Increasingly, we live in a world where nothing makes any sense. Events come and go like waves of a fever, leaving us confused and uncertain. Those in power tell stories to help us make sense of the complexity of reality, but those stories are increasingly unconvincing and hollow.
Adam Curtis. Bitter Lake. 2015
Hoewel ruim zes decennia geleden de Amerikaanse president Dwight Eisenhower waarschuwde voor wat hij ‘het militair-industrieel complex’ noemde, zult u nooit via de mainstream-media in Nederland een serieuze analyse van dit machtige bolwerk vernemen. Sterker nog: ‘de vrije pers’ staat juist in dienst van dit complex, waarvan het bestaan alleen kan worden gerechtvaardigd door het creëren van vijanden en het voeren van oorlogen. Ondanks het feit dat het NAVO-geweld, onder aanvoering van Washington en Wall Street, telkens weer desastreus afloopt, blijven de commerciële media propaganda maken voor nieuwe terreur. Deze analyse zult u dan ook niet aantreffen in het door de polderpers bejubelde boek van de journalist/ schrijver Frank Westerman, getiteld Een Woord Een Woord (2016). En dat is niet toevallig. Onder de mainstream bestaat een onverbiddelijke consensus over hoe ‘we’ de wereld dienen te zien en te ervaren, namelijk als een strijd tussen goed en kwaad, waarbij — het spreekt voor zich — ‘wij’ de goeden zijn en ‘zij’ de slechten. Het manicheïsme geldt als belangrijkste geloofsartikel voor de massamedia en dus voor de massa, en vice versa. De geruststellende bevestiging van het eigen gelijk functioneert als medicijn om de ontmantelde massamens gemobiliseerd te houden. In dat opzicht verschilt de westerse journalistiek niet van die in de voormalige Sovjet Unie. De hedendaagse pers vervult een even disciplinerende rol als de geestelijkheid tijdens de Middeleeuwen. De Britse auteur John Berger wees er in dit verband op dat
[c]onsumptie en communicatie tegenwoordig verenigd [zijn] in een diabolische vennootschap, en uit deze vennootschap bestaat datgene wat wij kennen als de media. Eerst en vooral vertegenwoordigen de media een economisch contract waardoor alles wat er in de wereld gebeurt wordt gekoppeld aan het mechanisme van de verkoop.
In zijn essaybundel Stemverheffing (1992) merkte hij op:
De veronderstellingen waarvan het mediabedrijf uitgaat namens het publiek zijn behalve blind ook verblindend… Misschien is het precies op dit punt dat onze vorm van democratie een langzame dood sterft. Als dat zo is, dan als gevolg van een weigering. De weigering van het mediabedrijf om het feit te erkennen en te laten doorwerken dat het publiek in zijn hart weet hoe de wereld in elkaar zit… De reden van deze weigering die een bedreiging is voor onze vorm van democratie, de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze drang tot verkopen.
In zijn boek Hold Everything Dear (2007) schreef Berger:
The key term of the present global chaos is de- or relocalization. This does not only refer to the practice of moving production to wherever labour is the cheapest and regulations minimal. It also contains the offshore demented dream of the ongoing power: the dream of undermining the status and confidence of all previous fixed places, so that the entire world becomes a single fluid market.
The consumer is essentially somebody who feels or is made to feel, lost, unless he or she is consuming. Brand names and logos become the place names of the Nowhere.
De postmoderne massamens leeft in een Waste Land, zoals T.S Eliot de versplintering van het geloof in de westerse beschaving al in 1922 beschreef. De uitzichtloosheid van het moderne bestaan is door vele grote dichters en schrijvers na hem verder uitgewerkt. Temidden van het voortdurende gezever van de zelfgenoegzame ‘politiek-literaire elite’ in de polder is er geen enkele ruimte voor het besef dat:
Democracy is a proposal (rarely realized) about decision making; it has little to do with election campaigns. It's promise is that political decisions be made after, and in the light of, consultation with the governed. This is dependent upon the governed being adequately informed about the issues in question, and upon the decision-makers having the capacity and will to listen and take account of what they have heard. Democracy should not be confused with the 'freedom' of binary choices, the publication of opinion polls or the crowding of people into statistics… Both military and economic strategists now realize that the media play a crucial role -- not so in defeating the current enemy as in foreclosing and preventing mutiny, protest or desertion. Any tyranny's manipulation of the media is an index of its fears… Every form of contestation against the tyranny is comprehensible. Dialogue with it is impossible. For us to live and die properly, things have to be named properly. Let us reclaim our words.
Maar juist dit kan de mainstream-journalist niet, omdat de woorden die hij gebruikt niet van hem zijn, maar van de macht, en aldus zijn zij ontdaan van hun ware betekenis. Een Woord Een Woord? Wat vandaag een waarheid heet te zijn, is morgen een leugen, en omgekeerd. John Berger:
We are writing about the pain in the world. We have to reject the new tyranny's discourse. Its terms are crap. In the interminably repetitive speeches, announcements, press conferences and threats, the recurrent terms are: Democracy, Justice, Human Rights, Terrorism. Each word in the context signifies the opposite of what it was once meant to signify.
Westerman schreef 288 pagina’s lang over ‘het terrorisme’ van in feite de ander, niet dat van ‘ons,’ want wij zijn nu eenmaal de goeden. Een Woord Een Woord, maar wat als die woorden kitsch zijn? Het was Milan Kundera die ‘ons’ eraan herinnerde dat:
Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen… Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.
En misschien wel het meest kenmerkende aan kitsch is dat het identiteitsloos is, het kan elk rolmodel aannemen, en juist daarom is de virtuele wereld van de media een leugen. John Berger in Photocopies: Encounters (1996):
the dealers of the Free Market and their corollary, the Mafia assume they now have the world in their pocket. They have. But to maintain their confidence they have to change the meaning of all the words used in languages to explain or praise or give value to life: every word, according to them now, is the servant of profit. And so they have become dumb. Or, rather, they can no longer speak any truth. Their language is too withered for that. As a consequence they have also lost the faculty of memory. A loss which one day will be fatal.
Dit is de werkelijkheid waarbinnen journalisten/schrijvers als Frank Westerman en Geert Mak functioneren, en hun bestsellers aan de man brengen. Zo beweert Geert Mak in zijn Reizen zonder John (2012) met grote stelligheid dat het 'Amerikaanse presidenten' waren die 'een begin van orde brachten in de mondiale politiek en economie,' zonder erbij te vermelden dat daardoor op dit moment ‘the wealthiest 20 percent of the world's population consumes 80 percent of the goods and services produced from the earth's resources,’ terwijl meer dan drie miljard wereldbewoners ieder van twee dollar per dag moet zien te overleven. Voor mijn oude vriend is het kapitalistische systeem een ‘orde,' terwijl die 'orde' 62 miljardairs zo obsceen rijk heeft gemaakt dat zij vandaag de dag evenveel bezitten als de helft van de totale wereldbevolking tezamen, zijnde ruim 3,5 miljard mensen die in bittere armoede leven. De leugen is inmiddels zo groot geworden dat de juistheid van Adolf Hitler’s adagium ‘[v]ertel een leugen vaak genoeg, luid genoeg, en lang genoeg en het volk zal je gaan geloven’ elke dag weer bewezen wordt. Het is waar: ‘De mensen trappen eerder in een grote leugen dan in een kleine,’ en wel omdat, zoals ‘der Führer’ in Mein Kampf (1925-1927) uiteenzette:
de omvang van een leugen altijd een bepaalde factor van geloofwaardigheid bevat, aangezien de grote massa van de bevolking in de bodem van hun harten ernaar neigen liever te worden beschadigd dan bewust en doelbewust kwaadaardig te zijn, en dat, daarom, in het licht van de primitieve eenvoud van hun brein ze gemakkelijker ten prooi vallen aan een grote leugen dan aan een kleine, omdat ze zelf liegen in kleine dingen, maar zich zouden schamen voor te grote leugens. Zo'n leugen zal nooit in hun hoofden opkomen en ze zullen niet in staat zijn om te geloven in de mogelijkheid van zulke monsterlijk bedrog en valse verklaringen bij anderen, ja, zelfs wanneer ze worden verlicht over het onderwerp, zullen zij lang twijfelen en aarzelen, en ten minste één van deze twee zaken als de waarheid blijven beschouwen.
De massamedia spelen bij het verspreiden van de leugen een doorslaggevende rol, zoals onder andere blijkt uit het feit dat op het onderwerp ‘het westers militair-industrieel complex’ een taboe rust. En dus wordt de terreur van dit ondemocratisch netwerk niet centraal gesteld in het door de mainstream zo geprezen Een Woord Een Woord van Frank Westerman. Oorzaak en gevolg bestaan in die wereld nauwelijks of niet. ‘Ons’ kent ‘Ons,’ en dus blijven ‘we’ binnen de nauw omlijnde grenzen van de officiële consensus, in een poging de status quo zo lang mogelijk te handhaven. Met als gevolg dat ‘we live in a world where nothing makes any sense,’ zoals onder andere de Britse cineast Adam Curtis in zijn werk aantoont, terwijl ‘[t]hose in power tell stories to help us make sense of the complexity of reality, but those stories are increasingly unconvincing and hollow.’ Nu de geloofwaardigheid van de ‘democratische’ politici en hun mainstream-pers almaar afneemt, en de weerzin en woede onder de burgers/consumenten toeneemt, is in toenemende mate sprake van rule by fear, het creëren van collectieve angst voor het grote kwaad, voorheen de Sovjet Unie, vervolgens de drugs dealers die een ‘War on Drugs’ moesten rechtvaardigen en nu ‘het terrorisme,’ dat het bestaan van het ontelbare miljarden verslindende militair-industrieel complex dient te legitimeren. Door het — via de mainstream-media, speelfilms en tv-nieuwsshows —verspreiden van angst weet de elite de bevolking gemobiliseerd te houden en slaagt zij er tot nu toe in haar macht te consolideren, daarmee het gelijk van Aristoteles bewijzend dat ‘de mens meer [wordt ]beheerst door angst dan door ontzag.’ Het resultaat is verregaand cynisme, lethargie en onverschilligheid onder de massa. Gelaten verneemt de burgerij, inclusief een aanzienlijk deel van de zogeheten intelligentsia, de samenvatting van bijvoorbeeld het Chilcot Rapport, waarin wordt medegedeeld dat ‘Tony Blair deliberately exaggerated the threat posed by the Iraqi regime as he sought to make the case for military action,’ met andere woorden dat hun voormalige premier had gelogen om een ‘agressieoorlog’ te kunnen beginnen, een oorlogsmisdaad waarvoor de nazi-leiding tijdens de Neurenberger Processen ter dood werd veroordeeld, aangezien
[t]o initiate a war of aggression, therefore, is not only an international crime; it is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole,
een feit dat nog dagelijks in Irak wordt bewezen:
On 3 July 2016, coordinated bomb attacks were carried out in Baghdad, resulting in mass civilian casualties. A few minutes after midnight local time (2 July, 21:00 UTC), a suicide truck bombing in the district of Karrada killed more than 300 people and injured hundreds more. The mainly Shia area was busy with late night shoppers because it was Ramadan. A second roadside bomb was detonated in the suburb of Sha'ab, killing at least five.
De belangrijkste schuldigen, de politici en pers die de illegale inval in Irak steunden en propageerden, gaan tot op de dag van vandaag vrijuit. Geen van mijn mainstream-collega’s eist dat de politiek verantwoordelijken en de pers juridisch vervolgd worden, terwijl nu algemeen bekend is dat er geen mandaat bestond voor die inval. Sterker nog: de krant waarvoor de journalist/auteur Frank Westerman werkte, NRC Handelsblad, heeft zelfs nooit excuses aangeboden voor het feit dat het op de dag dat de Shock and Awe- inval begon, 20 maart 2003, het publiek berichtte:
Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire.
Deze oproep tot deelname aan een ‘agressieoorlog,’ en daarmee grootschalige terreur, wordt door Westerman verzwegen in zijn recente boek over ‘het terrorisme.’ Hij ziet dit niet als steun aan ‘terrorisme,’ om de simpele reden dat voor de mainstream de Amerikaanse terreur geen terrorisme is, maar hooguit een politieke inschattingsfout. Vanuit dit perspectief komen de lovende woorden van ‘popster-terrorismedeskundige,’ professor Beatrice de Graaf, in NRC/Handelsblad over Westerman’s Een Woord Een Woord (2016) in een onthullend licht te staan:
Frank Westerman heeft een gouden pen, een verbluffende historische verbeelding en een ijzersterk motto: 'stoppen met vertellen verandert de wereld ten kwade.’ Dankzij zijn stilistische kwaliteiten brengt hij de Molukse gijzeldrama's zo dichtbij dat je denkt dat het om de recente aanslagen in Parijs gaat. Westerman is een rasverteller die zijn vertellingen inzet als wapen tegen verdere verharding en polarisatie.
De gotspe ten top: 'stoppen met vertellen verandert de wereld ten kwade.’ Ik zou het niet treffender hebben kunnen formuleren. Westerman’s woorden illustreren meteen zijn collaborerende houding, die overigens door de CDA-hoogleraar geprezen wordt ‘als wapen tegen verdere verharding en polarisatie.’ Hier zien ‘we’ een gesloten, zelfs autistisch wereldje, waarin groot ‘ontzag’ bestaat voor geclaimde ‘autoriteit.’ De basis van deze ‘autoriteit’ is het vijf eeuwenoude gelijk van de westerse wereld, dat een vrijbrief leverde en nog steeds levert voor zowel het kolonialisme als het neo-kolonialisme, oftewel het gewelddadige neoliberalisme. En dus schrijft Frank Westerman over zijn collega Henk Hofland dat die, in zijn ogen, ‘zoveel autoriteit’ bezat dat hij nooit om diens ‘handtekening’ durfde te ‘vragen.’ Het was dezelfde opiniemaker H.J.A. Hofland die, ruim zes decennia lang zweeg over de hem bekende Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, om te voorkomen dat zijn reputatie schade op zou lopen. En toch ‘zoveel autoriteit’ op een ‘beroemde sofa,’ dat Westerman hem niet eens om een ‘handtekening’ durfde te vragen. Zo klein is Nederland. En zo gevaarlijk was Hofland dat de ‘beste journalist van de twintigste eeuw’ nog een jaar voor zijn dood angst zaaide door te beweren dat ‘President Poetin geen compromis [wil],’ en ‘het dus noodzaak [is] voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen.’ Geweld als basis voor ‘ontzag,’ een primitieve impuls, zo oud als de mensheid. Zijn hele werkzame leven lang stond de zo bewonderde Hofland als Atlanticus aan de kant van het geweld, het westers geweld, de NAVO, onder aanvoering van ‘Amerika,’ dat tot aan zijn dood voor hem de ‘kwantitatief en misschien ook wel kwalitatief een superieure cultuur’ was. Maar wat betekent een dergelijke bewering in de praktijk? In het begin van zijn boek Blowback. The Costs and Consequences of American Empire (2004) stelde de alom gerespecteerde Amerikaanse geleerde Chalmers Johnson dat de Verenigde Staten na de Koude Oorlog in plaats van te demobiliseren zijn wereldwijd imperium in stand hield en zelfs uitbreidde. Toen ik hem in 2006, vier jaar voor zijn dood, over de oorzaken van deze ontwikkeling interviewde, gaf hij de volgende verklaring:
Ik denk dat de belangrijkste reden is wat men met een technische term noemt: 'Militair Keynesianisme,' waarmee aangegeven wordt dat het militair-industrieel complex, de wapenindustrie, een integraal onderdeel is geworden van de Amerikaanse economie… Het heeft nagenoeg niets te maken met de defensie van ons land maar alles met de commerciële belangen van de wapenindustrie. Die industrie is buitengewoon wonderlijk, het heeft maar één klant, er bestaat nauwelijks enige concurrentie en het is geen kapitalisme, maar staatssocialisme. Ik ben van mening dat het belangrijkste punt is dat de beleidsbepalers in de Verenigde Staten zich in 1991, ten tijde van de ineenstorting van de Sovjet Unie, zich simpelweg niet konden voorstellen dat hun economie zou groeien zonder door te gaan met het militair-industrieel complex en dus met de wapenindustrie. Meer algemeen gesproken was de Verenigde Staten eraan gewend geraakt een imperium te bezitten en om op elk continent de dienst uit te maken, te geloven dat het praktisch overal bij elk besluit betrokken moest zijn. Tegelijkertijd was het al in 1991 niet langer meer in een economische positie om zijn wereldwijd imperium te handhaven. Desondanks zocht het onmiddellijk na de val van de Sovjet Unie naar een vervangende vijand terwijl het zich die niet kon permitteren.
Eén van kwalijkste aspecten van het besluit om als het ware de Koude Oorlog voort te zetten was het feit dat de Verenigde Staten geen rekening hield met de mogelijkheid dat het dezelfde weg zou opgaan als de Sovjet Unie. Ook wij zijn in steeds grotere problemen geraakt door 'imperial overstretch' (dat wil zeggen: het rijk kost meer dan het opbrengt), door een toenemend economisch verval en door de overmatige afhankelijkheid van de wapenindustrie. Daarnaast krijgen we steeds meer te maken met wat de CIA noemt 'blowback,' een term daterend uit 1953 toen de Amerikaanse overheid in het geheim betrokken was bij de omverwerping van een democratisch gekozen buitenlandse regering, te weten de Iraanse premier Mohammed Mossadeq die de oliebronnen had genationaliseerd. Blowback betekent de onbedoelde consequenties van geheime buitenlandse operaties. Het is daarbij belangrijk te benadrukken dat het wraakneming betreft voor buitenlandse operaties die volstrekt geheim gehouden werden voor het Amerikaanse publiek, natuurlijk niet voor de slachtoffers ervan. Het resultaat is dat zodra er represailles volgen de Amerikaanse burger volstrekt onvoorbereid is en de gebeurtenissen niet kan zien in termen van oorzaak en gevolg. De aanslagen van 11 september 2001 zijn het duidelijkste voorbeeld daarvan. In plaats van te vragen waarom ze ons haten, had president Bush zich beter kunnen afvragen wie op aarde ons niet haat, en waarom men ons haat met goede redenen.
Aangezien de VS meer dan de helft van zijn ‘discretionary’ federale budget besteedt aan het militair-industrieel complex is het vanzelfsprekend dat er een vijand nodig is om zijn bestaan te legitimeren, en het liefst natuurlijk een oorlog, aangezien voor de elite geldt dat 'De oorlog zoet [is] voor wie hem niet heeft meegemaakt,’ zoals de Griekse dichter Pindarus al in de vijfde eeuw voor het begin van onze jaartelling constateerde. Daar komt bij het hedendaags truïsme dat de ‘oorlog door iedere heersende groep gevoerd [wordt] tegen de eigen onderdanen en het doel van de oorlog niet [is] om gebiedsoverwinningen te maken of te voorkomen, maar om de structuur der samenleving in stand te houden,' aldus George Orwell. Deze twee feiten werpen een helder licht op Westerman’s stellige overtuiging dat de ‘pen niet zonder het zwaard’ kan, want ‘We zijn best weerloos,’ waarbij ‘we’ de westerlingen zijn, over wie de vooraanstaande Amerikaanse politicoloog, wijlen Samuel Huntington, in zijn bestseller The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) schreef:
The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.
Het is geenszins merkwaardig dat de VS sinds de Tweede Wereldoorlog voortdurend ergens ter wereld een gewapend conflict uitvecht. De continuïteit van het Amerikaanse agressie is tekenend voor de westerse cultuur; sinds de onafhankelijkheidsverklaring in 1776 is de VS 93 procent van haar bestaan in oorlog geweest, in een poging zijn hegemonie af te dwingen, zoals door de geschiedenis heen alle imperia hebben gedaan, daarbij toegejuicht door overgrote meerderheid van de ‘politiek-literaire elite,’ die in dit ‘georganiseerde geweld’ een ‘superieure cultuur’ ontwaren. Als gevolg van de westerse amnesia wordt het tegengeweld van de slachtoffers gekwalificeerd als ‘terrorisme,’ het product van ‘inferieure culturen.’ Daarom is het van ultiem belang de naoorlogse buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in een bredere en feitelijke context te plaatsen. In zijn boek Bomb Power. The Modern Presidency and The National Security State (2010) beschrijft de gezaghebbende Amerikaanse auteur Garry Wills hoe door de uitvinding en het gebruik van de kernbom de macht van de president toenam, ten koste van de invloed van het Congres. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling geweest, vooral ook omdat de uitvoerende macht voortaan uitging van ‘the belief that the best chance for peace comes from risking war,’ waarbij het begrip ‘vrede’ opgevat moet worden als de vestiging van de wereldwijde Amerikaanse hegemonie. Om de bevolking permanent gemobiliseerd te houden moest zoveel mogelijk angst worden aangewakkerd voor de vijand, de Sovjet-Unie, en voor iedereen die kritisch stond tegenover het expansionisme van Washington en Wall Street. Centraal daarbij gold dat ‘you're either with us, or against us,’ en soortgelijke varianten. Zo waarschuwde president Bush junior na de aanslagen van 11 september 2001 de mensheid dat ‘Either you are with us, or you are with the terrorists,’ waardoor iedere wereldbewoner die de Amerikaanse terreur in bijvoorbeeld Afghanistan en Irak niet 100 procent steunde ‘als vijand zou worden beschouwd.’ Zover was de macht van het ‘georganiseerde geweld,’ oftewel staatsterreur inmiddels voort geschreden. En wat de politieke en militaire macht van het ‘superieure Amerika’ daarmee precies bedoelde was inmiddels genoegzaam bekend door de Amerikaanse terreur tegen bijvoorbeeld de Japanse burgerbevolking. In de filmdocumentaire The Fog of War (2003)
Former Secretary of Defense Robert McNamara talks about how, as a lieutenant colonel advising Colonel Curtis LeMay during World War II, he helped plan the firebombing of Tokyo. As McNamara’s eyes fill with tears, he talks about the final days of the war: ‘In a single night we burned to death 100,000 Japanese civilians in Tokyo — men, women and children.’ The documentary shows the US audience the level of decimation through a comparison of Japanese and US cities. McNamara talks about the event to advocate proportionality in war.
‘Killing 50-90% of the people in 67 Japanese cities and then bombing them with two nuclear bombs is not proportional, in the minds of some people, to the objectives we were trying to achieve.’
But as I see the film, McNamara unintentionally undermines the legitimacy of war crimes jurisprudence as the scene comes to a close.
‘What makes it immoral if you lose but not if you win?’
McNamara never comes to grip with the answer: nothing — war is war. Victors judge right and wrong, decide who is a war criminal, and write the history books (mentioned here and here; or see Marmot on the subject here and here). As horrible as the firebombing was, as horrible as Japan’s war in East Asia was, when it comes to war, the victors must fight total war until surrender. Ceasefires and conditional surrenders frequently perpetuate conflict. That is the result of war between great powers.
Which gets to my problem with war crimes. McNamara admits that ‘[Lemay], and I’d say I, were behaving as war criminals.’ But the two never went before court to answer for their actions — they were treated as heros when they returned home victorious.
Generaal Curtis LeMay, die opklom tot stafchef van de Amerikaanse luchtmacht, vatte de Amerikaanse militaire strategienet betrekking tot het bombarderen als volgt samen: ‘There is no such thing as an innocent civilian.’ Ruim twee decennia later verklaarde hij met betrekking tot de Vietnam Oorlog ‘We will bomb them back to the Stone Age.’ In 1995 schreef de Robert McNamara dat als gevolg van het Vietnam-beleid van ‘de regeringen Kennedy, Johnson en Nixon’ de VS ‘verschrikkelijk leed’ had toegebracht aan miljoenen burgers, omdat ‘wij de macht onderschatten van het nationalisme teneinde een volk te motiveren… om te vechten en te sterven voor hun overtuigingen en waarden — en we blijven dat vandaag de dag nog steeds doen in vele delen van de wereld,’ terwijl ‘wij niet het door God gegeven recht hebben om elke natie naar ons eigen beeld te scheppen.’ Ik breng nogmaals in herinnering de definitie van ‘terrorisme,’ zoals die in het Amerikaanse Leger Handboek staat afgedrukt, namelijk: ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.’ Hoewel hij te bang is om publiekelijk te reageren, leg ik mijn collega Frank Westerman toch de vraag voor waarom het massale terrorisme in Vietnam voor de mainstream-journalist niet als terrorisme wordt gezien, terwijl een insider als McNamara dit ‘geweld’ wel degelijk als oorlogsterreur beschouwt? Terreur op veel grotere schaal dan de ‘terroristen,’ die in Westerman’s boek worden behandeld, hebben gepleegd. Wat zou voor hem toch het verschil kunnen zijn tussen de terreur van een staat en de terreur van relatief kleine groeperingen? Hoewel de door Westerman zo bewonderde H.J.A. Hofland een jaar voor zijn dood een onderscheid maakte tussen Republikeinen en Democraten, toen hij in De Groene Amsterdammer schreef dat ook al zal 'het Westen zich moeten aanpassen,’ aan een snel veranderende wereld ‘we’ dan toch ‘nog altijd bij voorkeur onder Amerikaanse leiding,’ de toekomst in zullen moeten, tenminste ‘als het een Democraat is,’ bestaat er in werkelijkheid geen enkel verschil tussen beide partijen zodra het op het Amerikaans agressie aankomt. De volgens de hoogbejaarde Hofland ‘ideale kandidaat’ voor het Amerikaanse presidentschap, Hillary Clinton, is daar een illustrerend voorbeeld van. Niet alleen steunde zij als senator al het Amerikaanse buitenlandse geweld, inclusief de illegale shock and awe-inval in Irak, maar op 13 september 2001 verklaarde deze Democratische havik, in navolging van de Republikeinse president Bush junior, dat ‘Every nation has to either be with us, or against us.’ Waarom zowel Republikeinen als Democraten de Amerikaanse buitenlandse terreur steunen, daarover de volgende keer, en wie weet verzamelt Frank Westerman genoeg moed om hier op deze weblog publiekelijk met mij in discussie te gaan. ‘Zoveel autoriteit’ bezit ik voor hem toch niet dat hij niet met mij durft te discussiëren?
Weapons 'R' Us (But You’d Never Know It)There’s No Business Like the Arms Business
When American firms dominate a global market worth more than $70 billion a year, you’d expect to hear about it. Not so with the global arms trade. It’s good for one or two stories a year in the mainstream media, usually when the annual statistics on the state of the business come out.It’s not that no one writes about aspects of the arms trade. There are occasional pieces that, for example, take note of the impact of U.S. weapons transfers, including cluster bombs, to Saudi Arabia, or of the disastrousdispensation of weaponry to U.S. allies in Syria, or of foreign sales of the costly, controversial F-35 combat aircraft. And once in a while, if a foreign leader meets with the president, U.S. arms sales to his or her country might generate an article or two. But the sheer size of the American arms trade, the politics that drive it, the companies that profit from it, and its devastating global impacts are rarely discussed, much less analyzed in any depth.
So here’s a question that’s puzzled me for years (and I’m something of an arms wonk): Why do other major U.S. exports -- from Hollywood movies to Midwestern grain shipments to Boeing airliners -- garner regular coverage while trends in weapons exports remain in relative obscurity? Are we ashamed of standing essentially alone as the world’s number one arms dealer, or is our Weapons “R” Us role such a commonplace that we take it for granted, like death or taxes?The numbers should stagger anyone. According to the latest figures available from the Congressional Research Service, the United States was credited with more than half the value of all global arms transfer agreements in 2014, the most recent year for which full statistics are available. At 14%, the world’s second largest supplier, Russia, lagged far behind. Washington’s “leadership” in this field has never truly been challenged. The U.S. share has fluctuated between one-third and one-half of the global market for the past two decades, peaking at an almost monopolistic 70% of all weapons sold in 2011. And the gold rush continues. Vice Admiral Joe Rixey, who heads the Pentagon’s arms sales agency, euphemistically known as the Defense Security Cooperation Agency, estimates that arms deals facilitated by the Pentagon topped $46 billion in 2015, and are on track to hit $40 billion in 2016.
To be completely accurate, there is one group of people who pay remarkably close attention to these trends -- executives of the defense contractors that are cashing in on this growth market. With the Pentagon and related agencies taking in “only” about $600 billion a year -- high by historical standards but tens of billions of dollars less than hoped for by the defense industry -- companies like Lockheed Martin, Raytheon, and General Dynamics have been looking to global markets as their major source of new revenue.In a January 2015 investor call, for example, Lockheed Martin CEO Marillyn Hewson was asked whether the Iran nuclear deal brokered by the Obama administration and five other powers might reduce tensions in the Middle East, undermining the company’s strategy of increasing its arms exports to the region. She responded that continuing “volatility” in both the Middle East and Asia would make them “growth areas” for the foreseeable future. In other words, no worries. As long as the world stays at war or on the verge of it, Lockheed Martin’s profits won’t suffer -- and, of course, its products will help ensure that any such “volatility” will prove lethal indeed.Under Hewson, Lockheed has set a goal of getting at least 25% of its revenues from weapons exports, and Boeing has done that company one better. It’s seeking to make overseas arms sales 30% of its business.Good News From the Middle East (If You’re an Arms
Maker)
http://www.tomdispatch.com/post/176169/tomgram%3A_william_hartung%2C_how_to_arm_a_%22volatile%22_planet/#moreArms deals are a way of life in Washington. From the president on down, significant parts of the government are intent on ensuring that American arms will flood the global market and companies like Lockheed and Boeing will live the good life. From the president on his trips abroad to visit allied world leaders to the secretaries of state and defense to the staffs of U.S. embassies, American officials regularly act as salespeople for the arms firms. And the Pentagon is their enabler. From brokering, facilitating, and literally banking the money from arms deals to transferring weapons to favored allies on the taxpayers' dime, it is in essence the world’s largest arms dealer.In a typical sale, the U.S. government is involved every step of the way. The Pentagon often does assessments of an allied nation’s armed forces in order to tell them what they “need” -- and of course what they always need is billions of dollars in new U.S.-supplied equipment. Then the Pentagon helps negotiate the terms of the deal, notifies Congress of its details, and collects the funds from the foreign buyer, which it then gives to the U.S. supplier in the form of a defense contract. In most deals, the Pentagon is also the point of contact for maintenance and spare parts for any U.S.-supplied system. The bureaucracy that helps make all of this happen, the Defense Security Cooperation Agency, is funded from a 3.5% surcharge on the deals it negotiates. This gives it all the more incentive to sell, sell, sell.And the pressure for yet more of the same is always intense, in part because the weapons makers are careful to spread their production facilities to as many states and localities as possible. In this way, they ensure that endless support for government promotion of major arms sales becomes part and parcel of domestic politics.General Dynamics, for instance, has managed to keep its tank plants in Ohio and Michigan running through a combination of add-ons to the Army budget -- funds inserted into that budget by Congress even though the Pentagon didn’t request them -- and exports to Saudi Arabia. Boeing is banking on a proposed deal to sell 40 F-18s to Kuwait to keep its St. Louis production line open, and is currently jousting with the Obama administration to get it to move more quickly on the deal. Not surprisingly, members of Congress and local business leaders in such states become strong supporters of weapons exports.Though seldom thought of this way, the U.S. political system is also a global arms distribution system of the first order. In this context, the Obama administration has proven itself a good friend to arms exporting firms. During President Obama’s first six years in office, Washington entered into agreements to sell more than $190 billion in weaponry worldwide -- more, that is, than any U.S. administration since World War II. In addition, Team Obama has loosened restrictions on arms exports, making it possible to send abroad a whole new range of weapons and weapons components -- including Black Hawk and Huey helicopters and engines for C-17 transport planes -- with far less scrutiny than was previously required.This has been good news for the industry, which had been pressing for such changes for decades with little success. But the weaker regulations also make it potentially easier for arms smugglers and human rights abusers to get their hands on U.S. arms. For example, 36 U.S. allies -- from Argentina and Bulgaria to Romania and Turkey -- will no longer need licenses from the State Department to import weapons and weapons parts from the United States. This will make it far easier for smuggling networks to set up front companies in such countries and get U.S. arms and arms components that they can then pass on to third parties like Iran or China. Already a common practice, it will only increase under the new regulations.The degree to which the Obama administration has been willing to bend over backward to help weapons exporters was underscored at a 2013 hearing on those administration export “reforms.” Tom Kelly, then the deputy assistant secretary of the State Department's Bureau of Political-Military Affairs, caught the spirit of the era when asked whether the administration was doing enough to promote American arms exports. He responded:“[We are] advocating on behalf of our companies and doing everything we can to make sure that these sales go through... and that is something we are doing every day, basically [on] every continent in the world... and we’re constantly thinking of how we can do better.”One place where, with a helping hand from the Obama administration and the Pentagon, the arms industry has been doing a lot better of late is the Middle East. Washington has brokered deals for more than $50 billion in weapons sales to Saudi Arabia alone for everything from F-15 fighter aircraft and Apache attack helicopters to combat ships and missile defense systems.The most damaging deals, if not the most lucrative, have been the sales of bombs and missiles to the Saudis for their brutal war in Yemen, where thousands of civilians have been killed and millions of people are going hungry. Members of Congress like Michigan Representative John Conyers and Connecticut Senator Chris Murphy have pressed for legislation that would at least stem the flow of the most deadly of the weaponry being sent for use there, but they have yet to overcome the considerable clout of the Saudis in Washington (and, of course, that of the arms industry as well).When it comes to the arms business, however, there’s no end to the good news from the Middle East. Take the administration’s proposed new 10-year aid deal with Israel. If enacted as currently planned, it would boost U.S. military assistance to that country by up to 25% -- to roughly $4 billion per year. At the same time, it would phase out a provision that had allowed Israel to spend one-quarter of Washington’s aid developing its own defense industry. In other words, all that money, the full $4 billion in taxpayer dollars, will now flow directly into the coffers of companies like Lockheed Martin, which is in the midst of completing a multi-billion-dollar deal to sell the Israelis F-35s.“Volatility” in Asia and EuropeAs Lockheed Martin’s Marillyn Hewson noted, however, the Middle East is hardly the only growth area for that firm or others like it. The dispute between China and its neighbors over the control of the South China Sea (which is in many ways an incipient conflict over whether that country or the United States will control that part of the Pacific Ocean) has opened up new vistas when it comes to the sale of American warships and other military equipment to Washington’s East Asian allies. The recent Hague court decision rejecting Chinese claims to those waters (and the Chinese rejectionof it) is only likely to increase the pace of arms buying in the region.At the same time, in the good-news-never-ends department, growing fears of North Korea’s nuclear program have stoked a demand for U.S.-supplied missile defense systems. The South Koreans have, in fact, just agreed to deploy Lockheed Martin’s THAAD anti-missile system. In addition, the Obama administration’s decision to end the longstanding embargo on U.S. arms sales to Vietnam is likely to open yet another significant market for U.S. firms. In the past two years alone, the U.S. has offered more than $15 billionworth of weaponry to allies in East Asia, with Taiwan, Japan, and South Korea accounting for the bulk of the sales.In addition, the Obama administration has gone to great lengths to build a defense relationship with India, a development guaranteed to benefit U.S. arms exporters. Last year, Washington and New Delhi signed a 10-year defense agreement that included pledges of future joint work on aircraft engines and aircraft carrier designs. In these years, the U.S. has made significant inroads into the Indian arms market, which had traditionally been dominated by the Soviet Union and then Russia. Recent deals include a $5.8 billion sale of Boeing C-17 transport aircraft and a $1.4 billion agreement to provide support services related to a planned purchase of Apache attack helicopters.And don’t forget “volatile” Europe. Great Britain’s recent Brexit vote introduced an uncertainty factor into American arms exports to that country. The United Kingdom has been by far the biggest purchaser of U.S. weapons in Europe of late, with more than $6 billion in deals struck over the past two years alone -- more, that is, than the U.S. has sold to all other European countries combined.The British defense behemoth BAE is Lockheed Martin’s principal foreign partner on the F-35 combat aircraft, which at a projected cost of $1.4 trillion over its lifetime already qualifies as the most expensive weapons program in history. If Brexit-driven austerity were to lead to a delay in, or the cancellation of, the F-35 deal (or any other major weapons shipments), it would be a blow to American arms makers. But count on one thing: were there to be even a hint that this might happen to the F-35, lobbyists for BAE will mobilize to get the deal privileged status, whatever other budget cuts may be in the works.On the bright side (if you happen to be a weapons maker), any British reductions will certainly be more than offset by opportunities in Eastern and Central Europe, where a new Cold War seems to be gaining traction. Between 2014 and 2015, according to the Stockholm International Peace Research Institute, military spending increased by 13% in the region in response to the Russian intervention in Ukraine. The rise in Poland’s outlays, at 22%, was particularly steep.Under the circumstances, it should be obvious that trends in the global arms trade are a major news story and should be dealt with as such in the country most responsible for putting more weapons of a more powerful nature into the hands of those living in “volatile” regions. It’s a monster business (in every sense of the word) and certainly has far more dangerous consequences than licensing a Hollywood blockbuster or selling another Boeing airliner.Historically, there have been rare occasions of public protest against unbridled arms trafficking, as with the backlash against “the merchants of death” after World War I, or the controversy over who armed Saddam Hussein that followed the 1991 Persian Gulf War. Even now, small numbers of congressional representatives, including John Conyers, Chris Murphy, and Kentucky Senator Rand Paul, continue to try to halt the sale of cluster munitions, bombs, and missiles to Saudi Arabia.There is, however, unlikely to be a genuine public debate about the value of the arms business and Washington’s place in it if it isn’t even considered a subject worthy of more than an occasional media story. In the meantime, the United States continues to hold onto the number one role in the global arms trade, the White House does its part, the Pentagon greases the wheels, and the dollars roll in to profit-hungry U.S. weapons contractors.William D. Hartung, a TomDispatch regular, is the director of the Arms and Security Project at the Center for International Policy and a senior advisor to the Security Assistance Monitor. He is the author of Prophets of War: Lockheed Martin and the Making of the Military-Industrial Complex.
1 opmerking:
Chris Hedges ! http://www.democracynow.org/2016/7/26/who_should_bernie_voters_support_now
Een reactie posten