In zijn boek De aderlating van een continent. Vijf eeuwen economische exploitatie van Latijns-Amerika (1971) schreef de Uruguayaanse auteur Eduardo Galeano:
Dankzij het offer van de slaven in het Caribisch gebied kwamen James Watts stoommachine en George Washingtons kanonnen op de wereld... De suiker uit de Latijns-Amerikaanse tropen vormde een grote stimulans voor de accumulatie van het kapitaal ten behoeve van de industriële ontwikkeling van Engeland, Frankrijk, Nederland en ook de Verenigde Staten, terwijl tegelijkertijd de economie van Noordoost-Brazilië en de Caribische eilanden erdoor verminkt en de historische ruïnering van Afrika erdoor bezegeld werden. De steunpilaar voor de driehoek-handel tussen Europa, Afrika en Amerika was de slavenhandel met als bestemming de suikerplantages. […]
Adam Smith zei dat de ontdekking van Amerika 'het mercantilistische systeem tot een stadium van schittering en glorie had verheven dat het anders nooit bereikt zou hebben.' Volgens Sergio Bagú (Argentijnse historicus svh) was de Zuidamerikaanse slavernij de krachtigste motor voor de accumulatie van handelskapitaal in Europa; dit kapitaal was op zijn beurt weer 'de basis waarop het reusachtige industrie-kapitaal van tegenwoordig gegrondvest is.' […]
Dankzij het geaccumuleerde kapitaal uit de driehoek-handel — manufactuur, slaven, suiker — was de uitvinding van de stoommachine mogelijk: James Watt werd financieel gesteund door kooplieden die zo fortuin gemaakt hadden. […]
Weliswaar kwam een groot deel van het kapitaal, waardoor de industriële revolutie in de Verenigde Staten van Amerika vergemakkelijkt werd, uit de slavenhandel in New England. Halverwege de 18de eeuw brachten de slavenschepen uit het noorden tonnen vol rum uit Boston , Newport of Providence naar Afrika: in Afrika werden ze ingeruild voor slaven; ze verkochten de slaven in het Caribisch gebied en vandaar namen ze stroop mee naar Massachusetts waar het gedestilleerd werden en om de cirkel rond te maken, in rum veranderde. De beste rum van de Antillen, de West Indian Rum, werd niet op de Antillen gemaakt. Met behulp van kapitaal verkregen door deze slavenhandel installeerden de gebroeders Brown uit Providence de ijzergieterij die generaal George Washington van kanonnen voorzag voor de Onafhankelijkheidsoorlog. […]
Zo werd het bloed overgetapt door al deze processen. De landen die in onze tijd ontwikkeld zijn, ontwikkelden zich; de onderontwikkelden onderontwikkelden zich.
Door dit bloedoffer werd het Westen schatrijk en daarmee machtig. Binnen deze context dient men Geert Mak's pro-Europa propaganda te interpreteren, ze is onderdeel van een al ruim vijf eeuwen durend koloniaal proces van gewelddadig expansionisme, onderdrukking en uitbuiting. De causaliteit, de wet van oorzaak en gevolg, wordt in Nederland verzwegen. Zo meldde het januari-nummer in 2014 van het Historisch Nieuwsblad op de voorpagina: 'De Grote Held van Brazilië. Johan Maurits van Massau.' Het hoofdartikel begint als volgt:
Hij is tot op de dag van vandaag een grootheid in Brazilië. Kinderen leren over hem op school. Hoe komt het dat een koloniaal bestuurder zo'n reputatie heeft verworven in een voormalig wingewest? De Duitse graaf Johan Maurits, als gouverneur in dienst van de Republiek, voerde een politiek van verdraagzaamheid. Maar blijvender nog is het beeld van Brazilië in de vroegmoderne tijd dat de wetenschappers en kunstenaars in zijn gevolg hebben vastgelegd.
Verderop in het artikel is te lezen dat 'In 1630 de WIC delen van de Braziliaanse kuststrook [heeft] veroverd op de Portugezen. Het is ze vooral te doen om de suiker.' Als gouverneur-generaal huurt de West Indische Compagnie Johan Maurits in 'voor 1500 gulden per maand plus emolumenten,' hetgeen kan oplopen 'tot meer dan 50.000 gulden per jaar. Daar kan hij zijn Haags paleisje van betalen.' Het Mauritshuis in Den Haag. Naar hedendaagse begrippen werd de graaf dankzij de 'suiker' multimiljonair, maar hij was dan ook zijn gewicht in goud waard.
Eenmaal in Brazilië legt Johan Maurits een Napoleontische werklust aan den dag… Hij voert het Amsterdamse stelsel van maten en gewichten in. Hij laat Recife, de regeringszetel, omwallen en deels herbouwen. Hij bouwt er een nieuwe stad aan vast, waar hij zich als een vorst vertoont: Mauritsstad. Johan Maurits brengt de suikerproductie weer op gang door de verlaten plantages te veilen, en stelt de achtergebleven Portugezen leningen ter beschikking om ze te kopen. Want de Nederlanders wagen zich er niet aan; ze hebben er geen verstand van en geen zin in. Omdat er bovendien nauwelijks Nederlandse kolonisten naar Brazilië trekken, is Johan Maurits voor werkkracht aangewezen op slaven. De gouverneur rust een vloot uit om het fort Elmina aan de Afrikaanse westkust te veroveren, en brengt zo de Nederlandse slavenhandel op gang,
zo meldt het Historisch Nieuwsblad als het ware terloops. Over de slavenhandel gaat het artikel niet, dat is een te verwaarlozen element in dit soort geschiedschrijving. Het gaat hier om 'Een verlichter voor de Verlichting,' die als 'De Grote Held van Brazilië' de geschiedenis moet ingaan, dat wil zeggen in 'Recife,' waar nog steeds een aanzienlijk deel van de gekleurde bevolking in armoede leeft, en waar volgens een eerder nummer van het maandblad 'Iedereen, tot aan de hamburgerverkoper op straat, zal… beamen: ‘hij was de beste gouverneur die we ooit gehad hebben,’ en waar een, in wetenschappelijke kringen, onbekende blanke historicus, genaamd Leonardo Silva Dantas, laat weten: 'Geen eerbetoon kan recht doen aan de legende van deze man.' Wat wordt bedoeld met 'legende'? Immers, 'De betekenis van het woord legende is... in de volksmond uitgebreid naar allerlei soorten verhalen die als waar gebeurd doorverteld worden, hoewel ze niet historisch of wetenschappelijk te bewijzen zijn.' Met andere woorden, het kan evenzogoed een broodjeaapverhaal zijn. Feit is dat 'Het noordoosten van Brazilie,' waar Recife ligt 'op dit moment de meest onderontwikkelde streek van het westelijk halfrond is,' aldus Eduardo Galeano. 'Dit reusachtige concentratiekamp voor dertig miljoen mensen gaat nu gebukt onder de erfenis van de monocultuur van de suiker. Uit hun grond kwam de meest lucratieve handel van de koloniale landbouweconomie van Latijns Amerika te voorschijn.'
Desalniettemin verneemt de historisch geïnteresseerde Nederlander via een blad dat in de supermarkt te koop ligt dat 'geen eerbetoon recht [kan] doen' aan de blanke man die 'de Nederlandse slavenhandel op gang' bracht. Stel dat Johan Maurits niet blank maar zwart was geweest en dat de slaven niet zwart, maar blank waren geweest, zou dan het Historisch Nieuwsblad zijn lezers hebben meegedeeld dat 'geen eerbetoon' aan deze man 'recht [kan doen]'? Nee natuurlijk, de blanke redactie van het Historisch Nieuwsblad zou een dergelijke kwalificatie terecht racistisch hebben gevonden. Maar omgekeerd dus niet, en dit tekent de Nederlandse geschiedschrijving, van Geert Mak tot Frans Smits, de hoofdredacteur van het maandblad. In de inleiding van zijn studie Geschiedenis van de Amsterdamse Slavenhandel (2013) merkt de hoofdstedelijke historicus dr. Leo Balai op:
In de geschiedschrijving van Amsterdam wordt weinig tot geen aandacht besteed aan de periode waarin de stad zich intensief met slavernij en slavenhandel heeft bezig gehouden. Dit is opmerkelijk, omdat Amsterdam hierbij een prominente rol heeft gehad.
In een woord vooraf wijst Balai erop dat hoewel 'gezien vanuit de positie van Amsterdam binnen de organisatie die voor de handel verantwoordelijk was, redelijk wat informatie voorhanden is,' er over 'de, veelal prominente, Amsterdammers die verantwoordelijk waren voor de deelname van de stad aan de slavenhandel vrijwel niets bekend [is], althans niet in hun rol van slavenhandelaars.'
En als het aan de blanke Nederlandse geschiedschrijvers ligt zal dit niet snel veranderen. Het is ook niet verbazingwekkend dat dr. Leo Balai een zwarte historicus is. Door het onderhuids racisme heeft men hier geen oog voor wat buitenlandse historici en auteus wel zien. Zo schreef de wereldberoemde Eduardo Galeano, wiens bekendste boeken Kroniek van het vuur en De aderlating van een continent in 20 talen verschenen dat
De indianen, zoals Darcy Ribeiro (Braziliaanse antropoloog/auteur svh) zegt, de brandstof [waren] voor het koloniale productiesysteem. 'Het is bijna zeker,' schrijft Sergio Bagú, 'dat er tegelijk met de grote massa slaven honderden indiaanse beeldhouwers, architecten, ingenieurs en astronomen de Spaanse mijnen ingestuurd zijn om het grove en vermoeiende delvingswerk te verrichten. Voor de koloniale economie was de technische vaardigheid van die mensen niet van belang. Ze golden slechts als ongekwalificeerde arbeiders.' […]
Die woeste vloedgolf van hebzucht, terreur en wreedheid kon deze gebieden alleen ten kosten van indianenlevens overspoelen: volgens de meest betrouwbare recente onderzoekingen had Mexico in de tijd vóór Columbus tussen de 30 en 37,5 miljoen inwoners en men schat dat in het Andesgebied nog eens zoveel indianen woonden; Midden-Amerika telde tussen de 10 en 13 miljoen inwoners. In totaal waren er tussen de 70 en 90 miljoen Azteken, Inca's en Maya's toen de buitenlandse veroveraars aan de horizon verschenen: anderhalve eeuw later was dat aantal teruggelopen tot slechts 3,5 miljoen. […]
Ideologische rechtvaardigingen ontbraken niet. Het bloedbad dat in de Nieuwe Wereld werd aangericht veranderde in een daad van naastenliefde of kreeg geloofsmotieven. Tegelijk met de schuld ontstond er een heel systeem van alibi's voor de schuldige gewetens.
Nederland zou meer zelfonderzoek kunnen gebruiken. We lijken wel verblind door een mythe van onschuld… En ‘wie heeft ooit gehoord van de Nederlandse genocide in 1825 op Java, toen bij de opstand van prins Diponegoro naar schatting 200.000 Javanen, merendeels moslims, werden afgeslacht? In geen schoolklas wordt dat, bij mijn weten, geleerd.
Omdat Mak de spijker op de kop slaat, is het des te opmerkelijker dat ook hij geen enkele aandacht aan deze opstand besteedde in zijn 524 pagina's tellende boek De eeuw van mijn vader, terwijl Catrinus Mak als evangelisatie-predikant op Sumatra geen enkele moreel bezwaar had tegen het kolonialisme. Mak geeft geen plausibele verklaring daarvoor, hij verbloemt de werkelijkheid, waardoor zijn oproep in 2009 een illustratie is van wat Huizinga noemt 'Hypocrisie en farizeïsme' die hier 'individu en gemeenschap [belagen].' In plaats van een studie ernaar te verrichten schreef hij vervolgens een boek over de VS vanuit het oogpunt dat de drijfveer van de VS is om ‘een zekere orde en stabiliteit in de wereld,’ te scheppen, niet alleen voor eigen gewin, maar tevens uit ‘idealisme,’ immers ‘Amerikanen hadden altijd weer een missie te vervullen.’ Mak verzwijgt dat het ‘een zekere orde' is die de afgelopen halve eeuw ertoe heeft geleid dat de kloof tussen arm en rijk in de wereld is verdubbeld, en die ertoe heeft geleid dat ondanks de enorme productiviteitsstijging van degenen die werken, er in het Westen nu meer armen zijn dan voorheen. Het is ‘een zekere orde’ die ertoe heeft geleid dat sinds 1978 het gemiddelde inkomen in de VS niet is gestegen, en heeft geleid tot de kredietcrisis in 2008 die een diepe economische crisis op gang bracht. Het is ‘een zekere orde’ die decennialang corrupte dictators in de wereld aan de macht hielp en hield, die het zionistische regime steunt in zijn terreur tegen de Palestijnse bevolking en zijn agressie tegen de buurlanden van de ‘Joodse staat.’ Het is ‘een zekere orde’ die ertoe heeft geleid dat de Amerikaanse plutocraten tegenwoordig van elke tien dollar vier dollar opstrijken, een verviervoudiging in slechts een halve eeuw, aldus Mak zelf. Het is 'een zekere orde' die de klimaatverandering heeft gecreëerd en verergerd, terwijl de gevolgen catastrofaal zullen zijn. En tenslotte is het ‘een zekere orde’ die alle wezenlijke problemen waar de mensheid mee geconfronteerd wordt negeert, waardoor wij nu aan de rand van de afgrond staat. Geert Mak noemt dit ‘een zekere orde.’ In werkelijkheid is het een gigantische wanorde, een verwoestende chaos die in feite begon met de genocide in de Nieuwe Wereld. Maar deze feiten zijn in de lage landen bij de zee allemaal vergeten. Maar in tegenstelling tot de Nederlandse Makkianen gaat Eduardo Galeano van het volgende uit:
I'm a writer obsessed with remembering, with remembering the past of America above all and above all that of Latin America, intimate land condemned to amnesia.
Ook de mainstream in Nederland is door een combinatie van lafheid en onverschilligheid gedoemd tot geheugenverlies. Het argument is dat de mensen in die tijd anders tegen de werkelijkheid aankeken, en dat men achteraf makkelijk kan oordelen. Maar ook dit is nonsens. Al ten tijde van Columbus sprak een gewone priester van de orde der dominicanen, Bartolomé de Las Casas, zich fel uit tegen de Spaanse genocide van de Indiaanse bevolking. In een Kort Relaas van de Verwoesting van de West-Indische Landen schreef hij met betrekking tot de christelijke, blanke kolonisten:
Veertig jaar en langer hebben zij niet anders... dan hen (de 'Indianen' svh) verscheurd, afgeslacht, gepijnigd, beledigd, gefolterd en naar het leven gestaan, en hen met even nieuwe als ongehoorde wreedheden, die alles overtreffen wat men voordien aan soortgelijks zag, hoorde of las, en waarvan ik hieronder enige zal aanhalen, van de aardbodem weggevaagd.
Interessant is ook het volgende:
Men vergelijkt Bartolomé de las Casas wel eens met de Nederlandse Multatuli. Interessant aan zijn visie is dat hij vooral als jurist en niet zozeer vanuit het thomisme redeneerde of slechts ageerde vanuit verontwaardiging. Het middeleeuwse kerkelijke recht leverde hem argumenten voor zijn uiteindelijke positie. Las Casas heeft ook de samenvatting geschreven van het scheepsdagboek van Columbus. Columbus' scheepsdagboek is verloren gegaan, en De las Casas' samenvatting is dus de meest primaire bron die er nog over is van Columbus' ontdekking van Amerika.
In Spanje wordt Las Casas vooral in conservatieve kringen ook tegenwoordig nog altijd op uiterst kritische en argwanende wijze bekeken. Ramón Menéndez Pidal (1869-1968), de belangrijkste Spaanse historicus van de 20e eeuw, probeerde zelfs in 1963 nog in een omvangrijke studie aan te tonen, dat Las Casas geestesziek moet zijn geweest. Ook aan pogingen – voornamelijk tijdens de Franco-dictatuur tussen 1939 en 1975 – om Las Casas neer te zetten als een kwaadaardige jood die er vanwege zijn vermeende haat jegens het katholieke geloof alles aan gelegen was zijn katholieke vaderland in een kwaad daglicht te stellen, heeft het niet ontbroken. Aldus zou men Bartolomé de Las Casas kunnen beschouwen als de ultieme klokkenluider-avant la lettre, wiens kritiek nog altijd niet ten volle onder ogen is gezien (laat staan geïntegreerd)
Onder de Nederlandse 'politiek-literaire elite,' waar volgens Henk Hofland 'een natie niet zonder [kan],' bevinden zich echter geen 'klokkenluiders.' Ze kijkt wel uit, haar hele werkzame leven lang heeft ze gezwoegd en gelogen om onderdeel van de gevestigde orde te kunnen zijn, niet om deze comfortabele positie op te geven voor zoiets onbenulligs als de waarheid. Het volgende is één van die waarheden:
The Atlantic slave traders, ordered by trade volume, were: the Portuguese, the British, the French, the Spanish, the Dutch, and the Americans. They had established outposts on the African coast where they purchased slaves from local African tribal leaders. Current estimates are that about 12 million were shipped across the Atlantic,[4] although the actual number purchased by the traders is considerably higher…
The transatlantic slave trade resulted in a vast and as yet still unknown loss of life for African captives both in and outside of America. Approximately 1.2 – 2.4 million Africans died during their transport to the New World.[66] More died soon upon their arrival. The amount of life lost in the actual procurement of slaves remains a mystery but may equal or exceed the amount actually enslaved.
The savage nature of the trade led to the destruction of individuals and cultures. The following figures do not include deaths of enslaved Africans as a result of their actual labour, slave revolts or diseases they caught while living among New World populations.
A database compiled in the late 1990s put the figure for the transatlantic slave trade at more than 11 million people. For a long time an accepted figure was 15 million, although this has in recent years been revised down. Estimates by Patrick Manning are that about 12 million slaves entered the Atlantic trade between the 15th and 19th century, but about 1.5 million died on board ship. That is about 10.5 million slaves arrived in the Americas. Besides the slaves who died on the Middle Passage itself, even more Africans probably died in the slave raids in Africa.
Wat betekent dit voor ons, de nakomelingen van de slavenhandelaren, de erfgenamen van een parasitaire cultuur die rijk werd door de uitbuiting en onderdrukking van gekleurde mensen? Hebben wij hier niets mee te maken, nu we nog steeds de vruchten ervan plukken? Maakt het ons blanken uit een christelijke cultuur medeverantwoordelijk? Immers, wij profiteren vandaag de dag nog steeds van die vroegere slavenhandel. In zijn bestseller De eeuw van mijn vader stelde Geert Mak:
Uiteindelijk waren er twee atoombommen nodig, eentje op Hiroshima, de ander op Nagasaki, om een capitulatie te forceren.
Klopt deze bewering? Nee, en al helemaal niet de stelligheid ervan. De feiten die de Amerikaanse hoogleraar in de politieke economie, Gar Alperovitz, op 25 januari 2014 tegenover Paul Jay van Information Clearing House naar voren bracht zijn al langer bekend. Alperovitz:
I think it's very clear now that the atomic bomb was totally unnecessary. The reason I say that is the intelligence studies which were available to the president in July 1945--the bomb was used in August--said very clearly that when the Russians entered the war in Japan--and we had asked them to come help, and they were about to help, the first week of August--that's the date they were supposed to come in. When that happens, this will precipitate a collapse and a crisis in Japan. They're already trying to get out of the war. They know they can't face the Russian army and us. That will end the war. The only thing you need to do is be sure to say you're not going to harm their emperor, because he's a god in their culture. And if you give that kind of assurance when the Russians come in, the war is over. American policy leaders understood that. They know that. Every historian whose studied it knows these documents are now available. So they had it available.
And more important than that, the invasion, which might have cost 25,000 lives, 30,000--that's the estimates (it was later exaggerated to 1 million)--couldn't take place for another three months because of the weather, because of getting troops. So it was easy to test whether or not the intelligence was correct. The Russians were coming in. And we knew they were going to--everyone said that the war was going to end. That was the top military understanding. And they used the bomb anyway.
So I think that's--the story is pretty clear now. Most historians know the bomb was unnecessary. There is a big debate about why it was used.
JAY: Well, that was my next question. So if it's to make a political point, what's the point?
ALPEROVITZ: Well, the documents are less clear about this, but what looks to be--there are many, many documents that say, look, this is going to give me "a hammer on those boys", meaning the Russians. That's the president talking. Another one says this is the--.
JAY: This is Truman.
ALPEROVITZ: Truman. His secretary of war says, this is the "master card" of diplomacy against the Russians, the atomic bomb. There are many, many documents that strongly suggest--particularly the secretary of state, James F. Byrnes, understood that the bomb was more a diplomatic tool than a military tool. The chief of staff of the U.S. Army and the Combined Chiefs, General Marshall, said, this is not a military decision. It has nothing to do with the military. It may be a diplomatic, political, other kind of decision, but it's not a military decision.
So, interestingly, the military--and I mentioned this, I think, in our last discussion--virtually all the major American military leaders went public after the war saying the atomic bomb was totally unnecessary. Some called it barbaric. The president's chief of staff went public. Can you imagine the chief of staff saying--and he was a good friend of the president--said, this is barbarism. I wasn't taught to kill children and women. So that's very clear.
The strongest evidence is--and you can't prove this with the available documents--that it was mainly aimed at the Russians because they wanted to use it as political pressure and a political weapon, both in Eastern Europe and in Asia, where the Cold War really was started.
Waarom stelt Geert Mak dan dat deze oorlogsmisdaden 'nodig [waren]'? Ik denk vanwege het feit dat zijn ouders door de Japanners in kampen waren geplaatst, de vader in Thailand, de moeder in Indonesië. Geert Mak:
Japanners en Nederlanders leefden in totaal verschillende werelden. De afstand was zo groot dat veel geïnterneerden achteraf niet eens haatgevoelens koesterden, maar slechts verachting en afkeer. 'Ik geloof dat we de Japanners met al hun wreedheid nooit voor vol konden aanzien,' schreef mijn moeder na de bevrijding.
Opvallend is dat deze christelijke vrouw, die de minachtende behandeling van koelies en baboes als doodnormaal beschouwde en zich zo erg als een raciste gedroeg dat haar dochter Anna zich 'soms dood [geneerde],' de overeenkomsten niet zag, zoals bijvoorbeeld de wijze waarop het Nederlandse leger in Ons-Indie honderdduizenden inheemse burgers hadden vermoord, zonder dat zij en haar echtgenoot, dominee Catrinus Mak, het kolonialisme afwezen. Haar zoon Geert schreef meer dan een halve eeuw later:
De Japanners voelden zich godenzonen, de Nederlanders waanden zich in hun koelieschuren nog altijd de baas, en beide partijen koesterden een hartgrondige minachting voor elkaar.
Dezelfde ingeboren minachting dus waarmee moeder Mak haar personeel behandelde, en ontsloeg als het durfde tegen te spreken. Het begrip 'verachting' is interessant, verachting voor iemand hebben, betekent hem 'minderwaardig beschouwen.' In dit geval, minderwaardig ten opzichte van de blanke die, zoals bekend, per definitie de gekleurde medemens als minderwaardig beschouwde, hetgeen Mak junior 'orïentalisme' noemt, in navolging van Edward Said, maar die de Palestijns-Amerikaanse geleerde zelf als 'racisme' kenmerkt. Die minachting bleef voortbestaan na de Tweede Wereldoorlog. Dat is niet verwonderlijk, een eeuwenoude rechtvaardiging om gekleurde volkeren te onderdrukken en uit te buiten verdwijnt niet in één generatie. Daarover later meer. Het aan flarden schieten van Indiers met rebelse gedachten was een van de beschaafde christelijke gebruiken die de blanke Britten introduceerden.
6 opmerkingen:
Stan, ken je american holocaust van David e. Stannard waarin de totale vernietiging van de unieke cultuur van beide amerika's en de genocide van de bevolking beschreven wordt? Verwacht eigenlijk van wel :)
Volg je lichtpuntjes dagelijks.
Dank !
ja, ik heb hem een paar keer geciteerd op deze weblog. bedankt toch.
stan
Toen ik het geplaatst had wist ik dat ik te snel geweest was. Maakt niet uit, toch :)
geenszins
stan
Beste Stan, ik lees je berichten regelmatig, zeer interessant allemaal. Ga zo door! Misschien iets minder reageren op Geert Mak.
Wytze
geert mak is de aanleiding om over nederland te schrijven. hij is exemplarisch. in wezen gaat het niet om hem.
groet
stan
Een reactie posten