoliberale ideologie. Weg was hun voormalige identiteit, en met hun pas geleende nieuwe persoonlijkheid hadden zij de juist toon gevonden om het grote publiek te behagen, en hun bankrekening te vullen door de kant van de winnaars te kiezen. Hoewel ze volhielden dat zij plotseling van hun geloof waren gevallen, was ook dit een leugen, en wel omdat zij nooit een geloof hadden. Het was allemaal een pose geweest, met het oog op bevestiging, op succes, en toen het succes werd bedreigd, schakelden zij moeiteloos op de neoliberale ideologie over, en begonnen een ander toneelstuk op te voeren. Als een kameleon veranderden zij van uiterlijk, maar innerlijk bleven zij vanzelfsprekend dezelfde opportunisten. ‘Het is,’ zoals de auteur Imre Kertész stelt in zijn boek De verbannen taal (2004)


een twintigste-eeuwse verschijnsel dat politiek en cultuur niet alleen elkaars tegenpolen maar ook elkaar vijanden zijn geworden. Dit is geen natuurlijke ontwikkeling, en de politiek die losgekomen is van de cultuur en die door haar macht een onbegrensde en gewetenloze alleenheerschappij verwerft, zorgt voor enorme verwoestingen — zo niet in mensenlevens en materieel goed, dan toch in de psyche van de mensen. Het instrument van de verwoesting heet ideologie. In de twintigste eeuw, dit verschrikkelijke tijdperk van verlies aan waarden, werden alle waarden tot ideologie. En het ergste is dat de moderne massa, die nooit deel heeft gehad aan cultuur, deze ideologieën als cultuur in zich heeft opgenomen. Hiervoor kunnen meerdere redenen worden aangevoerd; een daarvan is gewis het feit dat die massa uitgerekend verscheen is op het moment dat de westerse cultuur zich in een diepe — zo niet de diepste — crisis bevond betreffende haar waarden, 


waardoor ‘Haat en leugen,’ aldus deze joods- Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur, ‘waarschijnlijk de twee belangrijkste factoren [waren] in de politieke opvoeding die de twintigste eeuwse mens meekreeg.’ In verband hiermee citeert Imre Kertész -- die ondermeer Auschwitz en Buchenwald overleefde -- de grote Hongaarse auteur Sándor Márai die in zijn roman Land, land! (2002) zichzelf de retorisch vraag stelt waarom hij, de ‘Rand-Europeaan,’ die naar Californië was geëmigreerd, zich toch met het

Avondland ‘verbonden’ bleef voelen: 

Misschien door de herinnering aan gezamenlijk gepleegde misdaden, het besef dat we allemaal fouten hebben gemaakt, wij, Europeanen, in Oost en West, omdat we, terwijl we hier leefden, het zover hebben laten komen. Wij zijn fout geweest omdat wij Europeanen zijn en hebben getolereerd dat in de geest van de Europese mens het ‘humanisme’ vernietigd werd. 

Immers, 

geweld en  mededogen, heldhaftigheid en lafheid, wreedheid en geduld waren er altijd al geweest. Maar de leugen was nog nooit zo’n historie-vormende kracht geweest als in die jaren [tussen beide wereldoorlogen]. 

Volgens Kertész 'bekende' Márai al eerder ‘nog meer,’ namelijk in zijn in 1934 verschenen boek Bekentenissen van een burger, dat hij over de roeping als Europeaan geen enkele illusie bezat. Márai schreef: 


Wie in deze tijd schrijft, lijkt getuigenis te willen afleggen voor een later tijdperk,’ een ‘een getuigenis van het feit dat de eeuw waarin we geboren zijn ooit de triomf van de rede heeft verkondigd […] en heeft geloofd in die kracht van de geest om zich te verzetten, de kracht die het doodsverlangen van de kudde kan afremmen.  


Een dag voordat Caroline de Gruyter Sauer prees, liet zij in de NRC onder de kop ‘De Europese schande’ haar publiek weten dat ‘Europa de Afghaanse crisis [begon] met een kolossale uitglijder.’ 

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/08/20/de-europese-schande-a4055477 


Daarover de volgende keer.





Geen opmerkingen:

Het Nihilistische Israel

‘Het Westen heeft de wereld niet gewonnen door de superioriteit van zijn ideeën, waarden of religie, maar eerder door zijn superioriteit in ...