Henk Hofland begint zijn essay Platter & Dikker uit 2011 met de mededeling:
Sinds ongeveer een halve eeuw komt in de westerse
beschaving een nieuwe mens tot ontwikkeling. […] Hij zal iedereen laten weten
dat hij hier op aarde is, een god die als zodanig erkend wil worden. Respect!
[…] Leuk is een sleutelwoord in de nieuwe fase van onze beschaving.
Eenmaal
los is de nestor van de polder journalistiek niet meer te stuiten en volgt de
ene na de andere stelling, zoals:
Het consumentisme is de ideologie die iets meer dan een halve eeuw
spontaan is ontkiemd, zonder theoretici of manifesten, en die zich sindsdien
steeds verder over de planeet heeft verbreid. Deze nieuwe leer heeft één
universeel gebod: genieten! Zoveel mogelijk. Van Alles.
Het wezenskenmerk van de mens die zich door het consumentisme
heeft laten verleiden, zich ertoe heeft bekeerd, eraan ten offer is gevallen,
is zijn oeverloos begeren naar alles wat onder de noemer leuk en lekker valt.
Ik
stop even met citeren, aangezien hier met zoveel tromgeroffel van alles wordt
beweerd dat er bij mij een lichte duizeling is opgetreden. Ter zake: zoals ik
eerder aan de hand van historische citaten van ‘theoretici’ en
literatoren heb aangetoond is ‘het consumentisme’ als ‘ideologie’
niet ‘een
halve eeuw’ geleden begonnen, maar ruim eeuw geleden. Deze leer is niet
‘spontaan,’
maar uiterst bewust uitgedacht, als antwoord op de destijds ontstane overproductie.
Een korte voorgeschiedenis. In 1912 verklaarde aan
de vooravond van zijn presidentschap Woodrow Wilson dat aangezien
de fabrikant erop staat de hele wereld als een markt
te hebben, de vlag van deze natie hem [moet volgen] en de deuren van de naties
die voor hem gesloten zijn moeten worden ingebeukt. Concessies verkregen door
financiers moeten worden beschermd door de ministers van buitenlandse zaken
zelfs wanneer de soevereiniteit van onwillige naties daarbij geschonden wordt.
Met betrekking tot Latijns-Amerika was zijn regering
de mening toegedaan dat de bevolking daar ‘ondeugende kinderen zijn die de privileges
en rechten van volwassenen uitoefenen’ en die daarom ‘een
krachtige, en gezag afdwingende hand’ nodig hadden. In Wilsons visie
werd Amerika gedreven door ‘verheven idealen,’ richtte het zich
op ‘stabiliteit
en rechtvaardigheid,’ en bezat derhalve in het kader van het Amerikaans
exceptionalisme een onbetwistbaar recht op de hegemonie in de wereld. Het was
dus niet meer dan normaal dat het imperialistisch was, eerst op het Noord Amerikaanse
continent zelf, en vervolgens overzee. De genocidale verovering van de
Filippijnen was in zijn ogen dan ook gerechtvaardigd, omdat ‘onze
belangen voorwaarts moeten marcheren, hoe altruïstisch we ook mogen zijn;
andere naties moeten ervoor zorgen dat ze op een afstand blijven, en niet
proberen ons tegen te houden.’
Alle mooie woorden ten spijt, gaat het bij imperia altijd om grondstoffen en markten. De in 1901 dood geschoten
president McKinley verwoordde dit zonder omwegen toen hij tijdens de grote
depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: ‘Wij
hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat,
zoals de invloedrijke voorzitter van de Senaats
Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen Henry Cabot Lodge hem nog eens
duidelijk had gemaakt, de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op
volle toeren draaiende industrieën.’ Met het oog daarop verklaarde de
invloedrijke Senator Albert Beveridge: 'The Philippines are ours forever... and
just beyond the Philippines are China's illimitable markets... The Pacific is
ours.' Telkens weer was het centrale argument tijdens het het Congres-debat
over de annexatie van de Filippijnen dat dit eilanden-rijke land als 'stepping-stones to China' moest functioneren, een markt van destijds
400 miljoen potentiële consumenten. Dat economische motieven al vanaf het begin
de drijfveer waren achter de Amerikaanse buitenlandse politiek werd nog eens
onderstreept door de Amerikaanse generaal Smedley Butler. Terug kijkend op
zijn ruim 33 jaar actieve militaire dienst verklaarde hij in 1933 als oud-bevelhebber
van het Korps Mariniers:
Oorlog is misdaad. Hij wordt gevoerd ten voordele van
de zeer weinigen ten koste van de massa. Ik ben heel lang een eersteklas
uitsmijter geweest voor het bedrijfsleven. Voor Wall Street en voor de banken.
Ik was in feite een misdadiger, een gangster voor het kapitalisme. Ik heb in
1914 Mexico veilig gemaakt voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp bij het
verkrachten van een half dozijn Midden Amerikaanse republieken voor het profijt
van Wall Street. In China heb ik ervoor gezorgd dat Standard Oil ongestoord
zijn weg kon gaan. Al Capone is niet verder gekomen dan drie wijken. Mijn
werkterrein omvatte drie continenten.
De Amerikaanse industrie had consumenten nodig om te
kunnen groeien, en groei is het belangrijkste geloofsartikel van het
kapitalisme. Zonder consumenten, geen groei, zonder groei, geen kapitalisme. De
‘Amerikaanse
Droom’ is gebaseerd op de permanente materiële vooruitgang van de
consument, en op niets anders, wat Henk Hofland ook moge beweren. Zijn overtuiging
dat ‘Het consumentisme de ideologie [is] die iets meer dan een halve
eeuw spontaan is ontkiemd, zonder theoretici of manifesten,’ getuigt
van een ernstig gebrek aan historische kennis. Dat blijk al onmiddellijk uit het
feit dat hij het ‘consumentisme’ een ideologie noemt dat ‘spontaan is ontkiemd.’
Dat kan eenvoudigweg niet, immers
Onder ideologie
verstaan we het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de
inrichting van de samenleving. Het begrip werd gelanceerd door de Franse
verlichtingsfilosoof Antoine Destutt
de Tracy, die er de wetenschap
der ideeën mee bedoelde… Een ideologie heeft drie indelingen, een
descriptieve of analytische (1), prescriptieve of normatieve (2) en een
operationele (3).
Met andere woorden: aangezien volgens Hofland zelf
stelt dat ‘Leuk een sleutelwoord is in de nieuwe fase van onze beschaving,’ dan
geeft hij hiermee meteen aan dat het geen ‘ideologie’ kan zijn, gezien de
definitie van het begrip: ‘het geheel van ideeën’ die ‘een
descriptieve of analytische (1), prescriptieve of normatieve (2) en een
operationele (3)’ bezit. Een ‘ideologie’ wordt altijd
geformuleerd en verspreid door de ‘elite’ en haar woordvoerders in de commerciële massamedia, en niet door het volk. Zelfs het
nationaal-socialisme was een ‘ideologie,’ ontworpen door een
‘elite,’ waarbij ik nog eens benadruk dat ‘elite’ geen normatieve
kwalificatie is maar een sociaal fenomeen. Gezien dit alles kan een ‘ideologie’
per definitie nooit ‘spontaan’ onder ‘het
volk’ van ‘consumenten’ ontstaan. Als Hofland zich in zijn onderwerp
had verdiept dan had hij niet alleen geweten dat het consumentisme veel eerder
is begonnen, maar ook dat het wel degelijk zijn eigen ‘theoretici’
en ‘manifesten’ heeft, die de economische ‘elite’ adviseren hoe ze
hun overproductie kwijt kunnen door permanente reclame- en propaganda-campanes.
Al eerder schreef ik daarover:
In 1924
formuleerde de Amerikaanse publicist Samuel Strauss de kapitalistische noodzaak
in een massamaatschappij op deze wijze:
Formerly the task was to supply the things
that men wanted; the new necessity is to make men want the things which
machinery must turn out if this civilization is not to perish... the problem
before us today is not how to produce the goods, but how to produce the
customers.
Rond dezelfde
tijd verwoordde Paul Mazur, bankier van de Lehman Brothers, de grondregels van
de op handen zijnde consumptiecultuur:
We must shift America from a needs- to a
desires-culture. People must be trained to desire, to want new things, even
before the old have been entirely consumed. [...] Man's desires must
overshadow his needs.
Nog afgezien van de razendsnel groeiende Public-Relations
industrie met haar adviezen aan bedrijfsleven en politiek werd logischerwijs de
nieuwe cultuur van het consumentisme in de jaren twintig van de twintigste eeuw
ook het onderwerp van de grote Amerikaanse fiction schrijvers, onder wie F.
Scott Fitzgerald, internationaal de meest beroemde. In 1924 schreef hij over zijn
toen nog niet verschenen boek dat The Great Gatsby ‘a new
thinking out’ is ‘of the idea of illusion.’ De roman, door
literatuurcritici gezien als een van de grootste Amerikaanse literaire boeken van
de twintigste eeuw, is een afrekening met de illusie van de 'American Dream.' The
Great Gatsby portretteert de jaren 20 niet als de ‘Roaring Twenties,’ zoals de massamedia nog steeds doen,
maar als ‘a time of
illness and disease,’ en toch is ‘Gatsby’s dream… our dream too,’
want de in wezen tragische ‘ideologie’ van het almaar streven
naar een 'Droom’ was tot materiële norm verheven, het ontzielde consumentisme, zoals Fitzgerald in meerdere boeken liet zien. De Amerikaanse
humorist George Carlin verklaarde eens dat het de ‘Amerikaanse Droom’
wordt genoemd, ‘because you have to be asleep to believe it.’ Desondanks moet
iedereen naar die ‘illusie’ streven, want degenen die deze ideologie in
de praktijk schijnbaar verwezenlijken zijn de ‘winners,’ de rest,
de overgrote meerderheid van de Amerikaanse bevolking, behoort tot het
omvangrijke leger van ‘losers,’ kenmerkend genoeg ook in de ogen
van de ‘losers’ zelf, zo sterk is de Amerikaanse
kapitalistische ‘ideologie.’ Het neoliberalisme met zijn ‘participatiesamenleving’
in plaats van de ‘verzorgingsstaat,’ is daarvan een logische consequentie. Maar omdat Henk Hofland zijn status binnen dit
neoliberalisme verdedigt, moet hij het doen voorkomen alsof het consumentisme
spontaan is opgekomen onder de onderklasse, met als gevolg dat ook de voorheen
stemloze en gezichtsloze onderklasse sinds Pim Fortuyn zich ‘ineens’
manifesteert, tot grote schrik van de tamelijk onnozele en tevens tamelijk
cultuurloze gevestigde orde, waarvan Hofland al zeer lang zo’n prominente
exponent is.
Dankzij het gecorrumpeerde poldermodel durft geen van de ‘politiek-literaire
elite’ zijn of haar mond open te doen, aangezien hier kritiek ernstige
gevolgen heeft voor het imago en het inkomen van de criticus. De dissident
wordt gezien als nestbevuiler, of brandend van jaloezie, dan wel een radicaal, etc. Omdat
de nestbevuiler wordt gemarginaliseerd, bestaat er in Nederland ook geen echt
publiek debat. Daarvoor ontbreekt een tegenstem, ontbreekt intellectuele
frictie die in alle openheid de gangbare ideeën, oordelen, meningen,
vooroordelen testen op hun houdbaarheid. Vandaar dan ook dezelfde hoofden,
dezelfde namen, dezelfde consensus, dezelfde mainstream gedachtenwereld die men
in de Nederlandse polder pers nagenoeg altijd aantreft, van De Groene Amsterdammer tot de EO en alles wat daartussen ligt. Er
sluipen zo nu en dan zekere afwijkingen doorheen -- geen enkel systeem is
perfect -- maar die bewijzen slechts wat de norm is. Vandaar dat zowel de NRC
als De Groene Amsterdammer zonder enige terughoudendheid de Nederlandse ‘topdiplomaat’
Peter van Walsum, die meewerkte aan een genocidaal beleid waarbij tenminste
500.000 Iraakse kinderen onder de vijf jaar om het leven kwamen, kunnen
betitelen als 'het beste dat Nederland in huis heeft'
en 'het visitekaartje in het buitenland,' zonder dat er ook maar iemand van de
Nederlandse intelligentsia bezwaar hiertegen aantekende. Een van de lezers
van mijn weblog reageerde in verband hiermee als volgt:
Paul heeft een nieuwe reactie op uw
bericht "De Mainstream Pers 95"
achtergelaten:
'Unpeople' (George Orwell) vind ik de beste omschrijving van hoe het
Westerse racisme (meestal) werkt in onze tijd. De donkerder gekleurde
medemensen worden niet bewust gehaat maar ze worden gewoon niet gezien. Ze
tellen niet mee in de Westerse plannenmakerij. Ze zijn slechts figuranten. Het
echte verhaal is elders, dat gaat over ons Westerlingen. Onze doden maken ons overstuur,
hun doden vinden we ‘jammer maar helaas’ en zijn nooit reden om het wat minder
te doen met onze ‘humanitaire’ interventies.
Paul
heeft gelijk, het blank racisme steunt op het feit dat sinds de ‘ontdekking’
van Amerika, De Ander, al tenminste vijf eeuwen lang, als minderwaardig wordt
gezien, zijn leven telt minder dan dat van een blanke westerling. Vandaar dat
Hofland zich kan opwinden over het feit dat door ‘populistisch alarmisme’ de westerse ‘elite’ niet de vrijheid meer geniet om als ‘vredestichtende
Westen’ (Hofland) met geweld de ‘zegeningen’ van de blanke ‘democratie’ af te dwingen in Syrië en natuurlijk
Iran. Hij beschouwt dit als een tegenslag voor de beschaving, kennelijk omdat
in zijn ogen, Afghanistan, Irak en Libië zo succesrijk zijn veranderd in
eminente voorbeelden van democratische staten, terwijl in werkelijkheid de chaos er al vele jaren zo groot is dat het
dagelijkse leven ernstig verstoord is geraakt, en de burgeroorlogen er
gewoon doorgaan, zonder dat Hofland en de zijnen pleiten voor westers
ingrijpen, al was het maar vanwege de zogenaamde ‘responsibility to protect.’
De oorlogspropaganda van de Hollandse opiniemakers werd nog duidelijker
doorgeprikt toen de gezaghebbende
Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh op 8 december 2013 onthulde:
in recent interviews with intelligence
and military officers and consultants past and present, I found intense
concern, and on occasion anger, over what was repeatedly seen as the deliberate
manipulation of intelligence. One high-level intelligence officer, in an email
to a colleague, called the administration’s assurances of Assad’s
responsibility a ‘ruse’. The attack ‘was not the result of the current regime,’ he wrote. A former senior intelligence official told me that the Obama
administration had altered the available information – in terms of its timing
and sequence – to enable the president and his advisers to make intelligence
retrieved days after the attack look as if it had been picked up and analysed
in real time, as the attack was happening. The distortion, he said, reminded
him of the 1964 Gulf of Tonkin incident, when the Johnson administration
reversed the sequence of National Security Agency intercepts to justify one of
the early bombings of North Vietnam. The same official said there was immense
frustration inside the military and intelligence bureaucracy: ‘The guys are
throwing their hands in the air and saying, ‘How can we help this guy’ – Obama
– ‘when he and his cronies in the White House make up the intelligence as they
go along?’
Robert van de Roer
Hersh wees op een ander aspect, waar eveneens Robert van de Roer als ‘diplomatiek
deskundige’ niet van op de hoogte was, toen hij in augustus 2013 op de
Nederlandse televisie suggereerde dat de beschaafde ‘Vrije Wereld’ (Van de
Roer) weer eens gewelddadig zou moeten ingrijpen. Hersh schreef:
There is evidence that during the summer
some members of the Joint Chiefs of Staff were troubled by the prospect of a
ground invasion of Syria as well as by Obama’s professed desire to give rebel
factions non-lethal support. In July, General Martin Dempsey, chairman of the
Joint Chiefs, provided a gloomy assessment, telling the Senate Armed Services
Committee in public testimony that ‘thousands of special operations forces and
other ground forces’ would be needed to seize Syria’s widely dispersed chemical
warfare arsenal, along with ‘hundreds of aircraft, ships, submarines and other
enablers’. Pentagon estimates put the number of troops at seventy thousand, in
part because US forces would also have to guard the Syrian rocket fleet:
accessing large volumes of the chemicals that create sarin without the means to
deliver it would be of little value to a rebel force. In a letter to Senator
Carl Levin, Dempsey cautioned that a decision to grab the Syrian arsenal could
have unintended consequences: ‘We have learned from the past ten years,
however, that it is not enough to simply alter the balance of military power
without careful consideration of what is necessary in order to preserve a
functioning state… Should the regime’s institutions collapse in the absence of
a viable opposition, we could inadvertently empower extremists or unleash the
very chemical weapons we seek to control.’
Het werkelijke probleem met de
mainstream opiniemaker in Nederland is hun misdadige ongeinformeerdheid die
niet voor hemzelf enige consequentie heeft, maar wel degelijke gruwelijke
gevolgen heeft voor de burgerbevolking elders. De polder-praatjesmakers
handelen als ontoerekeningsvatbare dwazen, en dat alles met een kapsones die
weerzinwekkend is. Meer morgen.
2 opmerkingen:
Het consumentisme "spontaan ontstaan" - hoe verzin je het?! En waarom beweert iemand dat? Is dat nou echt pure onwetendheid? Ik ben verre van een doorlezen literator, maar met een beetje kennis van de geschiedenis van de ontwikkeling van het westerse kapitalisme lijkt me evident dat het consumentisme is gecreëerd, en geen natuurramp betreft.
'Alsjeblieft niet nóg meer mensenrechten'. Bastiaan Rijpkema is rechtsfilosoof en als promovendus verbonden aan de Universiteit Leiden.
Als ik het goed begrijp meent deze rechtsfilosoof dat 'democratie' uitsluitend betekent dat, bijvoorbeeld, wanneer een meerderheid vindt dat discriminatie toegestaan moet worden, dat mensen die tegen discriminatie zijn 'ondemocratisch' zijn. Waar gaat dit heen? Het recht van de sterkste? Another fine product van de Universiteit Leiden...
Een reactie posten