We must imagine some end to life that transcends our own allotment of days and hours if we are to keep at bay the dim, back-of-the-mind suspicion that one may be adrift in the world.
Clifford Greetz. Religion as a Cultural System. 1966
Op de website Truthdig van zondag 12 februari 2017 zette de vooraanstaande Amerikaanse journalist/auteur Chris Hedges onder de kop ‘The Elites Won’t Save Us’ het volgende uiteen:
The four-decade-long assault on our democratic institutions by corporations has left them weak and largely dysfunctional. These institutions, which surrendered their efficacy and credibility to serve corporate interests, should have been our firewall. Instead, they are tottering under the onslaught.
Labor unions are a spent force. The press is corporatized and distrusted. Universities have been purged of dissidents and independent scholars who criticize neoliberalism and decry the decay of democratic institutions and political parties. Public broadcasting and the arts have been defunded and left on life support. The courts have been stacked with judges whose legal careers were spent serving corporate power, a trend in appointments that continued under Barack Obama. Money has replaced the vote, which is how someone as unqualified as Betsy DeVos can buy herself a Cabinet seat. And the Democratic Party, rather than sever its ties to Wall Street and corporations, is naively waiting in the wings to profit from a Trump debacle.
‘The biggest asset Trump has is the decadent, clueless, narcissistic, corporate-indentured, war-mongering Democratic Party,’ Ralph Nader said when I reached him by phone in Washington. ‘If the Democratic strategy is waiting for Godot, waiting for Trump to implode, we are in trouble. And just about everything you say about the Democrats you can say about the AFL-CIO. They don’t control the train.’
The loss of credibility by democratic institutions has thrust the country into an existential as well as economic crisis. The courts, universities and press are no longer trusted by tens of millions of Americans who correctly see them as organs of the corporate elites. These institutions are traditionally the mechanisms by which a society is able to unmask the lies of the powerful, critique ruling ideologies and promote justice. Because Americans have been bitterly betrayed by their institutions, the Trump regime can attack the press as the ‘opposition party,’ threaten to cut off university funding, taunt a federal jurist as a ‘so-called judge’ and denounce a court order as ‘outrageous.’
The decay of democratic institutions is the prerequisite for the rise of authoritarian or fascist regimes. This decay has given credibility to a pathological liar. The Trump administration, according to an Emerson College poll, is considered by 49 percent of registered voters to be truthful while the media are considered truthful by only 39 percent of registered voters. Once American democratic institutions no longer function, reality becomes whatever absurdity the White House issues.
Zonder te chargeren kan worden gesteld dat de gecorrumpeerde mainstream-media een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de uitholling van de democratische instituten. Door te weigeren de macht werkelijk te controleren en ter verantwoording te roepen hebben zij zichzelf ongeloofwaardig gemaakt, terwijl hun politieke propaganda niet heeft geleid tot een grotere geloofwaardigheid van politici. Integendeel zelfs. Het gevolg van dit falen is datgene wat vandaag de dag door de woordvoerders van de elite als ‘populisme’ wordt betiteld, een geladen maar tegelijk inhoudsloze term, waarmee opiniemakers de schuld van het algehele demasqué proberen af te wentelen op de bevolking, en op een vermeende vijand. Nu de crisis almaar toeneemt heeft de macht een zondebok nodig om de aandacht van het eigen failliet af te leiden. Iemand als opiniemaker Bas Heijne is bereid die te leveren met zijn Koude Oorlog-suggestie dat als ‘we’ niet uitkijken de Russen komen. Desondanks verklaarde Heijne in oktober 2007 tegenover Trouw:
Kijk, ik ben geen man van partijen of ideologieën. Zodra ik me aansluit bij een groep zal ik de wereld door de ogen van die groep gaan bekijken en mijn onbevangenheid kwijtraken. Dan kies ik — alhoewel, is dat eigenlijk wel een keuze? — liever voor een zekere onzekerheid, voor het vanuit twijfel en scepsis kijken naar hoe het nu werkelijk zit. Ik voel me dus, maar ook dat is weer achteraf geformuleerd, het meest thuis in de essayistiek van Montaigne; ik hou er van mijn eigen zekerheden tegen het licht te houden… Ik begon aan mijn column voor het NRC met een onbevangen idee: laat ik eens kijken wat Nederland voorstelt in tijden van immigratie en globalisering. Ik begon met een paar stukken die redelijk spits waren, maar waar geen engagement — in termen van betrokkenheid — in zat, totdat, na 11 september 2001, de wereld ineens hardhandig naar ons toekwam. Sinds die tijd heb ik een veel beter besef van wat er om mij heen gebeurt. Nee, dat is niet per se een fijn besef, het is somber makend.
Maar wat blijft erover van Bas Heijne’s vleiend zelfbeeld wanneer zijn beweringen aan een kritische beschouwing worden onderworpen? Laat ik beginnen bij de tweede zin:
Zodra ik me aansluit bij een groep zal ik de wereld door de ogen van die groep gaan bekijken en mijn onbevangenheid kwijtraken. Dan kies ik — alhoewel, is dat eigenlijk wel een keuze? — liever voor een zekere onzekerheid, voor het vanuit twijfel en scepsis kijken naar hoe het nu werkelijk zit,’
om te zien of zijn eerste bewering klopt. Volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal betekent ‘een groep’ in dit verband een ‘aantal personen die door een belang, een bepaald beginsel of een taak verenigd zijn.’ De vraag is daarom: heeft Heijne werkelijk geen enkel ‘belang,’ of ‘een bepaald beginsel’ of ‘een taak’ die hem ’verenigt’ met ‘een aantal personen’? Allereerst heeft ieder mens een ‘belang of bepaald beginstel’ die hem of haar ‘verenigt’ met anderen. Niemand is uniek. Het feit dat de ‘scherpste pen van NRC Handelsblad’ pretendeert zich hiervan niet bewust te zijn, typeert hem als een poseur, net als de meeste andere opiniemakers van de commerciële pers die een zo groot mogelijk publiek dienen te behagen, aangezien hun belangrijkste ‘taak’ is zoveel mogelijk winst te genereren voor de eigenaren van de krant. In dit opzicht heeft Heijne dus wel degelijk ‘een taak,’ die hem ‘verenigt’ met het gemeenschappelijk commercieel ‘belang’ van de ‘groep’ werknemers van NRC Handelsblad. Bovendien dient hij ook ‘een bepaald beginsel,’ namelijk de neoliberale ideologie. Kortom, Bas Heijne heeft wel degelijk een ‘belang,’ gebaseerd op ‘een bepaald beginsel,’ dat hij als zijn ‘taak’ ziet om in het openbaar uit te dragen. En de reden is niet alleen een commerciële, hij verdedigt tevens de neoconservatieve ideologie, zoals ik de afgelopen tijd met talloze voorbeelden heb proberen duidelijk te maken. Een recent voorbeeld hiervan is zijn NRC-column van vrijdag 17 februari 2017 waarin hij het volgende stelde:
Zodra ik me aansluit bij een groep zal ik de wereld door de ogen van die groep gaan bekijken en mijn onbevangenheid kwijtraken. Dan kies ik — alhoewel, is dat eigenlijk wel een keuze? — liever voor een zekere onzekerheid, voor het vanuit twijfel en scepsis kijken naar hoe het nu werkelijk zit,’
om te zien of zijn eerste bewering klopt. Volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal betekent ‘een groep’ in dit verband een ‘aantal personen die door een belang, een bepaald beginsel of een taak verenigd zijn.’ De vraag is daarom: heeft Heijne werkelijk geen enkel ‘belang,’ of ‘een bepaald beginsel’ of ‘een taak’ die hem ’verenigt’ met ‘een aantal personen’? Allereerst heeft ieder mens een ‘belang of bepaald beginstel’ die hem of haar ‘verenigt’ met anderen. Niemand is uniek. Het feit dat de ‘scherpste pen van NRC Handelsblad’ pretendeert zich hiervan niet bewust te zijn, typeert hem als een poseur, net als de meeste andere opiniemakers van de commerciële pers die een zo groot mogelijk publiek dienen te behagen, aangezien hun belangrijkste ‘taak’ is zoveel mogelijk winst te genereren voor de eigenaren van de krant. In dit opzicht heeft Heijne dus wel degelijk ‘een taak,’ die hem ‘verenigt’ met het gemeenschappelijk commercieel ‘belang’ van de ‘groep’ werknemers van NRC Handelsblad. Bovendien dient hij ook ‘een bepaald beginsel,’ namelijk de neoliberale ideologie. Kortom, Bas Heijne heeft wel degelijk een ‘belang,’ gebaseerd op ‘een bepaald beginsel,’ dat hij als zijn ‘taak’ ziet om in het openbaar uit te dragen. En de reden is niet alleen een commerciële, hij verdedigt tevens de neoconservatieve ideologie, zoals ik de afgelopen tijd met talloze voorbeelden heb proberen duidelijk te maken. Een recent voorbeeld hiervan is zijn NRC-column van vrijdag 17 februari 2017 waarin hij het volgende stelde:
De New York Times publiceerde deze week een opmerkelijk stuk over hoe Russische propaganda hier een rol heeft gespeeld bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne, met Thierry Baudet en Harry van Bommel in de rol van nuttige idioten. Ook oprechte tegenstanders van dat verdrag zouden zich ernstige zorgen moeten maken over de pogingen van de Russen om ons te helpen met ons patriottisme. Er zijn ontelbare Russische pogingen gedaan om in te breken in ministeries. We gaan 15 maart de stemmen weer handmatig tellen, uit angst voor Russische manipulatie. Nooit hoor je onze patriotten daar eens over.
In dit fragment bepleit de NRC-duider zowel het neoliberaal ‘belang’ als het neoconservatief ‘belang,’ die beide voortkomen uit een ‘beginsel,’ namelijk de kapitalistische ideologie. In de eerste zin beweert Heijne dat ‘Thierry Baudet en Harry van Bommel’ al dan niet bewust agenten van de ‘Russische propaganda’ zijn. Dit past naadloos in de jaren vijftig Koude-Oorlogspropaganda, die in de VS leidde tot het paranoïde McCarthyism ,
the practice of making accusations of subversion or treason without proper regard for evidence. It also means ‘the practice of making unfair allegations or using unfair investigative techniques, especially in order to restrict dissent or political criticism.’
Volgens Heijne’s hedendaags McCarthyisme zijn zowel Baudet als Van Bommel niets anders dan ‘nuttige idioten,’ een term die doorgaans door extreem-rechts wordt gebruikt om anderen te stigmatiseren en te criminaliseren, hetgeen meteen demonstreert welk ‘belang’ de ‘beste in zijn vak’ verdedigt. Als bewijs voor zijn beschuldiging van verraad aan ‘ons patriottisme’ refereert de ‘Winnaar van de P.C. Hooftprijs 2017’ aan een ‘opmerkelijk stuk' in de ‘New York Times.’ Opmerkelijk is daarbij dat een werkelijk onafhankelijke journalist die zijn ‘onbevangenheid’ ten allen tijden bewaakt nooit uit zal gaan van slechts één bron wanneer hij een ander beschuldigt, en zeker niet wanneer die bron ook nog eens The New York Times is. Mei 2004 bekende de voltallige redactie van deze krant met betrekking tot ‘The Times and Iraq’ dat
we have found a number of instances of coverage that was not as rigorous as it should have been. In some cases, information that was controversial then, and seems questionable now, was insufficiently qualified or allowed to stand unchallenged. Looking back, we wish we had been more aggressive in re-examining the claims as new evidence emerged -- or failed to emerge.
Let wel, het betreft hier ‘nepnieuws’ dat The New York Times verspreidde waardoor Washington de meest desastreuze oorlog begon in zijn geschiedenis. Tenminste, wanneer ‘we’ uitgaan van de ingrijpende gevolgen van de massale Amerikaanse Shock and Awe-terreur die tot op de dag van vandaag voortduurt en die naar schatting de Amerikaanse belastingbetaler 3 biljoen dollar heeft gekost. Dit zijn voor Heijne irrelevante feiten nu er al geruime tijd door neoconservatieven een gewapend conflict met Rusland wordt voorbereid, en hij de belangrijkste spreekbuis van het Amerikaans establishment als absoluut betrouwbare bron gebruikt om anderen te criminaliseren. Ook dit kenmerkt zijn woordvoerderschap van de gevestigde wanorde. Al zijn informatie berust hier op bronnen bij inlichtingendiensten die hun eigen agenda hebben, zoals iedere integere journalist weet, maar door Heijne verzwegen wordt omdat zij niet past in zijn anti-Russische hetze. Hij voedt de ‘angst voor Russische manipulatie,’ die van hem een ouderwetse McCarthyist maakt. Om zichzelf de schijn van deskundigheid en onpartijdigheid aan te meten keert hij zich tegen het tamelijk recent door de mainstream-pers ontdekte fenomeen ‘nepnieuws,’ zonder overigens zijn eigen ‘nepnieuws’ ook maar één keer ‘tegen het licht te houden.’ Over het gevaar van dit slag opiniemakers schreef de voormalige 'counter-terrorism specialist and military intelligence officer of the Central Intelligence Agency (CIA),’ Philip Giraldi, onder de kop ‘Why Do "Progressives" Like War?’ onder andere het volgende:
The lefties I knew in college (in de jaren zestig. svh) are now part of the Establishment and generally speaking are retired limousine liberals. And they now call themselves progressives, of course, because it sounds more educated and sends a better message, implying as it does that troglodytic conservatives are anti-progress. But they also have done a flip on the issue of war and peace. In its most recent incarnation some of this might be attributed to a desperate desire to relate to the Hillary Clinton campaign with its bellicosity towards Russia, Syria and Iran, but I suspect that the inclination to identify enemies goes much deeper than that, back as far as the Bill Clinton Administration with its sanctions on Iraq and the Balkan adventure, which resulted in hundreds of thousands of deaths and the creation of a terror-narco state in the heart of Europe. And more recently we have seen the Obama meddling in Libya, Yemen and Syria in so called humanitarian interventions which have turned out to be largely fraudulent. Yes, under the Obama Dems it was ‘responsibility to protect time’ (r2p) and all the world trembled as the drones were let loose.
Last Friday I started to read an op-ed in The Washington Post by David Ignatius that blew me away. It began ‘President Trump confronts complicated problems as the investigation widens into Russia’s attack on our political system.’ It then proceeded to lay out the case for an ‘aggressive Russia’ in the terms that have been repeated ad nauseam in the mainstream media. And it was, of course, lacking in any evidence, as if the opinions of coopted journalists and the highly politicized senior officials in the intelligence community should be regarded as sacrosanct. These are, not coincidentally, the same people who have reportedly recently been working together to undercut the White House by leaking and then reporting highly sensitive transcripts of phone calls with Russian officials.
De opmerkingen van Giraldio p de kritische Amerikaanse website The Unz Review van 21 februari 2017 zijn daarom zo belangrijk aangezien deze oud-CIA-er van binnenuit weet waarover hij het heeft, en dit in tegenstelling tot Bas Heijne, de opiniemaker van een krantje in een piepklein landje, die doorgaans zijn al dan niet ‘nepnieuws’ klakkeloos overneemt van de Amerikaanse mainstream-pers, omdat hijzelf domweg geen contacten bezit om de juistheid van zijn beweringen te kunnen controleren. Daarom opnieuw Philip Giraldi, die momenteel ‘television commentator’ is en tevens ‘the Executive Director of the Council for the National Interest, a group that advocates for more even-handed policies by the U.S. government in the Middle East.' Hij stelt het volgende:
The current wave of Russophobia is much more dangerous than the random depiction of foreigners in negative terms that has long bedeviled a certain type of American know-nothing politics. Apart from the progressive antipathy towards Putin personally, there is a virulent strain of anti-Russian sentiment among some self-styled conservatives in congress, best exemplified by Senators John McCain and Lindsey Graham. Graham has recently said ‘2017 is going to be a year of kicking Russia in the ass in Congress.’
It is my belief that many in the National Security State have convinced themselves that Russia is indeed a major threat against the United States and not because it is a nuclear armed power that can strike the U.S. That appreciation, should, if anything constitute a good reason to work hard to maintain cordial relations rather than not, but it is seemingly ignored by everyone but Donald Trump.
No, the new brand of Russophobia derives from the belief that Moscow is ‘interfering’ in places like Syria and Ukraine. Plus, it is a friend of Iran. That perception derives from the consensus view among liberals and conservatives alike that the U.S. sphere of influence encompasses the entire globe as well as the particularly progressive conceit that Washington should serve to ‘protect’ anyone threatened at any time by anyone else, which provides a convenient pretext for military interventions that are euphemistically described as ‘peace missions.’
There might be a certain cynicism in many who hate Russia as having a powerful enemy also keeps the cash flowing from the treasuring into the pockets of the beneficiaries of the military industrial congressional complex, but my real fear is that, having been brainwashed for the past ten years, many government officials are actually sincere in their loathing of Moscow and all its works. Recent opinion polls suggest that that kind of thinking is popular among Americans, but it actually makes no sense. Though involvement by Moscow in the Middle East and Eastern Europe is undeniable, calling it a threat against U.S. vital interests is more than a bit of a stretch as Russia’s actual ability to make trouble is limited. It has exactly one overseas military facility, in Syria, while the U.S. has more than 800, and its economy and military budget are tiny compared to that of the United States. In fact, it is Washington that is most guilty of intervening globally and destabilizing entire regions, not Moscow, and when Donald Trump said in an interview that when it came to killing the U.S. was not so innocent it was a gross understatement.
Ironically, pursuing a reset with Russia is one of the things that Trump actually gets right but the new left won’t give him a break because they reflexively hate him for not embracing the usual progressive bromides that they believe are supposed to go with being antiwar. Other Moscow trashing comes from the John McCain camp which demonizes Russia because warmongers always need an enemy and McCain has never found a war he couldn’t support. It would be a tragedy for the United States if both the left and enough of the right were to join forces to limit Trump’s options on dealing with Moscow, thereby enabling an escalating conflict that could have tragic consequences for all parties.
De ‘Russofobe’ context waarmee ‘onze’ Bas, vanuit zijn comfortabel onderkomen ‘aan een van de mooiste stukjes van de Amsterdamse grachtengordel,’ de wereld becommentarieert, is levensgevaarlijk aangezien zijn hetze in een nucleaire holocaust kan eindigen. Bovendien rechtvaardigt hij het grootscheepse geweld van het ontelbare miljarden opslokkende militair-industrieel complex. En dit alles terwijl op dit moment de hele mensheid wordt bedreigd door de desastreuze gevolgen van de klimaatverandering, de bevolkingsexplosie, het toenemende verlies aan landbouwland, de groeiende wereldwijde kloof tussen rijk en arm. Het is dan ook duidelijk welk ‘belang’ Heijne behartigt, niet die van de mensheid, maar van de neoliberale orde. Ook het volgende tekent Heijne als poseur die de kleinburger wil behagen:
Ik begon met een paar stukken die redelijk spits waren, maar waar geen engagement — in termen van betrokkenheid — in zat, totdat, na 11 september 2001, de wereld ineens hardhandig naar ons toekwam. Sinds die tijd heb ik een veel beter besef van wat er om mij heen gebeurt.
Het is onthullend dat Heijne tot 11 september 2001 nauwelijks enig ‘besef’ had ‘van wat er om’ hem heen gebeurde. Pas op die dag kwam ‘de wereld ineens hardhandig naar ons toe,’ en wel omdat de contra-terreur ‘ineens’ ook ‘ons’ kwetsbaar maakte. Vóór die tijd kon de westerse terreur consequentieloos gewoon haar gang gaan, zonder kritisch commentaar van de Heijne’s van de ‘vrije pers.’ Even onthullend is dat hij er blind van uitgaat dat ook voor alle anderen ‘de wereld’ pas op 11 september 2001 ‘ineens hardhandig’ naar hen ‘toe[kwam].’ Kennelijk wist hij tot dan toe niet dat talloze Amerikaanse deskundigen gewaarschuwd hadden voor de zogeheten ‘blowback’ van de gewelddadige Amerikaanse buitenlandse politiek. De grootschalige Amerikaanse terreur in Zuid-Oost Azië, die volgens de officiële cijfers meer dan drie miljoen mensenlevens kostte, is geheel aan Bas voorbij gegaan, evenals het wijd verspreide terrorisme van de door de VS opgeleide doodseskaders en militairen in Zuid- en Midden-Amerika. Het met steun van de CIA omverwerpen van de democratisch gekozen regering Allende in Chili is voor Heijne een te verwaarlozen detail, en al dit geweld gaf hem geen ‘beter besef van wat er om' hem 'heen’ gebeurde. Het is natuurlijk veelzeggend dat Heijne zichzelf aldus portretteert, maar dat dit geen enkele kritiek opriep bij de ‘politiek-literaire elite’ in de polder is in feite nog veel interessanter. ‘We’ moeten helaas concluderen dat Bas en zijn kornuiten die hem bewonderen niets begrepen hebben van de geopolitiek die sinds de Tweede Wereldoorlog door de grootmachten is gevoerd. Desondanks, of beter nog, juist daarom heeft hij, volgens eigen zeggen, pas ‘[s]inds' 9/11 'een veel beter besef van wat er om mij heen gebeurt.’ Op die manier kan men in Nederland ‘de beste in zijn vak’ worden.
Binnen de geopolitieke context is van belang te weten dat de kern van het westerse naoorlogse beleid de zogeheten ‘containment-politiek’ was, geformuleerd door de voorstaande Amerikaanse beleidsbepaler George Kennan, waarbij de Sovjet-invloed overal ter wereld ingeperkt werd om aldus de Amerikaanse belangen zoveel mogelijk te kunnen laten expanderen. In 1948 formuleerde Kennan als hoofd van het Planningsbureau van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken de elite-belangen als volgt:
Binnen de geopolitieke context is van belang te weten dat de kern van het westerse naoorlogse beleid de zogeheten ‘containment-politiek’ was, geformuleerd door de voorstaande Amerikaanse beleidsbepaler George Kennan, waarbij de Sovjet-invloed overal ter wereld ingeperkt werd om aldus de Amerikaanse belangen zoveel mogelijk te kunnen laten expanderen. In 1948 formuleerde Kennan als hoofd van het Planningsbureau van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken de elite-belangen als volgt:
Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts 6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden zullen we niet in staat zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen dat ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven… Daartoe zullen wij alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten en dient onze aandacht overal geconcentreerd te zijn op onze directe nationale doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is.
Anders Stephanson, hoogleraar Geschiedenis aan de Columbia University en auteur van Kennan and The Art of Foreign Policy (1992) merkte in een interview tegenover mij op dat de beleidsbepalers van de Amerikaanse buitenlandse politiek geen oog hadden voor de werkelijkheid en dat dit de belangrijkste reden was waarom Kennan voortdurend scherpe kritiek op hen uitoefende. In zijn boek schreef Stephanson:
To be realistic in these circumstances was in a way to understand the inherent limits of things, the futility (indeed blasphemy) of extending radically beyond the existing, the real... he was aware by the end of the 1940s that the United States was embarking on a course of potentially open-ended commitments around the world, and this he could not but find dangerous and unnatural.
Het gevolg was dat George Kennan al spoedig vervangen werd door een doorgewinterde havik, Paul Nitze, over wie de Amerikaanse historicus Mark Atwood in 2009 stelde:
The end of the cold war brought relief, even joy, for most Americans. With the crumbling of the Eastern bloc in 1989, more than four decades of anxiety seemed to be over. One of the few discordant voices came, surprisingly, from George Kennan, the former United States diplomat who had devised the 'containment' policy widely considered responsible for the Western triumph. 'I believe it would have happened earlier,' Kennan lamented less than a month after Germans began chipping holes in the Berlin Wall, 'if we had not insisted on militarizing the rivalry.'
Kennan did not specify who was responsible for making the cold war longer and more dangerous than it needed to be. But Paul Nitze, a onetime State Department colleague who had helped shape foreign policy under every president from Roosevelt to the first Bush, surely ranked high on his list of culprits.
It was Nitze, after all, who had argued most strongly for a huge buildup of American military power. And it was Nitze who had frequently led the charge to assure that Washington kept adding to its arsenal. Looking back in 1995, his appraisal of American management of the cold war could hardly have been more different from Kennan’s. 'I’ve come to the conclusion we did it pretty goddam well,' he boasted.
Na een lang leven getuige te zijn geweest van de desastreuze machiavellistische realpolitik van de VS, schreef Kennan een gedesillusioneerde terugblik op zijn tijdperk. Aan het slot van zijn Sketches From A Life (1989) stelde hij vast:
Ik beschouw de Verenigde Staten van deze laatste jaren van de twintigste eeuw als een in wezen tragisch land, begiftigd met uitstekende natuurlijke hulpbronnen die het snel aan het verkwisten en uitputten is, en met een intellectuele en artistieke intelligentsia van groot talent en originaliteit. Voor deze intelligentsia hebben de dominante politieke machten in het land weinig begrip of respect. Haar stem wordt doorgaans tot zwijgen gebracht of overschreeuwd door de commerciële media. Het is waarschijnlijk veroordeeld om, net als de Russische intelligentsia in de negentiende eeuw, voorgoed een hulpeloze toeschouwer te blijven van de verontrustende koers in het leven van de natie.
Mark Atwood constateerde terecht dat
acceptance of containment also brought Kennan disappointments that haunted him until his death in 2005. Kennan believed that the Soviet Union, however repugnant, posed little military threat to the West and urged that the United States rely mostly on economic and political means to resist Communist expansion. Other officials, above all Nitze, who succeeded Kennan as chief of policy planning, saw things differently, especially after the outbreak of the Korean War in 1950. Kennan watched with regret as the United States subsequently poured enormous resources into weaponry and military bases.
Hoewel George Kennan erop bleef hameren dat de Koude Oorlog niet het resultaat was van een serieuze 'military threat to the West,' zoals de opiniemaker Henk Hofland 67 jaar na dato nog steeds suggereerde, maar het onvermijdelijke gevolg was van het steeds machtigere militair-industrieel complex, waarvoor president Eisenhower al in 1961 waarschuwde. Dit is van doorslaggevend belang om te weten, aangezien nog in 2014 Hofland in De Groene Amsterdammer van 3 december 2014, met grote stelligheid poneerde dat 'Het Westen alarm [slaat] vanwege de agressieve expansiepolitiek van Poetin.' Nu de ‘de beste journalist’ van de twintigste eeuw in 2016 is heen gegaan, heeft Bas Heijne Hofland’s ‘taak’ op zich genomen en treffen ‘we’ weer dezelfde Koude Oorlogsretoriek in de NRC aan. Zonder het zwart-wit simplisme lukt het de polderpers niet om de opnieuw gestegen uitgaven aan bewapening te rechtvaardigen. Er moet een vijand zijn ter legitimering van de uitgaven aan het militair-industrieel complex die ten koste gaan van onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, volkshuisvesting etcetera. Daarnaast heeft de elite een al dan niet vermeend buitenlands gevaar nodig om de binnenlandse cohesie te bewaren, zeker in tijden van crisis. Mede dankzij Heijne’s ‘engagement’ van na 11 september 2001 is hij nu geestelijk rijp het publiek te mobiliseren tegen het existentieel gevaar dat het hele Westen bedreigd, te weten ‘de agressieve expansiepolitiek van Poetin,’ en de ‘Russische manipulatie,’ die volgens hem ‘ons patriottisme’ de grond in boort. Door de anti-Russische hetze-campagne van de ‘politiek-literaire elite’ hoopt en verwacht de financiële en politieke elite haar verloren gegane legitimiteit te herwinnen. In crisistijd is het inspelen op angst de meest effectieve, en soms zelfs enige manier, om de overgrote meerderheid van de bevolking gehoorzaam te houden, zo bewijst de geschiedenis keer op keer. De positie van de elite is op dit moment ernstig in gevaar, vooral ook door de factor ‘entitlement,’ waarvoor in het Nederlands eigenlijk geen goed begrip bestaat. Het dichtstbij komt de houding die er vanuit uitgaat dat men domweg een recht heeft op van alles en nog wat. Zodra het systeem niet de zorgvuldig gekweekte verwachtingen waar maakt dan ontstaat er een algemeen heersend gevoel van cynisme, waarover de Amerikaanse auteur Wilber W. Caldwell in zijn boek Cynicism and the Evolution of the American Dream (2007) het volgende opmerkt:
Today cynicism is epidemic in America, and its effects are potentially ruinous. Like a crippling disease, cynicism spreads slowly, insidiously, and silently as it disables. The modern cynic is generally melancholic and withdrawn, although at times he can also be outgoing, charming, attractive, and even funny. But in the end, he withdraws to his unassailable towers of cynicism. His rhetoric is alluring, especially in uncertain times, when many seek cynicism's unique protection from the pain of disillusionment. Cynicism is especially disabling in a democracy where coalition, community, consensus, and good faith are critical to the operation of its political, social, and economic institutions. The cynic scoffs at such concepts and mocks their idealistic underpinnings as well as any efforts to more forward, or for than matter, backward.
As we have noted cynicism can be either ‘wielded like a sword or held up like a shield. As Kanter and Mirvis (auteurs van The Cynical Americans: Living and Working in an Age of Discontent and Disillusion. 1989. svh) put it, it is both 'a reaction to and a barrier against culturally induced and socially reinforced hopes that have been dashed.’
Cynisme komt in Nederland veel voor bij mainstream-journalisten die om carrière te maken hun peergroup proberen te behagen door onmiddellijk met dédain te reageren zodra ze met burgers geconfronteerd worden die actie voeren tegen het gecorrumpeerde systeem. Terug naar Caldwell:
Most cynics today have forsaken the sword in favor of the shield. Kynical performance is rare today. (Caldwell verwijst hier naar de Griekse cynici uit de oudheid die soms op een aanstootgevende manier een terugkeer naar de eenvoud van de natuur bepleitten om zo te ontsnappen aan de hoogdravendheid van sommige filosofen. svh) There is no energy left for parades or protests or sarcasm. Today most cynics seek anonymity. They set themselves apart from the world of action and look down on events in a detached way. They are smug cowards, unwilling to risk so much as getting their hands dirty. Unlike the detached ironist, the cynic exists in the knowledge that it is pointless to have faith in anything but the self. The modern cynic is a mass character in a mass society, ‘moving toward a quiet desert... where men will forget their passions and moral and spiritual restlessness.’ The effect of this migration will be political, social, and economic catatonia (onbeweeglijkheid. svh). Cynicism is numbing, disabling, paralyzing…
Dit ‘verlammend’ cynisme verklaart bijvoorbeeld de populariteit in Nederland van de racistische ‘volksschrijver’ Gerard Reve in kringen van de ‘politiek-literaire elite.’ Caldwell:
‘Mocking cynicism’ works to halt efforts toward meaningful change by suggesting that any such efforts are idealistic or even naïve. For the mocking cynic the knowledge that life its a sham appears ‘so universal that alternatives no longer exist.’ ‘Matter-of-fact’ cynics are often so blind as to fail to recognize the difference between irrelevancies and matters of import urgently demanding attention and response. In these and many other ways, modern cynicism imparts a quality of motionlessness to everything it touches. Cynicism in America today works to preserve the status quo. The process is often a circular one like the political loop William Chaloupka (Amerikaanse hoogleraar. svh) describes in ‘Everybody Knows’ (boek over Amerikaans cynisme uit 2001. svh). According to Chaloupka, cynical Americans generally avoid politics because it seems to ‘move forward through sleight of hand, indirection, paradox and intended confusion of sign and substance.’ Cynics in power use this misdirection to manipulate citizens into ‘letting the rulers rule,’ thus increasing cynicism among the masses, and providing further opportunities for manipulation. This circular nature makes some things both causes and effects of cynicism.
Another example of this kind of circularity is described by Daniel Boorstin in his critique of the American news media. According to Boorstin, the media is so attuned to the cynicism of its audience that it must present not so much something that ‘accurately describes the situation but something that sounds true.’ It is a cynical world indeed when the public is so distrustful of what it hears and reads that it must evaluate everything according to its credibility. As Boorstin puts it, ‘we live in a world of pseudo-events and quasi information, in which the air is saturated with statements that are neither true nor false but merely credible.’ Democracy thrives on the truth, thus further weakening public trust and breeding more cynicism.
De alom gerespecteerde professor Daniel Boorstin ‘Librarian of the United States Congress,’ beschreef dit al in het begin van de jaren zestig, meer dan een halve eeuw voordat mainstream-opiniemakers ineens dissidenten begonnen te beschuldigen van het verspreiden van ‘fake news,’ in een vergeefse poging de eigen geloofwaardigheid te herstellen. Zodra men evenwel door het eigen cynisme aan geloofwaardigheid heeft verloren, krijgt men die niet terug door anderen van corruptie te beschuldigen. In dit verband merkte Caldwell op:
Cynicism subverts, resists, undermines, and sabotages the American Dream. All dreams require belief, and cynicism denies belief. Today, Chaloupka notes, ‘Belief has become less possible, exhausted by conflict, by the enormity of the demands placed on the system [and on the Dream]… and by increasing opportunities for successful political and journalistic use of cynicism… [Belief] has ceased to be the only practical master strategy for life in a democratic society.’ But cynicism is not really an alternative strategy to belief or to anything else for that matter; it is a road that leads to no alternatives, a perpetual dead-end.
Cynicism and the American Dream are locked in a downward spiral. A large portion of the old American Dream is no longer relevant in today's world. This creates frustration and disappointment and finally begets cynicism, which destroys belief. Without belief the American Dream descends into further irrelevance, thus creating more disappointment and more cynics. What is needed to break the cycle of cynicism in America is not more belief to breed more disappointment and more cynics.
In tegenstelling tot de talloze kritische Amerikaanse intellectuelen beseffen de opiniemakers in de polder geenszins dat het ware probleem niet politiek of economisch is, maar allereerst en vooral cultureel. De materialistische consumptiecultuur met haar agressief neoliberalisme en neoconservatisme heeft een vernietigend effect gehad, omdat die cultuur in een permanente staat van oorlog verkeert met zowel de mens als de natuur. Zo werd in de eerste week van februari 2017 opnieuw gewaarschuwd voor het feit dat ‘Sea ice at record low in Arctic and Antarctic.’ Ondermeer de Deutsche Welle berichtte:
Experts across the world are alarmed at how small the area covered by sea ice has become. They are saying the change is unprecedented - and they're calling for action… ‘The annual freeze and thaw of sea ice in the polar regions is like the beating heart of our planet, driving ocean circulation and regulating our climate,’ Rod Downie, Polar Program Manager at the World Wide Fund for Nature (WWF), wrote in an email to Deutsche Welle… ‘The Paris Agreement [which aims to keep the global temperature increase lower than 2 degrees Celsius above pre-Industrial times] has to be implemented as fast as possible,’ Sybille Klenzendorf, a WWF expert, told DW. ‘We can still manage to make our goals, but the clock is ticking.’ WWF's Polar Program Manager Downie stressed that the decline of sea ice in both Arctic and Antarctic will have dire consequences for humans and many other species.
Bas Heijne: De Russen Komen!
Desondanks meent de cynische Bas Heijne dat het nu relevanter is de hetze tegen Rusland voort te zetten dan te wijzen op de grote gevaren die de mensheid bedreigen. Hij rekent het tot zijn ‘belang’ om de aandacht af te leiden, en demonstreert daarmee een misdadige onverschilligheid tegenover zijn publiek. Koste wat het kost probeert hij een failliet systeem te legitimeren, een wanorde die acht mensen zo rijk heeft gemaakt dat zij momenteel evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen. In feite zijn het de Bas Heijne’s van de mainstream-journalistiek die door hun propaganda een bedreiging van de mensheid vormen. Wat mij daarbij opvalt is dat er zoveel kinderloze oudere mannen zijn die zich krampachtig vastklampen aan hun valse neoliberale identiteit. Zij leven alleen voor zichzelf, hebben geen rekening te houden met nazaten. Geert Mak is zo iemand, Hubert Smeets is zo iemand, Bas Heijne is zo iemand, het zijn allen mannen die geen toekomst meer hebben en zich daarom angstig vasthouden aan een geleende identiteit. Zij kunnen niet zonder applaus en schouderklopjes en zijn daarom bereid om alles daarvoor op te offeren. Ik heb van alle drie de achtergronden bestudeerd, en denk dat Nobelprijswinnaar Elias Canetti gelijk had toen hij in magnum opus Massa & Macht (1960) schreef dat:
Niemand ooit een plotselinge minachting [vergeet], ze is te pijnlijk. Men draagt haar een leven lang met zich mee, tenzij men haar op een ander kan afwentelen. Maar ook de massa als zodanig vergeet haar kleinering niet. De natuurlijke tendens is dan om iets te vinden dat nog lager wordt aangeslagen dan men zelf, dat men zo kan verachten als men zelf wordt veracht. Het is niet genoeg deze verachting zo over te dragen als men ze zelf heeft aangetroffen, haar op hetzelfde peil te houden als ze had voordat men haar begon te hanteren. Wat men nodig heeft is een dynamisch proces van vernedering: iets moet zo behandeld worden dat het steeds minder waard wordt, net als de geldeenheid tijdens de inflatie, en dit proces moet zich voortzetten tot het object in een toestand van totale waardeloosheid is beland. Dan kan men het als oud papier weggooien of laten vernietigen.
De onverschilligheid en het cynisme van Mak, Smeets en Heijne zijn als het ware organisch voortgekomen uit het feit dat zij zich ooit eens diep gekrenkt hebben gevoeld, waardoor bij hen een onverzadigbare, pathologische behoefte is ontstaan om tegen elke prijs bevestigd te worden. Daarom treft men vooral in de journalistiek zoveel mensen aan met een geleende identiteit die door het behagen van een zo groot mogelijk publiek datgene krijgen waar zij niet zonder kunnen, te weten: permanente aandacht, en daarmee macht. Vandaar ook dat zij bereid zijn zoveel mogelijk op existentiële angsten van hun publiek in te spelen. Canetti schreef in verband hiermee:
Men kan zich niet onttrekken aan het vermoeden dat achter elke paranoia, zoals achter elke macht, dezelfde diepere tendens schuil gaat: de wens de anderen uit de weg te ruimen, om de enige te zijn, of, in de mildere en vaak toegegeven vorm, de wens zich van anderen te bedienen, zodat men met hun hulp de enige wordt.
Het gevaarlijkst wordt dit slag mensen, die de massa probeert te mobiliseren door het verspreiden van angst voor een niet-bestaand Kwaad, op het moment dat hun beperkte invloed bedreigd wordt, hun moeizaam bevochten positie begint te wankelen. Dan blijken ze ineens aan de andere kant van de streep te staan en bereid te zijn om onder één of andere vlag tot het uiterste te gaan. Wanneer Heijne zonder concrete bewijzen al in vredestijd met grote stelligheid beweert dat ‘[e]r ontelbare Russische pogingen [zijn] gedaan om in te breken in ministeries,’ dan zal hij, zodra een oorlog uitbreekt, vanzelfsprekend helemaal bereid zijn leugens te verspreiden om zo het postmoderne fascisme gestalte te geven. Hij kan niet anders, ook al zal ook hij onherroepelijk het slachtoffer worden van de ware macht. Mak, Smeets en Heijne zijn slechts pionnen in een geopolitiek machtspel waarvan de strekking hen geheel of gedeeltelijk ontgaat. De machtige kent zijn eigen regels, of zoals Canetti uiteen zette, ’Of hij al of niet metterdaad door vijanden wordt belaagd, altijd zal hij het gevoel hebben bedreigd te zijn.’ Angst is immers zijn raison d’être. En de man met de grootste angst die daardoor het meest rücksichtslos is zal uiteindelijk als enige overblijven. Juist daarom wees Elias Canetti erop dat voor de machtige
[d]e gevaarlijkste dreiging uit [gaat] van zijn eigen mensen, die hij altijd beveelt, die in zijn naaste omgeving verkeren, die hem goed kennen. Het middel tot zijn bevrijding, waarnaar hij niet zonder aarzeling grijpt maar waarvan hij geenszins geheel afziet, is het plotselinge bevel tot massamoord.
Dat in dit proces tenslotte ook propagandisten als Mak, Smeets en Heijne het slachtoffer zullen worden, is een feit dat zij weigeren te aanvaarden. Altijd denkt de kleinburger dat hij de meedogenloze macht te slim af kan zijn door het spel mee te spelen. Maar in tegenstelling tot het schrale wereldbeeld van ‘onze’ mainstream-opiniemakers blijft het diepe inzicht gelden van de prominente Amerikaanse antropoloog, wijlen Clifford Greetz, dat ‘[w]e must imagine some end to life that transcends our own allotment of days and hours if we are to keep at bay the dim, back-of-the-mind suspicion that one may be adrift in the world.’ Hoewel de hedendaagse journalist de rol van de middeleeuwse clerus is gaan spelen bij het bepalen van wat waar is en wat niet, zullen de Makken, Smeetsen en Heijne’s met hun ééndimensionaal mens- en wereldbeeld nooit bij machte zijn om zin en betekenis aan het leven te geven. De zinloosheid van de door hun gesteunde oorlogen en hun betekenisloze ideologie van de onverschilligheid zijn de antithese van datgene wat de Mexicaanse Nobelprijswinnaar Octavio Paz stelde in De boog en de lier (1990), namelijk dat
[d]e wereld van de mens de wereld van de betekenis [is]. Deze gedoogt de dubbelzinnigheid, de tegenstrijdigheid, de waanzin of de verwarring, maar niet een gebrek aan betekenis. Zelfs de stilte is bevolkt met tekens.
Kijk uit voor de ‘vrije pers,’ zij is in wezen het grootste gevaar, omdat zij namens de macht bepaalt wat de waarheid is. De geschiedenis is onze getuige. U bent gewaarschuwd. Hora est.
Geert Mak, Bas Heijne, Hubert Smeets en de rest van Hoflands 'politiek-literaire elite' in de polder kunnen tevreden zijn. De kritische Amerikaanse commentator Mike Whitney stelde op vrijdag 24 februari het volgende:
The war party is back in power and the odds of normal relations with Russia have dropped to zero.
The appointment of Army Lieutenant General H.R. McMaster to the position of national security adviser indicates that Trump has done an about-face on his most critical foreign policy issue, normalizing relations with Russia. General Michael Flynn -- who recently stepped down from the post following allegations of lying to Vice President Mike Pence -- was the main proponent of easing tensions with Moscow which is a position that had been enthusiastically embraced by President Donald Trump. But McMaster does not support normalizing relations with Russia, in fact, McMaster sees Russia as a 'hostile revisionist power' that 'annex(es) territory, intimidates our allies, develops nuclear weapons, and uses proxies under the cover of modernized conventional militaries.' So, what’s going on? Why has Trump put a Moscow-hating hawk like McMaster in a position where he’ll be able to intensify the pressure on Russia, increase the provocations and, very likely, trigger a conflagration between the two nuclear-armed superpowers?
Wat dat betreft heeft Bas Heijne volkomen gelijk: 'Haat is ook een bindmiddel.'
3 opmerkingen:
AFRICA: The Role of Oxfam, Unicef, Live Aid in the Systematic Destabilization of African Nations
http://21stcenturywire.com/2017/02/25/africa-the-role-of-oxfam-unicef-live-aid-in-the-systematic-destabilization-of-african-nations/
“The Western world depends on Africa in every possible way since alternative resources are scarce out here. So how does the West ensure that the free aid keeps coming? By systematically destabilizing the wealthiest African nations and their systems, and all that backed by huge PR campaigns — leaving the entire world under the impression that Africa is poor and dying and merely surviving on the mercy of the West.
Well done Oxfam, UNICEF, Red Cross, Live Aid, and all the other organizations that continuously run multi-million-dollar advertisement campaigns depicting charity porn to sustain that image of Africa globally. Ad campaigns paid for by innocent people under the impression to help, with their donations. While one hand gives under the flashing lights of cameras, the other takes in the shadows."
Dit is een analyse van het stuk over Nederland in de New York Times waarnaar Bas Heijne verwijst:
http://www.moonofalabama.org/2017/02/anti-russian-piece-about-fake-news-turns-out-to-be-such.html#comments
Hoe hoerig moet je als journalist zijn om een dergelijk bedrieglijk stuk in elkaar te kunnen draaien.
Deed me direct hier aan denken: http://constitution.org/pub/swinton_press.htm
Een reactie posten