donderdag 6 juni 2019

Ian Buruma's 'Mission Civilisatrice'


In de aanloop naar de NAVO-agressieoorlog tegen Irak, maart 2003, adviseerde mijn oude vriend Ian Buruma onder de kop ‘Why we must share America's dirty work,’ in The Guardian van 16 juli 2002 met grote stelligheid:

we cannot expect the Americans to be keen on our European civilizing mission. There is only one way out of this dilemma, which is to rebuild European military power. We cannot match the US, but we can share more of its burden. If we want the Americans to sign up to the ICC (het Internationaal Strafhof. svh) we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.

Buruma's oproep aan Europa om een deel van het 'smerige werk’ uit handen van de Amerikanen te nemen, is tevens een oproep oorlogsmisdaden te plegen, benevens misdaden tegen de menselijkheid en zelfs genocide, die alle nu eenmaal onlosmakelijk verbonden zijn aan moderne oorlogsvoering en ons’ juridisch ‘aansprakelijk’ maken. Bovendien zal dit een eind maken aan het ‘[m]ultilateralism and peaceful internationalism’ die door Buruma getypeerd worden als 'a kind of European white man's burden, a mission civilisatrice.’


Kenmerkend voor zijn onlogische manier van redeneren is Buruma's bewering dat pas wanneer Europa weer volop zal deelnemen aan oorlogsmisdaden ‘wij’ dan pas kunnen verwachten dat de macht in Washington het Internationaal Strafhof, die deze oorlogsmisdaden moet vervolgen, zal erkennen. Uit zijn woorden moeten ‘wij’ opmaken dat pas als Europese landen structureel het internationaal recht zullen schenden, de VS zal overgaan tot het juridisch vervolgen van zijn eigen oorlogsmisdadigers én betrokken hoge militairen en natuurlijk de politiek verantwoordelijken, net zoals de nazi-top na de Tweede Wereldoorlog in Neurenberg werd vervolgd en merendeels tot de dood werd veroordeeld. Maar omdat hier de logica ontbreekt,  zwijgt Buruma over de redenen waarom de VS dit zou doen. Even absurd is zijn stelling dat ‘multilateralisme en vreedzaam internationalisme’ een 'kind of European white man's burden, a mission civilisatrice’ is. Bekend is dat The White Man's Burden een begrip is van de Engelse dichter Rudyard Kipling en dat het gedicht uit 1899 als ondertitel droeg ‘The United States and the Philippine Islands.’ Op dat moment waren de Amerikaanse marine en het Amerikaanse leger op de Filippijnen druk doende met een genocidale oorlog tegen de bevolking die onafhankelijkheid eiste na drie eeuwen Spaanse overheersing. De Amerikaanse elite had evenwel heel andere plannen met het eilandenrijk zoals in 1912 nog eens duidelijk werd toen aan de vooravond van zijn presidentschap, Woodrow Wilson, de Amerikaanse buitenlandse politiek nog eens kort samenvatte met de woorden dat zodra:

de fabrikant erop staat de hele wereld als een markt te hebben, de vlag van deze natie hem moet volgen, en de deuren van de naties die voor hem gesloten zijn moeten worden ingebeukt. Concessies verkregen door financiers moeten worden beschermd door de ministers van Buitenlandse Zaken, zelfs wanneer de soevereiniteit van onwillige naties daarbij geschonden wordt.


Wilson’s regering ging ervan uit dat ‘primitieve volkeren’ net als ‘ondeugende kinderen zijn die de privileges en rechten van volwassenen uitoefenen’ en die daarom ‘een krachtige, en gezag afdwingende hand’ nodig hadden. In zijn visie werd ‘Amerika’ gedreven door ‘verheven idealen,’ die ‘stabiliteit en rechtvaardigheid’ ten doel hadden. Daarom bezat de VS met zijn ‘exceptionalisme’ een onbetwistbare recht op de hegemonie in de wereld. Het was derhalve niet meer dan normaal dat de VS imperialistisch was, eerst op het Noord Amerikaanse continent zelf, en vervolgens overzee. De bloedige verovering van de Filippijnen was in zijn ogen meer dan gerechtvaardigd, omdat 

onze belangen voorwaarts moeten marcheren, hoe altruïstisch we ook mogen zijn; andere naties moeten ervoor zorgen dat ze op een afstand blijven, en niet proberen ons tegen te houden. 

Achter de woorden van de 'internationalist' Woodrow Wilson ging natuurlijk geen ‘onbaatzuchtigheid’ schuil, maar economisch belang. Washington en Wall Street eisten de greep op ’s werelds grondstoffen en markten. Daarnaast bestond er het telkens terugkerende probleem van overproductie, een feit dat eerder door president McKinley zonder omwegen werd verwoord toen hij tijdens de grote depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: ‘Wij hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat — zo maakte de invloedrijke voorzitter van de Senaats Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen, Henry Cabot Lodge, nog eens duidelijk — de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op volle toeren draaiende industrieën.’ Met het oog daarop verklaarde de spraakmakende Senator Albert Beveridge: 

The Philippines are ours forever... and just beyond the Philippines are China's illimitable markets... The Pacific is ours.

Telkens weer was het argument tijdens het debat in het Congres over de annexatie van de Filippijnen dat deze eilandengroep moest fungeren als 'stepping-stones to China,’ destijds al een potentiële markt van rond de 400 miljoen consumenten. Natuurlijk werd deze noodzaak met nobel klinkende propaganda aan de man gebracht en decennialang herhaald door mainstream-journalisten van het allooi Ian Buruma. De VS had de plicht om de blanke beschaving te verspreiden onder 'savage and senile peoples,’ aldus Beveridge. Ook toen al een een wonderlijk argument, aangezien het merendeel van de Filippijnse bevolking na eeuwen Spaanse overheersing al vele generatieslang katholiek was. De Amerikaanse auteurs Roger Burbach en Jim Tarbell benadrukken in hun boek Imperial Overstretch: George W. Bush and the Hubris of Empire (2004) dat:

As President, Wilson was as aggressive as his predecessors, seizing control of the Mexican port of Vera Cruz, sending General Pershing to pursue Pancho Villa's rebels in northern Mexico, and ordering US troops into Haiti, the Dominican Republic, Cuba, Honduras and Panama... the United States acted as a sovereign power in the Caribbean and much of Latin America, intervening with troops thirty-one times in the region between 1901 and 1925 (see Collier 1993). And US foreign investments during the first quarter of the twentieth century expanded in tandem with the advance of the US flag, just as Wilson had advocated. In 1900 investments abroad stood at 500 million dollar, in 1909 at 2 billion dollar, in 1913 2.5 billion dollar, and by 1924 they had reached about 8 billion. 

Het Amerikaanse expansionisme werd door de beleidsbepalers gezien als een onvermijdelijkheid, het product van 'manifest destiny,' een als het ware door God geschonken recht om over de hele mensheid te heersen. Daarbij speelde democratische opvattingen geenszins een centrale rol, maar wel het racisme van de blanke elite. Ook bij Woodrow Wilson: 

Like many other progressives in the early 1900's, Woodrow Wilson showed little interest in the plight of African Americans. In fact, he shared many of the racist attitudes prevalent at the time. Although Wilson denounced the Ku Klux Klan's ‘reign of terror,’ he sympathized with its motives to restore white rule in the postwar South and to relieve whites of the ‘ignorant and hostile’ power of the black vote. In his early years as a student of the prestigious Princeton, Wilson had declared that ‘universal suffrage is the foundation of every evil in this country.’ He sharply opposed giving the vote to uneducated whites, but he detested the enfranchisement of blacks, arguing that Americans of Anglo-Saxon origin would always resist domination by ‘an ignorant and inferior race.’ He believed that white resistance to black rule was ‘unalterable.’ Later, as a politician, Wilson courted black voters, but he rarely consulted African-American leaders and repeatedly avoided opportunities to associate with them in public. Many of the southerners he appointed to his cabinet were uncompromising racists who systematically began segregating the employees in their agencies, even though the agencies had been integrated for over fifty years. Workplaces were segregated by race, as were toilets, drinking fountains, and areas for work breaks. When black leaders protested these actions, Wilson replied that such racial segregation was intended to eliminate ‘the possibility of friction’ in the federal workplace... James Loewen, professor of sociology at the University of Vermont, has written that Wilson ‘appointed southern whites to offices traditionally reserved for blacks’ and ‘personally vetoed a clause on racial equality in the Covenant of the League of Nations.’ The NAACP launched a public protest in 1913 against Wilson for ‘introducing segregation into the Federal Government.’

Getuige Ian Buruma’s woorden is dit racistisch exceptionalisme nog steeds niet geheel uit gewoekerd. Maar net als nu, moet elke imperiale oorlog met mooie woorden worden omkleed. Dat gaat in het geval van professor Buruma als volgt:

now that the Russians are down and out, the natural deference  (vanzelfsprekende eerbied. svh) to American leadership is harder to maintain. For an alliance to work, you need a common enemy. And many Europeans don't see Iraq as a common enemy. Instead, that nagging fear of being dragged into wars by bellicose America, of being rudely wrenched from our peaceful dreams, is growing. But this is the fear of the powerless bystander. One reason for wanting the US to be part of the ICC, or other international institutions, is to check its power and curb its excesses. Perhaps even to pacify it. At the same time, we expect the US to do the dirty work for us.

As long as this contradiction persists, we cannot expect the Americans to be keen on our European civilising mission. There is only one way out of this dilemma, which is to rebuild European military power. We cannot match the US, but we can share more of its burden. If we want the Americans to sign up to the ICC, we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.

Wanneer mijn oude vriend schrijft dat ‘wij tegelijkertijd van de Verenigde Staten verwachten dat ’t het smerige werk voor ons doet,’ dan bedoelt hij met 'wij' de succesvolle liberal stedelijke elites voor wie hij als broodschrijver actief is, niet de gewone burgers die in toenemende mate de dupe zijn van het neoliberalisme. Daarom is opiniemaker Buruma van de ‘corporate press’ aan te spreken op zijn steun aan oorlogsmisdaden. Zijn onverschilligheid tegenover de slachtoffers verklaart tevens waarom hij in 2008 vanwege zijn vermeend ‘kosmopolitisme’ de prestigieuze Erasmusprijs ontving uit handen van Koning Willem-Alexander, die namens het polder-establishment optrad. Veelzeggend is ook Buruma’s gebruik van het begrip ‘mission civilisatrice,’ dat door Franse imperialisten werd gebruikt om hun koloniaal systeem te rechtvaardigen. In haar schitterende The March of Folly. From Troy to Vietnam (1984) herinnert de Amerikaanse historica Barbara Tuchman haar lezers in dit verband aan het volgende:

Roosevelt (Franklin Delano. svh) had been right about the French record in Indochina; it was the most exploitative in Asia. The French administration concentrated on promoting the production of those goods — rice, coal, rubber, silk and certain spices and minerals — most profitable to export while manipulating the native economy as a market for French products. It provided an easy and comfortable living for some 45,000 French bureaucrats, usually those of mediocre talent, among whom a French survey in 1910 discovered three who could speak a reasonably fluent Vietnamese. It recruited as interpreters and middlemen an assistant bureaucracy of 'dependable' Vietnamese from the native upper class, awarding jobs as well as land grants and scholarships for higher education mainly to converts to Catholicism. It eliminated traditional village schools in favor of a French-style education which, for lack of qualified teachers, reached barely a fifth of the school-age population and, according to a French writer, left the Vietnamese 'more illiterate than their fathers had been before the French occupation.' Its public health and medical services hardly functioned, with one doctor to every 38,000 inhabitants… It substituted an alien French legal ode for the traditional judicial system and created a Colonial  Council   in   Cochin   China   whose   minority of Vietnamese members were referred to as ‘representatives of the conquered race.’ Above all, through the development of large company-owned plantations and the opportunities for corruption open to the collaborating class, it transformed a land-owning peasantry into landless sharecroppers (deelpachters. svh) who numbered over 50 percent of the population on the eve of World War II.

The French called their colonial system la mission civilisatrice, which satisfied self-image if not reality.

Tot zover Ian Buruma’s ‘mission civilisatrice’ dat het Westen schatrijk maakte en de kolonies arm hield. Binnen deze context dient men de tekst van Buruma te lezen wanneer hij oproept:

If we want the Americans to sign up to the ICC we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.



Ian Buruma: 'la mission civilisatrice.' Het toont de ongemanierdheid van de gevestigde orde. Beschaving betekent voor het establishment oorlogen en tegelijkertijd musea.



1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

Buruma, Smeets en consorten vormen de Nieuw-Conservatieve Achterlijkheid.

De 'containment' van Rusland en China zal mislukken. Binnen korte tijd zal een groot deel van de wereld nauw gelieerd zijn aan het economische blok dat door de twee wordt vertegenwoordigd -- omdat het zo gastvrij is.

De oude 'Westerse' wereld zal zich in toenemende mate gedragen zoals het Warschaupakt, tegen de tijd dat dat op instorten stond. We zien dat al geruime tijd om ons heen.

Buruma en Smeets voeren een achterhoedegevecht, een gevecht waarbij de reeele werkelijkheid wordt ontkend, waarin steeds krampachtiger, en derhalve met steeds bruter kracht en macht, vastgehouden wordt aan een afbrokkelende mondiale betekenis.

Het is de Nieuw-Conservatieve Achterlijkheid. Belangrijk is de erkenning dat daarin die achterlijkheid een progressieve aandoening is, d.w.z. zij zal zich steeds ernstiger verdiepen.

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...