woensdag 26 september 2018

Ian Buruma's Downfall 2


Opnieuw is Ian Buruma verstoten door een groep bij wie hij zich had aangesloten. In Japan was dit een avantgardistische danstheater-groep geweest, in de VS het corrupte establishment van de ‘urban elites,’ een begrip dat mijn oude vriend te pas en te onpas gebruikt. Maar ondanks zijn hunkering om ergens bij te horen, en niettegenstaande zijn kameleontisch vermogen zich aan te passen, bleef hij in beide gevallen toch de ‘outsider.’ Gaven de Japanse kunstenaars hem te kennen altijd een ‘gaijin’ te zullen blijven, een vreemdeling, even ‘bleek als tofu,’ zo liet de joods-Amerikaanse elite hem als een baksteen vallen toen hij niet doorhad hoe hysterisch de puriteinse VS reageert op alles wat naar seksualiteit zweemt. Verstoten door zowel de marge als door het centrum van de macht, blijft Buruma niets anders over dan op zijn 66ste te beseffen dat ‘westerse intellectuelen niets dan hun eigen idealen [vertegenwoordigen],’ zoals hij nota bene zelf eens treffend had verwoord.

De reden waarom Buruma er naar verlangt ergens bij te horen, kan het meest logisch worden verklaard uit het feit dat hij zich als buitenstaander ontheemd voelt. ‘To belong’ verschaft de massamens een identiteit. In plaats van zijn positie als ‘outsider’ ten volle te benutten, door zich juist niet te binden, waardoor hij een kritische blik tegenover alle partijen zou kunnen ontwikkelen, deed hij van alles om in de door hem bewonderde kringen te worden opgenomen. Door zich aan te sluiten bij een Japanse theatergroep hoopte hij aan de benauwende bourgeois-matrix te ontsnappen, en toen dit niet lukte, probeerde hij precies het tegenovergestelde door zich juist aan te passen aan de verstikkende illusies van het establishment. Maar ook dat heeft niet de bevrijding gebracht. Weer staat hij met lege handen. 

In 1947, twee jaar na Auschwitz en Hiroshima, verscheen bij The New American Library of World Literature, Inc. in New York een 192 pagina’s tellend pocketboek met als titel Indians Of The America’s. Het was geschreven door John Collier, zoon van een vooraanstaande bankier, en zelf een Amerikaanse maatschappelijk hervormer, die van 1933 tot 1945 als ‘Commissioner’ diende ‘for the Bureau of Indian Affairs in the President Franklin D. Roosevelt administration.’ Collier liet meteen in het begin van zijn boek weten waar hij stond door over de Indianen te stellen:

They had what the world has lost. They have now. What the world has lost, the world must have again, lest it die. Not many years are left to have or have not, to recapture the lost ingredient. 

This is not merely a passing reference to World War III or ie atom bomb — although the reference includes these ways of death, too. These deaths will mean the end if they come — racial death, self-inflicted because we have lost the way, and the power to live is dead.

What, in our human world, is this power to live? It is the ancient, lost reverence (eerbied. svh) and passion for human personality, joined with the ancient, lost reverence and passion for the earth and its web of life. 

This indivisible reverence and passion is what the American Indians almost universally had; and representative groups of them have it still. 

They had and have this power for living which our modern world has lost — as world-view and self-view, as tradition and institution, as practical philosophy dominating their societies and as an art supreme among all the arts.

By virtue of this power, the densely populated Inca state, by universal agreement among its people, made the conservation and increase of the earth’s resources its foundational national policy. Never before, never since has a nation done what the Inca state did. 

Bijna een eeuw eerder, in 1854, had, volgens de overlevering, de legendarische Chief Seattle ondermeer de volgende woorden gesproken tegenover de witte veroveraars: 

Even the rocks, which seem to be dumb and dead as they swelter in the sun along the silent shore, thrill with memories of stirring events connected with the lives of my people. And the very dust upon which you now stand responds more lovingly to their footsteps than to yours, because it is rich with the blood of our ancestors and our bare feet are conscious of the sympathetic touch... And when the last red man shall have perished, and the memory of my tribe shall have become a myth among the white men, these shores will swarm with the invisible dead of my tribe. And when your children's children think themselves alone in the field, the store, the shop, upon the highway, or in the silence of the pathless woods, they will not be alone. In all the earth there is no place dedicated to solitude. At night, when the streets of your cities and villages are silent, and you think them deserted, they will throng with the returning hosts that once filled them and still love this beautiful land. The white man will never be alone. Let him be just and deal kindly with my people. For the dead are not powerless. Dead, did I say? There is no death. Only a change of worlds.

Wij weten nu dat Seattle’s waarschuwing aan dovemansoren was gericht. De cultuur van de witte Amerikaan is mateloos, het kan alleen bij groei bestaan. Daarom slaagt de consument, die ooit een burger was, er nooit in de existentiële leegte te vullen, hij en zij moeten neurotisch op zoek blijven naar een plaats waarvan zij aannemen er geworteld te zijn, ‘a place where they belong,’ een plaats waar men zich, ook wanneer men alleen is, niet eenzaam voelt of ontheemd, een toevluchtsoord waar hij en zij ook zonder doorleefde werkelijkheid kunnen voortbestaan. De moderne mens wordt voortdurend bijgebracht dat consumptie de plaats is waar zij thuis horen. In dit verband wees de Amerikaanse auteur en anarchist Edward Abbey in zijn boek A Voice Crying in the Wilderness (1989):

A city man is at home anywhere, for all big cities are much alike. But a country man has a place where he belongs, where he always returns, and where, when the time comes, he is willing to die.

De stad, met zijn duizenden uitdrukkingsloze gezichten, dwingt tevens een pose af, waarachter de massamens schuil kan gaan. Tegelijkertijd laat de mateloosheid van de consumptiecultuur met haar alles bepalende marktdenken, een diepe, angstaanjagende leegte achter. Al in 1878 waarschuwde de nationale dichter van de VS, Walt Whitman:

Go on, my dear Americans, whip your horses to the utmost — Excitement; money! politics! — open all your valves and let her go — going, whirl with the rest — you will soon get under such momentum you can't stop if you would. Only make provision betimes, old States and new States, for several thousand insane asylums. You are in a fair way to create a nation of lunatics.

Het is de mateloosheid van de ontwortelde mens, die er niet in  slaagt zijn ‘identity’ te ontdekken of tot ontwikkeling te brengen. De postmoderne tijd kent zichzelf niet, de massamens is daarvoor te vervreemd van zijn omgeving en dus van zichzelf. In de metropool zoeken de ‘urban elites’ de anonimiteit die de dynamiek van de neoliberale orde sanctioneert, waardoor men geen verantwoording hoeft af te leggen. Het is de weg die mijn generatiegenoten nagenoeg collectief hebben gekozen. De Amerikaanse socioloog Richard Sennett stelde in zijn studie The Fall of Public Man (1977):

[d]e generatie die na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, bevrijdde zich van seksuele dwang en keerde zich in zichzelf; binnen het tijdsbestek van die ene generatie is het publieke leven vernietigd. De stelling van dit boek is dat die opvallende tekens van een ontspoord privé-leven en een publiek leven dat leeg is, het einde aanduiden van een lang proces. Ze zijn het resultaat van een verandering die inzette met de ondergang van het ‘ancien régime’ en de opkomst van een nieuwe, kapitalistische, seculiere en stedelijke cultuur.

Mijn leeftijdsgenoten van de IK-generatie waren de voorlopers van de huidige selfie-generatie, voor wie ‘individual identity is irrelevant when gazed at from above.’ In de anonieme massa is men geobsedeerd door ‘self-esteem,’ het ‘gevoel voor eigenwaarde.’ De Amerikaanse media-deskundige Derek Beres stelde maart 2018 onder de kop ‘How our obsession with self-esteem created the Selfie Generation’:

The ‘selfie generation’ didn’t arrive from nowhere. Our love of ourselves — our love of looking at our face in a phone camera, then expecting the world will equally adore our image — has deep roots. Most immediately, it comes from my generation.

De Britse journalist, Will Storr, beschreef het lange proces dat hieraan vooraf is gegaan en over de ‘diepe wortels’ van dit fenomeen. Hij verwees in zijn boek Selfie: How We Became So Self-Obsessed and What’s It’s Doing to Us ( 2018) ondermeer naar het onderzoek van de Amerikaanse hoogleraar sociale psychology Richard E. Nisbett:

The ecology of Ancient Greece silently and powerfully moulded a new way of being human. Its dry crags and hills and inlets and islands and poor soil and dangerous weather forced into being an economy of small-businessmen who relied on themselves and those closest to them to survive. It also conspired to form its physical structure, its network of city-states. Its seaward trading posts brought in new ideas and encouraged debate. The individuals that grew up in this civilization of cities then vied for the power to rule them. A person’s worth, and success in rising up in society, depended largely on their own talents and self-belief. Celebrities were hailed. Beautiful bodies venerated. A particulate landscape became a particulate nation became a particulate people with particulate minds. ‘The story is ecology to economy to social practices to cognition,’ Nisbett told me. Our Western self is the son of this atomized world. What had been created in Ancient Greece was individualism.

En hoewel het individualisme allerlei positieve aspecten bezit, waarschuwt Beres 

Yet individualism also separates. It tears apart communities and families. Instead of actual democracy, which requires dialogue and nuance, it now persists in a filter bubble. The love of the individual also tears us from the environment. Gods that worked and toiled among us in the form of rain and sun and humor and poetry are relatable; a God that ‘creates’ and vanishes, not so much.

Om dit aspect te benadrukken wijst Will Storr op het wezenlijke verschil tussen de Westerse en Oosterse manier van waarnemen:

For the descendants of Confucius, reality is not a collection of individual objects but a field of interconnected forces. This means that East Asians tend to be more aware of what’s happening in their environment: they’ll see the whole picture, not merely its subject. They’ll also understand that behaviour can be caused by the forces of the situation one finds oneself in, whereas an Aristotelian thinker, focused on individual objects and the powers they possess, is more likely to assume that a person acts as they do because they willed it. And so it’s been found, in study after study. Tests involving videos of fish show that Chinese people tend to put their behavior down to factors in their environment, whilst Americans blame the character and wills of the fish themselves. Further studies, involving more videos of fish, found that students from Kyoto University were more likely to begin their report of the films with the context (‘it looked like a pond’) compared with those from the University of Michigan, who tended to start with the brightly colored, fast-moving show-offy fish at the front. Although references to this ‘focal fish’ numbered about the same in all write-ups, the East Asians made over 60 per cent more references to objects in the background. Examinations of youngsters’ drawings suggest these cultural differences develop gradually. Canadian and Japanese first graders draw pictures in similar ways, only for them to begin diverging a year later, when Japanese children begin including more pieces of information in their artworks and placing their horizons higher up, a tendency that’s consistent with having a visual experience of the world that’s more context-orientated, and is a feature of traditional Asian art that goes back centuries. ‘It isn’t just that Easterners versus Westerners think about the world differently,’ Nisbett told me. ‘They’re literally seeing a different world. We’ve found that if you show people pictures for three seconds, the Westerners will look all over its main object and only occasionally make eye movements that drift out to the context. For the Chinese, they’re looking constantly back and forth between the objects and the context. We track their eye movements every millisecond. This means they’re able to tell you more about relationships in studies like the fish one. And that’s why they’re stumped if you show them an object by itself, out of its original context, and ask them if they’ve seen it before. Because what they saw was the object in context. The complexity of environments that Easterners can tolerate is much greater than it is for Westerners.

De westerse bewustzijnsvernauwing, het feit dat westerlingen ‘slechts sporadisch’ naar ‘de context’ kijken, verklaart talloze wezenlijke kenmerken van de westerse journalistiek in het algemeen en die van opiniemaker Ian Buruma in het bijzonder. Zelden wordt door de ‘corporate media’ het ‘nieuws’ in een bredere politieke, economische, historische of culturele ‘context’ geplaatst. De werkelijke reden waarom mijn oude vriend Ian gedwongen werd om als hoofdredacteur van The New York Review of Books op te stappen, was ‘in feite’ niet de ‘capitulatie voor intimidatie in de sociale media en door de universiteitspers,’  zoals hijzelf beweert, maar was omdat hij had verklaard

that Me Too has had ‘undesirable consequences,’ among which he counts Ghomeshi’s  denunciation. He condescendingly asserts that he published Ghomeshi’s piece ‘to help people think this sort of thing through.’ 

Met zijn typisch ‘neerbuigende’ houding en ‘bedillerige afkeuring,’ zodra hij bekritiseerd wordt, suggereerde hij dat de redactie van The New York Review of Books en de critici van het artikel van Ghomeshi, te dom waren om over ‘dit soort dingen goed na te denken.’ De journaliste Moira Donegan concludeerde dan ook in The Guardian van woensdag 26 september dat ‘The male cultural elite is staggeringly blind to #MeToo. Now it's paying for it,’ en verweet Buruma zijn ‘dismissive arrogance.’ Bovendien wees ze erop dat hij als hoofdredacteur ‘a responsibility’ had ‘to engage meaningfully and honestly with the public conversations.’ Het hautaine gedrag van mijn generatie journalisten wordt niet langer meer geaccepteerd, zeker niet door een geschoold publiek, getuige ook de dalende oplagecijfers van kranten en tijdschriften. 


Desondanks blijft een aanzienlijk deel van de ‘vrije’ maar o zo commerciële pers blind voor de werkelijkheid in haar virtuele bubbel door leven. Zij kan eenvoudigweg de context niet zien waarbinnen de huidige ontwikkelingen zich voltrekken. Meer daarover later. 


Moira Donegan: ‘The male cultural elite is staggeringly blind to #MeToo. Now it's paying for it.’


Geen opmerkingen:

jeffrey sachs: STOP THE JEWISH STATE!

https://x.com/Kahlissee/status/1870874667713528001 Khalissee @Kahlissee "The US is in the hands of a powerful lobby which has supported...