Achterop Frank Westerman’s boek over ‘het terrorisme,’ getiteld Een Woord Een Woord (2016), wordt de eventuele koper gelokt met de simplistische tekst: ‘De verblinding van de terrorist versus de verbeelding van de schrijver. Wie wint?’ Alsof het hier een wedstrijd betreft, met winnaars en verliezers. Tegelijkertijd wordt impliciet opgeroepen tot massale terreur, wanneer Westerman stelt dat de ‘pen niet zonder het zwaard’ kan. Om de illusie goed versus kwaad nog eens te bekrachtigen heeft de uitgeverij tevens het volgende citaat afgedrukt uit de Standaard der Letteren, de wekelijkse boekenbijlage van de op tabloid-formaat verschijnende Vlaamse krant De Standaard: ‘Frank Westerman schrijft non-fictie met de pen en de bravoure van een groot romanschrijver.’ Die ‘bravoure’ manifesteert zich in de probleemstelling op de eerste regels van pagina 14:
Wat kan een redenaar uitrichten tegen een moordenaar?
Hier verraadt zich onmiddellijk het manicheïsch reductionisme van de kleinburgerlijke mainstream in het Westen. Enerzijds is sprake van een ‘redenaar,’ dus ‘iemand die de kunst van de welsprekendheid beoefent,’ en die in bloemrijke bewoordingen pretendeert de beschaving te dienen, in concreto de mensenrechten en de democratie. Anderzijds is er het barbaarse 'geweld' van de ‘moordenaar,’ gedreven door irrationele driften die de nobele intenties van de ‘redenaar’ vernietigen. Deze zwart-wit voorstelling van de werkelijkheid is noodzakelijk om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, aangezien, zoals Milan Kundera opmerkte,
De mens zich een wereld [wenst] waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.
Kundera wijst er daarbij op dat
Je je de toekomst wel [kunt] voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.
Als bewonderaar van Gustave Flaubert's werk schreef Milan Kundera dat 'het meest schokkende' in diens 'visie op de dwaasheid' het feit is dat
de dwaasheid niet vervaagt ten overstaan van de wetenschap, de techniek, de vooruitgang of het moderne, integendeel, met de vooruitgang gaat ook zij vooruit!
In 1983 wierp Kundera tijdens een lezing in de hol van de leeuw, de Verenigde Staten, de vraag op waar de obsessieve drang vandaan kwam om de wereld te willen overheersen:
Om rijker te zijn? Gelukkiger? Nee. De agressiviteit van het geweld is volmaakt ongeïnteresseerd, ongemotiveerd, ze wil alleen maar haar willen; ze is het zuiver irrationele. Kafka en Hasek confronteren ons... met deze reusachtige paradox: gedurende het tijdperk van de Moderne Tijd vernietigde de cartesiaanse rede één voor één alle uit de middeleeuwen geërfde waarden. Maar op het moment van de totale overwinning van de rede maakt het zuiver irrationele (het geweld dat niet meer wil dan z'n willen) zich meester van het wereldtoneel, omdat er geen enkel aanvaard waardesysteem meer is dat het in de weg zou kunnen staan.
Vanuit dit diepe inzicht wordt begrijpelijk waarom de mainstream-journalistiek niets anders doet dan het bedrijven van propaganda voor het heersende systeem, welk systeem dit ook moge zijn. Westerse journalisten functioneren doorgaans als priesters van het Vooruitgangsgeloof, dat niet zonder een vijand-beeld kan bestaan. En daarbij is het
niet zo belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst een en dezelfde geest. Je hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak, dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde hiërarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke verscheidenheid is de geest van de tijd,
aldus Kundera, die deze simplistische en propagandistische kijk op de werkelijkheid lijnrecht stelt tegenover de complexiteit van de roman, met al haar subtiele gelaagdheden. Ook Gustave Flaubert verafschuwde het simplisme van de pers. Al in 1866 schreef de Franse auteur in een brief aan een bevriende dame:
U heeft het over de verdorvenheid van de pers; die maakt mij zo doodziek dat kranten me een regelrechte lichamelijke walging bezorgen. Ik lees liever helemaal niets dan die verfoeilijke lappen papier. Maar men doet al het mogelijke om er iets belangrijks van te maken. Men gelooft erin en men is er bang voor. Dat is de wortel van het kwaad. Zolang de eerbied voor het gedrukte woord niet uit de wereld is geholpen, komen wij geen stap verder. Breng het publiek de liefde voor het grote bij en het zal de kleine dingen in de steek laten, of liever gezegd het zal de kleine dingen zichzelf laten uitschakelen. Ik beschouw het als een van de gelukkigste omstandigheden van mijn leven dat ik niet in kranten schrijf. Het doet mijn beurs geen goed, maar mijn geweten vaart er wel bij en dat is het voornaamste.
Vijf jaar later liet hij in een brief aan George Sand weten:
De hele droom van de democratie bestaat uit het verheffen van de proletariër tot het domheidspeil van de burgerman. Die droom is al gedeeltelijk verwezenlijkt. Hij leest dezelfde kranten en heeft dezelfde hartstochten.
Gustave Flaubert had een scherpzinnige kijk op de psyche van de moderne massamens. Hij besefte eerder dan wie ook dat ondanks de vooruitgang de dwaasheid niet zou wijken, een feit dat volgens Kundera
de grootste ontdekking was van een eeuw die zo trots was op haar wetenschappelijke rede... de dwaasheid vervaagt niet ten overstaan van de wetenschap, de techniek, de vooruitgang of het moderne, integendeel, met de vooruitgang gaat ook zij vooruit! […] de moderne dwaasheid betekent niet de onwetendheid, maar de gedachteloosheid van pasklare ideeën... De flaubertiaanse ontdekking is voor de toekomst van de wereld belangrijker dan de meest schokkende gedachten van Marx of Freud. Want je kunt je de toekomst wel voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeën die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.
Zo'n tachtig jaar nadat Flaubert zijn Emma Bovary bedacht had, in de jaren dertig van de vorige eeuw (negentiende eeuw. svh), zal een ander groot romancier, Hermann Broch, spreken over de heroïsche inspanningen van de moderne roman die zich verzet tegen de golf van kitsch, maar er tenslotte door gevloerd zal worden. Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen. Na meer dan vijftig jaar wordt de kernspreuk van Broch nu alleen nog maar meer waar. Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.
Westerman’s probleemstelling is een illustrerend voorbeeld van burgerman’s kitsch. Zij zet een ontwikkeld mens niet aan tot nadenken, bevestigt alle vooroordelen, zorgt ervoor dat de doorsnee lezer zijn eigen verantwoordelijkheid kan ontvluchten, en reduceert hem tot slechts de prooi van barbaarse ‘zaaiers van dood en verderf.’ Hoewel Westerman zichzelf tot een ‘redenaar’ rekent, heeft hij zich naadloos aangepast aan de collectieve vereisten van de consumptiecultuur. Tijdens het lezen moest ik aan de beschrijving denken van de Britse auteur John Berger dat:
[c]onsumptie en communicatie tegenwoordig verenigd [zijn] in een diabolische vennootschap, en uit deze vennootschap bestaat datgene wat wij kennen als de media. Eerst en vooral vertegenwoordigen de media een economisch contract waardoor alles wat er in de wereld gebeurt wordt gekoppeld aan het mechanisme van de verkoop.
Zoals de clerus in de middeleeuwen bepaalde wat de waarheid was, zo verordineren nu de massamedia hoe de waarheid is, en vooral ook ervaren moet worden door de massa. In zijn in 1992 verschenen essaybundel Stemverheffing schreef Berger:
De veronderstellingen waarvan het mediabedrijf, namens het publiek, uitgaat zijn behalve blind ook verblindend… Misschien is het precies op dit punt dat onze vorm van democratie een langzame dood sterft. Als dat zo is, dan als gevolg van een weigering. De weigering van het mediabedrijf om het feit te erkennen en te laten doorwerken dat het publiek in zijn hart weet hoe de wereld in elkaar zit… De reden van deze weigering die een bedreiging is voor onze vorm van democratie, de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze drang tot verkopen… Wat ik wil is dat mensen zich ervan bewust worden hoe smerig het mediabedrijf ze bedient als publiek. Smerig, omdat met de waardigheid van kijker en bekekene de vloer wordt aangeveegd. Herstel iets van die waardigheid –- gun mensen de tijd, verschuif het gebruikelijke zwaartepunt –- en slecht nieuws wordt van een onderbreking de waarheid.
Er zijn tal van waarheden waarvoor geen directe oplossing bestaat. Het woord ‘oplossing’ raakt niet aan het tragische. Wíj moeten in aanraking komen met het tragische en ons erdoor laten raken. We zouden er misschien door veranderen als we het benoemden. Ook benoemd blijft het tragische tragisch, maar slecht nieuws zou het niet worden. Alleen van daaruit is een realistische politiek mogelijk.
En omdat voor het neoliberalisme winst maken het heiligste geloofsartikel is spreekt Berger van 'the dealers of the Free Market and their corollary, the Mafia,' die weten dat
they now have the world in their pocket. They have. But to maintain their confidence they have to change the meaning of all the words used in languages to explain or praise or give value to life: every word, according to them now, is the servant of profit. And so they have become dumb. Or, rather, they can no longer speak any truth. Their language is too withered for that. As a consequence they have also lost the faculty of memory. A loss which one day will be fatal.
Wat Westerman chronisch ‘vergeet’ te melden is de geschiedenis, die zoals bekend gehoorzaamd aan de wet van oorzaak en gevolg. Hij verzwijgt bewust het feit dat het Westen al ruim vijf eeuwen lang massale terreur heeft uitgeoefend en nog steeds pleegt zodra het er zelf beter van kan worden. De in de polder bejubelde auteur schrijft vanuit de leugen die het Westen heeft gecreëerd om zijn eigen terrorisme te rechtvaardigen. Daarentegen wees de zwarte intellectueel en dichter Aimé Césaire uit de Franse kolonie Martinique in zijn Discours sur le colonialisme (1950) erop dat de
colonial enterprise is to the modern world what Roman imperialism was to the ancient world: the prelude to Disaster and the forerunner of Catastrophe. Come, now! The Indians massacred, the Moslem world drained of itself, the Chinese world defiled and perverted for a good century; the Negro world disqualified; mighty voices stilled forever; homes scattered to the wind; all this wreckage, all this waste, humanity reduced to a monologue, and you think that all that does not have its price? The truth is that this policy cannot but bring about the ruin of Europe itself, and that Europe, if it is not careful, will perish from the void it has created around itself.
They thought they were only slaughtering Indians, or Hindus, or South Sea islanders, or Africans. They have in fact overthrown, one after another, the ramparts behind which European civilization could have developed freely.
I know how fallacious historical parallels are, particularly the one I am about to draw. Nevertheless, permit me to quote a page from Edgar Quinet (Franse negentiende eeuwse historicus. svh) for the not inconsiderable element of truth which it contains and which is worth pondering. Here it is:
‘People ask why barbarism emerged all at once in ancient civilization. I believe I know the answer. It is surprising that so simple a cause is not obvious to everyone. The system of ancient civilization was composed of a certain number of nationalities, of countries which, although they seemed to be enemies, or were even ignorant of each other, protected, supported, and guarded one another. When the expanding Roman Empire undertook to conquer and destroy these groups of nations, the dazzled sophists thought they saw at the end of this road humanity triumphant in Rome. They talked about the unity of the human spirit; it was only a dream. It happened that these nationalities were so many bulwarks protecting Rome itself... Thus when Rome, in its alleged triumphal march toward a single civilization, had destroyed, one after the other, Carthage, Egypt, Greece, Judea, Persia, Dacia, and Cisalpine and Transalpine Gaul, it came to pass that it had itself swallowed up the dikes that protected it against the human ocean under which it was to perish. The magnanimous Caesar, by crushing the two Gauls, only paved the way for the Teutons. So many societies, so many languages extinguished, so many cities, rights, homes annihilated, created a void around Rome, and in those places which were not invaded by the barbarians, barbarism was born spontaneously. The vanquished Gauls changed into Bagaudes. Thus the violent downfall, the progressive extirpation (het uitroeien. svh) of individual cities, caused the crumbling of ancient civilization. That social edifice was supported by the various nationalities as by so many different columns of marble or porphyry. When, to the applause of the wise men of the time, each of these living columns had been demolished, the edifice came crashing down; and the wise men of our day are still trying to understand how such mighty ruins could have been made in a moment's time.’
And now I ask: what else has bourgeois Europe done? It has undermined civilizations, destroyed countries, ruined nationalities, extirpated ‘the root of diversity.’ No more dikes, no more bulwarks. The hour of the barbarian is at hand. The modern barbarian. The American hour. Violence, excess, waste, mercantilism, bluff, gregariousness, stupidity, vulgarity, disorder.
Ter verduidelijking:
In the later Roman Empire, bagaudae (also spelled bacaudae) were groups of peasant insurgents who arose during the Crisis of the Third Century, and persisted until the very end of the western Empire, particularly in the less-Romanised areas of Gallia and Hispania, where they were ‘exposed to the depredations of the late Roman state, and the great landowners and clerics who were its servants.’
De oorsprong van Bagaudae moet worden gezocht in boeren en stedelingen die vanwege de plundertochten door Germaanse stammen alles kwijt waren geraakt. Zij vormden gewapende groepen om zich te beschermen en voorzagen zichzelf van levensonderhoud door te roven en plunderen.
De parallellen tussen toen en nu zijn fascinerend. De binnenlandse onderkaste die door het neoliberalisme al sinds ruim drie decennia wordt gekweekt en die door het systeem van de ‘jobless growth’ almaar uitdijt, zijn de ‘Bangaudae’ van nu. De macht weet dit, en heeft zich hierop voorbereid via wetgeving, de militarisering van de politie, het op grote schaal bespioneren van de eigen bevolking, het creëren van gewapende conflicten om de aandacht af te leiden en zo de interne cohesie te beschermen, etcetera. De oorlog tegen de buitenlandse Bangaudae is al in volle gang en ziedaar de scherpzinnige constatering van ‘Aimé Césaire’ van 66 jaar geleden:
Geen dijken meer, geen verschansingen meer. Het uur van de barbaar is aangebroken. Het Amerikaanse uur. Geweld, overdaad, verspilling, handel, bluf, kuddegeest, domheid, vulgariteit, wanorde.
Dit inzicht laat zien hoe pover de opvattingen van de provinciaal Frank Westerman zijn. Hij speelt de rol van het slachtoffer van het ‘geweld.’ In zijn al dan niet geacteerde onnozelheid stelt hij de vraag: ‘Kunnen woorden opgewassen zijn tegen kogels?’ Hij voegt hieraan toe: ‘Wat voor woorden?’ Deze vraag zou hij evenwel niet aan zijn witte publiek moeten vragen, maar aan de gekleurde slachtoffers van de uiterst agressieve Europese en Amerikaanse cultuur. Zij weten al generatieslang dat ‘woorden’ niet ‘opgewassen zijn tegen kogels’ van de koloniale legers en hun erfgenamen, de huidige heersers die met geweld hun neoliberale ideologie globaliseren. De lezers zouden bijvoorbeeld de in vele talen verschenen bestseller King Leopold's Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa (1998) kunnen lezen,
a best-selling popular history book by Adam Hochschild (Amerikaanse journalist en schrijver. svh) that explores the exploitation of the Congo Free State by King Leopold II of Belgium between 1885 and 1908, as well as the atrocities that were committed during that period. In doing so, the book aimed to increase public awareness of these Belgian colonial crimes, successfully as it turned out.
It was refused by nine of the 10 U.S. publishing houses to which an outline was submitted, but became an unexpected bestseller and won the prestigious Mark Lynton History Prize for literary style. It also won the 1999 Duff Cooper Prize. By 2013 more than 600,000 copies were in print in a dozen languages.
The book is the basis of a 2006 documentary film of the same name, directed by Pippa Scott and narrated by Don Cheadle.
The title is adopted from the 1914 poem ‘The Congo,’ by Illinois poet Vachel Lindsay. Condemning Leopold's actions, Lindsay wrote:
Listen to the yell of Leopold's ghost,
Burning in Hell for his hand-maimed host.
Hear how the demons chuckle and yell,
Cutting his hands off, down in Hell.
The story chronicles the efforts of King Leopold II of Belgium to make the Congo into a colonial empire. With a complex scheme of political intrigue, corruption and propaganda, he wins the assistance of one of the best-known explorers of the time, Henry Morton Stanley, as well as that of public opinion and of powerful states. Through the Berlin Conference and other diplomatic efforts, he finally obtains international recognition for his colony. He then establishes a system of forced labour that keeps the people of the Congo basin in a condition of slavery, collecting ivory and rubber under brutal conditions, which he used to finance his palaces, all the while claiming he was bringing Christianity to the natives.
The book places King Leopold among the great tyrants of history. The death toll in the Congo under his regime is hard to pin down, both because accurate records were not kept and because many of the existing records were deliberately destroyed by Leopold shortly before the government of Belgium took the Congo out of his hands… Hochschild cites many subsequent lines of inquiry that conclude that the early official estimates were essentially correct: roughly half the population of the Congo perished during the Free State period. Since the census taken by the Belgian government (after acquiring the Congo from Leopold) found some 10 million inhabitants, Hochschild concludes that roughly 10 million perished, though the precise number can never be known…
Hochschild devotes a chapter to Joseph Conrad, the famous Anglo-Polish writer, who captained a steamer on the Congo River in the first years of Belgian colonization. Hochschild observes that Conrad's novel Heart of Darkness, despite its unspecific setting, gives a realistic picture of the Congo Free State. Its main character, Kurtz, was inspired by real state functionaries in the Congo, notably Leon Rom. While Heart of Darkness is probably the most reprinted and studied short novel of the 20th century, its psychological and moral truths have largely overshadowed the literal truth behind the story. Hochschild finds four likely models for Kurtz: men who, like Kurtz, boasted of cutting off the heads of African rebels and sometimes displaying them.
Het kan niemand verbazen dat Frank Westerman over dit terrorisme zwijgt, terwijl het toch 'een verhaal' is over ondermeer 'begeerte' en 'terreur' is. Net zo muisstil is hij over de ruim zes decennia durende zionistische terreur tegen de Palestijnse bevolking. Voor de ‘vrije pers’ zijn het westers terrorisme en het door het Westen gesteunde terrorisme van de zionistische staat in de bezette gebieden taboe-onderwerpen. Desondanks pretendeert ‘onze’ Frank in zijn boek met de ‘actualiteit van het moment’ te beginnen, te weten:
de ontvoering van bijna driehonderd middelbareschoolmeisjes in Nigeria, door de moslimbroederschap die zich Boko Haram noemt: ‘Westers onderwijs is verboden.’ Helpt hier een Twittercampagne tegen? Maakt het iets uit dat Michelle Obama een foto van zichzelf verspreidt met in haar hand een kartonnetje #Bring Back Our Girls?
De vragen zijn misleidend, en wel omdat Westerman het niet in zijn hoofd zal halen om zich publiekelijk af te vragen of een ‘Twittercampagne [helpt] tegen’ de terreur van Obama’s aanslagen met drones, die meer ‘girls’ hebben vermoord dan Bokom Haram ooit in staat zal zijn te doen. Niet voor niets waarschuwt Amnesty International ervoor dat:
The Obama administration claims its use of lethal force, including with drones, is ‘legal,' ‘ethical,’ and ‘wise.’ But Amnesty International is gravely concerned that the administration is killing people outside the bounds of human rights and the law.
Maar opnieuw, voor de Westermannen van de westerse pers is wat NAVO-bondgenoot de VS doet geen terreur, maar ordehandhaving. De orde van de wanorde, maar desalniettemin: ‘orde,’ omdat ‘we say so.’ Waar het de modale journalist/auteur om draait is ‘Wie wint?’ zoals de journalist/auteur op de achterkant van zijn meest recente boek laat weten. En geheel volgens de dominante opvatting van alle heersers in alle tijden is ook Frank Westerman er diep van overtuigd dat de ‘Pen’ niet zonder het ‘Zwaard’ kan, of, zoals Mao eind jaren twintig van de vorige eeuw verklaarde: ‘macht komt uit de loop van een geweer.’ Het geweer is inmiddels de ‘kernbom’ geworden, waarbij het ‘zwaard’ volkomen in het niet valt. Ondertussen is Westerman niet met de militaire ontwikkelingen mee gegroeid. Met archaïsche begrippen en een simplistische voorstelling van zaken is hij druk doende zoveel mogelijk publiek te trekken. Met succes als men afgaat op de lof die de zelfbenoemde leden van Hoflands ‘politiek-literaire elite’ in de polder hun ‘Frank’ toe wuiven. Journalisten als Frank Westerman zijn voor de ware macht in het Westen uiterst goedkope en plooibare huurlingen, van wie de ‘pen ons soepel mee[voert]’ langs de gruwelen van ‘het terrorisme’ van de niet-westerling. Zoals de historicus Edgar Quinet stelde, '[t]oen, begeleid door het applaus van de wijze mannen uit die tijd,' alle
living columns had been demolished, the edifice came crashing down; and the wise men of our day are still trying to understand how such mighty ruins could have been made in a moment's time.
Michelle Obama.
4 opmerkingen:
"Westerman is geloofwaardig".
En inderdaad, Westermans oorlog, en die van zijn bewonderaars, is een geloofsartikel.
Hugo Brandt Corstius zei eens het volgende.
Spreekt iemand, die aan een onwetende een giraf omschrijft als een 4-hoevig geel-bruin
soort paard met een kort staartje met een kwastje, de waarheid?
Nee, want hoewel dit alles waar is, wordt het meest in het oog lopende kenmerk zorgvuldig
onvermeld gelaten.
Frank Westerman is iemand die het meest essentiële, de grofste wandaad van terreur en
terrorisme, bewust onvermeld laat.
Frank Westerman weet dat zijn zorgvuldige selectie uit alles wat waarheid is, hem desondanks
tot een een ordinaire leugenaar maakt.
Stan, kun je wat titels van Kundera noemen waar je de bovengenoemde stukken uit hebt.
Ik vind ze buitengewoon verrassend lucide en pertinent.
de kunst van de roman. prachtige essays.
stan
Dank je!
Een reactie posten