Max van Weezel: 'Ik denk wel dat ik te lang gefocust was om bij de toptien van de Haagse journalistiek te horen…
Wat je echt belangrijk vindt, is of de minister-president je serieus neemt. Dat Jeroen Dijsselbloem tegen jóú zegt: dit vertel ik natuurlijk exclusief aan jou, want jij begrijpt het echt.'
Klöpping: 'Het gaat dus vooral om de strijd tussen journalisten?'
Van Weezel: 'Ja.'
Klöpping: 'Kun je dat relativeren?'
Van Weezel: 'Nee, dat kon ik niet. Nog steeds niet, nee. Ik ben al geruime tijd aan het afkicken. Al tien jaar.' […]
Klöpping en Van Weezel komen terug van een rondje door het bos met de fotograaf. Alexander Klöpping plaatst een foto van Max van Weezel op een boomstam op zijn Instagram met 10.000 volgers en op z’n Twitter met 256.000 volgers. Van Weezel trekt meteen zijn telefoon. Daar kijkt hij tijdens het gesprek sowieso al om de tien minuten op, naar Facebook, Twitter, Whatsapp, mail. We vertellen het hem.
Van Weezel: 'Oh, Jezus, doe ik dat? Wat onbeschoft.' […]
Van Weezel houdt nauwlettend in de gaten hoeveel hartjes de Instagramfoto van de volgers krijgt. Tegen Klöpping, met z’n ogen op het scherm: 'Ben je nou bezig met de macht die je langzamerhand hebt met Blendle?'
Klöpping: 'Macht?'
Van Weezel: 'Heel veel journalisten zitten inmiddels te sidderen of ze geliked worden. […]
Toen ik bij Vrij Nederland kwam, zag je een grote, mooie foto door de dag heen steeds kleiner worden, omdat het stuk langer moest van de auteur. Maar…'
Maar wat?
Van Weezel: 'Maar het had ook wel iets moois, journalistiek in die tijd. Er zat heel veel engagement in.'
Klöpping: 'Ja, ik had die tijd graag meegemaakt. Net zoals ik de dotcombubble graag zou hebben meegemaakt. Iedereen was gek geworden.'
Van Weezel: 'Jaaaa, maar journalisten hadden toen echt een boodschap voor de wereld. We moesten de lezer verheffen, opvoeden. Het was heel betuttelend, maar dit waren de onderzoeksjournalisten van wie iedereen nu zegt: hadden we die nog maar.'
Het bovenstaande geeft aan waar het in de Nederlandse mainstream-journalistiek om gaat: behagen om 'geliked' te worden. Van Weezel: 'Ja, ja, ik vond het belangrijk om te zien dat het portret van Mark Rutte van mij en Thijs Broer op Blendle heel veel hartjes kreeg,' terwijl hij tegelijkertijd weet dat 'Je dicht op elkaar [zit] en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten,' waardoor de 'chroniqueurs van het heden en verleden,' hun 'taak,' het ‘uitbannen van onwaarheid,' niet 'serieus genoeg' nemen, ondanks het feit dat momenteel 'op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft,' zoals Geert Mak toegaf. Maar omdat de Nederlandse journalist de goedkeuring van zijn peergroup belangrijker acht dan de werkelijkheid, durft hij de consensus niet te doorbreken en blijft hij/zij de officieel gesanctioneerde versie van de werkelijkheid verspreiden. Over de propagandistische taak van de 'vrije pers,' met haar typische zwart-wit beeld van de wereld schreef de Australische sociaal wetenschapper Alex Carey in zijn boek Taking the Risk out of Democracy. Corporate Propaganda versus Freedom and Liberty (1996):
The propagandist in the United States starts with advantages deriving from independent features of American society which predispose (beïnvloedbaar maken. svh) its members to adopt — or accept — a dualistic, Manichean worldview. This is a world-view dominated by the powerful symbols of the Satanic and the Sacred (darkness and light). A society or culture which is disposed to view the world in Manichaen terms will be more vulnerable to control by propaganda. Conversely, a society where propaganda is extensively employed as a means of social control will tend to retain a Manichean world-view, a world dominated by symbols and visions of the Sacred and the Satanic... Reflection inhibits action, while a Manichean world-view facilitates action.
Commercial advertising and public relations are the form of propaganda activity common to a democracy... In the 1940s Drew Dudley, then chief of the Media Programming Division of the Office of War Mobilisation and Reconversion, not only observed with satisfaction that 'advertising is peculiarly American,' but added on a note of (perhaps rather less well founded) pride that 'Hitler… employ[ed] the technique of advertising during the pre-war and war years, frequently referring to America's advertising during the pre-war and war years in glowing and admiring terms in Mein Kampf, and later utilising advertising's powerful repetitive force to the utmost.'
Na twee desastreuze wereldoorlogen weigert de mainstream-pers nog steeds consequenties te trekken uit de twintigste eeuwse geschiedenis. Nog steeds bericht zij vanuit een manicheïsch mens- en wereldbeeld om op die manier de bevolking te kunnen mobiliseren voor almaar rampzaligere oorlogen. Nog steeds beweert Henk Hofland dat het grootscheepse NAVO-geweld een manifestatie is van het 'vredestichtende Westen.' Nog steeds prijst Geert Mak de interventionistische VS als 'ordebewaker en politieagent' van de wereld. Nog steeds demoniseert Hubert Smeets de Russische Federatie als de grote bedreiging van Europa. De enige verandering is dat de gecorrumpeerde 'vrije pers' zelfs de schijn van onafhankelijkheid heeft laten vallen. Bekend is dat onder brede lagen van de bevolking het vertrouwen in zowel zogeheten democratische 'volksvertegenwoordigers' als in zogeheten 'journalisten' tot een minimum is gedaald.
In 1940 schreef de Britse auteur H.G. Wells een bundel essays, getiteld On The Rights of Man, dat 'instrumental' was 'in the creation of the UN's Universal Declaration of Human Rights, the EU's European Convention on Human Rights and the UK's Human Right Act' het volgende:
Most modern men have no set craving for fighting, and they are asking now with an increasing querulousness (misnoegen. svh) why their private lives are being disorganized and why they are vein dragged, pushed exhorted, compelled into a vast war effort, with no assurance whatever that any worth-while results at all, are to come out of it.
And our government, the people who are ordering and pushing us about — and doing it in an obviously very incompetent way — makes no statement that is in any way reassuring and stimulating. Great Britain pretends to be a 'democracy,' that is to say a rule of, by and for the people, etc., etc. Consequently Our Government is assumed to be actindqsg under Our instructions. Yet it gives no sign of what it imagines it is up to. So far as we are able to judge, it does not know. But it will not admit it does not know. This inefficient Government of ours has been clutching hysterically to strangle liberty of discussion and protest. Our individual liberties are being threatened by emergency legislation. Our representatives, our ministries and and servants are out of hand.
For all we know the war is already being sold by secret treaty, behind our backs. That happened during te last war. Yet we are unable to get any alternative government.
Driekwart eeuw nadat Wells dit constateerde zijn westerse politici en massamedia betrokken bij de NAVO-voorbereidingen van nog gruwelijkere oorlogen. En opnieuw geldt dat 'Our Government is assumed to be acting under Our instructions,' terwijl de meerderheid van de westerlingen beseft dat dit één van de grote mythes is, bedoeld om de huidige macht te rechtvaardigen. Ondertussen laten zelfs hoge Amerikaanse militairen, al dan niet buiten dienst, weten dat ook hun vertrouwen in de politiek verantwoordelijken tot een minimum is gedaald. In de Washington Post van 5 september 2013 schreef Robert H. Scales, 'a retired Army major general, is a former commandant of the U.S. Army War College':
U.S. military planners don’t support war with Syria.
The tapes tell the tale. Go back and look at images of our nation’s most senior soldier, Gen. Martin Dempsey, and his body language during Tuesday’s Senate Foreign Relations Committee hearings on Syria. It’s pretty obvious that Dempsey, chairman of the Joint Chiefs of Staff, doesn’t want this war. As Secretary of State John Kerry’s thundering voice and arm-waving redounded in rage against Bashar al-Assad’s atrocities, Dempsey was largely (and respectfully) silent.
Dempsey’s unspoken words reflect the opinions of most serving military leaders… After personal exchanges with dozens of active and retired soldiers in recent days, I feel confident that what follows represents the overwhelming opinion of serving professionals who have been intimate witnesses to the unfolding events that will lead the United States into its next war.
They are embarrassed to be associated with the amateurism of the Obama administration’s attempts to craft a plan that makes strategic sense. None of the White House staff has any experience in war or understands it. So far, at least, this path to war violates every principle of war, including the element of surprise, achieving mass and having a clearly defined and obtainable objective.
They are repelled by the hypocrisy of a media blitz that warns against the return of Hitlerism…
De 'war-mongers' zijn doorgaans witte, oude mannen, die jonge, vooral gekleurde, mannen naar het front willen sturen om daar te sneuvelen voor de versleten mythen die de oudjes vanuit de veiligheid van hun comfortable studeerkamer proberen levend te houden. In Nederland zijn het de grijsharige dan wel kalende heertjes als Geert Mak, Henk Hofland, Hubert Smeets, en andere half-geïnformeerde broodschrijvers, die direct of indirect oproepen tot oorlog. Voor deze mainstream-opiniemakers 'moet de waarheid ergens in het midden liggen,' zoals de voormalige ombudsman van de Volkskrant, Thoms Meens, met grote stelligheid liet weten, nadat in 2009 de pro-Israel berichtgeving van zijn krant tot zowel kritiek als lof bij de lezers had geleid. Omdat in het postmodernisme alles waar is, is niets meer waar, waardoor de waarheid met de dag kan veranderen. Hoe hoger de oplage des te groter de waarheid. Over die neoliberale 'waarheid' schreef de Poolse journalist Ryszard Kapuściński in 1988:
Sinds de ontdekking dat informatie een product is die torenhoge winsten oplevert, is deze niet meer aan de traditionele criteria van waarheid en leugen onderworpen, maar is ze geleidelijk aan volkomen andere wetten ondergeschikt gemaakt, namelijk die van de markt, met hun streven naar steeds hogere inkomsten en naar een monopolie…
Vroeger had de correspondent van een krant, een persagentschap of de radio een hoge mate van zelfstandigheid en het recht op eigen initiatief -- hij zocht informatie, probeerde iets te ontdekken, iets te scheppen. Tegenwoordig is hij een pion die als een schaakstuk wordt verplaatst door zijn baas in de centrale (die zich aan het andere eind van de aardbol kan bevinden). Deze baas beschikt over informatie omtrent de gegeven gebeurtenis uit velerlei bronnen tegelijk, hij kan een heel ander beeld van de gebeurtenissen hebben dan de reporter ter plaatse. Zonder te wachten op de resultaten van het werk van zijn reporter informeert de centrale hem wat men van die gebeurtenis weet, en verwacht van hem louter en alleen een bevestiging dat de situatie er inderdaad zo voor staat als de centrale zich voorstelt.'
Dit bleek weer eens toen de Nederlandse commerciële massamedia zichzelf en hun lezers probeerden wijs te maken dat de schuld van de Israelische oorlogsmisdaden in feite bij Hamas lag. Groot was dan ook de verbazing toen de correspondenten na het bloedbad van de Israelische strijdkrachten de Gazastrook in mochten en ontdekten dat de Palestijnse bevolking niet Hamas de schuld gaf van de zionistische terreur. Trouw schreef verbijsterd: 'De woede van de Palestijnen lijkt zich te richten op Israël, niet op Hamas.'
Het is typerend dat deze pagina's waarop de Volkskrant, Trouw en andere kranten hun 'waarheden' verkondigen, van internet zijn verwijderd, zodat niemand achteraf meer kan checken welke waarheid destijds verkondigd werd, én, belangrijker nog, de kolder en leugens van mijn collega's niet meer te achterhalen zijn. Controleert u maar in het geval van Thoms Meens en Trouw.
http://www.trouw.nl/nieuws/wereld/article2011148.ece/Gaza_ontwaakt_in_stof_en_puin_.html'
Ryszard Kapuściński.
Dat niet Hamas maar het zionistisch regime verantwoordelijk was voor de Israelische oorlogsmisdaden kon in de ideologische versie van de werkelijkheid natuurlijk niet. De Nederlandse massamedia hadden eerder als 'waarheid' bepaald dat Hamas de schuldige was. Dus stuurde Trouw de free-lance correspondente Jetteke van Wijk op pad om alsnog Palestijnen te vinden die Hamas de schuld zouden geven van de Israelische oorlogsmisdaden. En ja hoor, ze vond er vier en daarmee werd, in ogen van de redactie, de Joods-Israelische terreur gelegitimeerd. Hetzelfde deden NRC Handelsblad en de Volkskrant. Alex Burghoorn, die destijds voor het CIDI optrad en correspondent was van de Volkskrant, werd zelfs erop uit gestuurd om bewijzen te vinden dat 'Hamas burgers als menselijk schild [ zou] hebben gebruikt,' maar ondanks zijn zoektocht moest hij toegeven dat 'overlevenden [dat] niet bevestigen.' De waarheid wordt van hogerhand bepaald door ideologen, de werkelijkheid wordt niet langer vastgesteld door journalisten ter plaatse. Die krijgen opdracht een van te voren bepaalde waarheid te vinden, zoals Kapuściński uit directe ervaring had gemerkt.
Uit talloze internationale wetenschappelijke onderzoeken blijken de westerse commerciële massamedia een onmisbaar instrument te zijn voor de disciplinering van de massa. Zonder plooibare opiniemakers zou de macht niet kunnen heersen. Wijlen Alex Carey verwees in de jaren tachtig van de vorige eeuw naar de invloedrijke Amerikaanse politiek wetenschapper Harold Lasswell, die in 1927 in een wetenschappelijk standaardwerk over propaganda-technieken had geschreven dat 'vertwijfelde democraten' die niet langer meer in de 'intelligentie van de publieke opinie' geloofden 'should themselves determine how to make up the public mind,' of in de woorden van Lasswell ‘how to bamboozle and seduce in the name of the public good,' waaraan de gezaghebbende geleerde de conclusie verbond: 'Preserve the majority convention but dictate to the majority.' Een advies dat onmiddellijk door de Amerikaanse politieke en economische elite werd overgenomen, uit angst voor de emancipatie van de arbeidersklasse. Propaganda, de techniek van 'to bamboozle,' oftewel belazeren, speelt in een parlementaire democratie onvermijdelijk een doorslaggevende rol, omdat geweld tegen de eigen bevolking alleen in het uiterste geval kan worden gebruikt, aangezien – in de woorden van de Spaanse filosoof Ortega y Gasset -- ‘men geen heerschappij kan uitoefenen tegen de publieke opinie in.’ De mythe van de democratie moet overeind worden gehouden door het gebruik van de media, de goedkoopste en meest praktische methode om de macht in handen van een elite te houden. Lasswell:
The modern world is busy developing a corps of men who do nothing but study the ways and means of changing minds or binding minds to their convictions. Propaganda... is developing its practitioners, its teachers and its theories. It is to be expected that governments will rely increasingly upon the professional propagandists for advice and aid.
Alex Carey voegde daaraan toe:
Such control through propaganda is, Lasswell concludes, a response to ‘the immensity, the rationality, the willfulness of the modern world. It is the new dynamic of [a] society... [where] more can be won by illusion than by coercion.’
Op grond van deze feiten concludeerde Carey dat:
for sixty years in the United States propaganda techniques have been developed and deployed to ensure that, though the common man escape the coercive control of political despotism, he will remain manageable in the service of interests other than his own. Domestic propaganda is propaganda directed... inwards to control and deflect the purposes of the domestic electorate in a democratic country in the interests of privileged segments of that society.
Binnen deze vast omlijnde context opereert elke dag weer de ‘vrije westerse pers,’ zoals zij zichzelf graag afficheert. De massamedia spelen bij de legitimering van de huidige neoliberale macht een doorslaggevende rol, zoals Alex Carey aantoont in Taking the risk out of democracy. Vandaar dat u analyses van kritische journalisten als ik niet in de mainstream-media aantreft. Die versie van de werkelijkheid is taboe, ligt ver buiten de officiële consensus over de waarheid van het neoliberale kapitalisme. Dissidenten worden door elk totalitair systeem geweerd, zoals de emeritus hoogleraar aan de prestigieuze Princeton University, Sheldon Wolin, aantoont in zijn in 2008 verschenen studie Democracy Incorporated. Managed Democracy and the Specter of Inverted Totalitarianism (2010), waarin hij stelt dat de Verenigde Staten geen democratie is maar
has unwittingly morphed into a new and strange kind of political hybrid, one where economic and state powers are conjoined and virtually unbridled – an inverted totalitarianism.
Wolin laat zien dat de natie
is at best a 'managed democracy,' where the public is shepherded, not sovereign. At worst, it is a place where corporate power no longer answers to state controls, but is instead a close collaborator.
Wolin beschrijft tevens hoe de regering Obama ondanks de beloften van ‘change we can believe in' in werkelijkheid 'has left the underlying dynamics of managed democracy intact.’
De gerespecteerde Amerikaanse geleerde Chalmers Johnson schreef over Wolin’s Democracy Incorporated dat het een
comprehensive diagnosis [is] of our failings as a democratic polity by one of our most seasoned and respected political philosophers. For well over two generations, Sheldon Wolin taught the history of political philosophy from Plato to the present to Berkeley and Princeton graduate students (including me; I took his seminars at Berkeley in the late 1950s, thus influencing my approach to political science ever since). He is the author of the prize-winning classic Politics and Vision (1960; expanded edition, 2006) and Tocqueville Between Two Worlds (2001), among many other works.
His new book, 'Democracy Incorporated: Managed Democracy and the Specter of Inverted Totalitarianism,' is a devastating critique of the contemporary government of the United States -- including what has happened to it in recent years and what must be done if it is not to disappear into history along with its classic totalitarian predecessors: Fascist Italy, Nazi Germany and Bolshevik Russia. The hour is very late and the possibility that the American people might pay attention to what is wrong and take the difficult steps to avoid a national Götterdämmerung are remote, but Wolin's is the best analysis of why the presidential election of 2008 probably will not do anything to mitigate our fate. This book demonstrates why political science, properly practiced, is the master social science.
Wolin's work is fully accessible. Understanding his argument does not depend on possessing any specialized knowledge, but it would still be wise to read him in short bursts and think about what he is saying before moving on. His analysis of the contemporary American crisis relies on a historical perspective going back to the original constitutional agreement of 1789 and includes particular attention to the advanced levels of social democracy attained during the New Deal and the contemporary mythology that the U.S., beginning during World War II, wields unprecedented world power…
Wolin writes, 'Our thesis is this: it is possible for a form of totalitarianism, different from the classical one, to evolve from a putatively ''strong democracy'' instead of a ''failed'' one.' His understanding of democracy is classical but also populist, anti-elitist and only slightly represented in the Constitution of the United States. 'Democracy,' he writes, 'is about the conditions that make it possible for ordinary people to better their lives by becoming political beings and by making power responsive to their hopes and needs.' It depends on the existence of a demos -- 'a politically engaged and empowered citizenry, one that voted, deliberated, and occupied all branches of public office.' Wolin argues that to the extent the United States on occasion came close to genuine democracy, it was because its citizens struggled against and momentarily defeated the elitism that was written into the Constitution.
'No working man or ordinary farmer or shopkeeper,' Wolin points out, 'helped to write the Constitution.' He argues, 'The American political system was not born a democracy, but born with a bias against democracy. It was constructed by those who were either skeptical about democracy or hostile to it. Democratic advance proved to be slow, uphill, forever incomplete. The republic existed for three-quarters of a century before formal slavery was ended; another hundred years before black Americans were assured of their voting rights. Only in the twentieth century were women guaranteed the vote and trade unions the right to bargain collectively. In none of these instances has victory been complete: women still lack full equality, racism persists, and the destruction of the remnants of trade unions remains a goal of corporate strategies. Far from being innate, democracy in America has gone against the grain, against the very forms by which the political and economic power of the country has been and continues to be ordered.' Wolin can easily control his enthusiasm for James Madison, the primary author of the Constitution, and he sees the New Deal as perhaps the only period of American history in which rule by a true demos prevailed.
To reduce a complex argument to its bare bones, since the Depression, the twin forces of managed democracy and Superpower have opened the way for something new under the sun: 'inverted totalitarianism,' a form every bit as totalistic as the classical version but one based on internalized co-optation, the appearance of freedom, political disengagement rather than mass mobilization, and relying more on 'private media' than on public agencies to disseminate propaganda that reinforces the official version of events. It is inverted because it does not require the use of coercion, police power and a messianic ideology as in the Nazi, Fascist and Stalinist versions (although note that the United States has the highest percentage of its citizens in prison -- 751 per 100,000 people -- of any nation on Earth). According to Wolin, inverted totalitarianism has 'emerged imperceptibly, unpremeditatedly, and in seeming unbroken continuity with the nation's political traditions.'
Een onmisbaar onderdeel van het 'inverted totalitarianism' is de mythe van het 'Democratische America,' een imperium dat volgens Mak, Hofland en de rest van de polderpers, 'nog altijd de standaardmacht’ is, en waarvan de 'soft power,' naar hun diepste overtuiging, 'nog altijd sterk aanwezig [is].' Weliswaar is deze propaganda in toenemende mate krachteloos, maar toch, voor de ideologische journalist blijft gelden dat het de Amerikaanse 'soft power' is die de VS in staat stelt 'om het debat naar zich toe te trekken' en 'om de agenda van de wereldpolitiek te bepalen.' De praktijk van alledag toont evenwel precies het tegenovergestelde. Niet de 'soft power' verzekert de hegemonie van de macht in Washington en op Wall Street, maar de inzet van grootscheeps NAVO-geweld of op zijn minst de dreiging ermee. De Britse historicus Victor Kiernan, 'recognised as one of the most wide-ranging of global historians' wees in zijn studie America: The New Imperialism (1978) erop dat het agressieve expansionisme van de VS altijd de drijfveer van zijn elite is geweest. Kiernan's in 2015 heruitgegeven studie, ditmaal getiteld America. From White Settlement to World Hegemony, begint met het volgende uitgangspunt:
America's early settlers left an England astir (in beweging gebracht. svh) with progressive impulses, and might have seemed to be building in the wilderness the better society that the Levellers (egalitaire beweging in het zeventiende eeuwse Engeland. svh) tried in vain to build in England. But there was always in this new land a duality, a division of the soul as deep as the racial cleavage between black and white. Aspiration towards a new life was never to succumb entirely to what our ancestors called 'the world, the flesh and the devil.' Yet these latter temptations remained potent, and imperialist hankerings (hunkering. svh) — running all through America's history and at last becoming its most obtrusive (opvallende. svh) feature — have been one consequence. There have been a great many variant species of imperialism, besides the classic types represented by such empires as the Roman or the Mughal or the British. It may even be said that every society has its own distinctive mode, determined by its economic and psychological make-up, of turning outward against its neighbors; this may be manipulated by interests more or less narrow, or be chiefly a diversion from a clash of interests at home, or it may be an organic function of the community's whole life. America has recapitulated many forms of behavior of the Old World, but giving all of them a stamp of its own, and even originating novel ones. It has never ceased to be an enigma to itself and to others, incalculable because so untried, so little ballasted by tradition: compared with any of the European countries a figure without a shadow, a young giant, childlike, at once heroic and destructive, an innocently-trampling Siegfried — for whose hundredth birthday in 1876 Wagner composed a march.
America began as a not very big or important country, but one precociously conscious of great destinies, because penetrated by a sense of its newness, its differentness from everything that had gone before. Britain was as yet only on the threshold of industrial revolution; and that it, as well as its offspring, was destined to marvelous new growth was not apparent. Adam Smith, and many others, may have been expecting to see the child outstrip the parent more quickly than was actually to happen. As a young fledgling, America was more open than conservative England to the prospects that science and technology were revealing — of endless enlargement of 'the power of man over matter,' as Benjamin Franklin wrote to Joseph Priestley in 1780, of disease abolished, of even gravity someday nullified. Beyond the Atlantic, moreover, this great promise could harmonize (better than in a Europe curdled by too long experience) with a simple faith in Providence, and together with it help to conjure up the vision of a new civilization that would be a model for all mankind. But to the part of mankind most exposed to it, all this came before long to seem a swollen version of the national vanity long familiar to Europe, which has been as much an element of all patriotism as oxygen of the atmosphere. Yankee conceit, Tocqueville wrote, 'is not only greedy, but restless and jealous... ready to beg and to quarrel at the same time.'
Het volledige citaat van Tocqueville in zijn beroemd geworden studie Over de democratie in Amerika (1835-1840) luidt:
Alle vrije volken zijn ijdel, maar de nationale trots uit zich niet bij alle volken op dezelfde wijze. De Amerikanen lijken in hun betrekkingen met vreemdelingen gevoelig voor de minste of geringste kritiek en lijken niet genoeg te kunnen krijgen van lof. De geringste lofprijzing behaagt hun, en de grootste is zelden voldoende om hen tevreden te stellen, zij achtervolgen u steeds om door u te worden geprezen en als u niet ingaat op hun aandringen, prijzen zij zichzelf. Het lijkt wel alsof ze aan hun eigen verdiensten twijfelen en daarom telkens het beeld ervan voor ogen willen hebben. Hun ijdelheid is niet alleen hebzuchtig, zij is tevens rusteloos en jaloers; zij geeft niets maar eist voortdurend, zij is geneigd te bedelen en tegelijkertijd ruzie te maken.
Deze onvolwassen consumptie-cultuur met haar 'ijdelheid, hebzucht, rusteloosheid en jaloezie' is op gewelddadige wijze geglobaliseerd en vormt nu een bedreiging van de hele mensheid en de hele natuur. Desondanks wordt zij door de mainstream-media elke dag weer gepropageerd. Een ontzielde cultuur waarover de 'journalist' Max van Weezel zei dat 'Heel veel journalisten inmiddels [zitten] te sidderen of ze geliked worden.' De onzekere Van Weezel zelf 'vond het' dan ook 'belangrijk om te zien dat het portret van Mark Rutte van mij en Thijs Broer op Blendle heel veel hartjes kreeg.' Behagen in plaats van te onthullen. Meer over de sidderende 'journalisten' en andere propagandisten de volgende keer.
'Het tijdperk Van Weezel' in Nederland is nog lang niet afgelopen. Daarvoor zijn er teveel gecorrumpeerde journalisten in Nederland die kitsch produceren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten