maandag 9 mei 2016

Roofstaat van Ewald Vanvugt


DEWERELDDRAAITDOOR.VARA.NL 
De besproken boeken in de Europaspecial
Vrijdag 6 mei 2016

Gisteren bespraken Adriaan van Dis en Geert Mak enkele boeken in onze Europaspecial. Wij hebben ze voor jou op een rijtje gezet.

Geert Mak en Adriaan van Dis bespraken de volgende boeken:

Adriaan van Dis behandelde 'Roofstaat' van Ewald Vanvugt (2016).

Roofstaat behelst de geschiedenis van Nederland in 12 hoofdstukken. Van de roof- en kruistochten in de middeleeuwen tot de massa-executies in voormalig Nederlandsch-Indië ruimt zestig jaar geleden. Wat begon als een essay in de Playboy midden jaren tachtig is uitgegroeid tot het standaardwerk over de gruweldaden van Nederland door de jaren heen.

De appel valt niet ver van de boom en de geschiedenis herhaalt zich, met dit voorbehoud dat historische gebeurtenissen zich eerst voltrekken als tragedie maar vervolgens als farce, zoals Marx zo bondig heeft samengevat. Wie niet leert, maakt een dwaas van zichzelf. Het is verstandig dit te onthouden nu het westerse kapitalisme zowel ecologisch, cultureel als politiek-maatschappelijk in een cul-de-sac is beland. 

Opvallend is dat niet Geert Mak, maar Adriaan van Dis het magnum opus van mijn oude kennis Ewald Vanvugt besprak. Het 856 pagina’s tellende, uitvoerig gedocumenteerde  en geïllustreerde Roofstaat. Wat Iedere Nederlander Moet Weten (2016) is een historisch boek waaraan Vanvugt in feite zijn hele werkzame leven heeft gewerkt. Want in tegenstelling tot Mak die in een periode van nog geen decennium twee nu al gedateerde dikke boeken schreef, één over heel Europa en één over heel de VS, is dit een serieus werk dat ook door ons nageslacht zal worden geraadpleegd. 'Roofstaat' bevat een schat aan onthullende informatie die Geert Mak in De eeuw van mijn vader (1999) angstvallig verzweeg. Het misdadig regime, waaraan ook de gereformeerde evangelisatie-predikant Catrinus Mak gedachteloos deelnam, verdwijnt bij Mak grotendeels achter stilzwijgen of vergoelijking. 

Over het enthousiasme van zijn vader voor het kolonialisme, dat hij als Gods afgezant op aarde zelfs tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd militair verdedigde toen de Nederlandse troepen op grote schaal oorlogsmisdaden pleegden, schreef zijn zoon Geert:

Veel later, toen hij zijn herinneringen opschreef, sprak mijn vader van een ‘schuldige tijdgebondenheid.’ Achteraf schaamde hij zich diep over deze periode.

Voor zover ik weet heeft Geert Mak’s publiek zich niet verwonderd over het begrip ‘schaamte’ dat  hier wordt gebruikt. En toch is het begrip ‘schaamte’ in dit verband typerend voor het poldermodel. Volgens de officiële definitie is 

Schaamte een onaangename psychosociale emotie waarvoor de angst om door anderen misprezen of zelfs niet meer door de groep geaccepteerd te worden bepalend is. Schaamte is daarmee een sterk cultureel bepaald fenomeen, dat ongeveer de tegenpool van het eergevoel vormt.

Met andere woorden: het is een emotie die wordt opgeroepen door het oordeel van anderen, vooral dat van de ‘peer group.’ Uit de beschrijvingen van zijn zoon Geert valt op te maken dat Mak senior leed aan een minderwaardigheidsgevoel, hetgeen aannemelijk maakt dat hij zich als burger voor zijn racistische opvattingen, waarop het kolonialisme was gebaseerd, uiteindelijk zal hebben geschaamd, dat wil zeggen: pas toen de tijdgeest ingrijpend leek te zijn veranderd en het ouderwetse kolonialisme onhoudbaar was gebleken. 

Dit is evenwel slechts de helft van het verhaal, want Catrinus Mak was zijn werkzame leven lang ook nog dominee, en dus een verspreider van de blijde boodschap van zijn 'Verlosser,' die voor de zonden van de mens aan het kruis was gestorven. Mak junior schildert zijn vader af als een man die ‘op zijn manier met God [wandelde], en dat gaf zijn leven een bepaalde zorgeloosheid waarmee hij zich soms afsloot voor zijn allernaasten.’ Dit verklaart ten dele waarom hij de onderdrukking, uitbuiting en zelfs het vermoorden van inheemsen kon accepteren. Gefocust op zijn zwijgzame God kon hij zich afsluiten voor De Ander, waardoor zelfs zijn echtgenote ‘de prijs voor het lichte leven van haar man betaalde -- zonder dat hij dat ooit zag,’ aldus de zoon die meldt dat zijn moeder, volgens eigen zeggen, ‘in Indië altijd bang was,’ geweest, ook voor ‘het vreemde en ondoorgrondelijke van dit immense land.’ Maar in plaats van een antwoord te zoeken op deze paradoxen, zwijgt Mak, daar waar Ewald Vanvugt blijft zoeken. Waarom zag juist Mak, die doorgaans desgevraagd over elk historisch werkje in de polder een positief oordeel uitspreekt, er vanaf om aandacht te besteden aan ‘Roofstaat’? Het handelt notabene ook over Sumatra en Medan, waar Catrinus Mak het woord van zijn ‘Heiland' verkondigde. 

Waar Ewald Vanvugt de Nederlandse misdaden en mentaliteit haarscherp in kaart brengt, biedt Geert Mak zichzelf en zijn Nederlandse lezers een  ontsnappingsroute door te zwijgen over de ware beweegredenen van zijn vader en moeder. Men hoeft bij Mak’s wijze van geschiedschrijving de eigen verantwoordelijkheid niet onder ogen te zien, er is altijd wel een excuus voor handen, maar bijna nooit een verklaring. Motieven blijven achter een mist van anekdotiek, eufemismen, en Makkiaanse paradoxen verborgen. Daardoor blijft de vraag: hoe kon dominee Catrinus Mak zich zo afsluiten voor de realiteit van de eeuw waarin hij samen met zijn gezin en zijn almachtige God leefde? Waarom was hij blind voor het menselijke leed om hem heen? Had het met zijn minderwaardigheidsgevoel te maken? Of met een existentiële, alles dominerende, angst? In dat geval is de vraag: wat betekent die ‘bepaalde zorgeloosheid’? Ik kan niet anders dan constateren dat we te maken hebben met iemand die een bepaalde affectie miste, aan een soort autisme leed, en zich daarom overeind hield met het geloven in een abstracte Godheid, die ver van de wereld de ene keer wraaklustig is, dan weer barmhartig. Mak senior is in dit opzicht vergelijkbaar met moderne toeristen die, beschermd door hun gecultiveerde onverschilligheid, volstrekt onaangedaan van een vakantie kunnen genieten in een luxueus resort temidden van bittere armoede. 

Maar dan nog, dit zijn slechts beschrijvingen. Hoe kan het dat een ontwikkeld mens niet beseft dat hij zichzelf vernedert en de leer van zijn God schendt wanneer hij ‘is caught in the culture of oppression,’ zoals Mahatma Ghandi tijdens het kolonialisme duidelijk probeerde te maken? Waarom wond Catrinus Mak zich meer op over de mogelijke schending van de zondagsrust dan de ‘andere negen geboden -- Gij zult niet stelen. Gij zult niet begeren. Gij zult uw naasten liefhebben als uzelve,’? Overigens, een vraag die hij zichzelf veel later wel stelde, maar geen antwoord op gaf. Waarom zwijgt zijn zoon hierover en komt hij niet verder dan te melden dat zijn vader dit toeschreef aan naïviteit, wat op zich geen plausibel antwoord is. ‘Naïviteit is een geesteshouding die gekenmerkt wordt door onbevangenheid, eenvoud, ongekunsteldheid en openhartigheid,’ maar daar was bij Mak senior geen sprake van. Daarvoor was hij te opportunistisch, zoals uit De eeuw van mijn vader tussen de regels door valt op te maken. Na één van de vele protestantse schisma’s stelde Mak senior in het interbellum

zich voorzichtig op omdat hij niet uit de Gereformeerde Kerken wilde worden gezet zoals twee van zijn studievrienden was overkomen en vertrok daarom naar Nederlands-Indië.

Het getuigt niet van een ‘onbevangen geesteshouding’ wanneer een geestelijke zijn visie op Gods woord aanpast aan de doctrine van de macht. Juist het tegenovergestelde is dan het geval, namelijk een doortrapte gewiekstheid. Mak senior vreesde de machtigen in zijn kerk, wist dat hij daar afhankelijk van was en dat ook de meerderheid der ‘kleine luyden’ hem zouden laten vallen als hij zijn eigen geloofsovertuiging volgde. En een dominee zonder kerk, is als een café zonder bier. Catrinus Mak realiseerde zich dit alles maar al te goed en veranderde met de snelheid van een kameleon van kleur. Daarentegen had hij van het kolonialisme helemaal niets te vrezen. Integendeel zelfs, het verschafte hem status en inkomen. De immoraliteit van het repressieve en uitbuitende kolonialisme was tot norm verheven, en opnieuw paste hij zich aan. Dat dit een grove schending van de wetten van zijn geloof betekende, nam hij op de koop toe. In feite verraadde hij zijn geloof, en toen hij zich dit veel later realiseerde, leidde dit niet tot berouw, maar onthullend genoeg tot schaamte. Zelfs op zijn oude dag conformeerde Catrinus zich zodoende aan de opvattingen van het collectief en van de macht, ondanks alle schaamte daarover. Berouw is het persoonlijk besef van schuld, en daaraan gekoppeld een bepaalde droefheid daarover. Een dominee past geen schaamte, maar berouw, het oprechte besef dat men verkeerd heeft gehandeld. Berouw is bovendien eigen aan vooral het protestants-christelijk geloof. Schaamte heeft te maken met het verlies aan imago, berouw daarentegen met het besef van het eigen falen. Van schaamte kan men niet leren, van berouw wel. Maar omdat Catrinus Mak en zijn echtgenote Geertje door hun kleinburgerlijke achtergrond zeker tijdens hun langdurig verblijf in Nederlands-Indië in de greep leefden van talloze maatschappelijke angsten hebben ze  niet van hun ervaringen kunnen leren. Dat was het tragische element van hun leven. 

Aangezien zijn ouders model staan voor de Nederlandse kleinburger, had hun zoon Geert dit moeten uitwerken, zodat hun eenvoudig levensverhaal een universeel aspect had gekregen en zijn publiek daardoor een fundamenteel element van zichzelf had ontdekt. Elke geschiedschrijving is stichtend, en wel omdat ze de mens een plaats geeft in zijn tijd, en zijn absurditeiten toont, maar in De eeuw van mijn vader blijft de beschrijving aan de oppervlakte, het is allemaal flinterdun, ‘voer voor debielen,’ kwalificeerde de recensent, wijlen Michaël Zeeman, deze bestseller, het best verkochte boek van Mak in Nederland. Treffender nog zou zijn als hij had gesteld dat Maks boeken ‘voer’ voor de mainstream Nederlanders is, vandaar dat Geert Mak uitgroeide tot een bestseller-auteur, de nationale ‘historicus,’ en ‘de chroniqueur van Europa’ die in de commerciële massa-media overal zijn zegje mag doen. Geert Mak geeft zijn publiek ‘hoop’ tegen beter weten in. Hij leert de ‘kleine luyden’ niets wezenlijks, maar stelt ze gerust, als journalist, auteur en opiniemaker wijst hij hen de weg om aan de eigen verantwoordelijkheid te ontsnappen. Door de wijze waarop hij het opportunisme en conformisme van zijn ouders beschrijft, geeft hij zijn Nederlands publiek een rechtvaardiging voor het eigen opportunisme en conformisme. Nooit zijn ze werkelijk schuldig, schuldig is voor hen in feite alleen de tijd, ze lijden allen aan een eeuwig ‘schuldige tijdgebondenheid.’ Diep in Geert Mak huist de veronderstelling dat als zijn ouders in een andere tijd hadden geleefd zij andere morele opvattingen hadden gekend. Moraliteit is voor hem niet  tijdloos en universeel, maar even 'tijdgebonden' als het voor zijn vader was geweest. In dit mens- en wereldbeeld kan niemand iets leren, zelfs niet van de tien geboden, omdat tenslotte niemand zich persoonlijk aansprakelijk voelt en dus berouw kan hebben voor de eigen daden. Men kan zich hooguit vrijblijvend 'schamen.' In het universum van Geert Mak en zijn publiek bepaalt de macht de werkelijkheid, de gewone mens probeert alleen maar te overleven. 

Lijnrecht tegenover Mak’s zalvende benadering — het 'weke sentiment' in zijn werk, zoals Michaël Zeeman dit noemde — staat ‘Roofstaat’ van Ewald Vanvugt, ‘verplichte kost die Nederland niet lust,’ aldus prees Adriaan van Dis dit boek aan. ‘Eindelijk een naslagwerk voor alle Nederlanders, een helder en confronteren licht op onze geschiedenis. Een must have als aanvulling op het onderwijs,’ zo concludeerde De Typhoon, de krant die voortkomt uit het Zaanse verzet. Geen woord teveel gezegd. Spoedt u naar de boekwinkel. ‘Roofstaat’ is een boek voor volwassen burgers. Morgen meer daarover.





Geen opmerkingen: