Onder de kop ‘The Hooligan Spirit’ beweerde op 8 oktober 2019 mainstream-opiniemaker Ian Buruma op The World’s Opinion Page van het -- ondermeer door George Soros mogelijk gemaakte -- Project Syndicate:
There are many reasons why even the oldest democracies, such as the US and the UK, are increasingly riven by tribal hatreds. But when political leaders deliberately exploit these rifts and whip up hostile emotions even further, they do immense harm to the institutions that guarantee people’s freedom and safety.
De begeleidende foto toont voetbal-hooligans die tijdens een wedstrijd de zich terugtrekkende oproerpolitie schoppen, een beeld waarvan — naar ik aanneem — de meeste lezers van Buruma’s column walgen. En terecht! Al dan niet georganiseerd geweld veroorzaakt uiteindelijk nog meer brute agressie, die onvermijdelijk ten koste gaat van de meest zwakken onder ons. Elke moderne oorlog is daarvan een voorbeeld. In verband hiermee wees op 26 juni 1998 de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, op het volgende:
in many of today's conflicts civilians have become the main targets of violence. Armies count their own losses, but there is no agency whose job it is to keep a tally of civilians killed. It is now conventional to put the proportion of civilian casualties somewhere in the region of 75 percent.
In 2015 werd bekend dat ‘Lieutenant-General James L. Terry, commander of US forces in Iraq and Syria, recently admitted he had no idea how many civilians have died as a result of coalition airstrikes in the region.
In a briefing eerily reminiscent of the notorious ‘we don’t do body counts’ remark by General Tommy Franks (the commander of US operations in Afghanistan and Iraq), Terry told reporters in December 2014 he was ‘tracking no civilian casualties’ […] The current failure to monitor civilians killed may seem unsurprising given the previous Bush administration’s rather glib attitude. Then defence secretary Donald Rumsfeld was very good at deflecting criticisms of American forces. He claimed:
‘Responsibility for every single casualty in this war, be they innocent Afghans or innocent Americans, rests at the feet of the Taliban and al-Qaeda.’ […]
More worryingly, this attitude towards non-combatants was reflected in the kinds of operations undertaken and the types of weapons used, including cluster bombs.
Het gevolg van de talrijke Amerikaanse interventies in de 21ste eeuw is wel de vele honderdduizenden burger-doden en -gewonden. Daarom moet tevens het georganiseerd staatsgeweld met klem worden afgewezen. ‘Tribal hatred’ tegen andere volkeren leidt onherroepelijk tot massale moordpartijen, zoals het moderne bestaan keer op keer demonstreert. Mijn oude vriend Ian heeft volkomen gelijk wanneer hij stelt dat:
wanneer politieke leiders deze gespletenheid bewust exploiteren en vijandige emoties zelfs nog verder opzwepen, ze immense schade toe[brengen] aan de instituten die borg staan voor de vrijheid en veiligheid van de bevolking.
Het vreemde is alleen dat dezelfde Buruma als propagandist van de westerse elite op 16 juli 2002 uiteenzette: ‘Why we must share America's dirty work.’ Dit deed hij tegenover de lezers van de Britse krant The Guardian tijdens de aanloop naar de illegale en desastreuze Shock and Awe-terreur, waarvan met name de Irakese burgerbevolking slachtoffer werd, en waartegen miljoenen Europese en Amerikaanse burgers voorafgaand hadden gedemonstreerd. Vijf jaar later ontving Buruma van het Nederlands establishment de prestigieuze Erasmus Prijs voor zijn vermeende ‘kosmopolitische’ houding, die zoveel mensenlevens gekost heeft. De ‘rechtvaardiging’ waarom ook de Europeanen moesten deelnemen aan het ‘smerige werk’ van de Amerikanen was op zijn minst opmerkelijk te noemen, zo niet misdadig. Buruma stelde aan het eind van zijn column dat ‘If we want the Americans to sign up to the ICC, we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.’ Hier betreden wij het rijk van de absurditeit, waar de logica geen enkele rol meer speelt. Buruma beweert namelijk dat ‘als wij willen dat de Amerikanen lid worden van het Internationaal Strafhof’ — speciaal in het leven geroepen om oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide te vervolgen — ‘ook wij het smerige werk moeten verrichten, en daarvoor het risico aanvaarden juridisch aansprakelijk te worden gesteld.’
Kortom, als ‘wij’ willen dat de Amerikanen zich laten veroordelen voor ernstige schendingen van het internationaal recht, dan zullen ook ‘wij’ oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide moeten plegen, en het risico aanvaarden dat wij hiervoor veroordeeld worden door het Internationaal Strafhof in Den Haag. Wat voor zin dit alles heeft, vertelt Buruma niet, want dan zou onmiddellijk duidelijk worden dat zijn betoog geen enkele logica bezit. ‘Wij’ hebben hier met de gekte te maken van een westerse liberale broodschrijver, in dienst van de neoliberale ideologie. Hoe de zaken werkelijk zijn werd begin april 2019 bekend toen ondermeer de Volkskrant berichtte dat ‘Washington een visum voor de hoofdaanklaagster van het in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof (ICC) [heeft] ingetrokken, omdat ze onderzoek wil gaan doen naar Amerikaanse militaire activiteiten in Afghanistan.’ En dit is vanzelfsprekend wel logisch, want zonder oorlogsmisdaden zal de VS niet bij machte zijn om zijn afbrokkelende hegemonie in stand te houden.
Onbewust demonstreerde de outsider Buruma in 2002 tevens hoe betrekkelijk de waarheden van westerse mainstream-opiniemakers zijn. Allereerst schreef hij met grote stelligheid ‘now that the Russians are down and out, the natural deference to American leadership is harder to maintain.’ Omdat de zo gerespecteerde Erasmus Prijs-winnaar 2008 angstvallig zweeg over de voor de hand liggende vraag waarop die wereldwijde ‘vanzelfsprekende eerbied’ voor Washington en Wall Street gebaseerd was, zal ik hier nu zeventien jaar later enkele Amerikaanse insiders hierop een antwoord laten geven. Zo vatte de Democratische president Woodrow Wilson het buitenlands beleid nog eens kort maar krachtig samen met de woorden:
Since trade ignores national boundaries and the manufacturer insists on having the world as a market, the flag of his nation must follow him, and the doors of the nations which are closed must be battered down… Concessions obtained by financiers must be safeguarded by ministers of state, even if the sovereignty of unwilling nations be outraged in the process. Colonies must be obtained or planted, in order that no useful corner of the world may be overlooked or left unused.
Op zijn beurt schreef in 1935 de Amerikaanse generaal buiten dienst Smedley Darlington Butler, die van 1898 tot 1931 bij het Korps Mariniers diende, in het tijdschrift Common Sense:
I spent 33 years and four months in active military service and during that period I spent most of my time as a high class muscle man for Big Business, for Wall Street and the bankers. In short, I was a racketeer, a gangster for capitalism [corporatism]. I helped make Mexico and especially Tampico safe for American oil interests in 1914. I helped make Haiti and Cuba a decent place for the National City Bank boys to collect revenues in. I helped in the raping of half a dozen Central American republics for the benefit of Wall Street. I helped purify Nicaragua for the International Banking House of Brown Brothers in 1902-1912. I brought light to the Dominican Republic for the American sugar interests in 1916. I helped make Honduras right for the American fruit companies in 1903. In China in 1927 I helped see to it that Standard Oil went on its way unmolested. Looking back on it, I might have given Al Capone a few hints. The best he could do was to operate his racket in three districts. I operated on three continents.
Hetzelfde jaar publiceerde hij een boek onder de titel War Is a Racket, dat met de volgende woorden begint:
War is a racket. It always has been.
It is possibly the oldest, easily the most profitable, surely the most vicious. It is the only one international in scope. It is the only one in which the profits are reckoned in dollars and the losses in lives,
om hieraan toe te voegen:
For a great many years, as a soldier, I had a suspicion that war was a racket; not until I retired to civil life did I fully realize it. Now that I see the international war clouds gathering, as they are today, I must face it and speak out.
Het kapitalisme was rond het begin van de jaren dertig opnieuw in een diepe economische crisis weggezakt, en een oorlog om grondstoffen en markten werd wederom onvermijdelijk, zo beseften de meest realistische intellectuelen, benevens de geopolitieke experts van de financiële, economische, en militaire elite.
Aansluitend op de Tweede Wereldoorlog volgde de zogeheten Koude Oorlog, waarbij de grootmachten elkaar bedreigden met mutual assured destruction, oftewel genocide. Tegelijkertijd veroorzaakten proxy-wars vele miljoenen slachtoffers veroorzaakten. In de VS kwam na 1945 geen einde aan de oorlogseconomie, die het land uit de diepe economische crisis haalde. De Amerikaanse hoogleraar en oud CIA-consultant Chalmers Johnson zette in zijn boek Blowback. The Costs and Consequences of American Empire (2004) gedocumenteerd uiteen dat de Verenigde Staten na de Koude Oorlog in plaats van te demobiliseren juist zijn wereldwijd imperium uitbreidde. In een interview verklaarde Johnson enkele jaren vóór zijn dood in 2010 tegenover mij deze ontwikkeling als volgt:
Ik denk dat de belangrijkste reden is wat men met een technische term noemt: ‘Militair Keynesianisme,’ waarmee aangegeven wordt dat het militair-industrieel complex, de wapenindustrie, een integraal onderdeel is geworden van de Amerikaanse economie. In toenemende mate fabriceren wij in de Verenigde Staten niet zoveel. We hebben gezien hoe in de afgelopen decennia onze economie ernstig is uitgehold. Daarentegen produceren we wel massaal wapens, een buitengewoon lucratieve zaak, we verkopen ze wereldwijd. Het heeft nagenoeg niets te maken met de defensie van ons land maar alles met de commerciële belangen van de wapenindustrie. Die industrie is buitengewoon wonderlijk, het heeft maar één klant, er bestaat nauwelijks enige concurrentie en het is geen kapitalisme, maar staatssocialisme. Ik ben van mening dat het belangrijkste punt is dat de beleidsbepalers in de Verenigde Staten zich in 1991, ten tijde van de ineenstorting van de Sovjet Unie, zich simpelweg niet konden voorstellen dat hun economie zou groeien zonder door te gaan met het militair-industrieel complex en dus met de wapenindustrie. Meer algemeen gesproken was de Verenigde Staten eraan gewend geraakt een imperium te bezitten en om op elk continent de dienst uit te maken, te geloven dat het praktisch overal bij elk besluit betrokken moest zijn. Tegelijkertijd was het al in 1991 niet langer meer in een economische positie om zijn wereldwijd imperium te handhaven. Desondanks zocht het onmiddellijk na de val van de Sovjet Unie naar en vervangende vijand terwijl het zich dat niet kon permitteren. Eén van kwalijkste aspecten van het besluit om als het ware de Koude Oorlog voort te zetten was het feit dat de Verenigde Staten geen rekening hield met de mogelijkheid dat het dezelfde weg zou opgaan als de Sovjet Unie. Ook wij zijn in steeds grotere problemen geraakt door ‘imperial overstretch’ (dat wil zeggen: het rijk kost meer dan het opbrengt), door een toenemend economisch verval en door de overmatige afhankelijkheid van de wapenindustrie. Daarnaast krijgen we steeds meer te maken met wat de CIA noemt ‘blowback,’ een term daterend uit 1953 toen de Amerikaanse overheid in het geheim betrokken was bij de omverwerping van een democratisch gekozen buitenlandse regering, te weten de Iraanse premier Mohammed Mossadeq die de oliebronnen had genationaliseerd. Blowback betekent de onbedoelde consequenties van geheime buitenlandse operaties. Het is daarbij belangrijk te benadrukken dat het wraakneming betreft voor buitenlandse operaties die volstrekt geheim gehouden werden voor het Amerikaanse publiek, natuurlijk niet voor de slachtoffers ervan. Het resultaat is dat zodra er represailles volgen de Amerikaanse burger volstrekt onvoorbereid is en de gebeurtenissen niet kan zien in termen van oorzaak en gevolg. De aanslagen van 11 september 2001 zijn het duidelijkste voorbeeld daarvan. In plaats van te vragen waarom ze ons haten, had president Bush zich beter kunnen afvragen wie op aarde ons niet haat, en ons haat met goede redenen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Amerikaanse oud-opperbevelhebber van de Geallieerde Strijdkrachten in Europa, Dwight Eisenhower, tijdens zijn afscheidsrede in 1961 waarschuwde voor wat hij het ‘militair-industrieel complex’ betitelde. Na acht jaar president te zijn geweest zei hij:
This conjunction of an immense military establishment and a large arms industry is new in the American experience. The total influence — economic, political, even spiritual — is felt in every city, every State house, every office of the Federal government. We recognize the imperative need for this development. Yet we must not fail to comprehend its grave implications. Our toil, resources and livelihood are all involved; so is the very structure of our society.
In the councils of government, we must guard against the acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the military-industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced power exists and will persist.
We must never let the weight of this combination endanger our liberties or democratic processes. We should take nothing for granted. Only an alert and knowledgeable citizenry can compel the proper meshing of the huge industrial and military machinery of defense with our peaceful methods and goals, so that security and liberty may prosper together.
Eerder al, in 1953, tijdens de Koude Oorlog, had Eisenhower tevens voor de kosten gewaarschuwd van de wapenwedloop met de Sovjet Unie, toen hij in een toespraak, die tevens via radio en televisie werd uitgezonden, opmerkte dat:
Every gun that is made, every warship launched, every rocket fired signifies, in the final sense, a theft from those who hunger and are not fed, those who are cold and are not clothed.
This world in arms is not spending money alone. It is spending the sweat of its laborers, the genius of its scientists, the hopes of its children. The cost of one modern heavy bomber is this: a modern brick school in more than 30 cities. It is two electric power plants, each serving a town of 60,000 population. It is two fine, fully equipped hospitals. It is some fifty miles of concrete pavement. We pay for a single fighter with a half-million bushels of wheat. We pay for a single destroyer with new homes that could have housed more than 8,000 people… This is not a way of life at all, in any true sense. Under the cloud of threatening war, it is humanity hanging from a cross of iron.
President Eisenhower die, in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de westerse politici en journalisten, van nabij had gezien hoe gruwelijk oorlogen zijn, pleitte dan ook voor een vreedzame coëxistentie met de andere nucleaire grootmacht. Eisenhower was tevens de eerste en laatste Amerikaanse president die serieus de zionistische terreur aan banden probeerde te leggen. Op 20 september 1953 werd hij door de CIA erop attent gemaakt dat:
In the past two weeks, Israeli troops have made almost daily armed incursions into the neutral zone and attacked Arab bedouin settlements. Moreover, the insistence of UN observers that the Israelis leave the zone has apparently been ignored ... [it is] apparently a deliberate move on the part of the Ben-Gurion government to gain control of the El Auja [demilitarized] zone.
Desondanks trok het Joods regime onder leiding van ‘linkse’ politici, zich niets van Washington aan, en zette het terreur-beleid tegen de veel zwakkere Palestijnse bevolking gewoon voort. Zo viel Sharon’s beruchte Eenheid 101 in oktober van hetzelfde jaar het Palestijnse dorp Qibya op de Westbank aan:
and murdered sixty-nine Palestinians, half of them women and children, and blew up at least forty-five houses. Once again, the victims had been forced to remain in their homes while they were bombed. The roads to Budrus and Shuqba were mined, and both villages were shelled. UN observers who reached the scene about midnight reported that:
‘about 10 p.m. Israeli forces, estimated conservatively at 3 companies or 400 men, moved on the village of Qibya… Forces used demolition bombs, Bangalore torpedoes, hand grenades, automatic weapons and incendiary bombs. Persons attempting to escape were machine-gunned.'
For Hutchison (Amerikaanse commandant van de MAC, de Mixed Armistice Commission van de Verenigde Naties. svh), it was ‘difficult to describe the wanton destruction that had taken place’:
‘an Arab woman [was] perched high on a pile of rubble. Here and there between the rocks you could see a tiny hand or foot protruding... the lifeless bodies of her six children. The bullet riddled body of the husband lay face down in the dusty road behind her.’
Sharon was obeying orders: Central Command had instructed him ‘to attack and temporarily to occupy the village, carry out destruction and maximum killing, in order to drive out the inhabitants of the village from their homes.’ Sharett’s (de latere tweede premier van Israel. svh) diary records the official order for Unit 101 to attack Qibya, as well as Ben-Gurion’s approval of the operation. But Qibya became Israel’s new public relations scandal, and so in a special broadcast, Ben-Gurion emphatically denied ‘the false and fantastic tale’ that Israeli soldiers committed the massacre. ‘We have examined the facts in detail,’ and can categorically state that ‘not a single unit, not even the smallest, was absent from its barracks.’ Most extraordinarily, Ben-Gurion, addressing his nation and the world, framed Holocaust survivors for the slaughter.
The MAC acting chairman described Qibya as a ‘sheer coldblooded massacre.’ The US, already alarmed by Israel’s continued obstruction of UN personnel and refusal to suspend its illegal diversion of the upper Jordan, described Israel’s behavior as ‘shocking’ and ‘was so disturbed about the whole series of Israeli incidents along the Arab frontiers’ that President Eisenhower held up 26 million dollar allocated to Israel for the first six months of 1954, and ‘urgently’ considered Security Council action in consideration of ‘the inefficiency of past representations to the Israeli government.’
This was short-lived: According to Benny Morris (vooraanstaande Israelische historicus. svh), Israel then ‘promptly and successfully mobilized the pro-Israel lobby in Washington,’ which caused US officials to grow concerned about its ‘effect on General Eisenhower’s and the Administrations political future.’ New York Mayor-elect Robert F. Wagner joined Zionist groups in smearing as anti-Semites anyone who called for in investigation into Qibya. Ben-Gurion claimed persecution: ‘If it is difficult to be a Jew,’ he said in response to condemnation of the massacre, ‘then it is even more difficult to be a Jewish state.’ Ben-Gurion then linked this ‘difficulty’ to ‘something that happened two thousand years ago in this very country,’ which the New York Times assumed to be a reference to the birth of Christ,
aldus de Amerikaanse auteur Thomas Suárez in zijn boek State of Terror. How terrorism created modern Israel (2016). Hieruit blijkt dat de strategie van het moorden, bedriegen, en het critici betichten van ‘anti-Semitisme,’ niet begon onder Netanyahu, maar vanaf het allereerste begin de kern was van de expansionistische zionistische ideologie. Nadat op 26 juli 1956 ‘het Suezkanaal genationaliseerd [werd] door de regering van president Gamal Abdel Nasser’ vielen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Israël de Egyptenaren aan. ‘De oorlog duurde een week en het gevolg van deze Suezcrisis was dat het kanaal enige maanden gesloten was. De Verenigde Naties zegden later Egypte het alleenrecht op het kanaal toe.’ Maar het was president Eisenhower die de socialistische, Joodse regering in Israel, de Britten en Fransen terugfloot. Ondertussen was, aldus Suárez:
this first move in the new conspiracy to destabilize Egypt was accompanied by one of the better documented Israeli massacres against non-Jews within Israel (rather than cross-Armistice into Palestine). Israel had maintained a 6:00 PM curfew on the village of Kafr Qasim (since non-Jews were under martial law), but at 4:45 afternoon the villagers were informed that the curfew was now 5:00, effective immediately. Many of the villagers were out in the fields and could not possibly be informed of the change and be back in fifteen minutes. Over the next hour, twenty-two children aged eight to seventeen, six women (one of whom was pregnant), and nineteen men were shot dead by Israeli soldiers as they returned home from the day’s labor.
After the Suez Crisis, Israeli forces remained in Gaza and began the large-scale execution of civilians and soldiers. According to the UN’s figures, within the first three weeks of its occupation of Gaza the Israeli military killed 447-550 civilians ‘in cold blood and for no apparent reason,’ in the words of the head of the Egyptian-Israeli Mixed Armistice Commission (EIMAC). Between 49 and 100 more refugees were killed when Israel seized Rafah in the first two days of November, and a few hundred people, about half of whom were refugees from 1948, were executed by Israeli troops upon capturing Khan Yunis on 3 November. When Israel cited Palestinian ‘fedayeen activity’ to justify its occupation and assault on Gaza, the US Eisenhower Administration ‘derided’ (bespottelijk maken. svh) Israel’s explanation; in response, the Jerusalem Post, which the CIA considered to reflect the voice of the government, accused the United States of being ‘singularly unfriendly,’ a ‘crystallization of [US] policy against Israel.’
Israel used the attack against Egypt to seize the Sinai, which it intended to annex. For Eisenhower, the celebrated general of World War II, Israel had finally gone too far. He threatened to stop US underwriting of Israel if it refused to vacate the Sinai, and unlike all such US threats before and after, his one time this one president did not back down. Privately, Administration figures like Secretary of State Dulles were warning that Israel was effectively running US foreign policy; and the pressure on Eisenhower to yield to Israel was so great that on 20 February, 1957, he appeared on national television to explain what in any other situation would not need explanation: why a nation should not be permitted to seize and annex land by force of arms, or to impose conditions on its own withdrawal. Ben-Gurion stood fast, telling the world that Eisenhower’s demands ‘place me under great moral pressure... as a man and a Jew, the pressure of the justice for which my people were fighting.’ Israel, Ben-Gurion suggested, was the victim of discrimination ‘because we are few, weak and perhaps isolated.’ Ultimately, with face-saving diplomacy, Israel withdrew.
Dezelfde zionistische waanzin hoorde ik gisteren, zondag 13 oktober 2019, opnieuw herhaald door een groepje joodse zionisten met extremistische opvattingen die op de Dam probeerde een pro-Palestijnse actievoerder de mond te snoeren door hem ondermeer luidkeels ervan te beschuldigen een ‘anti-Semiet’ te zijn. Als enig tegenargument beweerde een bejaarde joodse vrouw dat de Westbank van de joden was. Door op de meest grove manier anderen uit te jouwen probeerde deze helleveeg de voorstanders van het internationaal recht het spreken onmogelijk te maken. Het aller- wonderlijkste is misschien wel dat deze joodse Nederlanders weigeren de vrijheid van meningsuiting van anderen te respecteren, terwijl ze er tegelijkertijd niet aan moeten denken naar Israel te emigreren. Ruim zes decennia na de door Ben-Goerion en zijn mede-socialisten geïnstigeerde terreur durven nog steeds westerse politici de schurkenstaat Israel niet te bestraffen voor zijn terrorisme. In verband met de lengte, volgende keer meer over fanatieke dwazen met hun 'Hooligan Spirit' hier en elders.
Op de Dam onbeschoft optredende Nederlandse zionisten. Hierboven een nogal grofgebekte oudere zioniste. Hieronder: de man met het hoedje is de joodse, aan het CIDI gelieerde, zionist Michael Jacobs, die al enkele malen is aangehouden vanwege zijn agressief optreden tegen burgers die de Israelische schendingen van het internationaal recht afkeuren.
Onder: Nog meer zionistische identiteitslozen:
'Finally we are allowed to tell you!! The legendary Jerry Seinfeld and his family were at (sic) Caliber 3 during their visit to Israel last week, they came to us for shooting training with displays of combat, Krav Maga, assault dogs and lots of Zionism. It was great,' Caliber 3 Israeli Counter Terror and Security Academy wrote in a now-deleted Facebook post this week, according to Israeli media.
Seinfeld, 63, whose mother came from Syria and father arrived from Hungary, was in Israel with his family, presenting two sold-out performances at Menora Mivtachim Arena last week.
In addition to visiting other tourist sites, Seinfeld apparently wanted to ensure his family got the full Zionist experience. Caliber 3 bills itself as a 'training camp' for tourists who want to immerse themselves in Israeli military tactics.
Located in Gush Etzion in the West Bank, the camp visited by Seinfeld's family is reportedly the most popular such attraction, but there are many scattered throughout occupied Palestine, according to Carbonated.
Such camps have been growing in popularity in recent years, with tourists around the world visiting them to learn the brutal tactics of the Israeli military. Approximately 15,000 to 25,000 tourists reportedly visit Caliber 3 every year.Promoting a staunchly Zionist and anti-Palestinian message, Caliber 3 offers different packages to tourists.
Among other options, visitors can pay to experience a simulation of a suicide bombing in a Jerusalem marketplace followed by a stabbing attack.
There is also a live demonstration with an attack dog available as well as a sniper tournament (so visitors can learn how to kill Palestinians from a long distance?!).
The price of a basic package starts at $115 for adults and $85 for children (yes, children get a discounted rate when learning to kill Palestinians).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten