Tijdens de bijeenkomst in Vlaardingen waarbij de prestigieuze Geuzenpenning werd uitgereikt aan de Paleastijnse mensenrechtenorganisaties Al-Haq en de joods-Israelische mensenrechtenorganisatie B'tselem sprak Jozias van Aartsen, burgemeester van Den Haag, de internationale stad van vrede en recht, en voorzitter van de City-Diplomacy-commissie van United Cities and Local Governments. Het was een politiek intelligente uitspraak van deze VVD-autoriteit, zoals u hier kunt lezen:
'Alleen het gesproken woord geldt.
Dames en heren,
Geschiedenis is in. Historische boeken staan bovenaan de bestsellerslijsten, geschiedenisprogramma’s op t.v. als In Europa en Andere Tijden hebben hoge kijkcijfers en ongeveer elk historisch jubileum wordt herdacht.
Het afgelopen jaar – nota bene zelf al historisch, gezien de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen - leek wel bijzonder rijk aan geschiedkundige terugblikken. Het einde van de Eerste Wereldoorlog, de Kristallnacht, de luchtbrug van Berlijn, het Europees Congres van Den Haag, de inhuldiging van koningin Juliana, de studentenopstanden van Parijs en het einde van de Praagse Lente: gebeurtenissen waarop uitgebreid werd teruggeblikt omdat ze in 2008 precies 90, 70, 60 of 40 jaar geleden hadden plaatsgevonden.
Ik heb ze zeker niet allemaal genoemd, maar twee wil ik toch nog aan mijn rijtje toevoegen: het uitroepen van de staat Israël door David Ben-Gurion op 14 mei 1948 en het aannemen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december van hetzelfde jaar.
Twee geschiedkundige mijlpalen die eruit springen. Want in tegenstelling tot veel van die andere staan ze niet symbool voor een afgesloten periode uit de geschiedenis, zoals de wereldoorlogen of de deling van Europa. De stichting van de staat Israël en het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn twee momenten uit onze geschiedenis waarvan de gevolgen ons nog altijd, bijna dagelijks, bezighouden.
Met het oprichten van een eigen staat ging voor veel joden een droom in vervulling, zeker na de vervolging en genocide in de nazitijd. Maar voor veel Palestijnen bracht het jaar 1948 verdrijving van huis en haard en het begin van een odyssee door vluchtelingenkampen. Het is bijzonder wrang dat juist in dat zelfde jaar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen, waarvan artikel 1 bepaalt dat “alle mensen […] vrij en gelijk in waardigheid en rechten [worden] geboren en artikel 2 dat “een ieder […] aanspraak [heeft] op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook.”
Ruim zestig jaar later is het conflict tussen Israel en de Palestijnen nog altijd een open wond, waarvan de pijn uitstraalt tot ver buiten de regio. In de decennia die achter ons liggen zijn er momenten geweest waarop de wereld dacht: nu is er werkelijk kans op vrede in het Midden Oosten. Zoals in 1978, toen het Camp David akkoord de verzoening tussen Israel en Egypte bezegelde. Of zoals in 1993, toen de akkoorden van Oslo en de handdruk van Arafat en Rabin de hoop op een uitweg uit de geweldspiraal opnieuw deed opleven. Helaas is die hoop ijdel gebleken. En dat is bitter, niet alleen voor de Israëliërs en de Palestijnen. Overal ter wereld hebben joodse, islamitische en christelijke culturen hun eigen verlangens naar vrede en harmonie steeds geprojecteerd op het Heilige Land.
Meer dan een halve eeuw van oorlog, terreuraanslagen en onderdrukking hebben diepe sporen nagelaten onder zowel de Palestijnse als de Israëlische bevolking. Beide partijen hebben zich ingegraven in hun eigen versie van de waarheid en het wantrouwen over en weer lijkt groter dan ooit. Is er nog wel een uitweg uit deze situatie? Ondanks alles geloof ik van wel. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de internationale gemeenschap, waarbij veel mensen hun hoop terecht zullen richten op de nieuwe Amerikaanse regering. Het is misschien lastiger dan ooit, maar de partijen moeten weer om de tafel. Dat is de enige manier om uit deze hellecirkel te ontsnappen.
Maar onderhandelen heeft weinig kans van slagen als niet op zijn minst aan twee voorwaarden wordt voldaan: het garanderen van Israëls veiligheid enerzijds en anderzijds een structurele verbetering van de situatie van de Palestijnen. Pas wanneer de burgers van Israël geen aanslagen meer hoeven te vrezen en de Palestijnen niet meer als tweederangs burgers worden behandeld is er werkelijk een kans op vrede.
Op dit moment kunnen Palestijnen echter niet in gelijke mate aanspraak maken op de rechten zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoe zei Eleanor Roosevelt, weduwe van president Roosevelt en een groot pleitbezorgster van de Universele Verklaring, het ook alweer:
“Waar beginnen de universele mensenrechten? Op kleine plaatsen, dicht bij huis - zo dichtbij en zo klein dat ze op geen enkele kaart van de wereld gezien kunnen worden. Maar die plekken zijn de wereld van individuele mensen; de buurt waarin hij woont; de school die hij bezoekt; de fabriek, boerderij of kantoren waar hij werkt. Als deze rechten daar geen betekenis hebben, hebben ze weinig betekenis ergens anders.” Einde citaat.
Maar neem nu bijvoorbeeld artikel 17, lid 2: “Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd”. Hoeveel Palestijnen zagen niet hun huis of boomgaard platgewalst worden door bulldozers van het Israëlische leger?
Of lees artikel 13, lid 2: “Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.” Shawan Jabarin had hier moeten zijn om namens Al-Haq de Geuzenpenning in ontvangst te nemen. Hem wordt echter al sinds drie jaar het mensenrecht op reizen ontzegd en zelfs voor deze bijzondere gelegenheid wilden de Israëlische autoriteiten geen uitzondering maken.
En zo vergaat het talloze andere Palestijnen dag in dag uit: de mensen die eindeloos moeten wachten bij controleposten, die door soldaten worden mishandeld of die zonder aanklacht worden gearresteerd. Voor hen hebben die plechtig geformuleerde rechten van de mens weinig tot geen betekenis.
Ook hier ligt een taak voor de internationale gemeenschap. Het is niet alleen haar morele plicht deze mensenrechtschendingen aan de kaak te stellen. Het is, zoals ik al zei, pure noodzaak: zonder gerechtigheid geen vrede.
Al-Haq en B’Tselem spelen in dit proces een cruciale rol. Zonder Al-Haq zouden veel mensenrechtschendigen- zowel door Israëlische als door Palestijnse autoriteiten - niet gedocumenteerd en ook dus onbekend gebleven zijn. Mede dankzij Al-Haq weet de wereld wat er gaande is in de Palestijnse gebieden.
Een zelfde soort functie bekleedt B’Tselem in de Bezette Gebieden. Deze Israëlische organisatie brengt mensenrechtenschendingen door Israëlische soldaten letterlijk in beeld –dankzij het verspreiden van videocamera’s onder de bevolking in de Bezette Gebieden. Het was ook mede dankzij het werk van B’Tselem dat een paar jaar geleden de zaak van de afscheidingsmuur verwezen is naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, dat de bouw van de muur als illegaal heeft bestempeld.
Voor het werk dat Al-Haq en B’Tselem doen is moed nodig. Moed om tegen de stroom in te gaan, moed om op te komen voor het recht. Uit de toekenning van de Geuzenpenning aan hen spreekt meer dan alleen waardering. Het is ook een oproep aan de wereld en in het bijzonder aan alle direct betrokken partijen om alles in het werk te stellen dat de volkeren van het Midden Oosten in vrede naast en met elkaar kunnen leven. Het jaar waarin dat bereikt wordt zal met recht historisch genoemd kunnen worden en alle andere doen verbleken.'
Dames en heren,
Geschiedenis is in. Historische boeken staan bovenaan de bestsellerslijsten, geschiedenisprogramma’s op t.v. als In Europa en Andere Tijden hebben hoge kijkcijfers en ongeveer elk historisch jubileum wordt herdacht.
Het afgelopen jaar – nota bene zelf al historisch, gezien de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen - leek wel bijzonder rijk aan geschiedkundige terugblikken. Het einde van de Eerste Wereldoorlog, de Kristallnacht, de luchtbrug van Berlijn, het Europees Congres van Den Haag, de inhuldiging van koningin Juliana, de studentenopstanden van Parijs en het einde van de Praagse Lente: gebeurtenissen waarop uitgebreid werd teruggeblikt omdat ze in 2008 precies 90, 70, 60 of 40 jaar geleden hadden plaatsgevonden.
Ik heb ze zeker niet allemaal genoemd, maar twee wil ik toch nog aan mijn rijtje toevoegen: het uitroepen van de staat Israël door David Ben-Gurion op 14 mei 1948 en het aannemen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december van hetzelfde jaar.
Twee geschiedkundige mijlpalen die eruit springen. Want in tegenstelling tot veel van die andere staan ze niet symbool voor een afgesloten periode uit de geschiedenis, zoals de wereldoorlogen of de deling van Europa. De stichting van de staat Israël en het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn twee momenten uit onze geschiedenis waarvan de gevolgen ons nog altijd, bijna dagelijks, bezighouden.
Met het oprichten van een eigen staat ging voor veel joden een droom in vervulling, zeker na de vervolging en genocide in de nazitijd. Maar voor veel Palestijnen bracht het jaar 1948 verdrijving van huis en haard en het begin van een odyssee door vluchtelingenkampen. Het is bijzonder wrang dat juist in dat zelfde jaar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen, waarvan artikel 1 bepaalt dat “alle mensen […] vrij en gelijk in waardigheid en rechten [worden] geboren en artikel 2 dat “een ieder […] aanspraak [heeft] op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook.”
Ruim zestig jaar later is het conflict tussen Israel en de Palestijnen nog altijd een open wond, waarvan de pijn uitstraalt tot ver buiten de regio. In de decennia die achter ons liggen zijn er momenten geweest waarop de wereld dacht: nu is er werkelijk kans op vrede in het Midden Oosten. Zoals in 1978, toen het Camp David akkoord de verzoening tussen Israel en Egypte bezegelde. Of zoals in 1993, toen de akkoorden van Oslo en de handdruk van Arafat en Rabin de hoop op een uitweg uit de geweldspiraal opnieuw deed opleven. Helaas is die hoop ijdel gebleken. En dat is bitter, niet alleen voor de Israëliërs en de Palestijnen. Overal ter wereld hebben joodse, islamitische en christelijke culturen hun eigen verlangens naar vrede en harmonie steeds geprojecteerd op het Heilige Land.
Meer dan een halve eeuw van oorlog, terreuraanslagen en onderdrukking hebben diepe sporen nagelaten onder zowel de Palestijnse als de Israëlische bevolking. Beide partijen hebben zich ingegraven in hun eigen versie van de waarheid en het wantrouwen over en weer lijkt groter dan ooit. Is er nog wel een uitweg uit deze situatie? Ondanks alles geloof ik van wel. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de internationale gemeenschap, waarbij veel mensen hun hoop terecht zullen richten op de nieuwe Amerikaanse regering. Het is misschien lastiger dan ooit, maar de partijen moeten weer om de tafel. Dat is de enige manier om uit deze hellecirkel te ontsnappen.
Maar onderhandelen heeft weinig kans van slagen als niet op zijn minst aan twee voorwaarden wordt voldaan: het garanderen van Israëls veiligheid enerzijds en anderzijds een structurele verbetering van de situatie van de Palestijnen. Pas wanneer de burgers van Israël geen aanslagen meer hoeven te vrezen en de Palestijnen niet meer als tweederangs burgers worden behandeld is er werkelijk een kans op vrede.
Op dit moment kunnen Palestijnen echter niet in gelijke mate aanspraak maken op de rechten zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoe zei Eleanor Roosevelt, weduwe van president Roosevelt en een groot pleitbezorgster van de Universele Verklaring, het ook alweer:
“Waar beginnen de universele mensenrechten? Op kleine plaatsen, dicht bij huis - zo dichtbij en zo klein dat ze op geen enkele kaart van de wereld gezien kunnen worden. Maar die plekken zijn de wereld van individuele mensen; de buurt waarin hij woont; de school die hij bezoekt; de fabriek, boerderij of kantoren waar hij werkt. Als deze rechten daar geen betekenis hebben, hebben ze weinig betekenis ergens anders.” Einde citaat.
Maar neem nu bijvoorbeeld artikel 17, lid 2: “Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd”. Hoeveel Palestijnen zagen niet hun huis of boomgaard platgewalst worden door bulldozers van het Israëlische leger?
Of lees artikel 13, lid 2: “Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.” Shawan Jabarin had hier moeten zijn om namens Al-Haq de Geuzenpenning in ontvangst te nemen. Hem wordt echter al sinds drie jaar het mensenrecht op reizen ontzegd en zelfs voor deze bijzondere gelegenheid wilden de Israëlische autoriteiten geen uitzondering maken.
En zo vergaat het talloze andere Palestijnen dag in dag uit: de mensen die eindeloos moeten wachten bij controleposten, die door soldaten worden mishandeld of die zonder aanklacht worden gearresteerd. Voor hen hebben die plechtig geformuleerde rechten van de mens weinig tot geen betekenis.
Ook hier ligt een taak voor de internationale gemeenschap. Het is niet alleen haar morele plicht deze mensenrechtschendingen aan de kaak te stellen. Het is, zoals ik al zei, pure noodzaak: zonder gerechtigheid geen vrede.
Al-Haq en B’Tselem spelen in dit proces een cruciale rol. Zonder Al-Haq zouden veel mensenrechtschendigen- zowel door Israëlische als door Palestijnse autoriteiten - niet gedocumenteerd en ook dus onbekend gebleven zijn. Mede dankzij Al-Haq weet de wereld wat er gaande is in de Palestijnse gebieden.
Een zelfde soort functie bekleedt B’Tselem in de Bezette Gebieden. Deze Israëlische organisatie brengt mensenrechtenschendingen door Israëlische soldaten letterlijk in beeld –dankzij het verspreiden van videocamera’s onder de bevolking in de Bezette Gebieden. Het was ook mede dankzij het werk van B’Tselem dat een paar jaar geleden de zaak van de afscheidingsmuur verwezen is naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, dat de bouw van de muur als illegaal heeft bestempeld.
Voor het werk dat Al-Haq en B’Tselem doen is moed nodig. Moed om tegen de stroom in te gaan, moed om op te komen voor het recht. Uit de toekenning van de Geuzenpenning aan hen spreekt meer dan alleen waardering. Het is ook een oproep aan de wereld en in het bijzonder aan alle direct betrokken partijen om alles in het werk te stellen dat de volkeren van het Midden Oosten in vrede naast en met elkaar kunnen leven. Het jaar waarin dat bereikt wordt zal met recht historisch genoemd kunnen worden en alle andere doen verbleken.'
1 opmerking:
Toch kijk ik er van op dat van Aartsen de verdrijving van de Palestijnen benoemd. Even een paar kopietjes naar regeringsleden zenden?
P.s
Uit vertrouwelijke bron vernomen dat een arrestatieteam op aanwijzing van de AIVD is binnengevallen in het strawberry field van Livni. Er zou een terroristische aanval op handen zijn. De Mossad had deze geruchten opgevangen en doorgespeeld naar de Nederlandse Secret Servies. Na grondig onderzoek troffen zij daar een man aan die zich daar onder verdachte omstandigheden ophield. De Man, Maxime V. alias de Pocketman, alias The man with the Mask, werd voor verhoor meegenomen naar het bureau, waar later bleek dat alles op een misverstand berustte.De man beklaagde zich over de politie daar zij hem hadden aangetroffen in een nogal precaire situatie en geen begrip hadden getoond. Aan het einde van de dag kwam er een persverklaring uit waarbij gesteld werd dat er geen terroristische dreiging meer was, maar dat zij het een en ander wel serieus hadden moeten nemen, gezien de sterke aanwijzingen uit zeer betrouwbare bron en het feit dat M.V. in explosieve staat werd aangetroffen.
Bron: A.N.Z.I
Een reactie posten