vrijdag 7 december 2018

Christien Brinkgreve en het Academisch Opportunisme 4


Continue to contaminate your own bed, and you will one night suffocate in your own waste.
Chief Seattle.









                                                                                                     
                                        Een andere getuigenis van de sociologe Christien Brinkgreve in haar boek Het Raadsel van Goed en Kwaad is de volgende: 

Het is nog niet eens zo lang geleden dat de mogelijkheid van de destructie van de aarde echt tot me begon door te dringen. Er waren natuurlijk alarmerende geluiden genoeg — het rapport van de Club van Rome, films als An Inconvenient Truth en de gestage berichten over afstervend koraalrif, smeltend poolijs en de stijgende zeespiegel — maar ik kon toch rustig doorleven, alsof ik de berichten over een naderende catastrofe even kon parkeren in een andere ruimte. 

Destructie was voor mij van huis uit met iets anders verbonden: met de Oorlog, en — een sluipendere vorm van vernietiging — met de verwaarlozing en afbraak van de Amsterdamse binnenstad. Het verzet tegen dat laatste werd de missie van mijn vader: de strijd voor het behoud van dit erfgoed, als vitaal deel van de cultuur, behoorde tot de grondtonen van mijn kinderjaren…

Maar over het verdwijnen van vlindersoorten of het uitsterven van vissen hadden we het nooit. Toch was dat toen ook al aan de gang, alleen nog niet op zo’n grote schaal en in zo’n alarmerend tempo als nu het geval is. De berichten van deze gevaarlijkste van alle destructies — immers, de vernieling van de eigen habitat — kunnen niet langer worden genegeerd. En de beelden van deze vernietiging gaan verder dan de kaalslag van buurten en de vernietiging van steden en mensen: ze zijn totaal en catastrofaal. Ze gaan onze verbeelding te buiten en bieden, juist omdat we niet weten wat ons boven het hoofd hangt, alle ruimte aan horrorscenario’s en uitvergrote voorstellingen van Bijbelse plagen.

Als lid van de Nederlandse academische elite bekent Brinkgreve dat het ‘nog niet eens zo lang geleden [is] dat de mogelijkheid van de destructie van de aarde echt tot me begon door te dringen.’ Dit schrijft zij zeventien jaar nadat: 

at a meeting in Amsterdam in 2001 -- at which four principal global-change organizations were represented -- more than a thousand delegates signed a declaration that had as its first main statement: 'The Earth System behaves as a single, self-regulating system comprised of physical, chemical, biological and human components.' 

These words marked an abrupt trasition from a previously solid conventional wisdom in which biologists held that organisms adapt to, but do not change, their environments and in which Earth scientists held that geological forces alone could explain the evolution of the of the atmosphere, crust and oceans...

The Amsterdam Declaration was an important step towards the adoption of Gaia theory as a working model for the Earth,

aldus de beroemde Britse geleerde James Lovelock, die duidelijk heeft gemaakt dat de aarde een fragiel systeem is, waarbij alles met alles is verbonden, en dat het verstoren van dit tere evenwicht uiteindelijk de mensheid zal vernietigen.


De vraag is derhalve gerechtvaardigd waarom een in Nederland prominente sociologe zichzelf zolang kon wijsmaken dat zij ‘een naderende catastrofe even kon parkeren.’ Verkeerde de inmiddels emeritus hoogleraar al die jaren werkelijk in de overtuiging dat zij gewoon haar eigen ambitieuze weg zou kunnen blijven vervolgen,  zonder één van de grootste hedendaagse bedreigingen van de mensheid serieus te nemen? Waarom toont zij nu pas, op haar oude dag, enige belangstelling voor de haar omringende natuur? Vanwaar dit hooggeleerd autisme? Brinkgreve zelf gaat er in haar boek niet op in. Toch is die vraag van belang, allereerst vanuit sociologisch oogpunt.  Al ruim een eeuw geleden merkte Chief Seattle op:

This we know — the Earth does not belong to man — man belongs to the Earth. This we know. All things are connected like the blood which unites one family.

Whatever befalls the Earth — befalls the sons of the Earth. Man did not weave the web of life — he is merely a strand in it. Whatever he does to the web, he does to himself. 


Waarom was Brinkgreve, die geloofde ‘dat de rede ons kon redden,’ niet bij machte om een zo eenvoudig feit te registreren?  In zijn baanbrekende werk The Sociological Imagination schreef de bekende Amerikaanse socioloog C. Wright Mills al aan het eind van de jaren vijftig:

Seldom aware of the intricate connection between the patterns of their own lives and the course of world history, ordinary men do not usually know what this connection means for the kind of men they are becoming and for the kind of history-making in which they might take part. They do not possess the quality of mind essential to grasp the interplay of man and society, of biography and history, of self and world. They cannot cope with their personal troubles in such ways as to control the structural transformations that usually lie behind them.

Juist daarom hebben niet-academisch-geschoolde burgers ‘a quality of mind’ nodig ‘that will help them to use information and to develop reason in order to achieve lucid summations of what is going on in the world and of what may be happening within themselves.’ Dit is, zo kan de lezer opmaken, volledig aan mevrouw Brinkgreve voorbij gegaan. Zij verschilt wat dit betreft in niets van de doorsnee burger, terwijl toch haar imago als hoogleraar was gebaseerd op de veronderstelling dat zij meer wist en begreep.   

Het probleem in het kleine Nederland is dat als gevolg van het verstikkende poldermodel ook de meeste academici elke dissidente opvatting vrezen. Iedereen kent hier iedereen, waardoor niemand uit de pas durft te lopen.  Dit is een ernstig probleem, want  'disobedience is,' zoals de psychoanalyticus Erich Fromm opmerkte,

an act of the affirmation of reason and will. It is not primarily an attitude directed against something, but for something: for man's capacity to see, to say what he sees, and to refuse to say what he does not see. To do so he does not need to be aggressive or rebellious; he needs to have his eyes open, to be fully awake, and willing to take the responsibility to open the eyes of those who are in danger of perishing because they are half asleep.

Tekenend voor Brinkgreve is dat naar schatting driekwart van al haar verwijzingen Nederlandse bronnen betreft, met als gevolg dat in haar betoog het provincialisme de boventoon voert. Beseft zij niet dat in een geglobaliseerde wereld een academicus niet meetelt wanneer hij/zij zich beperkt tot het eigen land? Om het culturele niveau een tikje omhoog te krikken verwijs ik naar het werk van de Amerikaanse emeritus hoogleraar, dichter en boer, Wendell Berry. Allereerst dient men het volgende te weten over Berry, een wijze 84 jaar oude Amerikaan wiens werk ik bewonder: 

In Washington this past Monday, Wendell delivered the 2012 Jefferson Lecture, the highest honor the federal government has for ‘distinguished intellectual achievement’ in the humanities. He titled the talk ‘It All Turns on Affection.’ 
The New York Times. Wendell Berry. American Hero. 24 april 2012 

De cultuurcriticus Wendell Berry zette in zijn essay Nature as Measure (1989) uiteen hoe door de agro-industriële ideologie ‘the face of the country is now everywhere marked by the agony of our enterprise of self-destruction,’ waardoor ‘wij’ vandaag de dag ‘have nearly destroyed American farming, and in the process have nearly destroyed our country.’ Het paradoxale feit doet zich voor dat ‘[w]e have been winning, to our inestimable loss, a competition against our own land and our own people,’ doordat ‘all too often we have proceeded to ignore the nature of our places in farming them,’ terwijl ‘if nature does not thrive, farming cannot thrive,’ en wanneer de ecologie niet floreert, ‘we cannot thrive.’ Berry waarschuwde al drie decennia geleden dat de moderne landbouw- en veeteelt-politiek in een permanente staat van oorlog verkeert met de natuur en de mens, omdat zij productiviteit boven al het andere stelt, en daarom weigert rekening te houden met 

the health of all the creatures belonging to a given place, from the creatures of the soil and water to the humans and other creatures of the land surface to the birds of the air. The use of nature as measure proposes an atonement (verzoening. svh) between ourselves and our world, between economy and ecology, between the domestic and the wild. Or it proposes a conscious and careful recognition of the interdependence between ourselves and nature that in fact has always existed and, if we are to live, must always exist. 

They do not possess the quality of mind essential to grasp the interplay of man and society, of biography and history, of self and world. Industrial agriculture, built according to the single standard of productivity, has dealt with nature, including human nature, in the manner of a monologist or an orator. It has not asked for anything, or waited to hear any response. It has told nature what it wanted, and in various clever ways has taken what it wanted. And since it proposed no limit on its wants, exhaustion has been its inevitable and foreseeable result. This, clearly, is a dictatorial or totalitarian form of behavior, and it is as totalitarian in its use of people as it is in its use of nature. Its connections to the world and to humans and the other creatures become more and more abstract, as its economy, its authority, and its power become more and more centralized. 

On the other hand, an agriculture using nature, including human nature, as its measure would approach the world in the manner of a conversationalist. It would not impose its vision and its demands upon a world that it conceives of as a stockpile of raw material, inert and indifferent to any use that may be made of it. It would proceed directly and soon to serious thought about our condition and our predicament. On all farms, farmers would undertake to know responsibly where they are, and to 'consult the genius of the place.’  They would ask what nature would be doing there if no one were farming there. They would ask what nature would permit them to do there, and what they could do there with the least harm to the place and to their natural and human neighbors. And they would ask what nature would help them to do there. And after each asking, knowing that nature will respond, they would attend carefully to her response. The use of the place would necessarily change, and the response of the place to that use would necessarily change the user. The conversation itself would thus assume kind of creaturely life, binding the place and its inhabitants together, changing and growing to no end, no final accomplishment, that can be conceived or foreseen. 

Met zijn intensieve landbouw en veeteelt, zijn agressieve agro-industrie, geldt hetzelfde proces in Nederland. Maar uit Brinkgreve's eigen woorden is op te maken dat de emeritus hoogleraar sociologie  tot voor kort niet ‘the quality of mind’ bezat, die ‘essential’ is ‘to grasp the interplay of man and society, of biography and history, of self and world.’ Daardoor kan zij ook niet werkelijk beseffen dat aangezien het huidige neoliberale systeem ‘no limit’ kent, ‘on its wants, exhaustion' nu 'its inevitable and foreseeable result’ is, en dat ook zij als sociale wetenschapper functioneerde in een systeem dat ‘a dictatorial or totalitarian form of behavior,’ vertoont en dat deze orde ‘as totalitarian’ is ‘in its use of people as it is in its use of nature.’ Het is een cultuur van roofbouw, met een onverzadigbare ideologie die precies het tegenovergestelde is van de wijsheid uit de antieke wereld, die gebaseerd was op gematigdheid als levensprincipe. ‘In ancient Greece, the temple of Apollo at Delphi bore the inscription Meden Agan — 'Nothing in excess.’ Het is juist de westerse cultuur van mateloosheid op elk gebied, die heeft geleid tot de massale milieuvervuiling, de voortgaande vernietiging van de biodiversiteit, en -- volgens de meerderheid van de deskundigen -- tot klimaatverandering. Bovendien is dit systeem ‘even totalitair in zijn gebruik van mensen’ als ‘van de natuur.’ Vanzelfsprekend is dit alles het onderwerp bij uitstek voor de sociologie, maar kennelijk niet voor mevrouw Brinkgreve, die pas vrij recentelijk ‘de mogelijkheid van de destructie’ serieus begon te nemen. 

Hoewel zij beweert ‘ooit’ te hebben geloofd in ‘de rede’ als redding voor de mensheid, blijkt uit de praktijk dat ook dit geen leidraad in haar leven is geweest, aangezien ze dan al snel had ingezien dat het huidige systeem neerkomt op wat C. Wright Mills ‘rationality without reason,’ noemde. Ik bedoel, een wetenschapper kan moeilijk volhouden dat bijvoorbeeld de NAVO-doctrine van ‘Mutual Assured Destruction,’ uitgaande van een nucleaire holocaust, gebaseerd is op de ‘rede.’ Tijdens de Cuba Crisis in oktober 1962 vroeg de toenmalige Amerikaanse minister van Defensie, Robert McNamara zich af of hij ‘would live to see another Saturday night,’ om naderhand te stellen dat ‘we lucked out,’ dus dat de mensheid door pure mazzel niet door een nucleaire genocide werd uitgeroeid. Dino Brugioni, ‘a key member of the CIA team monitoring the Soviet missile buildup,’ zag als enige mogelijk resultaat een ‘war and complete destruction’ terwijl de klok naar ‘one minute to midnight’ bewoog. Kennedy’s naaste medewerker, de historicus Arthur Schlesinger, beschreef de Cuba Crisis als ‘the most dangerous moment in human history.’  Dit is slechts één voorbeeld van de vele duizenden die demonstreren hoe mateloos de westerse consumptiecultuur is. Ik concludeer dan ook dat mevrouw Brinkgreve in haar boek vol persoonlijke ontboezemingen grossiert in begrippen, die in de naoorlogse machtsverhoudingen volstrekt inhoudsloos zijn geworden. Hoe kan dat? Ik vrees dat de oorzaak is dat zij lijdt aan de typisch Hollandse kwaal om alleen op jezelf en je peergroup gefocussed te zijn. Deze bewustzijnsvernauwing verklaart tevens waarom zij stelt dat

Destructie voor mij van huis uit met iets anders [was] verbonden: met de Oorlog, en — een sluipender vorm van vernietiging — met de verwaarlozing en afbraak van de Amsterdamse binnenstad. 

Onthullend aan deze beschrijving is het kleinsteeds perspectief. De Tweede Wereldoorlog is de ‘Oorlog’ met hoofdletter, die voor haar nog steeds geldt als de maat van alle verschrikkingen uit het verleden. Dat bijvoorbeeld de 

US dropped more than two million tons of ordnance on Laos during 580,000 bombing missions — equal to a planeload of bombs every 8 minutes, 24-hours a day, for 9 years — making Laos the most heavily bombed country per capita in history

is voor haar ‘une quantité négligeable,’ ondanks het feit dat tot op de dag van vandaag, een halve eeuw later, nog steeds iedere dag weer Laotianen om het leven komen, de meerderheid van hen spelende kinderen. Zij zijn het slachtoffer van het feit dat de Amerikaanse luchtmacht twee maal zoveel bommen op Laos gooide als op nazi-Duitsland tijdens Brinkgreve’s ‘Oorlog.’ Tien tot dertig procent van de cluster-bommen explodeerde niet en liggen nu als mijnen op het landbouwland van de Laotiaanse boerenbevolking.



Ook Cambodja leed onder het Amerikaans terrorisme, een ander woord is er niet voor, tenminste als ik de definitie hanteer, zoals afgedrukt in het Amerikaanse Leger Handboek, waarbij terrorisme omschreven wordt als ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.’ Meer dan 600.000 Cambodjanen werden gedood bij de genocidale politiek van grootscheepse Amerikaanse bombardementen. Door de verwoesting van de landbouwgronden werden de overlevenden ook nog eens geconfronteerd met hongersnoden. Bovendien had de VS het land nooit officieel de oorlog verklaard, en was er sprake van een Amerikaanse ‘clandestine and secret war in Laos.’ De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken ‘Henry Kissinger repeatedly denied US involvement in Laos’ en ‘He did not obtain the permission of Congress to bomb the country.’     

Christien Brinkgreve, die maatschappelijk profiteerde van de ‘tweede feministische golf,’ negeert als maatstaf het illegale, grootscheepse Amerikaanse geweld tegen de burgerbevolking in Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, waarvan — zoals blijkt uit onderzoek — allereerst vrouwen en kinderen het slachtoffer werden en nog steeds worden. Net als zij, volgens eigen zeggen, lange tijd de destructie van de natuur zag als onvermijdelijke ‘bijkomende schade’ zo beschouwt de sociologe  kennelijk ook deze vrouwen en kinderen als ‘collateral damage.’ Het tekent de provinciaalse onverschilligheid van een aanzienlijk deel van Neerlands academia. Om zich enigszins te oriënteren in de voor haar nieuwe materie, en om — in haar woorden — ‘enige orde te brengen in hoofd en ziel’ besloot Brinkgreve 

naar een symposium over Klimaatstemming te gaan (9 juni 2017, Hogeschool Leiden), dat zich niet alleen zou richten op feiten en prognoses, maar vooral op de effecten van de klimaatverandering op de geestelijke gezondheid.

Een dagje symposium leverde haar een jaar geleden de vraag op: ‘wat te doen?’ Zij schreef: 

Bij de wanhoop die intussen zwaar in de zaal hangt voegt zich al snel nòg een ander onprettig gevoel: schaamte ten aanzien van volgende generaties over onze vernietigende manier van leven. En een gevoel van onrust: van het weten en er niets mee kunnen doen; een weten dat je toch niet helemaal tot je door laat dringen. Wat ook niet kan: het is te groot, te massief, te erg.

Ziedaar de houding van mijn in welvaart opgegroeide generatie, ziedaar de mentaliteit van mijn geschoold milieu dat overal van geprofiteerd heeft. Ziedaar de praatjesmakers die alleen bezig waren met hun eigen carrière en daar alles voor hebben opgeofferd. Nu staan ze -- oud en vermoeid -- met lege handen, en een mond vol tanden. Daar staat mevrouw Brinkgreve, een sociologe die tijdens haar ‘lange werkzame leven,’ volgens Trouw, ‘tientallen invloedrijke boeken’ schreef, maar tot voor kort nooit de ‘destructieve en vitale krachten’ van het leven had ‘verkend.’ Zij is vervuld van ‘schaamte.’ Maar wat betekent dit? In elk geval niet dat zij in verzet komt, ‘het is te groot, te massief, te erg.’  Bovendien is  er veel ‘wanhoop’ die ‘zwaar' op haar 'drukt.’ 

Kortom, wat blijft er over van de 'invloedrijke' sociologe? Wel, ‘schaamte.’ Maar wat is dat precies? Wikipedia omschrijft het als volgt:

Schaamte is een onaangename psychosociale emotie ten aanzien van het afwijken van de eigen normen (aantasting van eergevoel of trots), en/of de normen van anderen (in verband met de angst om misprezen of niet meer geaccepteerd te worden). Schaamte is daarmee een sterk cultureel bepaald fenomeen.

Wikipedia geeft hier een werkzame definitie van ‘schaamte.’ Het begrip ‘schaamte,’ vertelt ons veel over de huidige westerse cultuur. Schaamte is een ‘emotie’ die wordt opgeroepen door het oordeel van anderen, van allereerst de ‘peer group.’ En daarom leidt het bij haar niet  tot actie, maar tot lethargie. Toen ik Christien Brinkgreve eind november 2018 tijdens een bijeenkomst vroeg waarom zij nu pas stelt dat ‘wij’ naar De Ander moeten gaan luisteren, dus naar degenen die uit het systeem zijn gestoten, kreeg ik zelfs geen begin van een antwoord. Wat deed zij de afgelopen  vier decennia toen het 'democratische' neoliberale systeem 64 individuen zo rijk maakte dat zij op dit moment evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen? Waarom zweeg zij zo angstvallig als gewaardeerd lid van de ‘intellectuele voorhoede’ in het polderland? En belangrijker nog: waarom denkt zij, in haar geïsoleerde positie, dat zij geëquipeerd is om te luisteren? Hoe is het te verklaren dat Brinkgreve al die decennia -- toen zij ‘tientallen invloedrijke boeken’ schreef -- juist niet luisterde? Was zij destijds te druk met haar carrière bezig om als sociologe te zien wat zich vóór haar ogen voltrok? Het is de enige conclusie die ik uit haar eigen woorden kan trekken. Zou het niet verstandiger zijn als de intellectueel gecorrumpeerde kliek, waarvan zij onderdeel is, zich wat bescheidener opstelt, en mensen die wel kunnen kijken en luisteren aan het woord laat? Ik stel die vraag aan mevrouw Brinkgreve. Ik bied haar de ruimte aan op mijn weblog om te antwoorden, zodat de discussie ‘over wat mensen beweegt’ naar een iets hoger niveau kan worden getild. Dezelfde vraag heb ik aan mijn oude vriend Geert Mak gesteld nadat hij in 2012 ten overstaan van een volle zaal zich afvroeg:

Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg.  Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.  

Juist omdat Mak wist dat ook hij de kluit belazert, heb ik nooit antwoord op mijn vraag gekregen. De grote Huizinga had gelijk: de Nederlander kent het 'heroïsche' niet. Hij en zij blijven afwisselend dominee en koopman. Desondanks blijf ik hoopvol dat Christien Brinkgreve antwoordt.  


Unexploded American Bombs Killing Children in Laos

October 31, 2017 | Field Notes
BY ERIN MCGOFF


The mother of two boys who were killed by a 40-year-old American bomb in 2016. Image by Erin McGoff. Laos, 2017.  

From 1964 to 1973, the United States conducted a secret war in Laos in which they dropped 270 million bombs, making Laos the most heavily bombed country in the world. 80 million of those bombs never exploded and they continue to kill and maim innocent civilians on a regular basis.

Children account for 40 percent of UXO victims. Although their parents will teach them, 'Hamm Jap!' which means, 'Don’t Touch!' some children are just too young to understand the consequences. In addition to this, petanque is a popular game in Laos, and the balls look just like cluster munitions, the most common and deadly UXO in Laos.




Geen opmerkingen:

"Israel is burning children alive"

Khalissee @Kahlissee "Israel is burning children alive" "You are destroying this country shame on all of you" Ex U.S. ...