De Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson (1803 - 1882) schreef in zijn essay New England Reformers (1844) dat de handelwijze van een tiran gebaseerd is op het grondbeginsel dat ‘If you would rule the world quietly, you must keep it amused,’ om hier meteen aan toe te voegen dat:
the ground on which eminent public servants urge the claims of popular education is fear; 'This country is filling up with thousands and millions of voters, and you must educate them to keep them from our throats.' We do not believe that any education, any system of philosophy, any influence of genius, will ever give depth of insight to a superficial mind. Having settled ourselves into this infidelity, our skill is expended to procure alleviations, diversion, opiates. We adorn the victim with manual skill, his tongue with languages, his body with inoffensive and comely manners. So have we cunningly hid the tragedy of limitation and inner death we cannot avert. Is it strange that society should be devoured by a secret melancholy, which breaks through all its smiles, and all its gayety and games?
Deze opvatting druist radicaal in tegen de leerstellingen van de Verlichtingsideologie, met haar Vooruitgangsgeloof, dat de mens door kennis automatisch rationeler en daarmee fatsoenlijker wordt. Toch blijft opiniemaker Ian Buruma zich nog steeds krampachtig vastklampen aan deze illusie, wanneer hij met grote stelligheid verklaart dat de ‘meeste mensen niet The New York Times [lezen]. De meeste mensen krijgen hun informatie via het internet, en daar kun je de meest grote onzin verspreiden en miljoenen bereiken. Dat is dus een groot probleem.’ Voor hem is het ondenkbaar dat ook The New York Times ‘de meest grote onzin’ verspreidt. Dat kan in zijn ogen kennelijk niet omdat het dagblad door hoger geschoolde burgers wordt gelezen. Ian gaat er vanuit dat die beter geïnformeerd zijn dan ‘de lager opgeleide mensen,’ en dat hoger geschoolden dus meer kennis bezitten en daardoor fatsoenlijkere meningen erop nahouden. In deze opvatting worden ‘de lager geschoolden’ veelal gedreven door wat Buruma ‘rancune en sentiment,’ noemt, en dus absoluut niet door de nobele motieven die hij de hoger geschoolden toedicht. In tegenstelling tot het volk zouden de ‘urban elites’ geen last hebben van hun driftleven, maar zouden zij worden gedreven door rationele overwegingen. Klopt deze veronderstelling? Eén van de, wereldwijd, meest gerespecteerde Amerikaanse geleerden, professor Noam Chomsky, bestrijdt een dergelijk simplistisch zwart-wit beeld. Hij stelt het volgende:
the intellectual elite is the most heavily indoctrinated sector [of society], for good reasons. It's their role as a secular priesthood to really believe the nonsense that they put forth. Other people can repeat it, but it's not that crucial that they really believe it. But for the intellectual elite themselves, it's crucial that they believe it because, after all, they are the guardians of the faith. Except for a very rare person who's an outright liar, it's hard to be a convincing exponent of the faith unless you've internalized it and come to believe it.
https://chomsky.info/reader02/
Hoewel Buruma professor Chomsky’s gedachten achterhaald acht, vrees ik toch dat Chomsky gelijk heeft, al was het maar omdat Buruma als hoogleraar ‘Democratie en Mensenrechten’ toch wel intens geïndoctrineerd moet zijn om publiekelijk heel Europa op te roepen dat ‘we too,’ net als de VS, ‘must do the dirty work’ en ‘take the risk of being held accountable’ voor de daaruit vloeiende oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.
https://www.theguardian.com/world/2002/jul/16/usa.features11
Deze aansporing tot grootschalig terreur, door het massaal schenden van de mensenrechten, is vanzelfsprekend geen demonstratie van de Verlichtingsideologie, zoals Buruma die zelf ziet, namelijk als een manifestatie van de ‘idea of the universality of rights, and that not just one particular elite or one particular people deserved rights, but that it were universal rights.’ Uit zijn oproep tot het uitvoeren van het genadeloze ‘dirty work’ valt op te maken dat hier geen rationeel denkend mens spreekt die gelooft in de universaliteit van het recht, maar een bezeten gelovige die — net als de fanatieke christen ten tijde van de Kruistochten — elke relativering en moraliteit is kwijtgeraakt. Buruma en de westerse ‘corporate press’ spelen inderdaad de rol van ‘een geseculariseerd priesterschap,’ dat ‘werkelijk gelooft in de nonsens dat het verkondigt.’ Juist door die verblinding zijn zowel hij als de middenklasse voor wie hij werkt, niet in staat de eigen absurditeiten te herkennen. Integendeel zelfs, zoals onder andere blijkt uit het feit dat Buruma in 2008 de Erasmusprijs ontving van het polder-establishment, terwijl de man naar wie de
prijs is vernoemd toch de Lof der Zotheid heeft geschreven, waarin de bellicose krankzinnigheid van de toenmalige voorvechters van ‘smerig werk’ op de hak werden genomen. Na de onmetelijke gruwelijkheden van twee wereldoorlogen, en in een tijd van massavernietigingswapens Europa toch oproepen tot het plegen van ‘smerig werk’ is slechts één conclusie mogelijk, namelijk die van de humanist Erasmus, die in Lof der Zotheid schreef dat ‘als iemand zowel in zijn waarneming als in zijn oordeel faalt, en dat ook nog ernstiger dan gemiddeld én onophoudelijk, dan pas mag je vinden dat hij de waanzin nadert.’ Het was niemand minder dan Cicero zelf die door eigen ervaring opmerkte: ’De wereld is vol dwazen.’ Ian Buruma en de mainstream-pers bevinden zich onder hen. ‘Dirty work’ betekent immers oorlog, en ‘oorlog,’ zo schreef Erasmus:is zo verschrikkelijk dat het iets beestachtigs en onmenselijks is, zo waanzinnig dat de dichters wel beweren dat hij door de furiën gebracht wordt, zo verderfelijk dat hij alle moraal aantast, zo onrechtvaardig dat de ergste boeven de beste oorlogsleiders zijn, zo goddeloos dat hij in alle opzichten vreemd is aan Christus,
of zoals men vandaag de dag zou zeggen: zo irrationeel dat het in alle opzichten vreemd is aan de Verlichtingsidealen. Erasmus:
Toch zetten ze alles opzij om zich daar volledig aan te wijden. Dan zie je dat zelfs die afgetakelde oude mannen een jeugdig elan vertonen en niet bezwaard door de kosten, onvermoeid door inspanningen, nergens voor opzij gaan als ze wetten, geloof, vrede, als ze alles wat menselijk is maar volkomen op zijn kop mogen zetten. En dan heb je altijd ook geleerde vleiers die deze evidente waanzin ‘geloofsijver, vroomheid en moed’ noemen, en een redenering bedenken om uit te leggen hoe iemand een dodelijk wapen tevoorschijn kan halen en in zijn broeders lichaam steken zonder dat daarmee de liefde voor zijn naaste, die een christen op grond van Christus’ eerste gebod moet hebben, verdwijnt,
of zoals men vandaag de dag zou zeggen: een mens zo wreed dat hij in alle opzichten vreemd is aan de mensenrechten.
Erasmus had gelijk:
Overal waar je kijkt, bij pausen vorsten, rechters, bestuurders, vriend en vijand, van hoog tot laag, alles draait om het grote geld, en terwijl de wijze erboven staat, blijft het geld uit alle macht uit zijn buurt.
Ian Buruma gelooft in waanzin wanneer hij impliceert dat de hoger geschoolden minder dwaas handelen dan ‘de lager geschoolden.’ Laat ik het volgende voorbeeld geven om het tegendeel aan te tonen. In zijn boek A History Of Bombing (2001) wijst de auteur en voormalig Zweeds cultureel attaché in China, Sven Lindqvist, op het feit dat, zodra het erop aankomt, de hoger geschoolde macht niet voor het belang van de eigen, lager geschoolde, bevolking kiest. Lindqvist wijst namelijk op het volgende:
1918. Several months later when the war was over, a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airmen in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment.
This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the of the “barbarity” of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character... to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.'
Dwight D. Eisenhower wrote in his memoir The White House Years:
‘In 1945 Secretary of War Stimson, visiting my headquarters in Germany, informed me that our government was preparing to drop an atomic bomb on Japan. I was one of those who felt that there were a number of cogent reasons to question the wisdom of such an act. During his recitation of the relevant facts, I had been conscious of a feeling of depression and so I voiced to him my grave misgivings, first on the basis of my belief that Japan was already defeated and that dropping the bomb was completely unnecessary, and secondly because I thought that our country should avoid shocking world opinion by the use of a weapon whose employment was, I thought, no longer mandatory as a measure to save American lives.’
Other U.S. military officers who disagreed with the necessity of the bombings include General of the Army Douglas MacArthur, Fleet Admiral William D. Leahy (the Chief of Staff to the President), Brigadier General Carter Clarke (the military intelligence officer who prepared intercepted Japanese cables for U.S. officials), Fleet Admiral Chester W. Nimitz (Commander in Chief of the Pacific Fleet), Fleet Admiral William Halsey Jr. (Commander of the US Third Fleet), and even the man in charge of all strategic air operations against the Japanese home islands, then-Major General Curtis LeMay.
The Japanese had, in fact, already sued for peace. The atomic bomb played no decisive part, from a purely military point of view, in the defeat of Japan.
— Fleet Admiral Chester W. Nimitz, Commander in Chief of the U.S. Pacific Fleet,
The use of [the atomic bombs] at Hiroshima and Nagasaki was of no material assistance in our war against Japan. The Japanese were already defeated and ready to surrender because of the effective sea blockade and the successful bombing with conventional weapons... The lethal possibilities of atomic warfare in the future are frightening. My own feeling was that in being the first to use it, we had adopted an ethical standard common to the barbarians of the Dark Ages. I was not taught to make war in that fashion, and wars cannot be won by destroying women and children.
— Fleet Admiral William D. Leahy, Chief of Staff to President Truman, 1950,
The atomic bomb had nothing to do with the end of the war at all.
— Major General Curtis LeMay, XXI Bomber Command, September 1945,
The first atomic bomb was an unnecessary experiment ... It was a mistake to ever drop it ... [the scientists] had this toy and they wanted to try it out, so they dropped it.
— Fleet Admiral William Halsey Jr., 1946,
https://en.wikipedia.org/wiki/Debate_over_the_atomic_bombings_of_Hiroshima_and_Nagasaki
Ralph Waldo Emerson had gelijk toen hij, 158 jaar voordat Ian Buruma in The Guardian de beleidsbepalende Europese elite aanspoorde ‘dirty work’ uit te voeren, stelde dat ‘We do not believe that any education, any system of philosophy, any influence of genius, will ever give depth of insight to a superficial mind.’ Desondanks of misschien wel juist daarom beloonde de Nederlandse gevestigde orde hem met de Erasmusprijs. Een ‘oppervlakkige geest’ zal inderdaad nooit bij machte zijn om kennis werkelijk te integreren in zijn bestaan, hoe hoog opgeleid hij ook mag zijn. Ian Buruma en de jury van de Erasmus-prijs in 2008 zijn daarvan sprekende voorbeelden. De vraag is daarom: hoe nu verder?
Het polder-establishment applaudiseert voor Ian Buruma's opvattingen, waaronder zijn pleidooi voor 'dirty work.'
1 opmerking:
The intellectuele elite zijn "the guardians of the faith" schrijft Chomsky. Dit prachtige heel recente stuk van Caitlin Johnstone sluit daarop aan: http://www.informationclearinghouse.info/55948.htm
Een reactie posten