You can no more win a war than you can win an earthquake.
— Jeannette Rankin, in 1916 het eerste vrouwelijke gekozen lid in het Huis van Afgevaardigden, en daarmee tevens het eerste vrouwelijk lid van het Amerikaanse Congres.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jeannette_Rankin
Met betrekking tot de Russische Federatie stelde op 7 mei 2021 NRC’s opiniemaakster, Caroline de Gruyter, haar publiek de retorische vraag:
Waar ligt de grens? Betekent artikel 5 nog iets?
In tegenstelling tot Rankin is De Gruyter een aanhangster van het motto waarmee de Pruisische generaal Von Clausewitz’s geschiedenis maakte, namelijk dat ‘oorlog de voortzetting (is) van de politiek met andere middelen.’ Interessant in dit verband is dat Ismee Tames, hoogleraar Geschiedenis en Betekenis van Verzet tegen Oorlog en Onderdrukking aan de Universiteit Utrecht erop wijst dat hoewel veel mensen deze quote kennen:
Clausewitz in zijn beroemde boek Vom Kriege uit 1832 eigenlijk niet over oorlog [schrijft], maar over verzet. Wat is oorlog anders, zo vraagt hij zich retorisch af, dan het breken van het verzet van de tegenstander? Volgens Clausewitz draaide het in de moderne oorlogsvoering steevast om dat laatste.
Het is een scherpzinnige observatie van mevrouw Tames, die tevens ‘programmaleider War & Society’ is ‘aan het NIOD, Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocide Studies in Amsterdam en Arq/Stichting 1940-1945.’ Waar het hier om draait is dat de NRC-columniste De Gruyter inderdaad het verzet wil breken van de Russische Federatie tegen de wereldwijde neoliberale heerschappij van de VS, militair gesteund door zijn NAVO-satellieten. Een heerschappij die geenszins democratisch is, aangezien volgens haar vandaag de dag:
een linkse regering vrijwel hetzelfde economische beleid [voert] als een rechtse. Dat beleid wordt, vanwege de globalisering, ver boven hun hoofden uitgestippeld: door de 'markten,' het IMF, de trojka of in de boardroom van Pimco, één van de grootste obligatiefondsen ter wereld.
Om geen enkele misverstand te laten bestaan over haar impliciete constatering dat de westerse ‘democratie’ niet meer bestaat, voegde zij hieraan toe:
Een prominente socialistische politicus in een Europees land-in-moeilijkheden weigerde deze week een interview-verzoek ‘omdat Wall Street me afstraft als ik één woord verkeerd zeg.’ Hij mag ideeën hebben, maar die moet hij voor zichzelf houden. Zijn speelruimte is nul…
Je hoeft Piketty niet gelezen te hebben om te zien dat onze economieën steeds meer op het oude rechtse ideaalbeeld gaan lijken. Het verschil tussen rijk en arm groeit. Overheden, diep in de schulden omdat ze topzware banken moesten redden, slanken in ijltempo af. Overal wordt geprivatiseerd en geliberaliseerd. Bestuurders hebben geen keus, ook linkse bestuurders niet: ze hebben de markten op hun hielen.
https://www.nrc.nl/nieuws/2015/05/11/hoe-het-linkse-verhaal-verdwenen-is-1495192-a624520
Kortom, ondanks deze realiteit wil De Gruyter, als woordvoerster van het huidige ondemocratische bestel, dat de NAVO de Russen militair een lesje leert. Waarom is onduidelijk. Ik weet wel dat Ramsey Nasr, van 2009 tot 2013 Dichter des Vaderlands, gelijk heeft wanneer hij in zijn pamflet De Fundamenten (2021) over het poldervolk stelt dat:
's Neerlands wankelheid groot en gevaarlijk [is]. Niet omdat wij er financieel zo slecht aan toe zijn, maar omdat wij, meer dan in andere westerse landen, ons leven als volstrekt vanzelfsprekend, als een verworvenheid zijn gaan beschouwen, en onze fundamenten als ornamenten,
en dat:
Onze hele manier van leven is doordrenkt geraakt van achteloosheid. Wij zijn gaan geloven dat de basis -- een veilig, gezond, openbaar leven -- ons toekomst zonder meer. Dit heeft ons besmet met de idee van onkwetsbaarheid. Oorlog, dood, chaos: dat overkomt sons niet. Dat zijn andere landen, andere tijden.
Caroline de Gruyter is de publieke stem van dit achteloze volkje, zelfgenoegzaam en betweterig, onbehouwen en onwetend, het zit in alles, achter elke komma, in elk zinswending, tijdens elk betoog. Zij voert onbewezen beschuldigingen op om te stellen dat het de hoogste tijd is voor oorlogsvoering tussen twee, met massavernietigingswapens uitgeruste, grootmachten. Terwijl zij tegelijkertijd weet dat hierover in het huidige ondemocratische Westen niet democratisch beslist kan worden, zoals De Gruyter zelf beschreven heeft. Desondanks neemt zij dit op de koop toe. De ‘Russische beer’ moet namelijk, volgens haar, op ‘de staart’ worden ‘getrapt,’ een lachwekkende beeldspraak, aangezien een beer nauwelijks een staart heeft, zoals elk kind weet, dat het Noorse sprookje kent ‘Why the Bear Is Stumpy-Tailed.’ Als vader en grootvader vraag ik mij af hoe een 57-jarige Nederlandse moeder zo fanatiek kan zijn dat zij ook haar eigen kinderen wil opofferen voor haar ideologische kijk op de wereld. Waar komt die vernietigingsdrang vandaan? Uit welk milieu stamt deze Caroline dat zij zo’n vertrouwen heeft in massaal geweld? Wat is er psychisch mis gegaan bij haar? In een interview met de Vlaamse krant De Morgen verklaarde zij op 22 juni 2015 na het verschijnen van haar boek ‘“Zwitserlevens.” Of hoe grote bedrijven Europese landen naar de afgrond hebben gedirigeerd’:
‘Het was een mooie tijd,’ blikt ze terug terwijl ze voorzichtig aan een wijntje nipt in een oer-Oostenrijkse taveerne in Wenen, haar nieuwe thuisbasis. Vier jaar lang, van 2004 tot 2008, woonde Caroline De Gruyter met man en kinderen in het Zwitserse Crans, een schattig dorpje op een boogscheut (steenworp. svh) van het Meer van Genève. Zij: een journaliste met flink wat jaren internationale ervaring op de teller als Europa-correspondente voor NRC. Hij: een diplomaat met Belgisch- Portugese wortels.
‘Zwitserland is een droomland om kinderen op te voeden: netjes, groen, alles piekfijn georganiseerd. We woonden er in een chalet tussen de wijngaarden, met een Saoedische prins als rechtstreekse buur. Enkele dorpen verderop woonde Ingvar Kamprad (de oprichter van Ikea, FMI) (bekend vanwege zijn nazi-sympathieën. svh), Michael Schumacher bouwde in de buurt een gigantisch optrekje, en in hun kielzog waren de voorbije jaren tienduizenden topbankiers, ondernemers, belastingvluchtelingen, topsporters en CEO’s in Zwitserland neergestreken.
Ook het aantal multinationals dat een imposant Europees hoofdkwartier neerpootte tussen of op de alpenweiden viel nog amper bij te houden: van Yahoo over Nissan tot Chiquita. Gelokt door de Zwitserse gastvrijheid, het toen nog onaantastbare bankgeheim en het fiscaal uiterst gunstige bedrijfsklimaat.’
Kortom, Caroline de Gruyter woonde in een enclave van asociale belastingontwijkers (in haar milieu ‘belastingvluchtelingen’ geheten), het management van multinationals, succesvolle drugs- en wapenhandelaren, corrupte Arabische fundamentalisten, en andere superrijken, die allen inmiddels zoveel macht hebben dat zij ‘ons leven [hebben] ontwricht,’ aldus de kop boven het interview met haar. Desondanks was het voor haar en haar gezin ‘een mooie tijd,’ en ‘een droomland om kinderen op te voeden: netjes, groen, alles piekfijn georganiseerd.’ Opnieuw dat opmerkelijk autisme dat men zo vaak aantreft bij de nieuwe rijken, in ondermeer Zwitserland, Zuid Spanje, het Caribisch gebied, Monaca, en sinds enige jaren eveneens rond Marrakech in Marokko. Wanneer ik De Gruyter’s beweringen analyseer moet ik onherroepelijk denken aan Tomasi di Lampedusa’s beschrijvingen in zijn roman De Tijgerkat, waarin hij de nieuwe rijken typeert als mensen die 'niet gehinderd worden door de honderden belemmeringen die eerlijkheid, betamelijkheid en zelfs een goede opvoeding voor de meeste anderen vormen.’ Bij Caroline de Gruyter, afkomstig uit een middenklasse milieu, doet zich de bekende tweeslachtige reactie voor zodra dit slag burgers geconfronteerd wordt met de superrijken, te weten: enerzijds een zekere afkeer en onbegrip, anderzijds een stille bewondering, zoals F. Scott Fitzgerald zo knap beschreven heeft in The Great Gatsby (1925). De middenklasse kan niet anders dan opkijken naar de extreem rijken, omdat de Spießbürger uiterst gevoelig blijft voor status, en de jacht erop. Scott Fitzgerald beschreef het aldus:
Let me tell you about the very rich. They are different from you and me. They possess and enjoy early, and it does something to them, makes them soft where we are hard, and cynical where we are trustful, in a way that, unless you were born rich, it is very difficult to understand. They think, deep in their hearts, that they are better than we are because we had to discover the compensations and refuges of life for ourselves. Even when they enter deep into our world or sink below us, they still think that they are better than we are. They are different.
Typerend is de omschrijving van de kitscherige ski-enclave Crans als ‘een schattig dorpje,’ dat, zoals blind mag worden aangenomen, nooit door een bombardement van de kaart zal worden geveegd, om de simpele reden dat de rijken een plek op aarde nodig hebben om hun zaken financieel af te handelen, en daarbij niet gehinderd willen worden door de Europese oorlogen die elke eeuw het Avondland hebben geteisterd. ‘Vier jaar lang’ woonde zij in ‘een droomland,’ want ‘netjes, groen, alles piekfijn georganiseerd.’ Elke dag weer in de nabijheid van de financiële macht, die ‘gelokt door’ de vermeende ‘Zwitserse gastvrijheid,’ aldaar profiteerden van ’het toen nog onaantastbare bankgeheim en het fiscaal uiterst gunstige bedrijfsklimaat.’ Een in zichzelf opgesloten wereldje, hermetisch geïsoleerd van de wanorde die overal heerst door de totalitaire macht van de neoliberale ideologie. Crans en omgeving is een toevluchtsoord voor statuszoekers en rijken die hun aanzien bevestigd willen zien. Met betrekking tot het brandende verlangen naar status schreef Alain de Botton, de Britse filosoof en auteur van Zwitserse afkomst, in zijn boek Status Anxiety (2004):
There are common assumptions about which motives drive us to seek high status; among them, a longing for money, fame and influence. Alternatively, it might be more accurate to sum up what we are searching for with a word seldom used in political theory: love. Once food and shelter have been secured, the predominant impulse behind our desire to succeed in the social hierarchy may lie not so much with the goods we can accrue or the power we can wield, as with the amount of love we stand to receive as a consequence of high status. Money, fame and influence may be valued more as tokens of -- and as a means to -- love rather than as ends in themselves.’
Maar in de liefdeloze wereld waarin alleen aan het verkrijgen van zoveel mogelijk geld waarde wordt gehecht, kan een multimiljardair nooit genoeg geld bezitten, omdat zijn/haar liefdesloosheid onbegrensd blijft, en de oneindige leegte nooit kan worden gevuld. Hoe meer hij/zij heeft, des te hebberiger de rijke wordt. De status-anxiety zal nooit verdwijnen. Maar dat beseft de kleinburger niet, net zo min als hij/zij beseft dat onder de rijken, tegen wie ze zo hoog opkijken, een hoog percentage ‘con men’ leeft, die zo treffend beschreven zijn in Herman Melville’s The Confidence-Man: His Masquerade (1857), ’s wereld’s meest rücksichtslose ‘ripoff artists.’ Dit roept opnieuw de vraag op: wat drijft de opiniemaakster Caroline de Gruyter? Enerzijds beschrijft zij hoe de westerse ‘democratie’ volledig is uitgehold en de postmoderne macht, oftewel de ‘grote bedrijven,’ met hun van banken geleend geld zonder intrinsieke waarde de ‘Europese landen naar de afgrond hebben gedirigeerd.’ Anderzijds staat zij als één man achter de NAVO die de belangen verdedigt van dit parasitaire systeem dat het Westen ‘naar de afgrond’ heeft ‘gedirigeerd,’ en de toekomst van ook haar kinderen vernietigt. Waarom zou zij publiekelijk impliciet oproepen een desastreuze oorlog tegen Rusland te beginnen? Is zij gek van geldingsdrang geworden? Of speelt er nog iets anders een rol?
De prominente Amerikaanse auteur en ‘social critic,’ professor Camille Paglia, spreekt in dit verband van ‘radical relativism,’ een ‘attitude’ van rationeel lijkende mensen die tegelijkertijd de meest krankzinnige tegenstrijdigheden verspreiden. Dezelfde pose is kenmerkend voor populaire opiniemakers en journalisten van de polderpers, zo heb ik de afgelopen halve eeuw kunnen constateren. De poseur en de pers kunnen niet zonder elkaar, als parasieten leven ze van elkaar, ze vormen een symbiose in het almaar uitdijende rijk van de kitsch. Of zoals Milan Kundera het stelde:
Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.
Het woord kitsch verwijst naar een houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van pasklare ideeën, in de taal van… de emotie.
Eén van de wezenlijke kernmerken van kitsch is dat het meer wil lijken dan het is. Het is uitsluitend gericht op effect. En omdat gedachten in een massamaatschappij onmogelijk het ultieme effect kunnen teweegbrengen, gebruikt de poseur sentimenten, verpakt in makkelijk te verteren meningen. Hij/Zij grossiert in frasen en zwart-wit beelden. Voor de poseurs en hun publiek tellen niet de feiten, maar de opinies, niet de ratio, maar de emoties. Het ene moment is de opiniemaker bij machte de werkelijkheid te registreren, het volgende moment is hij/zij verdwaald geraakt in een ideologische wereld. Een voorbeeld: NRC’s opiniemaker Caroline de Gruyter stelde eerst in 2015 dat de westerse ‘democratie’ is uitgehold, aangezien:
Overheden, diep in de schulden omdat ze topzware banken moesten redden, slanken in ijltempo af. Overal wordt geprivatiseerd en geliberaliseerd. Bestuurders hebben geen keus, ook linkse bestuurders niet: ze hebben de markten op hun hielen.
En:
Tegenwoordig voert een linkse regering vrijwel hetzelfde economische beleid als een rechtse. Dat beleid wordt, vanwege de globalisering, ver boven hun hoofden uitgestippeld: door de ‘markten,’ het IMF, de trojka of in de boardroom van Pimco, één van de grootste obligatiefondsen ter wereld.
Een prominente socialistische politicus in een Europees land-in-moeilijkheden weigerde deze week een interview-verzoek ‘omdat Wall Street me afstraft als ik één woord verkeerd zeg.’ Hij mag ideeën hebben, maar die moet hij voor zichzelf houden. Zijn speelruimte is nul,
om vervolgens in 2021 met evenveel stelligheid in dezelfde krant te beweren dat het hoog tijd is dat Rusland militair wordt aangevallen, met als argument dat de Russen twee juridisch onbewezen misdaden tegen het Westen zouden hebben gepleegd, waardoor volgens haar de vraag actueel is: ‘Betekent artikel 5 nog iets?’ het artikel waarbij de NAVO heeft geregeld dat een aanval op één een aanval op allen is. Terecht waarschuwde de beroemde Amerikaanse journalist H.L. Mencken eens: ‘the urge to save humanity is almost always only a false-face for the urge to rule it,’ oftewel een recept voor een autoritaire ‘orde.’ De Gruyter’s schizofrene houding is iets dat haar publiek niet opvalt, omdat de krant met zijn waan van de dag zichzelf continue tegenspreekt. Daardoor valt het niemand meer op, het publiek is niets anders gewend. Het leeft in een virtuele wereld. Er bestaat geen waarheid meer, omdat in het postmodernisme alles even waar is en dus even onwaar. En daarom kan Caroline de Gruyter zichzelf eenvoudigweg niet meer tegenspreken, alles is immers even waar als onwaar. Who cares? In die werkelijkheid bestaat ook geen persoonlijke verantwoordelijkheid meer, want tegenover wie of wat zou men verantwoording moeten afleggen? Tegenover de waarheid?
Het enige dat hier van belang blijft, is de ziekelijke hang naar aandacht, om wereldberoemd te zijn in Nederland. Het verspreiden van onwaarheden is genormaliseerd, en de opiniemakers weten het. Luister naar een 'con man' als Geert Mak, de populairste opiniemaker in Nederland. In 2018 stelde hij als journalist zichzelf en polderhistorici de vraag:
Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is — en ik volg nu de definitie van de Amerikaans-Hongaarse historicus John Lukacs — in de eerste plaats 'het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’
Vervolgens verklaarde hij:
Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het 'uitbannen van onwaarheid,' serieus genoeg? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft. De eurocrisis is niet alleen een conflict over geldstromen, democratie en het karakter van het toekomstige Europa, het is ook een gevecht om het verhaal. Iets soortgelijks speelt zich af in de Verenigde Staten. En beide gevechten zijn we aan het verliezen.
http://www.geertmak.nl/nl/Leven/Kijken%20en%20luisteren/De%20woede%20van%20mijn%20oom%20Petrus/
Aldus de man die drie jaar eerder, op 16 april 2015 zijn gehoor nog voorhield dat ‘Kwaliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.’
Het meest absurde aan deze opiniemakers is dat zij weigeren te zwijgen. Hun pathologische manifestatiedrang is onbegrensd. Alleen de allergrootste denkers zijn nog in staat de waarheid te benaderen, auteurs als de joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur (2002), Imre Kertész. Als overlevende van de nazi-vernietigingskampen Auschwitz en Buchenwald schreef hij met een scherpzinnigheid die weinigen hebben geëvenaard, laat staan overtroffen. In 1994 beschreef hij de situatie in Europa als volgt:
De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon?
Na eerst het fascisme over zich heen te hebben gekregen, vervolgens het communisme en tenslotte het even totalitaire, neoliberale kapitalisme schreef hij:
Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land — naar keuze... dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood — in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.
de eeuw ligt zich ziek te wentelen in haar cel, te worstelen met zichzelf, met de vraag of ze haar eigen bestaan, haar zijnsvorm, haar bewustzijn zal aanvaarden of verwerpen, en terwijl ze daar ligt, gekweld door de pijn, wordt ze afwisselend overvallen door koortsaanvallen van agressie, verlammend schuldbesef, razend verzet en depressieve machteloosheid. Ze heeft geen helder besef van haar bestaan, ze kent haar doel, haar levenstaak niet, ze heeft haar creatieve plezier en haar verheffende rouw verloren, evenals haar vruchtbaarheid — kortom: ze is ongelukkig.
De mainstream-opiniemakers met hun verpolitiekte, ééndimensionale cliché’s zijn niet bij machte de wijsheid te doorgronden van Imre Kertész, wanneer hij stelt:
De mens wordt niet geboren om als een afgedankt onderdeel in de geschiedenis te verdwijnen, maar om zijn lot te begrijpen, zijn sterfelijkheid onder ogen te zien en — nu zult u een tamelijk ouderwetse wending van me horen — zijn ziel te redden. Het geluk van de mens in hogere zin ligt buiten zijn historisch bestaan — maar niet in de vermijding van de historische ervaring, integendeel, in het doorleven, in bezit nemen van die ervaring en in de tragische identificatie daarmee. De mens kan uitsluitend door kennis boven de geschiedenis worden verheven, tijdens de demoraliserende aanwezigheid van de totale geschiedenis is kennis de enige waardige toevlucht, het enige wat goed is. Slechts in het licht van die doorleefde wetenschap kunnen we de vraag stellen of alles wat we hebben begaan en ondergaan iets van waarde tot stand kan brengen — om het preciezer te formuleren: of we onze eigen leven waarde toekennen of het vergeten als amnesie-patiënten of misschien van ons afwerpen als zelfmoordenaars.
Tijdens een toespraak in Hamburg in het jaar 1994 merkte hij op:
Eén ding weet ik echter zeker: een beschaving die haar waarden niet duidelijk uitspreekt, of die haar verklaarde waarden laat vallen, gaat de weg op van het verval, van de aftakeling. Dan zullen anderen deze waarden uitspreken, en in de mond van die anderen zullen het geen waarden meer zijn maar evenzovele excuses voor onbeperkte macht en onbeperkte vernietiging. Velen hebben het tegenwoordig over een 'nieuwe barbarij': we moeten niet vergeten dat Rome, toen het door de barbaren werd overspoeld, allang zelf barbaars was geworden.
Tussen het complexe inzicht van een denker en het simplistisch manicheïsme van de massamedia moet het individu zich overeind proberen te houden. Van een ontwikkeld mens moet verwacht worden dat hij allereerst probeert te begrijpen in plaats van te veroordelen, en wanneer hij toch wil veroordelen dan nog zal hij zich tegen elke vorm van geweld moeten keren, ook die van zijn eigen groep. Alleen daardoor weet de burger zich te onderscheiden van het crapuul in de politiek en de pers dat er alleen maar op los wil meppen. De burger zou zich de volgende woorden van Jean Paul Sartre ter harte moeten nemen:
U allen, die zo vrijzinnig en zo humaan zijn, die zo’n overdreven bewondering hebben voor cultuur dat het grenst aan aanstellerij, u doet het voorkomen te zijn vergeten dat u wingewesten bezit en dat daar mensen in uw naam worden uitgeroeid,
aldus de Franse filosoof in het voorwoord van de Engelse vertaling van Les damnés de la terre (1961) van Frantz Fanon over de verworpenen op aarde, de armen en berooiden, de onderdrukten en verdoemden, de gezichts- en stemlozen die al eeuwenlang de ‘collateral damage’ zijn van het westers economisch, politiek en militair geweld. Met andere woorden: verzet U tegen de terreur van de macht! Verzet U tegen de niet aflatende oorlog tegen de mens en de natuur. In zijn boek Facing Gaia. Eight Lectures On The New Climatic Regime (2017), stelt de Franse socioloog en antropoloog Bruno Latour, hoogleraar aan het prestigieuze Institut d’études politiques in Parijs:
If we have long pretended that we had to exit from Nature in order to be emancipated as Humans, it in the face of Gaia that the Earthbound seek emancipation. When we begin to come together as Earthbound beings, we realize that we are convoked (opgeroepen. svh) by a power that is fully political, because it reverses all titles, all legal rights to occupy land and to claim to be its owner. Confronted with such a reversal of property titles, the Earthbound understand that, contrary to what the Humans have never stopped imagining, they will never play the roles of Atlas or Earth Gardener; will never be able to serve as Master Engineers of Space Ship Earth or even as modest and faithful Guardians of the Blue Planet. It is as simple as that: they are not alone in the command post. Some other entity has preceded them, although they have become aware belatedly (laat. svh) of its presence, its precedence, and its priority. The expression power-sharing means just that.
De mensheid leeft momenteel op een breukvlak van de westerse civilisatie. Het is nu erop of eronder. De oude consumptie-beschaving is op haar grenzen gestuit. Zelfs de technocratie is niet bij machte dit feit te negeren. Professor Latour:
To live in the of the Anthropocene is to acknowledge a strange and difficult limitation of powers in favor of Gaia, considered as the secular aggregation of all the agents that can be recognized thanks to the tracing of feedback loops. Here, just as with the earlier invention of the political personification of the State, both thought and practice need fiction: ‘Gaia, I name you as that which I am addressing and which I am prepared to face.’
En:
Even if we managed to restore a place for the sciences and to revitalize politics once again, the fact would still remain that the heirs of modernism — that is, today, the entire planet, to the extent that it is globalized — are situated in an impossible time, the time that has forever torn them away from the past and hurled them into a futureless future. Exactly the temporal situation whose obsolescence is marked by the Anthropocene.
Kortom, de situatie waarin de mensheid is beland, wordt gekenmerkt door het antropoceen, een begrip dat ‘werd gelanceerd door de Nederlandse atmosferisch chemicus Paul Crutzen,’ die in 1995, samen met twee collega’s, de Nobelprijs Scheikunde ontving. Het ‘antropoceen’ betekent het 'geologisch tijdperk van de mens,’ waarin de vaak desastreuze invloed van de mens overal op aarde aanwezig is. Deze ontwikkeling is van doorslaggevend belang voor de overleving van de mens. Latour waarschuwt dan ook:
There is no point soothing ourselves with illusions: we are as ill-prepared for the upheavals to come in the image of the world as was Europe in 1492. All the more so in that, this time, it is nor the expansion of space we have to prepare for, not the discovery of new land emptied in advance of their inhabitants, that gigantic land grab that made possible what has long been called the ‘Western expansion.’ We are still dealing with space, with the earth, with discovery, but it is the discovery of a new Earth considered in its intensity and no longer in its extension. We are not stunned spectators witnessing the discovery of a New World at our disposal; we are rather witnessing the obligation to relearn completely the way we are going to have to inhabit the Old World’s!
Hier tekent zich het immense- en wezenlijke verschil tussen journalistieke lichtgewichten met hun simplistische voorstelling van de werkelijkheid, en het diepe besef van intellectuele reuzen die de mens waarschuwen dat wij veelal ongemerkt in een volstrekt onvoorziene wereld zijn terechtgekomen. Terwijl Caroline de Gruyter, cum suis, nog steeds binnen de agressieve en desastreuze twintigste eeuwse ideologische oogkleppen blijven opereren, beschrijven westerse- en oosterse filosofen een geheel nieuwe realiteit waarin wij allen zijn beland. Maar omdat de ‘corporate press’ haar instincten is kwijtgeraakt, en haar gezond verstand, staat zij ineens met lege handen. Zij zijn nu letterlijk: sprakeloos. Door haar ideologische kijk op de wereld, ontbreekt het de commerciële pers, net als bij een mega-ramp, aan woorden, aan begrippen, aan context, om zich in uit te drukken. Met zijn infantiel Vooruitgangsgeloof beseft het journaille niet dat wij al die tijd slechts ‘spectateurs sans le savoir’ zijn geweest, zoals Jean Cocteau opmerkte in ‘Machine Infernale,’ een moderne bewerking van de Oedipus-mythe. Tweeënhalf duizend jaar eerder al liet de Griekse toneelschrijver Sophocles in Koning Oedipus zien hoe tragisch ons lot is. Mei 2003 wees een andere grote Europeaan, de van origine Tsjechische auteur Milan Kundera op het volgende:
Freeing the great human conflicts from the naive interpretation of a battle between good and evil, understanding them in the light of tragedy, was an enormous feat of mind; it brought forward the unavoidable relativism of human truths; it made clear the need to do justice to the enemy. But moral manicheism has an indestructible vitality. I remember an adaptation of Antigone I saw in Prague shortly after the second world war; killing the tragic in the tragedy, its author made Creon a wicked fascist confronted by a young heroine of liberty.
Such political productions of Antigone were much in fashion then. Hitler had not only brought horrors upon Europe but also stripped it of its sense of the tragic. Like the struggle against nazism, all of contemporary political history was thenceforth to be seen and experienced as a struggle of good against evil. Wars, civil wars, revolutions, counter-revolutions, nationalist struggles, uprisings and their repression have been ousted from the realm of tragedy and given over to the authority of judges avid to punish. Is this a regression? A relapse into the pre-tragical stage of humankind? But if so, who has regressed? Is it history itself? Or is it our mode of understanding history? Often I think: tragedy has deserted us; and that may be the true punishment.
https://www.theguardian.com/books/2003/may/17/featuresreviews.guardianreview34
Op zijn beurt wees de Britse auteur John Berger erop:
De veronderstellingen waarvan het mediabedrijf uitgaat namens het publiek zijn behalve blind ook verblindend… Misschien is het precies op dit punt dat onze vorm van democratie een langzame dood sterft. Als dat zo is, dan als gevolg van een weigering. De weigering van het mediabedrijf om het feit te erkennen en te laten doorwerken dat het publiek in zijn hart weet hoe de wereld in elkaar zit… De reden van deze weigering die een bedreiging is voor onze vorm van democratie, de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze drang tot verkopen.
In zijn essaybundel Stemverheffing uit 1992 benadrukte Berger:
Wat ik wil is dat mensen zich ervan bewust worden hoe smerig het mediabedrijf ze bedient als publiek. Smerig, omdat met de waardigheid van kijker en bekekene de vloer wordt aangeveegd. Herstel iets van die waardigheid — gun mensen de tijd, verschuif het gebruikelijke zwaartepunt — en slecht nieuws wordt van een onderbreking de waarheid. Er zijn tal van waarheden waarvoor geen directe oplossing bestaat. Het woord ‘oplossing’ raakt niet aan het tragische. Wíj moeten in aanraking komen met het tragische en ons erdoor laten raken. We zouden er misschien door veranderen als we het benoemden. Ook benoemd blijft het tragische tragisch, maar slecht nieuws zou het niet worden. Alleen van daaruit is een realistische politiek mogelijk.
People everywhere — under very different conditions — are asking themselves — where are we? The question is historical not geographical. What are we living through? Where are we being taken? What have we lost? How to continue without a plausible vision of the future? Why have we lost any view of what is beyond a lifetime?
The well-heeled experts answer: Globalization. Post-Modernism. Communications Revolution. Economic Liberalism. The terms are tautological and evasive. To the anguished question of Where are we? the experts murmur: Nowhere!
Might it not be better to see and declare that we are living through the most tyrannical — because the most pervasive — chaos that has ever existed? It's not easy to grasp the nature of the tyranny, for its power structure (ranging from the 200 largest multinational corporations to the Pentagon) is interlocking and diffuse, dictatorial yet anonymous, ubiquitous yet placeless. It tyrannizes from offshore — not only in terms of fiscal law, but in terms of any political control beyond its own. It’s aim to delocalize the entire world. It's ideological strategy — besides which Bin Laden's is a fairy tale — is to undermine the extent so that everything collapses into its special version of the virtual, from the realm of which — and this is the tyranny's credo — there will be a never-ending source of profit.
In Hold Everything Dear. Dispatches On Survival And Resistance (2007) wees John Berger erop dat:
Nihilism, in its contemporary sense, is the refusal to believe in any scale of priorities beyond the pursuit of profit, considered as the end-all of social activity, so that, precisely: everything has it price. Nihilism is resignation before the contention that Price is all. It is the most current form of human cowardice… The worst cruelties of life are its killing injustices. Almost all promises are broken.
Dit is het collectieve verraad van alle normen en waarden. Het tragisch levensgevoel wijkt fundamenteel af van het geloof in een verlossing via de weg van het christendom of via de Vooruitgangsidelogie van de geclaimde rationele Verlichting. Maar gemeten naar de kennis van de goden, of de natuur zo u wilt, blijft ‘human knowledge at its greatest ignorance.’ Sinds Auschwitz en Hiroshima kunnen zelfs de meest oppervlakkige opiniemakers weten dat de mens in ‘a universe’ leeft, aldus de Amerikaanse dichter Robert Fagles, ‘governed by powers in whose justice man must assert, in ignorance and with little hope of confirmation, a desperate belief.’ Het enige dat ik kan stellen is dat Caroline de Gruyter en al die andere journalistieke praatjesmakers hun overlevingsinstincten zijn kwijtgeraakt, om tenslotte, almaar door kletsend in het duister, hun publiek naar de afgrond te leiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten