vrijdag 27 december 2013

De Mainstream Pers 108

De Amerikaanse auteur, filmmaker en journalist André Vltchek begint zijn in 2013 verschenen boek On Western Terrorism. From Hiroshima to drone warfare met de volgende opsomming over The Murderous Legacy of Colonialism:
Between 50 and 55 million people have died around the world as a result of Western colonialism and neo-colonialism since the end of World War II. This relatively short period has arguably seen the greatest number of massacred in human history. Most of them were performed in the name of lofty slogans such as freedom and democracy. A handful of European nations and those governed mainly by citizens of European descent have been advancing Western interests -- the interests of the people who ‘matter’ -- against those of the great majority of humanity. The slaughter of millions has been accepted and seen as inevitable and even justifiable. And the great majority of the Western public appears to be frighteningly badly informed.
Along with the 55 million or so people killed as a direct result of wars initiated by the West, pro-Western military coups and other conflicts, hundreds of millions have died indirectly, in absolute misery, and silently. Such global arrangements are rarely challenged in the West, and even in the conquered world it is often accepted without opposition. Has the world gone mad?
De Nederlandse mainstream media zwijgen erover. Sterker nog: ze presenteren zichzelf en hun westerse cultuur als het best denkbare alternatief voor de hele mensheid. André Vltchek:
When Columbus landed in the Western hemisphere, there were probably 80-100 million people with advanced civilizations: commerce, cities, etc. Not long afterwards about 95 percent of the population had disappeared. In what is now the territory of the United States, there were maybe ten million or so Native Americans, but by 1900, according to the census, there were 200.000 in the country. But all of this is denied. In the leading intellectual, left-liberal journals in the Anglo-American world, it’s simply denied… casually and with no comment.
According to the medical journal The Lancet, six million children die every year from lack of elementary medical procedures, which could be provided at virtually no cost. The number is all to familiar. Malnutrition and easily treatable diseases kill 8000 children in Southern Africa alone every day: Rwanda level, but every day. And easily ended.
And we are moving toward what may in fact be the ultimate genocide -- the destruction of the environment. And this is barely being adressed; in fact, the United States is going backwards on it. In the U.S. there is now euphoria about the possibility that we may have a hundred years of energy independence as a result of sophisticated techniques of extraction of fossil fuels, that this will preserve American hegemony for another century, that we will become the Saudi Arabia of the world, and so on. President Obama spoke about it enthousiastically in his 2012 State of the Union address.

Het is allemaal onderdeel van het consequentieloze korte termijn-denken die de mainstream rustig houdt. Vandaar dat de Nederlandse opiniemaker Geert Mak in hetzelfde 2012 bij de EO-Radio zonder enig weerwoord kon beweren dat ‘het beter voor Nederland en de internationale gemeenschap [is] dat Obama de verkiezingen wint.’ De ‘politiek-literaire elite’ in de polder kijkt naar de wereld door een ideologische bril en ziet wat zij wil zien.  Daardoor is er sprake van een levensgevaarlijke bewustzijnsvernauwing, zelfs een autisme  dat een groot deel van de werkelijkheid buitensluit. Een van de meest beangstigende feiten is daardoor, zoals André Vltchek stelt, dat de gevolgen op langere termijn worden genegeerd door de commerciële massamedia die nagenoeg geen aandacht besteden aan 
the question of what the world is going to look like in a hundred years if we proceed with this. Thats is not discussed. Now these are very fundamental problems. They are kind of intrinsic in the market-oriented societies, where you do not consider what we call externalities. Things that don't enter into any particular transaction, those that affect others: that is not considered. 
De feiten die Vltchek aanvoert plaatsen de Holocaust in een historische context, zonder hem te relativeren. De joods-Amerikaanse hoogleraar Peter Beinart berichtte in juni 2010 in The New York Review of Books dat uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat in de VS de jongere generatie die in een ‘joodse’ familie opgroeide ‘resist anything they see as “group think.’’’ Zij definiëren zichzelf vandaag de dag als burger, en net als andere etnische of religieuze minderheden integreren ze zodoende in de Amerikaanse samenleving. Het millennia-oude groepsdenken onder de zogeheten 'diaspora joden' is doorbroken, de jonge 'joodse' Amerikanen zien zichzelf niet meer als jood,’ wiens identiteit wordt bepaald door de ‘Joodse staat.’ Ze beschouwen zichzelf doorgaans als liberale Amerikanen met een eigen mening, die niet bepaald wordt door hun ‘joodse’ afkomst. In dat opzicht verschillen deze jonge Amerikanen fundamenteel van de meesten van hun ‘joodse’ leeftijdgenoten in Europa. Daar staat een of andere vage vorm van ‘joodszijn’ nog steeds centraal in hun identiteit. Een verklaring voor dat wezenlijke verschil moet gezocht worden in het verschil tussen de Amerikaanse en Europese geschiedenis en levenshouding. Om dat duidelijk te maken citeer ik uit het boek Israel: een blanco cheque (1983) Daarin verklaart de Nederlandse regisseur Leonard Frank: 
Ik ben grootgebracht met een verhaal over verraad. Een hele goede vriend van mijn vader bleek niet zo’n goede vriend. Toen mijn vader hem in de oorlog om hulp vroeg, werd hem de deur gewezen. Het is geen voorbeeld waarop men een reëel leven kan baseren, maar ik kan het niet meer los zien van mijn leven als jood in Nederland. Als je, vijf maanden oud, moet onderduiken omdat je anders wordt doodgeschoten of vergast, waar moet je dan je idealen en illusies vandaan halen. 

Inderdaad, waar kan het geloof in de mensheid dan nog op berusten? In elk geval niet op de Verlichtingsidealen die ervan uitgaan dat de mens door meer kennis fatsoenlijker wordt. En ook niet op een geloof in een of andere wraakzuchtige dan wel barmhartige God. Maar waarop dan wel? Het is niet vreemd dat men dan terugvalt op de groep, op de familie, de stam, het volk waartoe men meent te behoren. Zeker wanneer op de achtergrond het 'verhaal over verraad' blijft meespelen. De Nederlanders zijn niet collectief in opstand gekomen toen hun joodse landgenoten massaal naar vernietigingskampen werden afgevoerd, de meesten keken de andere kant op of collaboreerden door mee te doen aan de jacht op joodse burgers. En de overlevenden van de Holocaust vertelden het hun kinderen. Als ze dit emotioneel niet konden dan vernamen hun kinderen het wel op een andere manier, tijdens geschiedenislessen en via de literatuur, dan wel op tv. Elke dag weer omringd door al die niet-joden die geen hand hadden uitgestoken om hun familie te redden, heeft de herinnering aan dit trauma een diepe wond gekerfd in de identiteit van de tweede en derde generatie jongeren, die zich weliswaar joods voelen, maar niet in die mate dat ze naar de ‘Joodse natie’ willen emigreren. En dus leven ze tussen mensen die ze niet helemaal vertrouwen. Dat kan ook niet anders. Net zoals het voor een ouder onverdraaglijk is om zijn kind te zien lijden, zo kan een kind het niet verwerken dat zijn ouders lijden. Een weerloos kind wil beschermd worden tegen de wereld, wil het gevoel hebben dat het veilig is, wil liefdevol opgevangen worden door zijn omgeving die verder strekt dan het eigen huis. Het wil niet beseffen dat het elk moment verraden kan worden door de omgeving waarin hij leeft. Niemand wil dit.


De angst voor en het wantrouwen tegen zijn onder veel joodse Nederlanders een geconditioneerde reflex geworden. De belangrijkste levensles die ik heb geleerd gaat over vertrouwen in mensen,’ zei de journalist Max van Weezel, 

Dat kreeg je vroeger mee van je ouders als je net na de Tweede Wereldoorlog werd geboren en joods was. Als ik iemand leer kennen vraag ik me af of ik in tijden van nood bij hem of haar zou durven onderduiken, zou ik me bij deze persoon veilig en geborgen voelen. 

Overleven in wantrouwen is zodoende de allereerste drijfveer geworden, al het andere is daaraan onderworpen. Het verklaart ook de ‘ontzagwekkende angst voor de buitenwereld’ van het gezin waarin de auteur Leon de Winter opgroeide met 

aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Angst, angst, angst… Ik overdrijf niet.

Een existentiële angst tekende de generatie joodse jongeren met wie ik opgroeide. Dat was onvermijdelijk. Bijna de hele westerse beschaafde wereld had de andere kant opgekeken, zelfs de spoorlijnen van Auschwitz werden niet gebombardeerd toen het kon om de deportaties op zijn minst te vertragen. En toen het allemaal voorbij was ging men over tot de orde van de dag alsof er niets gebeurd was. ‘Ik ben een joodse prinses, te laat uit het ei gekropen. Na ’45, toen alles al voorbij was,’ schreef Anet Bleich, 

Ik was op het nippertje ontsnapt aan een zwart gat. Joden die op commando van Duitsers hun eigen graf hadden moeten graven. Dat was voorgoed voorbij. Daar zou ook ik voor zorgen. Later ontmoette ik Max (van Weezel svh). Net als ik gefascineerd door dat grote zwarte gat in de buurt waarvan we onze jeugd hadden doorgebracht. Die leegte, die nooit als zodanig werd aangeduid, en die ons toch gemaakt heeft tot wie we zijn geworden. We wisselden onze sprookjes uit. Te laat geboren partizanen.

Dat ‘droomt’ een kind, het fantaseert dat het degenen redt, van wie het houdt. Een kind is volkomen weerloos tegen het lijden van zijn ouders, en kan alleen in ‘sprookjes’ dat trauma ontvluchten. Of in woede, zelfs in haat. Wie dit gevoel niet begrijpt is harteloos, maar tegelijkertijd, wie fantasie als uitgangspunt neemt voor het handelen, wordt tenslotte ook zelf harteloos. Het zijn de angst en de onzekerheid die zovele naoorlogse 'joodse' jongeren verscheurden, onder wie Anet Bleich: 

Ik had er voor gekozen om in Nederland te blijven wonen, en die keus was definitief. Maar als ik dertien jaar geleden die andere keus had gemaakt, waar had ik nu dan gestaan? Had ik in de loopgraaf gelegen? Waarom zij wel? Op het moment dat daar mensen sneuvelden, had je het gevoel dat ze in jouw plaats sneuvelden. 

Een schuldgevoel voor iets waaraan je geen enkele schuld draagt. Daarnaast moesten de kinderen van de slachtoffers helemaal alleen opnieuw het geloof in de mens uitvinden. Een onmogelijke opgave en dus werd stapje voor stapje Israel ‘het land dat vrijwel de enige tastbare manifestatie in deze wereld is van joodse identiteit.’ Op die wijze werd een millennia-oude traditie en het joodse geloof door geseculariseerde Nederlandse jongeren die zich 'joods' voelden, vervangen door de agressieve zionistische ideologie. Het benepen nationalisme kwam in de plaats van het joods humanisme van rabbijn Hilel, die in het begin van onze jaartelling leefde, en het Verlichtingsdenken van de achttiende eeuwse filosoof Moses Mendelsohn. Niet langer meer vormden het humanisme en de metafysica de kern van de 'joodse' identiteit, maar een land, een vlag, een leger werden de essentie van het 'joodszijn.' Het tragische is dat langs deze weg het nazisme alsnog dreigt het judaïsme te vernietigen. De 'Joodse staat' met zijn terreur en zijn agressie bepaalt nu voor velen 'de identiteit' van degenen die zich 'joods' voelen, maar niet volgens de joodse wetten leven. Israel ‘als symbool van joodse identiteit’ was het antwoord op de vraag: 'wie ben ik?' Kritiek op de dagelijkse terreur van de Israëlische bezetting, werd gezien als ‘een nieuw soort antisemitisme’ dat ‘aan het ontstaan was, dit keer van links,’ aldus Bleich’s echtgenoot de communist Max van Weezel. Het was de herinnering aan de Holocaust die dit angstbeeld opriep. Kritiek op Israel, op de 'vrijwel de enige tastbare manifestatie in deze wereld ... van joodse identiteit' kon domweg niet anders dan antisemitisme zijn, het land vertegenwoordigde immers ‘de joodse identiteit, dus kritiek op ‘de joodse natie’ was onmiddellijk kritiek op de geleende 'joodse identiteit,' van Max van Weezel en de zijnen. En dat antisemitisme kwam ‘dit keer van links.’ De nazi's waren links geworden. En dat was voor Max niet vreemd, want

opeens kwam het beeld van mijn opa bij me op, het voorbeeld dat me door mijn ouders was voorgehouden. Opa, die voor de oorlog gewoon links was, en niets van het jodendom wilde weten. En in 1940 aanklopte bij zijn radicaal-socialistische vrienden, die de deur dichtsmeten; ze waren bang. De moraal die mijn ouders uit dit voorval afleidden was duidelijk: verpand niet je hele hart aan links, kijk uit, want je opa was net zoals jij. 

Maar kennelijk was die ‘joodse identiteit’ toch niet voldoende, want zowel Max van Weezel als Anet Bleich sloten zich aan bij de Communistische Partij Nederland, een toen nog streng in de leer zijnde arbeiderspartij die eind jaren zestig nieuwe leden onder studenten wierf. Als hun ‘joodse identiteit’ een doorleefde werkelijkheid was geweest, zouden ze daar voldoende aan hebben gehad, zouden ze ook kritiek op Israel hebben kunnen accepteren. Maar afgezien van de angst, wat maakte iemand tot 'jood'? Om precies te zijn: wat maakt iemand tot 'jood' als hij niet het joodse geloof of traditie praktiseert? Dat werd domweg bepaald door de Nuremberg laws’ die ‘had said a Jew was -- the product of Jewish parents and grandparents,’ en die het zionistische regime ten tijde van premier Golda Meir hadden overgenomen, waardoor 

From that point on to be a ‘Jew’ in Israel was a matter of race and biology. 

Al doende werd de angst voor het eeuwige verraad een belangrijke drijfveer niet alleen van het almaar absurdere Israel, maar ook van de naoorlogse generatie jongeren die zich door de Holocaust 'joods' voelden, een groep van wie velen zichzelf als 'links' definieerden. Auschwitz verblindde hen, bepaalde hun hele leven. Deze levenshouding is treffend omschreven door de joods-Canadese tekenares Bernice Eisenstein, die in het aangrijpende Ik was een kind van Holocaust Overlevers het volgende schrijft:

De Holocaust is een drug en ik ben in een opiumkit terechtgekomen. Mijn eerste roes heb ik gratis, argeloos, toegediend gekregen, van iedereen hier. Van de kracht ervan heb ik zojuist een glimp opgevangen, doordat ik mijn ogen liet gaan over de sporen van de naalden op elke linkeronderarm in deze kamer. En vanaf dat moment ben ik verslaafd. Ik zal erachter komen dat er geen eind is aan de dealers die ik weet te vinden voor nog één shot, nog één keer toegang tot die hallucinerende spookwereld. Mijn ouders beseffen niet eens dat ze drugsdealers zijn. Ze zouden zich nooit het soort roes kunnen voorstellen dat H teweegbrengt. Hoe ik ernaar verlang onder te duiken in zijn eindeloze diepte, hoe hij me het huis uit jaagt om in mijn eentje naar de bioscoop te gaan, naar de bibliotheek, waar ik elke film kan zien en elk boek kan lezen dat me aan Holocaust kan helpen. Ik zou hele rollen film, samen met bedrukte boekpagina's, tot een fijn poeder kunnen vermalen, in lijntjes achter elkaar neerleggen en opsnuiven. Toen ik in de twintig was heb ik de roman De laatste der rechtvaardigen van Andre Shwarz-Bart drie keer geïnhaleerd, alleen maar om steeds weer dezelfde dosis toegediend te krijgen. Hij leidde me naar de ultieme, onovertroffen superioriteit van Primo Levi, die me in een roes achterliet, onder mijn bed, opgekruld als een foetus, nog steeds bibberend om meer...

Er zijn geen grenzen aan hoe ver een geobsedeerde fantasie kan gaan met dit soort dingen. Maar om van die verslaving, die dwang, af te komen, zou ik mezelf moeten blinddoeken, mijn oren moeten dichtstoppen, mijn mond afplakken en de waarheid dat ik zonder de Holocaust niet zou zijn wie ik ben, moeten uitvlakken. Hij heeft me gestigmatiseerd en gebrandmerkt met zijn gestippelde kenteken op mijn onderarm, me onherroepelijk zijn wereld binnengetrokken als zijn nakomeling. Het collectieve geheugen van een generatie spreekt en ik ben gedwongen te luisteren, zijn verschrikkingen te zien en zijn verontwaardiging te voelen.

Dit proces van 'geobsedeerde fantasie' is het logische gevolg van hetgeen de joodse filosofe Hannah Arendt al 65 jaar geleden voorspelde toen ze constateerde

dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het joodse volk zonder het antisemitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om antisemitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de antisemieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de antisemitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl).

Zo is een paranoïde levenshouding ontstaan die als volgt zou kunnen worden getypeerd  des te sterker en veiliger de joden zijn, des te angstiger en agressiever de zionisten zich opstellen. Het trauma van Auschwitz kan niet worden verwerkt omdat daardoor de joodse identiteit van de geseculariseerden teniet wordt gedaan. Het gecultiveerde slachtofferschap is juist de kern van de zionistische identiteit. Hitler bepaalt de angsten en het denken. De Joods-Israelische historica Idith Zertal constateert in haar studie Israel’s Holocaust and the Politics of Nationhood

door middel van Auschwitz – dat door de jaren heen Israel’s belangrijkste referentie is geworden in zijn relaties met een wereld die herhaaldelijk gedefinieerd wordt als antisemitisch en voor altijd vijandig – heeft Israel zich immuun gemaakt voor kritiek, en onontvankelijk voor een rationele dialoog met de wereld rondom.

Bevangen door een begrijpelijke paranoïde levenshouding lukt het niet om de werkelijkheid te doorgronden. Het is ook niet verwonderlijk dat bijvoorbeeld Max van Weezel zich eens publiekelijk afvroeg waarom hij al die jaren niets had geweten van de Israelische terreur waaronder de Palestijnse bevolking gebukt gaat. Ondanks de talloze bezoeken aan het land kan hij eenvoudigweg de werkelijkheid niet zien, de angst belet hem dat, de angst waarmee hij was opgevoed en de angst die om cynische politieke redenen door de Israëlische staat wordt gecultiveerd. Nooit zal de 'linkse' Max van Weezel in staat zijn om, net als de befaamde onderzoeksjournalist John Pilger, te berichten 

dat van de honderden doden en duizenden gewonden in de tweede intifada 90 procent Palestijnse burgers is geweest, 45 procent van hen onder de achttien, en 60 procent werd neergeschoten terwijl ze thuis, op school of op hun werk waren.

De intense onzekerheid, angst en schuldgevoel staan ook centraal in een open brief die de journalist Leonard Ornstein in 1983 schreef aan zijn vriend Dov die naar Israel was geëmigreerd: 

als Israel aangevallen wordt, voel ik mezelf aangevallen. Misschien komt het doordat ik als zionist opgegroeid ben en toch niet naar Israel ben gegaan. Het klinkt pathetisch, maar ik heb als gesjeesde zionist een schuldgevoel dat ik niet bij jullie ben.

en wel omdat hij 

niet wist of ik mijn hele leven wel op Israel en het jodendom wilde afstemmen. Was dat niet een te beperkte doelstelling? Er was zoveel meer waarvoor ik belangstelling had… Ik wilde sociologie gaan studeren, en begon daar vast in Nederland aan… Ik heb eigenlijk nooit expliciet besloten om te blijven. Maar het moment dat ik vertrok, brak ook niet meer aan. Wat bleef was een gevoel van ongemakkelijkheid over die keuze. Een gevoel dat langzaam sleet. Een gevoel dat na de Libanon-oorlog weer heftiger werd. Een schuldgevoel, zoals ik het net heb genoemd… Ik ben een paar jaar vóór jou geboren – tien jaar na de bevrijding. Ben feitelijk nooit met afschuwelijke gebeurtenissen geconfronteerd. Maar mijn ouders hebben wel de bezettingsangst op me overgebracht: wat zullen mijn vrienden, kennissen en collega’s doen als het weer oorlog wordt? Waarom ben ik zo bang dat ze dan niets zullen doen?

zo schreef Ornstein 38 jaar na de bevrijding die geen einde maakte aan zijn reëel bestaande oorlogsangsten. Alles bleef in het teken staan van de vervolging, de vernietiging: 

Het was niet meer dan logisch dat ik me op de middelbare school… betrokken voelde bij Vietnamactiviteiten en solidariteitsavonden voor de zwarte bevolking van Zuidelijk Afrika. Hopend dat het niet zou botsen met mijn betrokkenheid bij het jodendom

Naar aanleiding van kritiek van een mede-activist op Israel, schrijft Leonard Ornstein: 

Hij had geen ongelijk dat hij iets voor de Palestijnen wilde doen. Hij had niets antisemitisch gezegd. Wat pijn deed was de koele benadering. Waarom begreep hij niet dat ook Israel in gevaar was? Waarom wilde hij het alleen voor de Palestijnen opnemen – en niet ook voor de joden? Niemand steunde me openlijk in die vergadering.

Ook Ornstein wordt verscheurd door loyaliteiten: 

Ik vroeg: waarom heeft Israel als een van de eerste landen in de wereld Pinochet erkend? 

Desondanks kan hij als het erop aankomt niet anders dan accepteren dat, als een soort bloedoffer voor Israel, Chilenen gemarteld en vermoord worden en op talloze andere manieren lijden om de angsten te bezweren van degenen die zich 'joods' voelen, maar die er toch voor kiezen om te leven onder een meerderheid te blijven die zich niet 'joods' voelt. Sterker nog:

Ik identificeer me nog steeds meer met Israel dat tenminste volop leeft dan met de in zich zelf gekeerde joodse gemeenschap van Nederland… Israel, het land dat tot het laatst toe Somoza had gesteund en dat wapens leverde aan foute regimes… Die dag kwam ook Augusto Pinochet met enkele andere militairen de synagoge binnengewandeld… de joodse leiders gaven geen blijk van ontstemming… Ik schaamde me voor wat Israel aanrichtte, wist niet wat ik terug moest zeggen als er kritiek op het Israëlische optreden werd geuit… Men had wéér gelijk dat de Palestijnen onrecht werd aangedaan. Maar wéér werd niet begrepen wat het bestaan van Israel voor mij betekende. Dat Israel voor mij niet primair met onderdrukking, maar met mijn eigen emancipatie verbonden was. Dat Israel de garantie gaf dat ik hier met opgeheven hoofd kon leven. Dat als Israel er niet zou zijn (de term is ontleend aan een stuk dat de schrijver Leon de Winter hier in De Volkskrant schreef) alleen nog ‘kwetsbare joden’ zouden overblijven.

Leonard Ornstein, volgens eigen zeggen 'een gesjeesde zionist' met 'een schuldgevoel.'

Ornstein zelf suggereert hiermee dat Israel voor de ‘joden in de diaspora’ een therapie is om de angst beheersbaar te maken, een medicijn voor degenen die gevangen zitten in ‘onze joodse paranoia,’ zoals Israel’s voormalige minister van Onderwijs, Shulamit Aloni, het noemt. Een extreem angstige levenshouding is de verklaring voor de onvoorwaardelijke steun aan de terreur van Israel. Israel moet de ‘leegte,' vullen 'die nooit als zodanig werd aangeduid, en die ons toch gemaakt heeft tot wie we zijn geworden.’ Die houding is schizofreen geworden en heeft tot een  voortdurende verscheurdheid geleid: 

Ik kan en wil mijn joods zijn niet verloochenen. Maar dat verandert weinig aan mijn besluit om in Nederland te blijven. Israel is niet het totale middelpunt van mijn leven en zal dat ook niet vlug worden. Ik blijf opkomen voor de rechten van de joden, en ze zien als onderdeel van een breder streven naar een rechtvaardiger samenleving. Ik vraag me af of ik met die visie in Israel nog een kant op zou kunnen. Maar ik zal altijd wel een schuldgevoel houden dat ik jullie daar in de steek heb gelaten,

zijn Leonard’s laatste bewogen woorden in de open brief aan zijn vriend Dov, die de stap wel maakte. Hoewel Ornstein over zijn ‘joods zijn spreekt, weet hij hier geen andere inhoud aan te geven dan de panische en inmiddels gecultiveerde angst, en daarom blijft hij ‘opkomen voor de rechten van de joden, en ze zien als onderdeel van een breder streven naar een rechtvaardiger samenleving,’ ten koste van de elementaire rechten van andere volkeren, Palestijnen, Syriërs, Libanezen en welk ander volk ook dat het Israëlisch regime op een bepaald moment als vijand beschouwt. Dat Israel nauwelijks gezien kan worden als ‘onderdeel van een breder streven naar een rechtvaardige samenleving’ is iets dat hij daarbij moet negeren. Het waren de antisemieten die hem het gevoel gaven van onveiligheid en hem opzadelden met een extreem angstige levensgevoel. Tegelijkertijd geeft de staat Israel hem ‘een schuldgevoel’ omdat het  onvoorwaardelijk zijn loyaliteit opeist. Tussen die twee benauwende uitersten voltrekt zich zijn leven. Het is duidelijk dat een dergelijke verscheurdheid niet de juiste basis is om onafhankelijk over het ‘Israelisch-Palestijns conflict’ te kunnen berichten. Maar toen ik daarover in 2000 voor Vrij Nederland een artikel had geschreven reageerde hij geschrokken met de reactie: 

Sinds wanneer mogen journalisten vanwege hun etnische of religieuze oorsprong geen standpunt innemen? 

Een retorische vraag die voorbij gaat aan het punt waar het om draait. Iedereen mag en moet zelfs een standpunt innemen zodra het om morele vraagstukken handelt, maar een journalist dient onafhankelijk te zijn, en zijn/haar berichtgeving dient niet bepaald te worden door een etnische of religieuze vooringenomenheid. Bovendien is angst een slechte raadgever bij het analyseren van een probleem waarbij men zich zo emotioneel betrokken voelt. Zoals kritiek op Israel al snel door Nederlanders, die zich ‘joodse zionisten’ beschouwen, gezien wordt als ‘antisemitisme’ zo worden de Palestijnen en de Arabieren door Israëlische politici en media geportretteerd als de opvolgers van de nazi’s, die uit zijn op de totale vernietiging van de Joden in Israel. Zo verklaarde de eerste minister-president van Israel, David Ben-Goerion, al in 1951 om zijn politieke wil door te drijven: ‘Wij willen niet dat de Arabische nazi’s komen om ons af te slachten.’ En Moshe Dayan, die in 1973 met de inzet van kernwapens dreigde, zei eerder dat

duidelijk wordt tijdens het Eichmann proces dat er sprake was van actieve passiviteit van de wereld ten overstaan van de moord op de zes miljoen. Er kan geen twijfel bestaan dat alleen dit land en alleen dit volk de joden kan beschermen tegen een tweede Holocaust. En dus is elke centimeter van de Israelische grond alleen voor joden bedoeld.


Kortom: wanneer de ‘joodse identiteit’ wordt bepaald door de angst voor de vernietiging dan is fundamentele kritiek op de Israelische politiek de eerste stap op weg naar de Holocaust. ‘Collectieve angst of hysterie,’ zo stelt Idith Zertal ‘is een complex fenomeen dat moeilijk is te definiëren en af te bakenen.’ Gevoelens te worden vervolgd, gecombineerd met een woede en lichtgeraaktheid voor hen die voor eens en altijd als vijanden worden gezien, zijn de meest opvallende karaktertrekken van de mentaliteit van een massa, zei Elias Canetti, met als gevolg dat de 

vijanden op welke manier dan ook [kunnen] reageren, hard of verzoeningsgezind, koud of pathetisch, onverbiddelijk of mild – wat ze ook doen zal geïnterpreteerd worden als voortkomend uit een onwankelbare kwaadwilligheid, een opzettelijke intentie om de menigte te vernietigen, openlijk dan wel in het geniep.

Verraad en angst voor het verraad hebben een aanzienlijk aantal ‘joodse’ Nederlanders getraumatiseerd, en opvallend daarbij is dat het vooral voorkomt onder degenen die zich definiëren als ‘linkse joden.’ Daardoor zijn ze niet in staat het leed van andere slachtoffers van de westerse hegemonie te accepteren.Between 50 and 55 million people have died around the world as a result of Western colonialism and neo-colonialism since the end of World War II,’ maar voor dat feit heeft het gecultiveerd slachtofferschap geen ruimte. Meer daarover later.




Geen opmerkingen: