Hoofdstedelijke schuilkelders werden vanaf 1970 gebouwd tegelijkertijd met de aanleg van de metro, maar het idee hiervoor stamt al van veel eerder. Al vrij snel na de Tweede Wereldoorlog, die mede was geëindigd met twee atoombommen, ontstond de wereldwijde gespannen periode tussen oost en west, de Koude Oorlog. Al in 1952 waren deze spanningen dusdanig opgelopen dat de Nederlandse overheid de Wet tot Bescherming van de Bevolking tegen de gevolgen van oorlogsgeweld invoerde. Daarmee werd de dienst Bescherming Bevolking in het leven geroepen die plannen moest maken ter voorbereiding op eventuele aanvallen. In datzelfde jaar verscheen het schuilplaatsenplan Amsterdam, een inventarisatie van het aantal schuilplekken en mogelijke locaties voor nieuwe. Hieruit bleek dat dat het aantal schuilplekken in de stad ruim onvoldoende was.
De gemeente zat hiermee zwaar in de maag, want het bouwen van voldoende schuilkelders voor alle inwoners zou astronomische kosten met zich meebrengen en daar kwam bij dat men geen zekerheid had dat het wel echt effectief zou zijn. Bij een directe inslag van een atoombom zou sowieso niets overleven. De klap zou zelfs de sterkst bepantserde bunkers wegvagen. Daar kwam bij dat de kleinschalige binnenstad van Amsterdam met smalle straatjes niet geschikt was voor het bouwen van grote kelders. De gemeente had dan niet het budget om voor iedereen een degelijke schuilplek te bouwen, maar niets doen was ook geen optie. Men besloot daarom om maar met het beschikbare budget kelders te bouwen die geschikt waren om mensen twee weken in leven te houden, die in de minimale behoeftes konden voorzien en zouden beschermen tegen radioactieve neerslag in geval van een inslag op een nabijgelegen locatie.
Halverwege de jaren zestig werd besloten om kosten te besparen door de bouw van schuilkelders te combineren met de bouw van andere projecten. Vooral de metrostations, waarvan in 1966 de eerste uitgewerkte plannen al worden gepresenteerd, lenen zich uitstekend voor dit plan. De bouw startte in 1970 en zou tot 1977 duren. Niet overal bleek het mogelijk om de schuilkelders te bouwen, maar vooral drie stations bleken goed geschikt. De Wibautstraat, het Weesperplein en de Nieuwmarkt. In de jaren '70 en '80 is ook bij station Waterlooplein een schuilkelder gebouwd met een verbinding naar het stadhuis. Deze was echter kleiner en bedoeld voor de burgemeester en het stadsbestuur. Op internet circuleert het verhaal dat alle stations bovendien onderling verbonden zijn door een aparte tunnel die helemaal tot aan Centraal Station zou lopen. Hoeveel hiervan waar is, is niet bekend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten