Op 6 oktober 2012 verklaarde Hans Goslinga, politiek commentator van Trouw, in een 'toespraak bij het ontvangen van de Eerste Heldringprijs' ondermeer het volgende met betrekking tot de geclaimde 'onafhankelijkheid' van de Nederlandse commerciele massamedia:
Die autonomie bestaat wat mij betreft uit liefde voor waarheid, een onafhankelijke positie, hart voor de publieke zaak en een onuitgesproken, maar voelbaar esprit de corps, die steunt op de journalistieke en intellectuele kracht van redacties nu en in het verleden.
Voor de theorie en de ethiek van het vak is in de Nederlandse journalistiek nooit zoveel aandacht geweest. De oorzaak is mogelijk de licht anarchistische grondhouding die onze pers eigen is, vooral de Amsterdamse; we zoeken het zelf wel uit. Dat is prima zolang het debat maar gevoerd blijft worden. In die zin draagt dat lichte anarchisme zeker bij aan de integriteit en de autonomie van het vak [...]
het is zaak alert te blijven, of dat nu vanuit het NRC-motto Lux et libertas (licht en vrijheid) is, of uit de vrijheidsdrang waaruit mijn krant is geboren.
Leven Goslinga en ik in hetzelfde land? Hebben we over dezelfde journalistiek? Leest u mijn recente stukken over oud-NRC hoofdredacteur Folkert Jensma nog eens en stel uzelf de vraag: is hier sprake van, ik citeer:
een onafhankelijke positie, hart voor de publieke zaak en een onuitgesproken, maar voelbaar esprit de corps, die steunt op de journalistieke en intellectuele kracht van redacties nu en in het verleden?
Opvallend is in elk geval dat Goslinga zich in het Engels moet uitdrukken zodra het gaat over
comment is free, but facts are sacred.
Is het 'commentaar' van Folkert Jensma en al die andere Nederlandse mainstream journalisten die ik de afgelopen acht jaar op deze weblog gedocumenteerd heb bekritiseerd 'vrij,' terwijl voor hun 'feiten heilig zijn'? Men kan toch niet meer serieus volhouden dat hun 'drijfveren' gevoed worden door een 'licht anarchistlsche grondhouding'? Alleen al deze bewering van Goslinga getuigt van het tegendeel. De mainstream overal ter wereld is tot op zekere hoogte intellectueel gecorrumpeerd. Een van de grootste ideologen van de massamedia was de gezaghebbende Amerikaanse opiniemaker Walter Lippmann. Centraal in Lippmann's denken staat de overtuiging dat een echte democratie niet mogelijk was omdat het volk te stupide en te ongeinformeerd is, met als gevolg dat de democratie in chaos zal eindigen. In zijn tweede boek Drift and Mastery: An Attempt to Diagnose the Current Unreststelde hij in 1914 ondermeer:
1. There is a consensus that business methods need to change. The leading thought of our world has ceased to regard commercialism either as permanent or desirable, and the only real question among intelligent people is how business methods are to be alerted, not whether they are to be altered.
2. The chaos of too much freedom and the weaknesses of democracy are our real problem. The battle for us, in short, does not lie against crusted prejudice, but against the chaos of a new freedom. This chaos is our real problem. So if the younger critics are to meet the issues of their generation they must give their attention, not so much to the evils of authority, as to the weaknesses of democracy.
Niet alleen de Amerikaan Lippmann dacht zo, maar zijn mening was en is nog steeds gangbaar onder de economische en politieke elite in het Westen. In Mein Kampf stelde Hitler het zo:
De intelligentie van de massa is beperkt, hun begripsvermogen is zwak.
Er bestaat wat betreft de opvattingen over de moderne massamens geen wezenlijk verschil tussen de Hitler en Walter Lippmann en andere Europese en Amerikaanse ideologen van het establishment. Zo stelde Lippmann in 1922 in zijn standaardwerkPublic Opinion dat
public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press... Without some form of censorschip, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable... Though it is itself an irrational force the power of public opinion might be placed at the disposal of those who stood for workable law against brute assertion.
De Amerikaanse hoogleraar Stuart Ewen, gespecialiseerd in Media Studies schrijft in zijn boek PR! A Social History of Spin:
Throughout the pages of Public Opinion, Lippmann had asserted that human beings were, for the most part, inherently incapable of responding rationally to their world... For Lippmann, it was not so much people's incapacity to deliberate on issues rationally that was the problem; it was that the time necessary to pursue rational deliberations would only interfere with the smooth exercise of executive power... For Lippmann, the appeal of symbols was that they provided a device for short-circuiting the inconvenience posed by critical reason and public discussion. To Lippmann, symbols were powerful instruments for forging mental agreement among people who -- if engaged in critical dialogue -- would probably disagree. 'When political parties or newspapers declare for Americanism, Progressivism, Law and Order, Justice, Humanity,' he explained, they expect to merge 'conflicting factions which would surely divide if, instead of these symbols, they were invited to discuss a specific program.'
Als adviseur van de Amerikaanse aristocratie richtte Lippmann zich niet tot de bevolking, die hij wantrouwde, maar tot de elite die de bevolking in toom moest houden. Professor Ewen:
Lippmann added that serious public discussion of issues would only yield a 'vague and confusing medley,' a discord that would make executive decision making difficult. 'Action cannot be taken until these opinions have been factored down, canalized, compressed and made uniform.' [...] The symbol, he wrote, 'is like a strategic railroad center where many roads converge regardless of their ultimate origin or their ultimate destination.' Because of this, 'when a coalition around the symbol has been effected, feeling flows toward conformity under the symbol rather than toward critical scrutiny of the measures under consideration.' In its adamant argument that human beings are essentially irrational, social psychology had provided Lippmann -- and many others -- with a handy rationale for a small, intellectual elite to rule over society. Yet a close reading of Lippmann's argument suggests that he was concerned less with the irrational core of human behavior than he was with the problem of making rule by elites, in a democratic age, less difficult. Educated by the lessons of the image culture taking shape around him, Lippmann saw the strategic employment of media images as the secret to modern power; the means by which leaders and special interests might cloak themselves in the 'fiction' that they stand as delegates of the common good.
Met de komst van de massamaatschappij, de massaproductie en massaconsumptie werd de beheersing van de massa een steeds grotere prioriteit voor de machthebbers, een probleem waar zowel de nationaal-socialisten als de communisten en de zogeheten democraten zich uiterst bewust van waren. Hoe houdt men een massa in bedwang? de Amerikaanse denker Noam Chomsky wees op het volgende opvallende feit toen hij over de Verlichtingsfilosoof David Hume schreef:
In considering his First Principles of Government, he expressed his puzzlement over 'the easiness with which the many are governed by the few' and 'the implicit submission with which the men resign their own sentiments and passions to those of their rulers.' 'When we enquire by what means this wonder is brought about,' Hume concluded, 'we shall find, that as Force is always on the side of the governed, the governors have nothing to support them but opinion. It is therefore, on opinion only that government is founded; and this maxim extends to the most despotic and most military governments, as well as to the most free and most popular.'
Vandaar het doorslaggevende belang van de elite om te kunnen beschikken over 'betrouwbare' woordvoerders, zoals journalisten en politici die een voor de aristocratie gunstig beeld van de wereld in stand houden. Stuart Ewen over Walter Lippmann:
Lippmann's mens- en wereldbeeld wijkt in dit opzicht niet fundamenteel af van die van Adolf Hitler in Mein Kampf wanneer de nazileider met betrekking tot propaganda schrijft dat
The receptivity of the great masses is very limited, their intelligence small, but their power of forgetting is enormous. In consequence of these facts, all effective propaganda must be limited to a very few points and must harp on these in slogans until the last member of the public understands . . . [Propaganda] must be aimed at the emotions and only to a very limited degree at the so-called intellect . . . The art of propaganda lies in understanding the emotional ideas of the great masses and finding, through a psychologically correct form, the way to the attention and thence to the heart of the broad masses . . . [Propaganda] does not have multiple shadings; it has a positive and a negative; love or hate, right or wrong, truth or lie, never half this way and half that way . . . But the most brilliant propagandist technique will yield no success unless one fundamental principle is borne in mind constantly and with unflagging attention. It must confine itself to a few points and repeat them over and over. . . . The purpose of propaganda is not to provide interesting distraction for blasé young gentlemen, but to convince . . . the masses. But the masses are slow moving, and they always require a certain time before they are ready even to notice a thing, and only after the simplest ideas are repeated thousands of times will the masses finally remember them.
Lippmann benadrukte dat bij de verspreiding van de 'juiste' denkbeelden
public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press... Without some form of censorschip, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable.
Alleen de machthebbers mochten dus de grenzen van de werkelijkheid bepalen, en journalisten dienden die grenzen keurig over te nemen en moesten als opiniemakers erop toezien dat de werkelijkheid in de gewenste vorm zou worden gepresenteerd. De massa en de pers zouden niet in staat zijn om voor zichzelf te denken en om visies te ontwikkelen die de machtigen machtig hielden. In dat proces waren volgens Lippmann beelden van eminent belang omdat 'pictures have always been the surest way of conveying an idea, and next in order, words that call up pictures in memory.' De commerciele massamedia waren het perfecte medium om complexe gedachten terug te brengen tot ééndimensionale beelden die de consument dwingen partij te kiezen voor de gevestigde orde. Lippmann hamerde er keer op keer op dat de massa's
have to take sides. We have to be able to take sides. In the recesses of our being we must step out of the audience on to the stage, and wrestle as the hero for the victory of good over evil. We must breathe into the allegory the breath of life.
Het resultaat is een gemanipuleerde schijnwereld die de massa en de massamedia in het gareel te houden. Professor Ewen:
Raised in a world that looked toward fact-based journalism as the most efficient lubricant of persuasion, Lippmann turned toward Hollywood, America's 'dream factory,' for inspiration. Never before had an American thinker articulated in such detail the ways that images could be used to sway public consciousness. Appeals to reason were not merely being discarded as futile, they were being consciously undermined to serve the interests of power. It is here, at the turning point where Lippmann unqualifiedly abandoned the idea of meaningful public dialogue, that the dark side of his ruminations on the power of the image was most dramatically revealed.
Collega Hans Goslinga spreekt dan ook niet de waarheid wanneer hij op zijn minst suggereert dat er in de 'Nederlandse journalistiek' sprake is van een onafhankelijkheid en een
voelbaar esprit de corps, die steunt op de journalistieke en intellectuele kracht van redacties nu en in het verleden.
for in democratic times what is most unstable, in the midst of the instability of everything, is the heart of man.
1 opmerking:
"Die autonomie bestaat wat mij betreft uit liefde voor waarheid, een onafhankelijke positie, hart voor de publieke zaak en een onuitgesproken, maar voelbaar esprit de corps, die steunt op de journalistieke en intellectuele kracht van redacties nu en in het verleden.
Een van de drijfveren van ons vak is 'comment is free, but facts are sacred' [...]"
Edward Bernays legt hier nog even heel kort uit wat het betekent wanneer een massamediajournalist dat beweert.
Een reactie posten