maandag 21 maart 2016

Vluchtelingenstroom 83

In zijn dystopie 1984 uit 1949 wees George Orwell erop dat een moderne oorlog 

eats up the surplus of consumable goods, and it helps to preserve the special mental atmosphere that a hierarchical society needs. War, it will be seen, is now a purely internal affair. In the past, the ruling groups of all countries, although they might recognize their common interest and therefore limit the destructiveness of war, did fight against one another, and the victor always plundered the vanquished. In our own day they are not fighting against one another at all. The war is waged by each ruling group against its own subjects, and the object of the war is not to make or prevent conquests of territory, but to keep the structure of society intact.

Orwell schreef dat

The problem was how to keep the wheels of industry turning without increasing the real wealth of the world. Goods must be produced, but they must not be distributed. And in practice the only way of achieving this was by continuous warfare.

The essential act of war is destruction, not necessarily of human lives, but of the products of human labour. War is a way of shattering to pieces, or pouring into the stratosphere, or sinking in the depths of the sea, materials which might otherwise be used to make the masses too comfortable, and hence, in the long run, too intelligent. Even when weapons of war are not actually destroyed, their manufacture is still a convenient way of expending labour power without producing anything that can be consumed.

De gerespecteerde Britse auteur maakt aannemelijk dat 

The very word ‘war,' therefore, has become misleading. It would probably be accurate to say that by becoming continuous war has ceased to exist. 

In aanmerking genomen dat het Westen al sinds 1492 voortdurend in staat van oorlog verkeert met de rest van de wereld — en zelfs ook onderling — is het inderdaad ‘accuraat’ te stellen dat de oorlog ‘onafgebroken’ is en het begrip ‘oorlog, daarom misleidend is geworden.’ Het is niet vreemd dat de doorsnee westerling zich niet bewust is van het feit dat zijn samenleving permanent in oorlog verkeert om op die manier zijn welvaart en veiligheid te garanderen. Hij gaat er zelfs blind vanuit dat hij recht heeft op zijn relatieve rijkdom, en accepteert stilzwijgend een neoliberaal systeem dat 62 individuen zo rijk heeft gemaakt dat zij nu evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen. Hij beschouwt dit feit geenszins als obsceen, en daardoor onacceptabel. Pas wanneer de geterroriseerden elders het front verleggen naar de VS of Europa barst een grote verontwaardiging los, die tot geen enkel inzicht in de werkelijkheid van oorlog en vrede leidt. Dat bittere armoede een permanente vorm van oorlog betekent, een dagelijkse strijd om te kunnen overleven, dringt niet tot hem door. Hij kan zichzelf alleen als slachtoffer zien, maar nooit als dader. Hoe meer de staat en de media erin slagen het slachtofferisme te cultiveren, des te overtuigder de burger het Westerse geweld steunt. Bijna een kwart eeuw geleden waarschuwde de rechtsfilosofe Heikelien Verrijn Stuart voor het gegeven dat het cultiveren van het slachtofferschap uiteindelijk in een modern fascisme zou eindigen. Zij schreef dat

slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap. 

Zij hekelde 'het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.' Een paar jaar later wees de Duitse filosoof Peter Sloterdijk erop dat: 

Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.

Op zijn beurt adviseerde de joods-Russische dichter Joseph Brodsky, vlak voor zijn dood, in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason (1997) 

Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen. 

Het fundamentele probleem is dat de slachtofferist er voetstoots van uitgaat dat hij (of zij) nooit zelf handelt, maar alleen de geschiedenis lijdzaam ondergaat, en dus per definitie altijd onschuldig is. Juist naar die onschuld is het slachtoffer op zoek. Het gevoel onschuldig te zijn vormt de kern van zijn identiteit. Vandaar dat hij niet anders kan dan zich fanatiek vastklampen aan zijn slachtofferrol. Schuldig is altijd de ander. Hij kent geen relativering, geen nuance, geen scepsis, geen ironie, geen satire. Hij kent alleen zijn eigen alles overstemmende weeklacht. Als een wereldvreemd kind weigert de slachtofferist de onvermijdelijke schaduwkant van het bestaan te accepteren: de vervreemding, het isolement, de eenzaamheid, de anonimiteit, de melancholie en de talloze andere negatieve manifestaties die onlosmakelijk daaraan verbonden zijn, inclusief de obsessieve fixatie op misdaad en terrorisme. Hij is te vol van zichzelf en bezit te weinig verbeeldingskracht om een innerlijk proces op gang te brengen waarover Albert Camus schreef: 'De eerste stap van een geest die vervuld is van vervreemding is het besef dat hij dat gevoel van vervreemding deelt met alle mensen en dat de mensheid als geheel lijdt onder deze distantie ten opzichte van zichzelf en de wereld,' hetgeen bij een empathisch individu leidt tot een 'solidariteit van de ketenen' die ieder mens aan de ander bindt. De slachtoffferist evenwel is alleen solidair met zichzelf, omdat hij weigert zijn slachtofferschap op te geven. In een razendsnel veranderende wereld en temidden van de multiculturele verwarring zoekt de slachtofferist een houvast dat hij niet kan vinden in zijn rol van consument. Die vult de existentiële leegte niet; hoeveel hij ook verteert, het verlangen naar meer blijft. In de week voor de moord op Pim Fortuyn in 2002 formuleerde Arnon Grunberg deze mentaliteit als volgt: 

Juist zij die ogenschijnlijk nauwelijks reden hebben zichzelf als slachtoffer te zien, hebben hun identiteit opgebouwd rond de cultus van het slachtofferschap, een cultus die de verongelijktheid legitimeert en het falen excuseert. Welke machteloos wil zich niet laten vertegenwoordigen door een andere machteloos? En daar is Mr. Fortuun, het ex-slachtoffer dat nu alle andere slachtoffers zal leiden naar de vruchtbare velden waarop hij al enige tijd graast.

Het slachtofferisme is een van de gevaarlijkste politieke wapens in de moderne tijd geworden, waarmee allerlei vormen van chantage en terreur worden gerechtvaardigd. Tegelijkertijd wordt de tegenstander met kwalificaties als ‘terrorist' gedemoniseerd en vogelvrij verklaard. Desondanks blijft het slachtofferisme onverzadigbaar. Noch de samenleving en zelfs niet de dader kan de slachtofferist genoegdoening geven om de simpele reden dat de slachtofferist alleen door het cultiveren van zijn slachtofferschap kan bestaan. Hij heeft geen enkel belang zijn slachtofferschap op te geven. Juist door zijn slachtofferschap voelt hij zich iemand, krijgt hij alle aandacht die hij meent verschuldigd te zijn. Het probleem is nu dat de slachtofferist steeds radicaler wordt om dezelfde kick te kunnen krijgen uit zijn verslaving, zoals een junkie steeds meer dope moet scoren om nog high te kunnen worden. Vandaar ook het radicaliseringsproces onder bijvoorbeeld joodse zionisten in wat zij als de ‘diaspora’ beschouwen. Was eerst nog de niet-joodse buitenwereld de potentiële vijand, nu zijn voor hen ook kritische joden buiten en in ‘de Joodse natie’ de vijand, de bedreiging van hun voortbestaan. Hoe meer men zijn slachtofferschap cultiveert des te paranoïder en dus agressiever de uiterlijke kenmerken van deze stoornis worden. Uiteindelijk ervaren zij de terreur van de eigen groep als normaal en hoe moordzuchtiger zij zelf worden des te meer zij de Ander beschuldigen een moordenaar te zijn. Het is niet vreemd dat bijvoorbeeld de joodse politieke activist Gidi Markuszower voorstelt om kritische joodse Nederlanders te beschouwen als 'verraders in ons midden' die gestraft moeten worden. Immers,

In het oude Polen (waar mijn roots liggen) wisten we wel raad met dit soort verachtelijke joodjes. Die werden gewoon de shul uitgeplukt en uit het shtetl geschopt; in het beste geval. In het ergste geval werden deze in de koude bossen van Oost-Europa achtergelaten en nooit meer teruggevonden.

Markuszower noemt het 'natuurlijk wel ergens jammer' dat dit primitieve gebruik niet meer in West-Europa bestaat. Een ander voorbeeld van deze psychische stoornis is het hoofdstedelijke echtpaar Ron en Rosa van der Wieken, twee ontwikkelde burgers die joodse critici van  het Israelisch fascisme betichten van 'antisemitisme' en van het bedreigen van 'het voortbestaan van het Joodse volk.' De ergst denkbare beschuldigingen. Hoe bedreigender ze de zaak kunnen voorstellen hoe veiliger ze zich menen te voelen in hun zo gekoesterd slachtofferisme. Oorlog voor dit soort burgers is hetzelfde als vrede. Hetzelfde gaat op voor de meest gezaghebbende Nederlandse opiniemakers Henk Hofland en Geert Mak zodra zij weer eens spreken van ‘het vredestichtende Westen’ of van ‘humanitair ingrijpen’ dan wel ‘Responsibility to Protect,’ de Newspeak van de hedendaagse westerse mainstream pers. De werkelijkheid is precies het tegenovergestelde. Zo herinnerde de Amerikaanse geleerde Samuel Huntington in zijn klassieke studie The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) de lezer eraan dat

the West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.

Welnu, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft de VS de leidende rol als machtigste geweldpleger in de wereld van Europa overgenomen. Mede daarom is het Amerikaanse defensie-budget sinds de val van de Sovjet Unie en het einde van de noodzaak van een wapenwedloop  substantieel gestegen. Na 2000 is dit budget, in tien jaar tijd zelfs bijna verdubbeld. In Le Monde diplomatique van 26 april 2008 beschreef de Amerikaanse geleerde en oud CIA-adviseur Chalmers Johnson hoe:

The Pentagon Strangles Our Economy: Why the U.S. Has Gone Broke.
Leaving out President Bush's two on-going wars, defense spending has doubled since the mid-1990s. The defense budget for fiscal 2008 is the largest since the second world war.

Before we try to break down and analyze this gargantuan sum, there is one important caveat (waarschuwing. svh). Figures on defense spending are notoriously unreliable. The numbers released by the Congressional Reference Service and the Congressional Budget Office do not agree with each other. Robert Higgs, senior fellow for political economy at the Independent Institute, says: 'A well-founded rule of thumb is to take the Pentagon's (always well publicized) basic budget total and double it.' Even a cursory reading of newspaper articles about the Department of Defense will turn up major differences in statistics about its expenses. Some 30-40% of the defense budget is 'black,' meaning that these sections contain hidden expenditures for classified projects. There is no possible way to know what they include or whether their total amounts are accurate.

Dit gesteld hebbende, is bekend dat momenteel ‘defensie’ meer dan de helft van het Amerikaanse federale budget opslokt dat het Congres kan toewijzen. Dit alles ten koste van onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, cultuur etc. Omdat dit astronomisch hoge bedrag moet worden gerechtvaardigd dient er een vijand te worden gecreëerd die gewapende conflicten mogelijk maken. Vanuit deze achtergrond is het verklaarbaar waarom het Pentagon en dus de NAVO zo enthousiast reageerden op een dreigend conflict met de Russische Federatie. De kritische Amerikaanse website Truthout berichtte op 7 maart 2014:

Possible New Cold War? High-Fives in the Halls of the Pentagon… the DOD (ministerie van Defensie. svh) budget has more than doubled since 9/11… total defense spending, in constant dollars, is at a higher rate than the peak of the Reagan buildup and the height of the Vietnam War. 
Twee jaar eerder, op  maandag 8 oktober 2012, berichtte de website Yahoo Finance:

According to a new report in The Washington Post, the median net worth of the current Congress rose 5% during the recession while it fell 39% for the average American. The wealthiest one-third of lawmakers saw their net worth rise 14%... The Post analyzed the financial disclosure forms and public records for all Congressional members from 2004 to 2010. Some key findings of the report are:

 1. By 2010, the median estimated wealth for members of the House of Representatives was $746,000; for senators it was $2.6 million.

 2. There was virtually no difference between the wealth of Republicans and Democrats in 2010. Just six years earlier, the net worth of Republicans was 44% higher than the net worth of Democrats.

Elke serieuze journalist kan weten dat de VS 93 procent van zijn bestaan in oorlog is geweest. Slechts 21 jaar van de 239 jaar sinds zijn oprichting in 1776 voerde het geen oorlog. De reden is het feit dat de belangrijkste drijfveer van de VS, net als elk imperium in de geschiedenis, het streven naar hegemonie is. Alleen daardoor kan de VS een greep krijgen dan wel houden op onontbeerlijke grondstoffen en markten. Gewelddadig expansionisme is noodzakelijk omdat, zoals de latere Democratische president Woodrow Wilson in 1907 opmerkte,

Since trade ignores national boundaries and the manufacturer insists on having the world as a market, the flag of his nation must follow him, and the doors of the nations which are closed must be battered down.... Concessions obtained by financiers must be safeguarded by ministers of state, even if the sovereignty of unwilling nations be outraged in the process. Colonies must be obtained or planted, in order that no useful corner of the world may be overlooked or left unused. Peace itself becomes a matter of conference and international combinations.

Het is meer dan ironie dat Wilson ‘[v]oor zijn inzet voor de wereldvrede Wilson in 1919 de Nobelprijs voor de Vrede [ontving].’ Dit eerbetoon typeert de virtuele en tegelijkertijd reële werkelijkheid waarin de westerling leeft. Ondanks het feit dat de VS een ‘Warfare State’ is, luidt de propaganda van de Nederlandse mainstream-opiniemakers dat ‘Amerika’ de ‘ordebewaker en politieagent’ van de wereld is en de aanvoerder van het ‘vredestichtende Westen’ en zijn gewelddadig vredesinstituut de NAVO. In de geschiedenis verandert weinig wezenlijk. De Office of Strategic Services wees destijds in de beschrijving van Hitlers psychologisch profiel op het volgende:

Zijn primaire regels waren: nooit toestaan dat het publiek afkoelt; nooit een fout of ongelijk toegeven; nooit toegeven dat er misschien iets goeds huist in uw vijand; nooit ruimte laten voor alternatieven; nooit schuld aanvaarden; concentreer op één vijand tegelijk en verwijt hem alles wat verkeerd gaat, de mensen geloven een grote leugen sneller dan een kleine, en als je die vaak genoeg herhaalt, zullen mensen die vroeg of laat geloven.

De ‘vrije pers’ weet dat wanneer zij liegt, dit moet worden volgehouden. Er mag geen twijfel ontstaan over haar ‘waarheden.’ Een schoolvoorbeeld van Nederlandse opinie-journalistiek gaf Henk Hofland in De Groene Amsterdammer van 24 februari 2016 toen hij liet weten dat de ‘Amerikanen’ te maken hebben met ‘onzekerheden’ zoals het ‘verschil tussen arm en rijk’ dat almaar ‘groter’ wordt, waardoor ‘er langzamerhand een klassenmaatschappij [groeit].’ Bovendien wordt de

openbare orde steeds vaker verstoord door schietpartijen waarvan dan vooral zwarte Amerikanen het slachtoffer zijn. En het zal de Amerikaanse burger ook niet ontgaan zijn dat in de loop van deze eeuw de internationale invloed van zijn land danig is afgenomen. Het resultaat van dit alles is bij de burger een onbecijferbaar gevoel van malaise; hij heeft het gevoel dat hij wordt opgelicht en dan komt het ogenblik waarop de maat vol is. Dat pikt hij niet langer.

Kennelijk wil niemand van het weekblad voor en van de Nederlandse ‘politiek-literaire elite’ dat bekend wordt dat de VS vanaf het allereerste begin een ‘klassenmaatschappij’ is geweest en ook als zodanig constitutioneel is opgezet, zoals tientallen gerenommeerde Amerikaanse historici in hun werk gedocumenteerd en uitgebreid hebben aangetoond. Mijn polder-collega’s zouden er goed aan doen zich hierin te verdiepen om zodoende de continuïteit in de Amerikaanse geschiedenis te kunnen ontdekken. Dat Henk Hofland en De Groene-redactie kennelijk nooit bijvoorbeeld Howard Zinn’s in het Nederlands vertaalde meesterwerk Geschiedenis van het Amerikaanse Volk (2007) hebben gelezen, typeert nog eens de naar binnen gekeerde blik van ‘onze’ zelfbenoemde ‘intelligentsia.’ Hoewel Hoflands column is getiteld ‘De nieuwe kiezer,’ verzwijgt de éminence grise van de polderpers dat in de VS rond 45 procent van de stemgerechtigden al meer dan een halve eeuw tijdens presidentsverkiezingen niet meer opkomt, omdat men weet dat een 'Oligarchy With Unlimited Political Bribery' (Jimmy Carter) in hun land de politiek bepaald, net zoals dit het geval was ten tijde van de Onafhankelijkheidsverklaring in 1776. Het dringt niet door tot de redactie van De Groene dat de mainstream-visie van de ‘vrije pers’ niet langer meer als zaligmakend wordt gezien door steeds grotere groepen burgers. Die kunnen via internet gratis oftewel voor niets bijvoorbeeld op de website Truthout van woensdag 13 februari 2013 lezen dat ten tijde van de stichting van de Amerikaanse staat de ‘attacks on property’ door revolutionairen

prompted several ‘outstanding politicians’ (also known as the founding fathers) to ‘organize a counter-revolution aimed at institutionalizing a counterforce to challenge the prevailing decentralized system of thirteen sovereign states in which some state legislatures were controlled by 'popular' forces.

These outstanding politicians were some of the wealthiest property owners in the United States, slave holders, well-known lawyers and merchants. James Madison, credited as being the ‘father’ of the Constitution, wrote in The Federalist Papers #10: ‘Democracies have ever been . . . incompatible with . . . the rights of property . . . [because it would threaten] the unequal distribution of property.’ The founders were concerned with ‘the excess of democracy’ as one delegate to the convention said. The new Constitution put property rights ahead of human rights.

The ‘founders’ proposed a new system of national power that discouraged the ‘American demos,’ removed people from the councils of government and reduced the power of states. The Constitution favored elite rule and protection of property. It established a republic in which courts protected minority rights and property rights from majority sentiment, and government power was limited.

Only the House of Representatives would be directly elected by the people, at least the limited group of six percent of the white, male property-owning population that was allowed to vote. Wolin ( zie: http://stanvanhoucke.blogspot.nl/search?q=sheldon+wolin) writes, ‘The Constitution of the Founders compressed the political role of citizen into an act of “choosing” and designed it to minimize the direct expression of a popular will.’ The president was not directly elected, but rather citizens voted for electors who chose the president in the Electoral College. Senators were selected by state legislators, and judges were appointed by the president. It created a representative, not participatory or direct, democracy. The ‘right to vote’ is not even mentioned in the Constitution.

While people were declared ‘sovereign,’ they were, in fact, ‘precluded from governing.’ ‘From the beginning,’ Cliff Durand (doceerde 40 jaar lang social philosophy. svh) writes, the country ‘was designed to be undemocratic.’ The role of the people was limited to choosing from among the political elite the representatives who would rule them. This managed democracy or polyarchy is far removed from the people power of real democracy. As Durand writes, ‘Democracy means people's power, not the legitimizing of elite rule.’

Throughout US history there have been democratic moments when the people sought to seize power. These included Jacksonian democrats, abolitionists, suffragettes, populists, progressives, civil rights activists and '60s radicals; and the Occupy movement of today. These political conflicts have ‘often been described as a war between “the haves and the have-nots.”’ 



Zelfs toen Obama in 2008 'change we can believe in' en 'hope' beloofde, stemde 43,2 procent van de kiezers niet, wat betekende dat er slechts anderhalf procent meer stemmers verscheen dan tijdens de herverkiezing van Bush junior. Na vier jaar ‘change’ bleef maar liefst 46,4 procent thuis, ruim twee procent meer dan bij de herverkiezing van Bush junior. Inmiddels was duidelijk geworden dat de rijken, die Obama’s verkiezingsfonds grotendeels hadden vol gestort, van die ‘change we can believe in‘ het meest hadden geprofiteerd. Het gevolg was dat er procentueel minder Amerikanen gingen stemmen dan in 1828, het eerste jaar dat de opkomst werd gemeten. Ook grote Amerikaanse auteurs hebben, ieder op hun eigen wijze, het karakter van de Amerikaanse samenleving bloot gelegd. Over twee van hen, de beroemde negentiende eeuwse Herman Melville en de twintigste eeuwse Scott Fitzgerald schreef de voormalige correspondent van de New York Times, Chris Hedges, onder andere dit:

The most prescient portrait of the American character and our ultimate fate as a species is found in Herman Melville’s ‘Moby Dick.’ Melville makes our murderous obsessions, our hubris, violent impulses, moral weakness and inevitable self-destruction visible in his chronicle of a whaling voyage. He is our foremost oracle. He is to us what William Shakespeare was to Elizabethan England or Fyodor Dostoyevsky to czarist Russia.

Our country is given shape in the form of the ship, the Pequod, named after the Indian tribe exterminated in 1638 by the Puritans and their Native American allies. The ship’s 30-man crew—there were 30 states in the Union when Melville wrote the novel—is a mixture of races and creeds. The object of the hunt is a massive white whale, Moby Dick, which, in a previous encounter, maimed the ship’s captain, Ahab, by biting off one of his legs. The self-destructive fury of the quest, much like that of the one we are on, assures the Pequod’s destruction. And those on the ship, on some level, know they are doomed—just as many of us know that a consumer culture based on corporate profit, limitless exploitation and the continued extraction of fossil fuels is doomed.

‘If I had been downright honest with myself,’ Ishmael admits, ‘I would have seen very plainly in my heart that I did but half fancy being committed this way to so long a voyage, without once laying my eyes on the man who was to be the absolute dictator of it, so soon as the ship sailed out upon the open sea. But when a man suspects any wrong, it sometimes happens that if he be already involved in the matter, he insensibly strives to cover up his suspicions even from himself. And much this way it was with me. I said nothing, and tried to think nothing.’

We, like Ahab and his crew, rationalize madness. All calls for prudence, for halting the march toward environmental catastrophe, for sane limits on carbon emissions, are ignored or ridiculed. Even with the flashing red lights before us, the increased droughts, rapid melting of glaciers and Arctic ice, monster tornadoes, vast hurricanes, crop failures, floods, raging wildfires and soaring temperatures, we bow slavishly before hedonism and greed and the enticing illusion of limitless power, intelligence and prowess. We believe in the eternal wellspring of material progress. We are our own idols. Nothing will halt our voyage; it seems to us to have been decreed by natural law. ‘The path to my fixed purpose is laid with iron rails, whereon my soul is grooved to run,’ Ahab declares. We have surrendered our lives to corporate forces that ultimately serve systems of death. Microbes will inherit the earth.

In our decline, hatred becomes our primary lust, our highest form of patriotism and a form of eroticism. We are made supine by hatred and fear. We deploy vast resources to hunt down jihadists and terrorists, real and phantom. We destroy our civil society in the name of a war on terror. We persecute those, from Julian Assange to Bradley Manning to Edward Snowden, who expose the dark machinations of power. We believe, because we have externalized evil, that we can purify the earth. We are blind to the evil within us. Melville’s description of Ahab is a description of the bankers, corporate boards, politicians, television personalities and generals who through the power of propaganda fill our heads with seductive images of glory and lust for wealth and power. We are consumed with self-induced obsessions that spur us toward self-annihilation.


The rich are different. The cocoon of wealth and privilege permits the rich to turn those around them into compliant workers, hangers-on, servants, flatterers and sycophants. Wealth breeds, as Fitzgerald illustrated in ‘The Great Gatsby’ and his short story ‘The Rich Boy,’ a class of people for whom human beings are disposable commodities. Colleagues, associates, employees, kitchen staff, servants, gardeners, tutors, personal trainers, even friends and family, bend to the whims of the wealthy or disappear. Once oligarchs achieve unchecked economic and political power, as they have in the United States, the citizens too become disposable.

The public face of the oligarchic class bears little resemblance to the private face. I, like Fitzgerald, was thrown into the embrace of the upper crust when young. I was shipped off as a scholarship student at the age of 10 to an exclusive New England boarding school. I had classmates whose fathers — fathers they rarely saw — arrived at the school in their limousines accompanied by personal photographers (and at times their mistresses), so the press could be fed images of rich and famous men playing the role of good fathers. I spent time in the homes of the ultra-rich and powerful, watching my classmates, who were children, callously order around men and women who worked as their chauffeurs, cooks, nannies and servants. When the sons and daughters of the rich get into serious trouble there are always lawyers, publicists and political personages to protect them — George W. Bush’s life is a case study in the insidious affirmative action for the rich. The rich have a snobbish disdain for the poor — despite well-publicized acts of philanthropy — and the middle class. These lower classes are viewed as uncouth parasites, annoyances that have to be endured, at times placated and always controlled in the quest to amass more power and money. My hatred of authority, along with my loathing for the pretensions, heartlessness and sense of entitlement of the rich, comes from living among the privileged. It was a deeply unpleasant experience. But it exposed me to their insatiable selfishness and hedonism. I learned, as a boy, who were my enemies.

The inability to grasp the pathology of our oligarchic rulers is one of our gravest faults. We have been blinded to the depravity of our ruling elite by the relentless propaganda of public relations firms that work on behalf of corporations and the rich. Compliant politicians, clueless entertainers and our vapid, corporate-funded popular culture, which holds up the rich as leaders to emulate and assures us that through diligence and hard work we can join them, keep us from seeing the truth.

‘They were careless people, Tom and Daisy,” Fitzgerald wrote of the wealthy couple at the center of Gatsby’s life. “They smashed up things and creatures and then retreated back into their money or their vast carelessness, or whatever it was that kept them together, and let other people clean up the mess they had made.’

Aristotle, Niccolò Machiavelli, Alexis de Tocqueville, Adam Smith and Karl Marx all began from the premise there is a natural antagonism between the rich and the masses. ‘Those who have too much of the goods of fortune, strength, wealth, friends, and the like, are neither willing nor able to submit to authority,’ Aristotle wrote in “Politics.’ ‘The evil begins at home; for when they are boys, by reason of the luxury in which they are brought up, they never learn, even at school, the habit of obedience.’ Oligarchs, these philosophers knew, are schooled in the mechanisms of manipulation, subtle and overt repression and exploitation to protect their wealth and power at our expense. Foremost among their mechanisms of control is the control of ideas. Ruling elites ensure that the established intellectual class is subservient to an ideology — in this case free market capitalism and globalization — that justifies their greed. ‘The ruling ideas are nothing more than the ideal expression of the dominant material relationships,’ Marx wrote, ‘the dominant material relationships grasped as ideas.’

The blanket dissemination of the ideology of free market capitalism through the media and the purging, especially in academia, of critical voices have permitted our oligarchs to orchestrate the largest income inequality gap in the industrialized world. The top 1 percent in the United States own 40 percent of the nation’s wealth while the bottom 80 percent own only 7 percent, as Joseph E. Stiglitz wrote in ‘The Price of Inequality.’ For every dollar that the wealthiest 0.1 percent amassed in 1980 they had an additional $3 in yearly income in 2008, David Cay Johnston explained in the article ‘9 Things the Rich Don’t Want You to Know About Taxes.’ The bottom 90 percent, Johnson said, in the same period added only one cent. Half of the country is now classified as poor or low-income. The real value of the minimum wage has fallen by $2.77 since 1968. Oligarchs do not believe in self-sacrifice for the common good. They never have. They never will. They are the cancer of democracy…

Class struggle defines most of human history. Marx got this right. The sooner we realize that we are locked in deadly warfare with our ruling, corporate elite, the sooner we will realize that these elites must be overthrown. The corporate oligarchs have now seized all institutional systems of power in the United States. Electoral politics, internal security, the judiciary, our universities, the arts and finance, along with nearly all forms of communication, are in corporate hands. Our democracy, with faux debates between two corporate parties, is meaningless political theater. There is no way within the system to defy the demands of Wall Street, the fossil fuel industry or war profiteers. The only route left to us, as Aristotle knew, is revolt.


Stakende vakbondsleden vechten met de politie in Minneapolis, 1934.

Desondanks meent de in 1999 door de polderpers tot ‘journalist van de eeuw’ uitgeroepen Henk Hofland dat er pas vandaag de dag in de VS ‘langzamerhand een klassenmaatschappij [groeit].’ De ideologische journalistiek van de mainstream-pers is pure propaganda. 

Class conflict and workers' self activity on the railroads: 1874-1895


The years 1874 through 1895 saw intense class struggle, much of it centering on the railroad industry. This struggle often took the form of working class self-activity, action organized by workers from the bottom up and carried out independently. Railroad workers did not wait for instructions or guidance from labor leaders, who often advised caution and conciliation with capitalists, but took action themselves.






1 opmerking:

Unknown zei

Prachtig, dank voor de opfrisser.

Natascha van Weezel en de Palestijnse Genocide 2

In a recent interview with journalist Gideon Levy, the author tried to explain the extraordinary changes that have taken place in Israel sin...