Wanneer de journalist Geert Mak in zijn boek Reizen zonder John (2012) Nobelprijswinnaar Literatuur John Steinbeck diskwalificeert als een notoire 'doemdenker,' bezeten van een 'eeuwig sluimerend pessimisme,' die
[t]ijdens zijn reis met Charley voor het eerst ongenadig [werd] geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten,
dan kenmerkt deze omschrijving Mak's intense verlangen naar wat hij 'hoop' noemt, aangezien 'Ik niet zonder hoop [kan], Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo,' zo schreef hij mij begin 2012, en hoewel '[h]et probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen scherper en eerder,' speelde dit besef voor hem een ondergeschikte rol. Als christen kan hij niet zonder het vooruitzicht van een of andere verlossing van het Kwaad in de wereld, en Het Kwaad is, zoals bekend, altijd De Ander. Vandaar Mak's nauwelijks onderdrukte weerzin tegen Steinbeck's kritische houding, die onder andere tot uiting kwam in een brief van 5 november 1959 aan zijn vriend Adlai Stevenson, (tot tweemaal toe presidentskandidaat voor de Democratische Partij), over de
creeping, all pervading, nerve-gas of immorality which starts in the nursery and does not stop before it reaches the highest offices, both corporate and governmental.
De wereldberoemde auteur bespeurde al in de jaren vijftig in zijn land een
nervous restlessness, a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps morality.
Een 'moraliteit' die de blanke christenen in de Nieuwe Wereld in zichzelf hadden vernietigd door het beroven en vermoorden van de miljoenen oorspronkelijke bewoners, om tenslotte de weinige overlevenden naar reservaten te deporteren en hun beschaving te vernietigen door hun kinderen in speciale Indiaanse kostscholen op te sluiten, waar hun cultuur met harde hand werd verwoest onder het motto 'kill the Indian and save the man.' Ook Steinbeck besefte als schrijver dat niemand ongestraft zijn geweten kan negeren, en dat de mens oogst wat hij zaait:
We can stand anything God and Nature can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick… Someone has to re-inspect our system and that soon. We can’t expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.
Deze zienswijze past niet in Mak's oordeel dat bij de lezer het beeld oproept van een te 'gemankeerd model om na te volgen,' en dat een aanzienlijk deel van Travels with Charley 'uit zijn dikke schrijversduim' moet zijn 'gezogen.' In Mak's beleving als kind waren de jaren vijftig in de VS namelijk 'vol zon, onschuld en een onophoudelijk enthousiasme' terwijl '[c]ynisme of twijfel nergens te bekennen' waren geweest. Donald Duck en Disneyland, het materialisme en het typerende optimisme zijn de uitgangspunten bij zijn beschrijving van 'Amerika.' In dit Readers Digest-beeld passen de Amerikaanse intellectuelen en kunstenaars volstrekt niet.
Hier komen we bij de kern van de zaak. De met prijzen overladen Geert Mak bedrijft net als Henk Hofland mainstream-journalistiek en geen literatuur, hoe graag beiden dit ook zouden willen. Zij zijn daartoe niet in staat, omdat de twee opiniemakers te weinig verbeeldingskracht bezitten. Dit feit is tevens de reden waarom de bestseller-auteur uit Bartlehiem de Amerikaanse romanschrijver John Steinbeck niet kan volgen, zowel letterlijk als figuurlijk niet. Een romanschrijver en een journalist leven in gescheiden werelden. Een auteur schrijft voor individuen die tussen de regels door kunnen lezen, terwijl de journalist voor een zo groot mogelijke massa schrijft, die elke regel letterlijk neemt. De mainstream-pers begrijpt niet dat fictie vaak dichter bij de waarheid komt dan een krantenverslag. De literatuur zoekt het complexe, de journalistiek daarentegen het ongecompliceerde. Het is een bekende vuistregel dat hoe simplistischer de bestseller-auteur van non-fiction te werk gaat des te groter zijn publiek zal zijn. De helaas vroeg gestorven auteur Frans Kellendonk zei met betrekking tot de pretenties van de mainstream media:
Hier komen we bij de kern van de zaak. De met prijzen overladen Geert Mak bedrijft net als Henk Hofland mainstream-journalistiek en geen literatuur, hoe graag beiden dit ook zouden willen. Zij zijn daartoe niet in staat, omdat de twee opiniemakers te weinig verbeeldingskracht bezitten. Dit feit is tevens de reden waarom de bestseller-auteur uit Bartlehiem de Amerikaanse romanschrijver John Steinbeck niet kan volgen, zowel letterlijk als figuurlijk niet. Een romanschrijver en een journalist leven in gescheiden werelden. Een auteur schrijft voor individuen die tussen de regels door kunnen lezen, terwijl de journalist voor een zo groot mogelijke massa schrijft, die elke regel letterlijk neemt. De mainstream-pers begrijpt niet dat fictie vaak dichter bij de waarheid komt dan een krantenverslag. De literatuur zoekt het complexe, de journalistiek daarentegen het ongecompliceerde. Het is een bekende vuistregel dat hoe simplistischer de bestseller-auteur van non-fiction te werk gaat des te groter zijn publiek zal zijn. De helaas vroeg gestorven auteur Frans Kellendonk zei met betrekking tot de pretenties van de mainstream media:
Het realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.
Dit is des te gevaarlijker omdat in 'de journalistiek' het alles vertekenende 'realisme' altijd
oppermachtig heerst. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid… Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden,
aldus de scherpzinnige Kellendonk. De pretentie dat journalisten de werkelijkheid kunnen weergeven is, zoals de ervaring leert, gebaseerd op een leugen. De werkelijkheid is te groot, te gelaagd, te verfijnd en te gecompliceerd om die elke dag weer in enkele regels te kunnen samenvatten binnen de context van een moeiteloos te verteren bericht. Flaubert had een heel boek nodig om de complexiteit van Madame Bovary te belichten, Tolstoj had Oorlog en Vrede nodig om te laten zien hoe de mens door krachten buiten hem wordt meegesleurd. James Joyce had in Ulysses 933 pagina's nodig om het complexe bewustzijn van de doodgewone Leopold Bloom te beschrijven. Het enige dat de mainstream-journalistiek daar tegenover kan stellen is de banale simplistische ideologie van goed en kwaad. Terecht stelde Kellendonk dat de 'journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn],' waarbij hun 'ideologie de wereld van het uitgeschakelde denken is en de volautomatische moraal.' Goed en Kwaad zijn op die manier bij voorbaat onwrikbaar vastgelegd, waarbij het Ik vanzelfsprekend het goede vertegenwoordigt en De Ander het kwade.
Ik geef Geert Mak in deze als voorbeeld omdat hij exemplarisch is voor de zienswijze onder mainstream-profeten in de polder. Zo citeert hij de Amerikaanse biograaf van Steinbeck, Jay Parini, op een uiterst selectieve manier, dat wil zeggen, alleen als het afbreuk doet aan het positieve beeld van de beroemde auteur. Daarentegen verzwijgt Mak de volgende uiteenzetting van Parini in de in 2012 verschenen jubileum-uitgave van Travels with Charley:
Indeed, it would be a mistake to take this travelogue too literally, as Steinbeck was at heart a novelist, and he added countless touches – changing the sequence of events, elaborating on scenes, inventing dialogue – that one associates more with fiction than nonfiction.
It should be kept in mind, when reading this travelogue, that Steinbeck took liberties with the facts, inventing freely when it served his purposes, using everything in the arsenal of the novelist to make this book a readable, vivid narrative. The book remains 'true' in the way all good novels or narratives are true. That is, it provides an aesthetic vision of America at a certain time. The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary. It reflects his decades of observation and the years spent in honing his craft.
Van doorslaggevend belang is dus het feit dat Travels with Charley 'remains "true" in the way all good novels or narratives are true,' sterker nog, 'The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary.'
Met andere woorden: Steinbeck's boek is geenszins de neerslag van een reis waarin, volgens Mak,
hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.
Mak's pseudo-psychologische beschrijving demonstreert het gemis van de Nederlandse kleinburger aan grootsheid. De nationale 'historicus' is iemand die naar 'orde' zoekt, en als hij die niet vindt, naar 'hoop,' hij is een gelovige die het cliché lief heeft, maar niet het leven.
Juist 'het heroïsche' van Steinbeck stelde hem in staat om al begin jaren zestig door de schijn van de Amerikaanse Droom heen te prikken, hetgeen 'nothing short of extraordinary' was. Achter de kunstmatig opgeworpen façade ontdekte hij al een halve eeuw voordat Geert Mak in Reizen zonder John zijn 'geheime liefde' voor 'Amerika' beleed, de gapende leegte van de materialistische en agressieve consumptie-cultuur die zichzelf aan het vernietigen was. Maar omdat de mainstream-opiniemaker uit Bartlehiem betoverd als hij is door de schijn, zelf onderdeel is geworden van de consumptiecultuur, kan ontgaat hem de subtiliteit van schrijvers. Men dient zelf een groot mens te zijn om een groot mens te kunnen herkennen. Het is Geert Mak niet gelukt. Dat hij zichzelf, volgens eigen zeggen, ‘zeker tegen het eind’ van Reizen zonder John ‘moeilijk in toom' kon 'houden,’ moet de reden zijn geweest waarom hij Steinbeck's integriteit probeert te schenden, maar de oorzaak van dit alles is, denk ik, dat de journalist in hem geen criterium bezit om de grootsheid van een schrijver te kunnen ontdekken. Voor hem zijn kunstenaars ‘te egotripperig’ in het geval van Jack Kerouac, of bij Steinbeck ‘een doemdenker,’ wiens pessimisme een ‘afwijzing van Grootse Levensdoelen’ is, en ‘buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans.’ Wat die 'Grootse Levensdoelen' betreft, men hoeft maar het nieuws te volgen en men weet over welke agressieve 'Levensdoelen' Mak het in feite heeft. Die agressie, het gewelddadig streven naar handhaving van de Amerikaanse hegemonie, kwalificeert hij als 'Groots,' met een hoofdletter zodat zijn mainstream publiek precies weet wat hij bedoelt. Het ironische is dat bij een serieuze lezer Mak's poging Steinbeck te ontmaskeren slechts leidt tot zijn eigen demasqué. Ik lees liever een alcoholistische, pep-slikkende mafkees dan een kopjes thee drinkende burgerman die in een comfortable SUV, in gezelschap van zijn vrouw, het Donald Duck-Amerika van zijn kinderjaren zoekt.
Vijftien jaar na het verschijnen van Travels with Charley (1962), schreef een andere bekende Amerikaanse auteur, Henry Miller, het essay A Nation of Lunatics, waarin opnieuw duidelijk wordt wat Steinbeck eerder al had ontdekt:
In two short centuries we are practically going down the drain. Ausgespielt! No one is going to mourn our passing, not even those we helped to survive. In the brief span of our history we managed to poison the world. We poisoned it with our ideas of progress, efficiency, mechanization. We made robots of our stalwart pioneers. We dehumanized the world we live in… It seems as if we were conceived in violence and hatred, as if we were born to plunder, rape and murder. Our history books gloss over the cruelties and abominations, the immoral behavior of our leaders...
They name it a republic and a democracy, but it never was and is not even one now. A few patrician, wealthy families control the government of these states… Indeed, for all our talk of progress, we are just as narrow-minded, prejudiced, blood-thirsty as ever we were. Just look at the military situation – the Pentagon! – is enough to give one the shivers. The last war – Vietnam – what foul doings! Tamerlane and Attila are nothing compared to our latter-day monsters armed with nuclear weapons, napalm, etc. If Hitler subsidized genocide, what about us? We have been practicing genocide from our very inception! That goes for Indian, Negro, Mexican, anyone… And we wonder why, as a nation, as a people, we are falling apart… In short, how to survive in an age of barbarism such as ours…
We have plenty of money for bombers, submarines, warheads, for all that is destructive, but not for culture, not for education, or for relief of the poor. What a thing to say of the supposedly greatest nation in the world that thousands of our poor are content to live on dog and cat food. I say thousands, but for all I know it may be millions… The cream, so-called, of society is just as criminal-minded as the dregs… In Roman times it were the emperors and patricians who were pathological. Today in America it is the citizenry… Money indeed is the only thing that talks. All the rest is mute. All the rest watch unblinkingly while one atrocity after another is perpetrated. To speak of the public is to speak of the unacknowledged Sphinx. It hears nothing, sees nothing, smells nothing, says nothing. And all the while it gives off a vile odor – not the odor of sanctity, as in ancient times, but the odor of neutrality, of indifference…
And only that Democrat or that Republican stands a chance who is a ‘friend’ not of the people but of vested ‘interests.’ Millions of dollars are spent to elect a fool or knave – in any case, a willing puppet. And this is styled a democratic form of government… He is but a pawn in the hands of the various greedy, blood-sucking interests… For all their woes and misery, our people have been thoroughly brainwashed to accept and endure any conditions imposed on them… Our foreign policy has always been a disgrace… Always the first, the best, the greatest, the biggest, the mostest. Here superlatives have lost all value… The streak of Puritanism in us is ineradicable…
There are many, many ways of preventing the truth from coming out. And of squelching unwelcome views of a writer or thinker… In a sense, censorship is with us always. The men in power know how to protect themselves… If I look upon our history as a total flop, I could say the same about most civilized countries… Of all the civilized peoples in the world I regard the American as the most restless, the most unsatisfied, the idiot who thinks he can change the world into his own image of it. In the process of making the world better, as he foolishly imagines, he is poisoning, destroying it.
Maar over deze dissidente visie zwijgt Mak. Miller's werk is niet door hem gelezen. Begrijpelijk, want ook deze Amerikaanse schrijver zal, net als Steinbeck, door Mak worden afgeschreven als een ‘ongegeneerde… doemdenker.’ En 'doemdenken' is niet goed voor de oplage van een bestseller als Reizen zonder John. Zodoende is Mak als opiniemaker een schoolvoorbeeld van de mainstream, van de massa die door de macht als een kudde naar de afgrond wordt gedreven. Opmerkelijk daarbij is het totale gebrek aan bescheidenheid bij de 'vrije pers.' Ik bedoel, iemand die het presteert om in minder dan een decennium twee vuistdikke boeken bij elkaar te schrijven, één over héél Europa en één over héél de VS schaamt zich niet voor de erbarmelijke kwaliteit ervan. Voor introspectie heeft hij geen tijd en zeker geen behoefte.
Opvallend aan Reizen zonder John is dat in het register de CIA en één van de 16 andere Amerikaanse inlichtingendiensten, niet worden genoemd. Daardoor kon Mak met een air van deskundigheid melden dat de VS na 1945 'decennialang als ordebewaker en politieagent' heeft gefungeerd 'om maar te zwijgen van alle hulp die het uitdeelde.' Gezien het feit dat hij in de polder doorgaat voor een betrouwbare opiniemaker is deze bewering ronduit misdadig. Maar liefst 575 pagina's lang '[o]p zoek naar Amerika' van na 1960 te zijn, zonder ook maar één keer de CIA-misdaden te behandelen, is een prestatie van formaat. Het is zeker geen verrassing dat de reactionaire Atlanticus en Volkskrant-opiniemaker Paul Brill de publicatie van zijn vriend en oud-collega van de De Groene Amsterdammer onmiddellijk aanprees als ‘een monumentaal boek,’ uitgerust ‘met een schat aan informatie’ die ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van Steinbeck's Travels without Charley. Een dergelijke intellectuele corruptie kan alleen in het schaamteloze poldermodel van ik help jou de brug over als jij mij straks erover heen helpt.
Waar Mak geen oog voor heeft is Steinbeck's vermogen om achter de glamour en glitter van het mythische reclame- en propagandabeeld van de VS een gapende leegte te ontdekken:
The big towns are getting bigger and the villages smaller. The hamlet store, whether grocery, general, hardware, clothing, cannot compete with the supermarket and the chain organization. Our treasured and nostalgic picture of the village general store, the cracker-barrel store where an informed yeomanry gather to express opinions and formulate the national character, is very rapidly disappearing. People who once held family fortresses against wind and weather, against scourges of frost and drought and insect enemies, now cluster against the busy breast of the big town.
The new American finds his challenge and his love in traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry, the screech of rubber and houses leashed in against one another while the townlets wither a time and die. And this, as I found, is as true in Texas as in Maine. Clarendon yields to Amarillo just as surely as Stacyville, Maine, bleeds its substance into Millinocket, where the logs are ground up, the air smells of chemicals, the rivers are choked and poisoned, and the streets swarm with this happy, hurrying breed. This is not offered in criticism but only as observation. And I am sure that, as all pendulums reverse their swing, so eventually will the swollen cities rupture like dehiscent wombs and disperse their children back to the countryside. This prophecy is underwritten by the tendency of the rich to do this already. Where the rich lead, the poor will follow, or try to.
En aldus geschiedde. Steinbeck wist begin jaren zestig niet precies waarin dit hele proces zou eindigen, maar met zijn goed ontwikkelde intuïtie voelde hij wel onmiddellijk aan dat niet al het nieuwe een vooruitgang betekende. Integendeel zelfs, veelal betekende vernieuwing een verschraling van het leven. Aangezien het nieuwe een imperatief was geworden verlangde hij in toenemende mate naar het oude om enige zin en betekenis te kunnen ontdekken. ‘We, as a nation,’ stelde Steinbeck vast ‘are as hungry for history as was England when Geoffrey of Monmouth concocted his History of British Kings.’
Hij schreef over de 'nerveuze rusteloosheid,’ van zijn landgenoten, de vervreemding van hun eigen omgeving, het ontbreken van het gevoel ergens bij te horen. Het waren voor hem de kenmerkende uiterlijke symptomen van een diepe culturele ziekte. Naar aanleiding van een ontmoeting met bewoners van een ‘mobile home’ op een ‘trailerpark‘ vroeg Steinbeck:
One of our most treasured feelings concerns roots, growing up rooted in some soil or some community. How bad did they feel about raising their children without roots? Was it good or bad? Would they miss it or not?
Als antwoord kreeg hij:
Who’s got permanence? Factory closes down, you move on… you move on where it’s better… You take the pioneers in the history books. They were movers. Take up land, sell it, move on… How many kids in America stay in the place where they were born, if they can get out?
Steinbeck stelt de vraag:
Could it be that Americans are a restless people, a mobile people, never satisfied with where they are as a matter of selection? The pioneers, the immigrants who peopled the continent, were the restless ones in Europe. The steady rooted ones stayed home and are still there. But every one of us, except the Negroes forced here as slaves are descended from the restless ones, the wayward ones who were not content to stay home. Wouldn’t it be unusual if we had not inherited this tendency? And the fact is that we have.
Zijn visie wordt in grote lijnen door de historische feiten bevestigd. Tot wat precies behoren Amerikanen, wat is hun identiteit? De staat kan hen geen identiteit verschaffen, geen enkele staat kan zijn burgers een psychologisch houvast verschaffen. Daarom zoeken de meest gevoelige zielen zelfs naar wie ze werkelijk zijn. Steinbeck speelt in de literatuur de rol die een zoeker moet spelen, door vragen te stellen. ‘Perhaps we have overrated roots as a psychic need. Maybe the greater the urge, the deeper and more ancient is the need, the will, the hunger to be somewhere else.’ Hoe dan ook, feit is dat de ontwikkelingen zich bleven versnellen in de VS, en daarmee de noodzaak om de massa te beheersen. Eén van de gevolgen van die massamaatschappij was de uniformering van het bestaan, een proces dat tegenwoordig is geglobaliseerd. Het was Steinbeck die aan het begin van de naoorlogse consumptiecultuur al reizende de massale gelijkschakeling ontdekte:
It seemed to me that regional speech is in the process of disappearing, not gone but going. Forty years of radio and twenty years of television must have this impact. Communications must destroy localness, by a slow, inevitable process…
De bekende wereld, met al haar geuren en kleuren en vertrouwde vormen, verdween razendsnel. ‘Radio and television speech become standardized.’ Alles werd ‘uniformly tasteless, so will our speech become one speech.’ De auteur Steinbeck merkt dan ook op dat ‘I whom love words and the endless possibility of words am saddened by this inevitability.’ Hoe schraler de begrippen des te propagandistischer ze worden, reclametaal voor junkies gefabriceerd door junkies. Steinbeck: ‘I had to go through the same lost loneliness all over again, and it was no less painful than at first. There seemed to be no cure for loneliness save only being alone.’ De waanzin ontsnappen was niet langer meer mogelijk:
I had lost all sense of direction. But the signs – 'Evacuation Route' – continued. Of course, it is the planned escape route from the bomb that hasn’t been dropped. Here in the middle of the Middle West and escape route, a road designed by fear.
De gecultiveerde angst die de VS altijd gemobiliseerd houdt. Maar wat was de bron van die angst? De eigen geschiedenis van roof en moord? Een dief is permanent bang bestolen te worden. It takes one to know one. Daarom wonen de altijd bevreesde rijken in 'gated communities,' met grote hekken erom heen, en met bewapend ‘security’ personeel. Daarom ook heeft Mak zich op het Friese platteland teruggetrokken tegenover het 'idyllische' bruggetje van de elfstedentocht. De rijken functioneren als het symptoom van een gefragmenteerde maatschappij die geen samenleving meer is. Steinbeck zag
in the eating places along the roads the food has been clean, tasteless, colorless, and of a complete sameness. It is almost as though the customers had no interest in what they ate as long as it had no character to embarrass them.
Het verschil tussen de journalist en een schrijver is dat de journalist zijn publiek moet behagen om een zo groot mogelijke oplage te bereiken. Een schrijver daarentegen is op zoek naar 'de waarheid' in het besef dat hij de waarheid alleen kan benaderen maar nooit zal kunnen vangen. Leest u maar. Zomaar een fragment uit James Joyce's Ulysses (1922):
Their dog ambled about a bank of dwindling sand, trotting, sniffing
on all sides. Looking for something lost in a past life. Suddenly he made off
like a bounding hare, ears flung back, chasing the shadow of a
lowskimming gull. The man's shrieked whistle struck his limp ears. He
turned, bounded back, came nearer, trotted on twinkling shanks. On a field
tenney a buck, trippant, proper, unattired. At the lacefringe of the tide he
halted with stiff forehoofs, seawardpointed ears. His snout lifted barked at
the wavenoise, herds of seamorse. They serpented towards his feet, curling,
unfurling many crests, every ninth, breaking, plashing, from far, from
on all sides. Looking for something lost in a past life. Suddenly he made off
like a bounding hare, ears flung back, chasing the shadow of a
lowskimming gull. The man's shrieked whistle struck his limp ears. He
turned, bounded back, came nearer, trotted on twinkling shanks. On a field
tenney a buck, trippant, proper, unattired. At the lacefringe of the tide he
halted with stiff forehoofs, seawardpointed ears. His snout lifted barked at
the wavenoise, herds of seamorse. They serpented towards his feet, curling,
unfurling many crests, every ninth, breaking, plashing, from far, from
farther out, waves and waves.
Cocklepickers. They waded a little way in the water and, stooping,
soused their bags and, lifting them again, waded out. The dog yelped
running to them, reared up and pawed them, dropping on all fours, again
reared up at them with mute bearish fawning. Unheeded he kept by them as
they came towards the drier sand, a rag of wolf's tongue redpanting from
running to them, reared up and pawed them, dropping on all fours, again
reared up at them with mute bearish fawning. Unheeded he kept by them as
they came towards the drier sand, a rag of wolf's tongue redpanting from
his jaws. His speckled body ambled ahead of them and then loped off at a
calf's gallop. The carcass lay on his path. He stopped, sniffed, stalked
round it, brother, nosing closer, went round it, sniffling rapidly like a dog
all over the dead dog's bedraggled fell. Dogskull, dogsniff, eyes on the
calf's gallop. The carcass lay on his path. He stopped, sniffed, stalked
round it, brother, nosing closer, went round it, sniffling rapidly like a dog
all over the dead dog's bedraggled fell. Dogskull, dogsniff, eyes on the
ground, moves to one great goal. Ah, poor dogsbody! Here lies poor
dogsbody's body.
dogsbody's body.
Russia says will retaliate if US weapons stationed on its borders
MOSCOW/WARSAW: A plan by Washington to station tanks and heavy weapons in NATO states on Russia's border would be the most aggressive U.S. act since the Cold War, and Moscow would retaliate by beefing up its own forces, a Russian defense official said Monday.
The United States is offering to store military equipment on allies' territory in eastern Europe, a proposal aimed at reassuring governments worried that after the conflict in Ukraine, they could be the Kremlin's next target.
Poland and the Baltic states, where officials say privately they have been frustrated the NATO alliance has not taken more decisive steps to deter Russia, welcomed the decision by Washington to take the lead.
But others in the region were more cautious, fearing their countries could be caught in the middle of a new arms race between Russiaand the United States.
"If heavy U.S. military equipment, including tanks, artillery batteries and other equipment really does turn up in countries in easternEurope and the Baltics, that will be the most aggressive step by the Pentagon and NATO since the Cold War," Russian defense ministry official General Yuri Yakubov said.
"Russia will have no option but to build up its forces and resources on the Western strategic front," Interfax news agency quoted him as saying.
He said the Russian response was likely to include speeding up the deployment of Iskander missiles to Kaliningrad, a Russian exclave bordered by Poland and Lithuania, and beefing up Russian forces in ex-Soviet Belarus.
"Our hands are completely free to organize retaliatory steps to strengthen our Western frontiers," Yakubov said.
Kremlin spokesman Dmitry Peskov declined to comment on the Pentagon plan, citing the lack of any official announcements from the U.S. government.
U.S. officials said their proposal envisages storing a company's worth of equipment, enough for 150 soldiers, in each of the three Baltic nations: Lithuania, Latvia and Estonia.
Enough equipment for a company or possibly a battalion, or about 750 soldiers, would also be located in Poland, Romania, Bulgaria and possibly Hungary.
The idea was that, in the event of an attack on NATO's eastern border, the United States could quickly fly in troops who would use the equipment, cutting out the weeks or months it would take to transport convoys of gear overland across Europe.
However, the U.S. proposal could cause tensions within NATO, an alliance that often struggles to accommodate more hawkish members such as Poland or Lithuania alongside other states that want to avoid a military stand-off with Russia at any cost.
Speaking after talks in Warsaw with the U.S. Secretary of the Navy, Ray Mabus, Polish Defense Minister Tomasz Siemoniak said he expected a final U.S. decision on the equipment within a few weeks.
"They know how important this is to us, because we want to build a permanent U.S. presence, the allied army here on the Polish territory," Siemoniak told reporters.
"It seems to me that such enterprises, that is equipment warehouses, are a very crucial step when it comes to building such a presence."
Since Russia's annexation of Ukraine's Crimea Peninsula and a rebellion by Moscow-backed separatists in eastern Ukraine, Poland and the Baltic states - countries with a history of Russian occupation - have pushed NATO for a muscular response.
But proposals for a permanent NATO combat presence in eastern Europe were blocked by Germany and some other alliance members. Instead, NATO intensified exercises, rotating troops through the region and set up a command headquarters for a rapid reaction force in north-west Poland.
Sources close to the government in Poland, and other states in the region, said that response persuaded them they could not fully rely on NATO, and that their best bet in the event of an attack was that the U.S. military would come to their aid.
At a NATO summit in Wales last year, agreement was reached on "pre-positioning" military equipment in eastern Europe, but the Pentagon's plan appeared to go further and faster than measures envisaged by the alliance.
The initiative could force some former Warsaw Pact countries now in NATO to make uncomfortable choices.
Bulgaria and Hungary both say they are committed members of the alliance, but they have maintained close cultural and commercial ties to Moscow, and may not want to jeopardize those links by storing U.S. military equipment on their soil.
Rosen Plevneliev, the Bulgarian President, said it was too early to say if his country would join the Pentagon's initiative.
"At the current moment there is no proposal whatsoever to the Bulgarian government upon which we can start discussions," he said.
Recommended
Don't Believe the Hype: Candidate
Clinton's Sudden Populism
Tuesday, 16 June 2015 00:00 By William Rivers Pitt, Truthout | Op-Ed
Short of writing, following and studying the news is my primary profession; the latter nourishes the former. I swim in headlines, drown in text, and too often choke on nonsense. It's fascinating, but not fun ... and while much of the news these days makes me hedge the yawning chasm of despair, every once in a while a story will come along that quite simply makes me want to run my head through a plate glass window.
The Washington Post provided the latest example of pure, mind-bending awful. You've certainly heard by now that California is enduring the worst drought since God wore short pants. Governor Brown has initiated severe water rationing as a result, and according to the Post, the rich folks aren't taking it very well. "Rich Californians Balk at Limits: 'We're Not All Equal When It Comes to Water,'" reads the headline. The lawns and pools on their estates, their flower gardens and private golf courses, all will be affected.
"What are we supposed to do," said one aggrieved party, "just have dirt around our house on four acres?"
There you have it, friends. George Orwell - "All animals are equal, but some animals are more equal than others" - was a true prophet. In a state where the aquifers are almost empty, the water that's left has been tainted with fracking waste thanks to the profit motive, and the poverty-burdened migrant worker community which basically supports the state's economy only sees green when they work the fields or get their meager pay, the über-wealthy are worried about the lushness of their lawns.
Natch.
For reasons some may argue are not entirely fair, the Post article about those preposterous people helped crystallize a few things as I encompassed the rhetoric contained in Secretary Clinton's big campaign speech this past weekend. Despite her long history of association with these kinds of people, Mrs. Clinton on Saturday deployed the sort of populist bombast that one might have heard at an Occupy Wall Street rally not so long ago:
We're still working our way back from a crisis that happened because time-tested values were replaced by false promises. Instead of an economy built by every American, for every American, we were told that if we let those at the top pay lower taxes and bend the rules, their success would trickle down to everyone else.You see corporations making record profits, with CEOs making record pay, but your paychecks have barely budged. While many of you are working multiple jobs to make ends meet, you see the top 25 hedge fund managers making more than all of America's kindergarten teachers combined. And, often paying a lower tax rate.Prosperity can't be just for CEOs and hedge fund managers. Democracy can't be just for billionaires and corporations ... The financial industry and many multi-national corporations have created huge wealth for a few by focusing too much on short-term profit and too little on long-term value, too much on complex trading schemes and stock buybacks, too little on investments in new businesses, jobs, and fair compensation.
Interesting, that ... especially the stuff about hedge fund managers and CEOs and billionaires and fair compensation. Heady stuff; she sounded for all the world like Elizabeth Warren, or Bernie Sanders.
Yet a peek at her donor list is revealing. The roll-call of Mrs. Clinton's top twenty campaign donors is topped by Citibank, and includes Goldman Sachs, JPMorgan Chase, Lehman Brothers, Merrill Lynch and Credit Suisse Group ... basically, a cohort of the worst people in the United States, the ones who gamed the system by buying politicians like her and then proceeded to burn the economy down to dust and ash while making a financial killing in the process.
The hood ornament on President Obama's second term agenda, the positively nauseating Trans-Pacific Partnership (TPP) and fast-track authority for same, has been much in the news of late. The deal was dealt a blow by Congress some days ago, but the argument is far from complete. Mrs. Clinton's silence on the topic is deeper than what one would hear in deep space. However, in her 2014 book Hard Choices, she positively waxed loquacious:
One of our most important tools for engaging with Vietnam was a proposed new trade agreement called the Trans-Pacific Partnership (TPP), which would link markets throughout Asia and the Americas, lowering trade barriers while raising standards on labor, the environment, and intellectual property. ... It was also important for American workers, who would benefit from competing on a more level playing field. And it was a strategic initiative that would strengthen the position of the United States in Asia.
This from the candidate who, while First Lady in 1996, trumpeted NAFTA as "proving its worth" even as it was kicking the guts out of the national economy, who was forced just two years later to admit that it was "flawed," and that "we didn't get everything we should have got out of it." The TPP deal is NAFTA with a jet pack strapped to its back, and candidate Clinton - silent now on the matter as she peddles her newly-printed populist papers - has been pushing it since her days as Secretary of State.
...and then there's this:
No other country on Earth is better positioned to thrive in the 21st century. No other country is better equipped to meet traditional threats from countries like Russia, North Korea, and Iran - and to deal with the rise of new powers like China ... As your President, I'll do whatever it takes to keep Americans safe.
Monday gave birth to another headline that very nearly cost the world another plate glass window. "CIA Torture Appears to Have Broken Spy Agency Rule on Human Experimentation," proclaimed The Guardian. Now, "Human Experimentation" is one of the most dreadfully weighted phrases in the language; I make no comparisons, level no accusations, and lay no specific blame on Secretary Clinton for the rank barbarism of the last fellow to sit in that round room on Pennsylvania Avenue she now seeks with such expensive vigor.
That being said, this breed of aggressive language is worn, tired and on occasion acutely dangerous. It is boilerplate rhetoric deployed by politicians seeking votes from a populace that has been indoctrinated into the church of permanent war. It is the verbal equivalent of kissing babies at rallies, and just as facile ... and note well: The wave of torture, and even human experimentation if the reports bear out, we inflicted upon so many was undertaken and accomplished by people who told themselves in the dark of their own personal night that they would also "do whatever it takes to keep Americans safe."
When Mrs. Clinton voted to pass the Patriot Act, she was doing "whatever it takes to keep Americans safe," according to her guiding lights. When she voted to approve the invasion and occupation of Iraq, she was likewise doing "whatever it takes to keep Americans safe," again according to her guiding lights. Now, she wants to hang those lights in the White House.
Candidate Clinton's words over the weekend matched with chiseled precision the populist wave that has been washing over the country ever since those first few brave Occupy Wall Street souls sat down in Zuccotti Park, refused to budge, and re-introduced the nation to a dialogue which made them realize just how badly they've been getting screwed.
In my humble opinion, her actions, her history, and most importantly her friends in the financial industry, give glaring lie to this sudden eruption of populist fervor. She railed against all of the entities that are tearing the country to rags on Saturday, and then cashed their checks when her pals at the bank opened for business on Monday. That is the sharp truth of it, and all the YEAH BUT REPUBLICANS arguments can go pound sand. When Secretary Clinton and the most terrifying GOP candidates on the skin of the Earth share the same donor list, the (D) after her name doesn't matter a dime.
WILLIAM RIVERS PITT
William Rivers Pitt is Truthout's senior editor and lead columnist. He is also a New York Times and internationally bestselling author of three books: War on Iraq: What Team Bush Doesn't Want You to Know, The Greatest Sedition Is Silence and House of Ill Repute: Reflections on War, Lies, and America's Ravaged Reputation. His fourth book, The Mass Destruction of Iraq: Why It Is Happening, and Who Is Responsible, co-written with Dahr Jamail, is available now on Amazon. He lives and works in New Hampshire.