De continuiteit in de Amerikaanse geschiedenis is misschien wel het best geformuleerd door de historicus Jackson Turner toen hij verklaarde dat de ‘frontier,’ het grensgebied waar de blanke christenen geconfronteerd worden met de gekleurde ‘wilden,’ de Amerikaanse ‘democratie’ in stand houdt omdat het expansionisme ‘a gate of escape’ is ‘from the bondage of the past.’ Dit ‘escapisme’ kenmerkt de Amerikaanse historie. Er is altijd een ruimte geweest om in te ontsnappen. Zelfs nog na 1890, toen de interne grenzen waren bereikt, en de ‘frontier’ de Stille Oceaan overschoof, via Hawaii, de Filipijnen, Guam naar Vietnam. Maar nu het grensgebied in het Midden Oosten ligt en de VS oorlog na oorlog verliest en China als economische macht de VS begint te verdringen, komt er een einde aan de ‘frontier.’ Bij gebrek aan een ‘frontier’ stort de illusie ineen van de ‘Amerikaanse Droom,’ die het land van de ‘ongekende mogelijkheden’ zin en betekenis leek te geven. De ondergang van de Amerikaanse illusies werd al in 1925 voorzien door Scott Fitzgerald in zijn roman The Great Gatsby. De Amerikaanse hoogleraar Kermit W. Moyer schrijft dat
In
the light of Fitzgerald’s historical perspective in this novel, the dead end
was inevitable from the start: as the frontier disappeared, as the possibility
of making the virgin land fulfill its first intense promise passed, American
materialism increasingly became just that – simple, spiritless materialism,
unregenerative and omnivorous. Gatsby (embodying the complete historical
progression) inevitably arrives at this dead end himself. Near the close of the
novel, Gatsby waits amidst shattered hopes for Daisy’s telephone call, the call
that never comes… The American pioneer was the proper heir of… Dutch sailors;
he inherited their transcendental spark and the promise of the frontier kept
the spark alive; but after pursuing that promise all the way to the Pacific
Ocean, he discovered that it had somehow eluded him, and he was left with
nothing but the material which had fed the flame. He was rich but that was all:
direction was gone, meaning was gone; the dream began to turn back upon itself…
the inheritance is essentially empty.
Fitzgerald
onthult de werkelijkheid door de façade om te trekken, de façade waarachter Geert
Mak niet durft te kijken uit angst geconfronteerd te worden met de gapende
leegte die daarachter schuilgaat waardoor hij zijn ‘hoop’ zal verliezen. De ‘hoop’
op verlossing die sinds de ‘ontdekking van Amerika’ de diepere
drijfveer is geweest achter het gewelddadige expansionisme van de blanke kolonisten
die Europa waren ontvlucht. Op zoek naar een droom sleepten zij hun
judeo-christelijke geloof met zich mee, een religie die vanaf het allereerste
begin een pathologische relatie heeft onderhouden met de materie, zoals Charlotte Black Elk,
een indiaanse milieu-activiste, als volgt verwoordt
Look at the origen legends of the judeo-christian
people. You have an origen legend that says that Adam and Eve were banished
onto earth and earth is an enemy…this is a place of banishment and you don’t
really have to care for it because someday you are going back to paradise when
you complete your banishment.
En dus moest de mens als rentmeester van de christelijke god de als bedreigend ervaren natuur volledig onderwerpen, met
zo’n overmaat aan geweld dat de indianen verbijsterd toekeken. Het
Sioux-opperhoofd Luther Standing Bear kon nog in de twintigste eeuw constateren
dat
The white man does not understand America. He is too
far removed from its formative processes. The roots of the tree of his life
have not yet grasped the rock and the soil. The white man is still troubled by
primitive fears; he still has in his consciousness the perils of this frontier
continent, some of it not yet having yielded to his questing footsteps and
inquiring eyes… The man from Europe is still a foreigner and an alien. And he still hates the man
who questioned his path across the continent… Men must be born and reborn to
belong. Their bodies must be formed of the dust of their forefathers bones.
Het opperhoofd Seattle verklaarde op zijn beurt in
het midden van de negentiende eeuw:
The
whites, too, shall pass – perhaps sooner than other tribes. Continue to
contaminate your own bed, and you will one night suffocate in your own waste…
We might understand if we knew what it was that the white man dreams, what he
describes to his children on the long winter nights, what visions he burns into
their minds, so they will wish for tomorrow. But we are savages. The white
man’s dreams are hidden from us.
Maar
vandaag de dag zijn die dromen ook voor de blanke inwoner van de VS zelf
raadselachtig geworden. Wat overgebleven is, is de alles overheersende angst
die het land altijd al in zijn greep hield. Wie de beschrijvingen leest van de
eerste pioniers ontdekt al snel dat door hen het land en de natuur altijd als
bedreigend werd gezien, als het domein van het kwaad dat bedwongen moest worden. In 1867 beschreef Clarence King, een aan Yale University afgestudeerde geoloog,
de woestijn ten oosten van de Sierra Nevada als Dante’s hel.
Spread
out below us lay the desert, stark and glaring, its rigid hill chains lying in
disordered grouping, in attributes of the dead. The bare hills are cut out with
sharp gorges, and over their stone skeletons scanty earth clings in folds, like
shrunken flesh: they are emaciated corpses of once noble ranges now lifeless,
outstretched as in long sleep. Ghastly colors define them from the ashen plain
in which their feet are buried. Far in the south were a procession of whirlwind
columns slowly moving acreoss the desert in spectral dimness. A white light
beat down, dispelling the last trace of shadow, and above hung the burnished
shield of hard, pitiless sky.
En
nog in 1981 luidt de tekst in American
Frontiers. The Photographs of Timothy H. O’Sullivan, 1867-1874 bij een van
zijn foto’s van het ‘Wilde Westen’:
The
grotesque forms of volcanic rock
appear to grow from the water like menacing fungal growths.
Dit
schrijft Joel Snyder, hoogleraar Kunstgeschiedenis aan de University of Chicago, die tevens
kwalificaties gebruikt als de ‘roar’ van een waterval, en de ‘menacing
sheet of falling water,’ en om zijn verhaal kracht bij te zetten citeert
hij zelfs de oudtestamentische Job 1 vers 15: ‘En alleen maar ik ben ontsnapt
om het u te vertellen.’ Ook
O’Sullivan die mede voor het leger de ‘awesome wilderness’ in beeld bracht,
gebruikte beschrijvingen als ‘weird forms’ en de ‘wild
scene.’ De eerder genoemde Clarence King: ‘the lifeless region, with its
savage elements,’ en ‘Deep in the bed a great river fights its way
through the labyrinth of blackened ruins, and plunges in foaming whiteness over
a cliff of lava. You turn from the brink as from a frightful glimpse of the
Inferno, and when you have gone a mile the earth seems to have closed again,’
en
‘A dull, throbbing sound greeted us. Its pulsations were deep, and seemed to
procees from the ground beneath our feet… Dead barrenness… the forbidding
gloom… the rocks seem darker and more wild… the abyss of foam with something of
that air of fatal fascination which is part to make possession of men.’
Met
vaak apocalyptische beelden werd het Westen van de VS beschreven, een wereld
die wezenlijk afweek van dat waarmee de Europese pioniers waren opgegroeid, op
elk niveau leek de natuur bedreigend. Dit was het landschap van de christelijke God
der Wrake, waar alleen de Duivel wist te overleven. In deze ‘onherbergzame
angstaanjagende wildernis’ werd de binnendringer die zich beschaafd
achtte in tijd teruggezet. Zo moest de wereld eruit hebben gezien nadat God het
universum had geschapen. Net zo rauw, onaf, onbeschaafd, wild als de blanke christen
de 'heidenen' zag die als schaduwen door het landschap trokken. En dus werden de weinige indianen die op de prairie wisten te overleven van hun grondgebied
verdreven en naar reservaten gedeporteerd, met als argument dat
‘braakliggende ruimtes’ niet ‘gereserveerd moeten worden voor het gebruik van verspreid levende primitieve stammen, wier leven slechts een paar graden minder betekenisloos, smerig, en meedogenloos is dan dat van de wilde beesten met wie ze het gebied delen,’
aldus president Theodore Roosevelt. En toen de klus geklaard was, kon hij tevreden stellen dat
The
Indian, as an Indian, is on the point of perishing, and when he has become a
United States citizen… he will completely lose his value as a living historical
document.
Maar
deze woorden zult u niet aantreffen in Geert Mak’s reisboek. En ook de volgende
woorden niet van professor Snyder over de visie van de geoloog King
If…
nature is virgin and unspoiled, it is also menacing and beyond human scale. If
its transcendent nature symbolizes the work of God, that work is neither
inviting nor hospitable. The God who made this nature does not offer comfort,
and his design is inimical to the well-being of man. If it is God who is
indicated by O’ Sullivan’s photographs, it is not the God of the New Testament,
it is the awesome God, beyond human understanding, of the Old. O’Sullivan’s
photographs share the spirit of Clarence King’s geology and theology…
King’s
God is a terrible God. The history of the earth is one of God-induced
catastrophe relieved by periods in which God allows his creation to work itself
out, to reach a point of development from which it coiuld not proceed without
further intervention in the form of terrifying, life-obliterating catastrophes.
The area of the Great Basin between the eastern slope of the Sierra Nevada and
the western slope of the Rocky Mountains is a vast wilderness that bears the
unhealed wounds and the scars of cataclysms… It is as if he had walked through
a natural catacomb in which the calcified remains of early life and the bones
of long-gone species gave witness to the magnificence and power of God.
Nooit
hebben de bewoners van de VS vrede weten te sluiten met het land dat hun
voorouders in bezit hadden genomen. Al hun energie ging op aan het beheersen
van de almaar expanderende ruimte. Het land is altijd de vijand gebleven, de
bedreiging van het dagelijks bestaan. Dat de bewoners ervan een onderdeel van de
natuur waren en zich daaraan zouden moeten aanpassen is nooit tot hen
doorgedrongen, En hoewel alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is beseffen
ze nog steeds niet dat men oogst wat men zaait. De paleontoloog Tim Flannery
schreef in Een ecologische geschiedenis
van Noord-Amerika over de eerste generaties puriteinse kolonisten:
In
Europa waren ze uitschot, vervolgd en beschimpt als religieuze fanatici. Hier
waren ze meester over hun eigen toekomst en tevens de potentiele heersers over
een nieuw land… De wreedheid van hun regelgeving was in zekere zin een respons
op hun nieuwe thuis. Zij geloofden namelijk dat Amerika een bolwerk van de
duivel was. Alles in dit land leek van God verlaten, van de indianen die zij
aanzagen voor duivelsaanbidders, tot de woeste landschappen en wilde dieren.
Dit
mens- en wereldbeeld leidde tot de expansiedoctrine is nog steeds de hoeksteen
van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Was die leer eerst gebaseerd op
het christelijk messianisme, tijdens de industrialisering kwam daar nog bij de
noodzaak van het vinden van nieuwe markten en goedkope grondstoffen. Alleen op
die manier kan een alles verslindend systeem draaiende worden gehouden waarbij
de mens vervreemd is geraakt van zijn medemens en van de natuur. Een systeem
gedreven door illusies, waarvan de onhoudbaarheid al in de jaren twintig door
F. Scott Fitgerald werd beschreven. Giles Gunn, hoogleraar Engels aan de
Universiteit van Californie stelt daarover in Critical Essays on Fitzgerald’s The Great Gatsby:
Contemporary
American society presents itself in The Great Gatsby as utterly devoid of any
of those fresh and unexpected images which once astonished man into a new and
original relation with the universe and which thus gave rise, whether in
Jonathan Edwards or Ralph Waldo Emerson, in Walt Whitman or Hart Crane, to a
new American imagination of wonder.
En
over het fallen van Gatsby om zijn illusies werkelijkheid te maken, schrijft
Gunn:
The
tragedy, however, is not his alone, but also his society’s for both seemed
doomed by what they lack – Gatsby by his lack of any critical ability to
distinguish his spiritual ideals from the material conditions in and through
which he must realize them; American society by its lack of either substance or
form commensurate with Gatsby’s belief in them. Yet if Gatsby’s destruction by ‘the foul dust’ which floats in the wake of his illusions
is thus inevitable, his inexhaustible store of wonder and good will still
confer upon the very actuality which eventually extinguish them whatever truth,
beauty or goodness that American actuality ever fully attains. Fitzgerald is
thus able to celebrate Gatsby’s veritable religion of wonder, while at the same
time exposing its pathetic vulnerability and ultimate defilement, His tribute
is part of his critique, a single act of judgment and love which proves that
Fitzgerald knew what he was talking about when he remarked that ‘the test
of the first-rate intelligence is the ability to hold two opposed ideas in the
mind, at the same time, and still retain the ability to function.’
Dit
alles besefte Fitzgerald drie decennia voordat Geert Mak als kind van de jaren
vijftig ‘Amerika een droomland’
beschouwde, en er nog steeds een ‘geheime liefde’ voor koestert. Zonder
enige terughoudendheid omschrijft hij de meedogenloze ‘Teddy Roosevelt’ met
‘zijn flamboyante persoonlijke stijl’ en ‘het zichtbare plezier waarmee
hij… alles deed’ als een ‘vrije, eigenwijze’ Amerikaan, die
‘het
als zijn taak’ zag ‘het land er ook moreel weer bovenop te
helpen.’ Mak blijft steken in de vorm, de diepere lagen
van het Amerikaanse bewustzijn bereikt hij niet omdat hij het werk van de
grote Amerikaanse schrijvers en dichters niet heeft bestudeerd. En de weinige
auteurs die hij wel citeert, zoals John Steinbeck kwalificeert hij als ‘doemdenker,’
terwijl Jack Kerouac wordt afgedaan als ‘egotripperig.’ Dit zegt niets over
de VS en alles over Geert Mak, voor wie ‘Amerika’ het land is waar ‘de
Verlichting’ is ‘uitgevoerd, als real life experiment.’ Later meer daarover.
3 opmerkingen:
Hoi Stan
Misschien een bruikbaar aspect voor je werk n.a.v. Maks onwetendheid is dat de Amerikanen zelf ook stelselmatig in onwetendheid gehouden worden over hun eigen geschiedenis. Ik kwam dat hier tegen: http://www.tinyrevolution.com/mt/archives/003643.html
Een commentator noemt het boek 'Lies my teacher told me' van James Loewen.
Verder kwam ik in dit artikel van Robert McChesney iets tegen over Paul Weyrich een rechtse organisator die al rond 1980 openlijk uitsprak dat hij juist wilde dat zo weinig mogelijk Amerikanen gingen stemmen. Dus die lage opkomst is deels ook georkestreerd. Groet!
O sorry dit is de link naar het artikel van McChesney: http://monthlyreview.org/2012/11/01/this-isnt-what-democracy-looks-like
Absoluut bruikbaar. Dank je, Paul
Een reactie posten