Het is natuurlijk niet alleen de journalist Charles Groenhuijsen die zich schuldig maakt aan verhuld racisme. Zeker niet, onderhuids racistische opvattingen zijn kenmerkend voor een aanzienlijk deel van de Nederlandse mainstream-pers. Ik heb Groenhuijsen eruit gepikt omdat hij in 2006 bij 'het 50-jarig jubileum van het NOS Journaal' door 'de kijkers van het Journaal' werd verkozen 'als de Beste Correspondent die de nieuwsrubriek ooit had.' Het gecamoufleerde racisme is in Nederland geen fenomeen dat zich beperkt tot een klein groepje dwazen, maar manifesteert zich in brede lagen van de bevolking op een doortraptere manier dan elders. Ik geef een voorbeeld: de bestseller-auteur Geert Mak beweert in zijn best verkochte boek in Nederland De eeuw van mijn vader (1999):
Ik heb geen enkele aanwijzing gevonden dat mijn ouders tijdens hun Indische jaren helder omlijnde racistische denkbeelden koesterden, hoewel mijn moeder wel trekjes in die richting vertoonde.
Hier is weer sprake van een typisch Makkiaanse paradox, noodzakelijk om het Nederlands racisme te vergoelijken. 'Geen enkele aanwijzing,' maar tegelijk 'wel trekjes.' Hoe bedoelt Mak dit? ‘Trekje’ betekent in dit verband volgens het Van Dale woordenboek: ‘eigenschap, karaktereigenschap, karakterkenmerk.’ Met andere woorden, volgens Mak zelf bezat zijn moeder racistische ‘eigenschappen.’ Nu gaat het er mij niet om de moeder van de opiniemaker postuum zwart te maken, wat ik duidelijk wil maken is dat haar zoon het diepgewortelde christelijke racisme, waarop de superioriteitsgedachte van de blanke cultuur al eeuwenlang rust, onzichtbaar probeert te maken. Dat doet Mak op verschillende manieren. Allereerst door de wijze waarop hij het racisme presenteert, namelijk als een ‘helder omlijnde’ ideologie. Deze voorstelling van zaken is misleidend, het racisme van de kleinburger is namelijk nooit gebaseerd op intellectuele ‘denkbeelden,’ maar op een emotioneel reflex, op ressentimenten. Daarnaast kan men geen racistische 'trekjes' bezitten en toch geen racist zijn. Evenmin kan men geen antisemiet zijn en toch, zoals dominee Catrinus Mak, in 1936 publiekelijk verklaren dat de nazi-rassenwetten, die joodse burgers uit de samenleving verbanden, 'tolerabel' waren. Dat zijn zoon Geert Mak in 2014 tegenover mij verontwaardigd reageerde op deze simpele vaststelling is een duidelijk symptoom van hoe diep verankerd het ontkenningsreflex in de polder is. Bovendien toont de populariteit van zijn boek hoe wijd verspreid dit reflex is onder Nederlanders. Niet voor niets kwalificeerde de scherpzinnige recensent, wijlen Michaël Zeeman, De eeuw van mijn vader als ‘voer voor debielen.’ Hoe anders is het te verklaren dat geen enkele lezer van deze bestseller bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat zoon Geert zijn vader afschildert als 'in zijn hart een brave jongen,' die als koloniaalgeen enkele moeite had met de genocidale acties van Nederland die enkele decennia vóór zijn komst op Sumatra hadden plaats gevonden, en die tijdens de zogeheten 'politionele acties' ook nog meevochtmet het Nederlandse leger, dat, zoals pas op 14 augustus 2015 bekend werd, 'structureel en op grote schaal extreem geweld gebruikt' heeft
tegen Indonesiërs in de periode 1945-’50, na het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid, maandag zeventig jaar geleden.
Ze gingen daarna meestal vrijuit omdat autoriteiten de misstanden systematisch in de doofpot stopten. Dat concludeert de Zwitsers-Nederlandse historicus Remy Limpach na een omvangrijk onderzoek van overheidsarchieven en persoonlijke getuigenissen, zoals dagboeken en soldatenbrieven.
Het is voor het eerst dat een historicus het geweld “structureel” noemt. Limpach, die volgende maand aan de universiteit van Bern hoopt te promoveren en nu werkzaam is bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), ondergraaft in zijn promotie-onderzoek het officiële overheidsstandpunt dat buitensporig geweld in de jaren 1945-’50 bij wijze van uitzondering, als ‘exces’ voorkwam.
Het verzwijgen is een ander overduidelijk voorbeeld van het heersende gemaskeerde racisme. In zo'n klein land als Nederland wist de bevolking op die manier decennialang de werkelijkheid collectief te verzwijgen.Uit De eeuw van mijn vader valt op te maken dat Mak junior niet wezenlijk geïnteresseerd was in de grootschalige oorlogsmisdaden in 'Ons-Indië.' Als zelfbenoemde 'chroniqueur' van zijn tijd had hij onder andere de informatie van professor dr. Joop Hueting over de Excessennota Indonesie 1945-1970 (1969) als uitgangspunt kunnen nemen. In een interview uit 1995 vertelde deze academicus
'Dat gegil en dat gekrijs, dat bloed dat overal rondspoot…, die angstogen die zich op mij richtten, die mij smeekten: in godsnaam, help ons... Ik heb toen, geloof ik, twee mensen afgemaakt, dat is mijn bijdrage geweest - maar daarmee is het toen opgehouden.'
- Deze zaak komt niet voor in de Excessennota.
Fel: 'Nee, natuurlijk niet. In die nota komt niks voor van wat ik verteld heb. Van geen van de oorlogsmisdaden waarbij ik aanwezig ben geweest is ooit een zaak gemaakt.'
- Waarom eigenlijk niet?
'Omdat het klimaat zo was. Dat was de gewone gang van zaken: niks melden, want dat willen ze daarboven niet.'
Al in 1969 sprak Hueting over de Nederlandse oorlogsmisdaden in een uitzending van het TV-programma Achter Het Nieuws. Naderhand gaf de Gezond-Verstand Krant, De Telegraaf, als stem van Wakker Nederland de volgende representatieve reactie:
In een uitvoerig televisie interview vertelde de psycholoog Joop E. Hueting over de gedragingen van hemzelf en zijn medesoldaten tijdens de zogenaamde politionele acties in Nederlands-Indië. Zonder, zo merkte de Telegraaf verontwaardigd op, de achtergronden bij die gruwelen te geven en zonder te benadrukken dat gruwelen nu eenmaal bij een oorlog horen. 'En daarom,' aldus de Telegraaf, 'is het volslagen zinloze, buiten alle proporties naar voren brengen van incidentele gruwelen door de heer Hueting een misselijke daad.'
Ook Catrinus Mak heeft de systematische terreur van het Nederlandse leger, waarin hij vocht, altijd verzwegen, terwijl hij als zielenherder hiervan geweten moet hebben. Zijn zoon schrijft daarover op de zijn bekende wollige manier:
Ik weet niet in hoeverre mijn vader van dit alles iets gemerkt heeft. De mogelijkheid is reëel dat hij van sommige misdrijven op de hoogte was; hij fungeerde per slot voor de militairen als een soort biechtvader. Hij kan dat compleet hebben verdrongen, ook dat is een mogelijkheid. Daartegenover staat weer dat hij nooit met een woord over dergelijke zaken heeft gerept, ook niet toen hij aan het eind van zijn leven in alle eerlijkheid een balans probeerde op te maken. Ik kan dus alleen maar afgaan op wat uit zijn toenmalige brieven naar voren komt.
Dit laatste pleit zijn vader evenwel niet vrij. Sterker nog, opmerkelijk is dat zoon Geert, die altijd de schijn wekt buitengewoon geïnteresseerd te zijn in oral history, heeft zijn vader er nooit naar gevraagd, terwijl 14 jaar voor diens dood er een enorme rel in Nederland was uitgebroken over de bekentenissen in Achter Het Nieuws. Bovendien kan Mak junior nooit zo stellig weten of zijn vader 'in alle eerlijkheid een balans' heeft opgemaakt. Vooral ook niet omdat zijn zoon zelf moet toegeven dat zijn vader
[a]anvankelijk net als de meeste Nederlanders de nationalistische opstand voornamelijk als een chaotische moord- en plunderpartij [beschouwde] (let wel: van Indonesische zijde. svh) die zo snel mogelijk de kop moest worden ingedrukt,
zodat de vooroorlogse koloniale 'orde' van onderdrukking en uitbuiting in al haar glorie kon worden hersteld. Toen dat niet onmiddellijk lukte
ergerde [hij] zich groen en geel aan de 'klungelige' troepen die vers uit Holland waren aangekomen en die in alle opzichten de professionaliteit misten van de Engelsen, Nederlanders en Australiërs met wie hij drie jaar had opgetrokken.
Opvallend is opnieuw Mak junior's versluierd taalgebruik. Ik citeer hem over zijn vader:
Zijn werkterrein lag nu bij de Nederlandse troepen die op Mali, Makassar en Lombok de nationalistische opstand moesten bedwingen en de orde moesten handhaven.
Dat ging niet met zachte hand. Er was een flink contingent oud-SS'ers met de troepen meegekomen, die zo de kan kregen om zich te 'rehabiliteren.' De reden lag voor de hand: het Nederlandse leger kon op deze manier snel beschikken over grote aantallen ervaren en goed getrainde soldaten. Volgens regeringsstukken die later zijn vrijgegeven betrof het hier zo'n vijftien- à dertigduizend man, minstens een op de zes van de uitgezonden militairen.
Bovendien had de Nederlandse regering op sommige plaatsen besloten tot de strategie van de zogenaamde contraterreur.
Het 'structureel enop grote schaal extreem geweld' van de Nederlandse troepen,met andere woorden: de massale terreurtegen de Indonesische burgerbevolking wordt door Geert Mak gepresenteerd als het 'handhaven' van 'de orde,' hetgeen 'niet met zachte hand [ging],' overigens zonder dat de gereformeerde predikant Catrinus Mak zich hier publiekelijk tegen keerde of naderhand verantwoording hiervoor aflegde. Hoewel Geert Mak de handelwijze van zijn vader overal elders zo tracht te verklaren dat het op een rechtvaardiging begint te lijken, zwijgt hij hier als het graf, terwijl Catrinus' collaboratie met de terreur om een verklaring schreeuwt. Al was het maar omdat de predikant zelf een jaar eerder nog de terreur van de 'Jappenkampen' aan den lijve had meegemaakt. Maar het enige dat hem werkelijk emotioneel trof was het 'klungelige' optreden van de Nederlandse troepen, want zo schreef hij zijn zoon Cas op martiale toon
Hoe kunnen we met de vuist op tafel slaan om ons gezag te herstellen, als we dat gezag hebben verslingerd in de laffe vijf-dagen oorlog op Java tegen de Japanner? En hoe onmachtig waren we op 15 augustus 1945 om dat gezag weer van de Jap over te nemen?
Het enige dat de zielzorger nog wilde was het 'klungelleger' te ontvluchten om zich in de armen van zijn 'liefste' te kunnen vleien om het 'in de intimiteit van ons eigen gezin goed' te 'hebben,' enom zo snel en lang mogelijk de oorlogsmisdaden van het leger waarin hij diende te kunnen vergeten, net als al die andere Nederlanders die zo lang zijn bleven zwijgen over het eigen terrorisme, dit deden.De beschrijving van zowel Mak senior als Mak junior verraadt een nauwelijks verhuld racisme, zoals ik eerder probeerde aan te tonen. Dit verklaart volgens mij ook waarom De eeuw van mijn vader zo populair is geworden in Nederland. Het boek ademt de sfeer uit van kleinburgerlijke benauwdheid, de typerende houding van de doorsnee Nederlander die maar wat aan sjoemelt om zelf zo min mogelijk schade op te lopen, levend in een land waar, volgens de historicus Johan Huizinga, 'Hypocrisie en farizeïsme individu en gemeenschap [belagen]!' en waar de bevolking ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Het collaboreren met de macht, hoe totalitair die ook mag zijn, is als het ware genetisch gecodeerd in de ziel van de Nederlander. Mak:
Veel later, toen hij zijn herinneringen opschreef, sprak mijn vader van een ‘schuldige tijdgebondenheid.’ Achteraf schaamde hij zich diep over deze periode. Ik maakte me, schreef hij, enkel druk over de handhaving van het sabbatsgebod. De andere negen geboden – ‘Gij zult niet stelen. Gij zult niet begeren. Gij zult uw naaste liefhebben als uzelve’ – leken niet te bestaan ten aanzien van de Indiërs ‘Hebben wij – de kerkeraad en onze gemeenteleden – ons solidair verklaard met hen, die vochten voor vrijmaking van onze koloniale overheersing? Ik moet eerlijk bekennen: nee, geen sprake van.’ Bij excessen ergerde men zich, zeker, ‘maar voor de rest hadden we met de maatschappelijke structuur geen moeite.’ ‘Was er bij ons enige pijnlijke gedachte of ongerustheid, dat wij ondanks de zegeningen van ons bewind, in feite hun overheersers waren en vaak hun uitbuiters? In het minst niet!’ Vlak na de oorlog vonden bijna alle Nederlanders het nog vanzelfsprekend dat de oude posities zonder slag of stoot weer zouden worden ingenomen. ‘Zelf was ik ook zo naïef.’ Pas daarna zou hij wakker worden.
Aldus zoon Geert, maar zelfs wanneer de werkelijkheid aan het daglicht wordt blootgesteld, kan de Nederlander, geconditioneerd als hij is, niets anders dan blijven liegen en verzwijgen. Hij wil beslist geen verantwoording afleggen voor zijn verwerpelijke houding. Hij spreekt dan, net als dominee Mak en zijn zoon Geert, in termen van 'schuldige tijdgebondenheid,'en wijt dit niet aan het eigen opportunistisch handelen, maar aan 'naïviteit,' of aan het feit dat 'Mijn ouders nu eenmaal niet [wisten], zoals niemand dat weet, op welke plek ze zich bevonden in de geschiedenis,' wat in de polder als verklaring doorgaat voor het feit dat men racistisch of antisemitisch was en maar al te vaak nog steeds is. Het feit dat zijn ouders hun geclaimde christelijke normen en waarden lieten varen, wordt door hun zoon voorgesteld als '[h]et zoeken naar een houding in deze wereld,' en dat zijn vader in het interbellum de gelegaliseerde jodenhaat in Duitsland 'tolerabel' vond, mag niet gezien worden als antisemitisme, immers: '[m]ijn vader verschilde hierin niet van de overgrote meerderheid.' En zo wordt iedereen vrijgepleit van de eigen verantwoordelijkheid. Uiteindelijk 'haben wir es nicht gewusst,' de Makjes wisten net als vele andere Nederlanders niet 'dat hun leven zich afspeelde tussen een voorbije wereldoorlog en een komende,' en kunnen dus niet verantwoordelijk worden gesteld voor hun weerzinwekkende gebrek aan moraliteit.
Wat het Nederlandse en speciaal het gereformeerde anti-semitisme betreft, hierbij speelde vermoedelijk ook het verzuilde denken een rol: wat de joden overkwam, viel buiten de eigen wereld. Het was erg, maar het waren de anderen,
staat als een verklaring in De eeuw van mijn vader. Ik merk op dat '[h]et verzuilde denken,' anno 2015 nog steeds niet is verdwenen. Absoluut niet, het is het kenmerk bij uitstek van de kleinburgerlijke mainstream in Nederland, zoals blijkt uit de opkomst van politici als Pim Fortuyn en Geert Wilders, en de steun die vooral eerstgenoemde kreeg van een deel van de hoofdstedelijke incrowd rond Theo van Gogh. Maar ook Geert Mak en een aanzienlijk deel van de Hollandse mainstream-pers, van De Telegraaf tot De Groene Amsterdammer, zijn geestelijk gehandicapt geraakt door de racistische houding van het ons kent ons. Kijkt u bijvoorbeeld naar hoe De Groene en de Volkskrant het percentage 'allochtonen' op de redactie tot een absoluut minimum hebben weten te beperken.
Het racisme in Nederland is doorgaans zo verhuld dat men zich er niet van bewust is. Wanneer Geert Mak in zijn bestseller De eeuw van mijn vader stelt:
Uiteindelijk waren er twee atoombommen nodig, eentje op Hiroshima, de ander op Nagasaki, om een capitulatie te forceren,
is deze bewering niet alleen onjuist, zoals uit historisch onderzoek is gebleken, maar demonstreert het tevens een verkapt racisme. Ik zal trachten uit te leggen waarom. Zoals Mak met enige trots op zijn website meldt, concludeerde de recensent van het Britse tijdschrift The Economist dat In Europe terecht aandacht besteedt aan de 'ghastly charnel-houses of death and destruction (Auschwitz, Dresden).' Aan het 'afgrijselijke' geallieerde bombardement van Dresden wijdt Mak vier pagina's, waarin de misdadigheid van dit bombardement uitgebreid wordt belicht door ondermeer erop te wijzen dat '[i]n de nacht van dinsdag 13 op woensdag 14 februari 1945 Dresden vol vluchtelingen [zat] uit het oosten,' en dat '[d]e stad geen noemenswaardige oorlogsindustrie [kende], maar daar ging het ook niet om,' waarmee hij nog eens benadrukt dat het om een terreur-aanval ging. Mak:
Binnen een halfuur na de eerste bommen, precies volgens plan loeide een vuurstorm door de straten. Om het aantal slachtoffers zo groot mogelijk te maken hadden de Britse en Amerikaanse strategen een dubbelslag bedacht. Ze wisten dat in een brandende stad de bescherming van een schuilkelder na ongeveer drie uur was uitgewerkt. Daarna werden de grond en de muren zo heet dat iedereen de straat op moest. Precies op dat moment werd een tweede aanval gelanceerd. De burgers van Dresden hadden enkel nog de keuze tussen de vuurzee buiten of de kokende schuilkelders binnen.
Over het 'dodencijfer' stelt Mak dat de
'oorspronkelijke raming van ongeveer 25.000 slachtoffers' naar alle waarschijnlijkheid 'het dichtst bij de waarheid [ligt].' Over de kwestie of deze terreur-aanval op een burgerbevolking een oorlogsmisdaad was, meldt Wikipedia:
Though no one involved in the bombing of Dresden was ever charged with a war crime, some hold the opinion that the bombing was a war crime.
'every human being having the capacity for both good and evil. The Nazi Holocaust was among the most evil genocides in history. But the Allies’ firebombing of Dresden and nuclear destruction of Hiroshima and Nagasaki were also war crimes – and as Leo Kuper and Eric Markusen have argued, also acts of genocide. We are all capable of evil and must be restrained by law from committing it.'
Historian Donald Bloxham states, 'The bombing of Dresden on 13–14 February 1945 was a war crime.' He further argues there was a strong prima facie case for trying Winston Churchill among others and a theoretical case Churchill could have been found guilty. 'This should be a sobering thought. If, however it is also a startling one, this is probably less the result of widespread understanding of the nuance of international law and more because in the popular mind ''war criminal,'' like ''paedophile'' or ''terrorist,'' has developed into a moral rather than a legal categorisation.'
German author Günter Grass is one of several intellectuals and commentators who have also called the bombing a war crime.
Proponents of the war crime position argue that the devastation from firebombing was greater than anything that could be justified by military necessity alone, and this establishes a prima facie case. The Allies were aware of the effects of firebombing, as British cities had been subject to them during the Blitz. War crime proponents say that Dresden did not have a military garrison, that most of the industry was in the outskirts and not in the targeted city centre, and that the cultural significance of the city should have precluded the Allies from bombing it.
British historian Antony Beevor wrote that Dresden was considered relatively safe, having been spared previous RAF night attacks, and that at the time of the raids there were up to 300,000 refugees in the city seeking sanctuary from the fighting on the Eastern Front. In Fire Sites, Austrian historian Jörg Friedrich agrees the RAF's relentless bombing campaign against German cities in the last months of the war served no military purpose.
Een ander overtuigend argument is dat de terreur-aanval op Rotterdam, waarbij brisant bommen in 'een kwartier bijna de gehele historische binnenstad,' verwoestten, 'mede door de branden die ontstonden' en 'naar schatting 650 tot 900 mensen om het leven kwamen,' door de geallieerden wel gezien werd als een oorlogsmisdaad. Hoe deze hypocrisie mogelijk is maakt de Zweedse auteur Sven Lindqvist duidelijk in zijn boek A History of Bombing (2001). In deze onthullende studie schrijft Lindqvistdat enkele maanden na de wapenstilstand, die een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog,
a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airman in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment.
This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the "barbarity" of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character… to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.'
Welnu, hetzelfde cynisme, maar dan gevoed door een racistisch sentiment, toont ook Geert Mak wanneer hij beweert dat 'er twee atoombommen nodig [waren,] eentje op Hiroshima, de ander op Nagasaki, om een capitulatie te forceren.' Naast het feit dat zijn stellig bewering dat massavernietigingswapens 'nodig waren' om die twee steden in 'ghastly charnel-houses of death and destruction' te veranderen, verraadt Mak zijn racisme tevens door een onderscheid te maken in de brandbommen-terreur tegen Duitsland, met zijn witte christelijke bevolking, en de nucleaire terreur tegen Japan, met zijn gekleurde merendeels shintoïstische bevolking. Net als in het geval van Dresden 'kende' ook de stad Nagasaki 'geen noemenswaardige oorlogsindustrie, maar daar ging het ook niet om.' Ook hier ging het om terreur tegen de burgerbevolking. Dat de politieke elite in Washington wist dat het een gruwelijke oorlogsmisdaad betrof, blijkt ondermeer uit het volgende:
As Ian Buruma observes, 'News of the terrible consequences of the atom bomb attacks on Japan was deliberately withheld from the Japanese public by US military censors during the Allied occupation — even as they sought to teach the natives the virtues of a free press. Casualty statistics were suppressed. Film shot by Japanese cameramen in Hiroshima and Nagasaki after the bombings was confiscated. 'Hiroshima,' the famous account written by John Hersey for The New Yorker, had a huge impact in the US, but was banned in Japan. As [John] Dower says: 'In the localities themselves, suffering was compounded not merely by the unprecedented nature of the catastrophe… but also by the fact that public struggle with this traumatic experience was not permitted.'" The US occupation authorities maintained a monopoly on scientific and medical information about the effects of the atomic bomb through the work of the Atomic Bomb Casualty Commission, which treated the data gathered in studies of hibakusha (slachtoffers van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. svh) as privileged information rather than making the results available for the treatment of victims or providing financial or medical support to aid victims. The US also stood by official denial of the ravages associated with radiation. Finally, not only was the press tightly censored on atomic issues, but literature and the arts were also subject to rigorous control prior.
Tenminste '78.000 mensen kwamen in een fractie van een seconde om,' in Hiroshima, zo is vandaag de dag bekend. 'Door de na-effecten als gevolg van de ioniserende straling liep het dodental uiteindelijk op tot ongeveer 140.000 eind 1945. Volgens opgave van de Japanse autoriteiten, die ook de slachtoffers registreerden die jaren later vielen door bijvoorbeeld kanker als gevolg van straling, kostten de bommen aan totaal ruim 240.000 mensen het leven.
In slechts twee zinnen komt Geert Mak tot de slotsom dat 240.000 Japanse doden 'nodig' waren om 'een capitulatie' van Japan 'te forceren.' Daarentegen wordt het bombardement van Dresden, waarbij iets meer dan eennegende van het aantal doden viel, in vier pagina's aan de witte Europese lezer gepresenteerd als een 'ghastly charnel-house of death and destruction,' datinThe Economistin één adem wordt genoemd met 'Auschwitz.' Mak's in het oog lopende onderscheid tussen Dresden enerzijds en anderzijds Hiroshima en Nagasaki toont zijn verhuld racisme. Dit is geen overdreven constatering als men beseft dat mijn oude vriend wist dat volgens deskundigen de nucleaire terreur tegen de Japanse bevolking absoluut niet 'nodig was,' zoals uit het volgende blijkt:
In spite of this public perception, dropping the nuclear bombs was totally unnecessary from a military standpoint. America’s leading generals voiced their concerns before and after the bombs were dropped. General Eisenhower, Supreme Commander of the Allied Forces in Western Europe, reacted to the news in a way that contradicts politicians’ narratives:
'During his [Secretary of War Henry L. Stimson] recitation of the relevant facts, I had been conscious of a feeling of depression and so I voiced to him my grave misgivings, first on the basis of my belief that Japan was already defeated and that dropping the bomb was completely unnecessary, and secondly because I thought that our country should avoid shocking world opinion by the use of a weapon whose employment was, I thought, no longer mandatory as a measure to save American lives ,' he said.
General Douglas MacArthur, Supreme Commander of Allied Forces in the Pacific, was not even consulted about the use of the bomb. He was only notified two days before the first bomb was dropped. When he was informed he thought “‘…it was completely unnecessary from a military point of view.’ MacArthur said that the war might ‘end sooner than some think.’ The Japanese were ‘already beaten.’”
Tough, cigar-smoking 'hawk,' General Curtis LeMay — who was responsible for the firebombing of Japanese cities — was also disappointed with the decision to drop the bomb. In an exchange with reporters he said,
'The war would have been over in two weeks without the Russians entering and without the atomic bomb.'
'You mean that, sir? Without the Russians and the atomic bomb?' one journalist asked.
'The atomic bomb had nothing to do with the end of the war at all,' LeMay replied.
Admiral Chester Nimitz, Commander in Chief of the Pacific Fleet, sent out the following public statement: 'The atomic bomb played no decisive part, from a purely military standpoint, in the defeat of Japan.'
While Eisenhower, MacArthur, LeMay, and Nimitz believed the dropping of the bombs to be unnecessary, Chief of Staff Admiral William D. Leahy went even further, insisting that even the contemplated invasion of Japan was unnecessary to end the war. He said,
'I was unable to see any justification…for an invasion of an already thoroughly defeated Japan. My conclusion, with which the naval representatives agreed, was that America’s least expensive course of action was to continue to intensify the air and sea blockade…I believe that a completely blockaded Japan would then fall by its own weight.'
At the conclusion of the war in the Pacific, President Truman appointed a panel of 1000 experts to study the conflict. One third of the experts were civilians and two-thirds were military. The panel issued its report, entitled 'United States Strategic Bombing Survey'—a 108 volume publication on the Pacific front. The survey makes the following damning conclusion about the necessity of dropping the the atomic bombs and invading Japan:
'Nevertheless, it seems clear that, even without the atomic bombing attacks, air supremacy over Japan could have exerted sufficient pressure to bring about unconditional surrender and obviate the need for invasion. Based on a detailed investigation of all the facts, and supported by the testimony of the surviving Japanese leaders involved, it is the Survey’s opinion that certainly prior to 31 December 1945 […] Japan would have surrendered even if the atomic bombs had not been dropped, even if Russia had not entered the war, and even if no invasion had been planned or contemplated.'
Maar omdat deze feiten niet in Geert Mak's racistische voorstelling van zaken paste, verzweeg hij ze. En zelfs de meest eenvoudig te controleren gegevens verdraaide hij. Zo schrijft hij in De eeuw van mijn vader:
Volgens de Amerikanen verloren een kleine honderdduizend mensen het leven, de Japanners schatten het aantal doden tweemaal zo hoog. Op 15 augustus kondigde keizer Hirohito door de radio met doffe stem de Japanse capitulatie aan.
Op deze wijze probeert Mak wederom de causaliteit tussen de inzet van kernwapens en de 'Japanse capitulatie' te benadrukken. En zelfs over het aantal doden weet de bestsellerauteur te liegen in het in Nederland zo geprezen boek.
Uiteindelijkhaben wir es nicht gewusst.Verantwoordelijk is altijd de Ander, nooit 'Wij.'
An ex-Russian spy who worked in the United States for more than 20 years shares his forecast for Russia and its closest allies, from where should we expect the next “Orange revolution”, to what the relationship between Europe and the US is going to look like.
For many years, Donald Heathfield was a model American citizen. He owned a successful company specializing in strategic forecasting, held a Harvard degree, and had a wife and two kids.
It couldn't have occurred to any of his friends or colleagues that his real name was Andrei Bezrukov and that he was the head of a Russian spy network.
Since the end of the last century until several years ago, Bezurkov worked as a covert Russian agent abroad and during that time, did not utter a single word in Russian.
He returned to Russia several years ago, following a scandal that exposed his true identity. He now works in Russia under his real name and recently he, as a co-author, published a geopolitical analysis of what Russia and the world will look like in 2020.
The following is his forecast for Russia and its closest allies, which he shared in his interview with the Rossiya 1 TV show “Vesti on Saturday” and its host Sergei Brilev.
Bezurkov predicts that the next orange revolution will take place on the periphery of China, most likely in Myanmar.
“Myanmar for the Chinese is a direct route towards crude oil, bypassing the Strait of Malacca,” he says. “They have their strategic pipeline there. And of course, whoever their competitor is, would try to do two things:
first, they would try to pit India against China and prevent the union of Russia, India and China [from becoming] a reality.
And second, pit China’s neighbors against it. This is all classic. Not because someone likes or does not like someone. This is geopolitics and it is being dictated by intense rival interests.”
With regards to the Sino-Russian relationship, Bezrukov stresses that the Chinese, first of all, are our partners and one shouldn’t talk about any affection between the two.
“Very often a marriage of convenience lasts a lot longer than that of love. Because both sides clearly understand why they are doing it.”
“Separately from each other, Russia and China are vulnerable. Russia and China together are invulnerable.”
“Russia and China are residing in one and the same home – Eurasia. [Former US security advisor] Brzezinski used to call it the major continent. We found ourselves in a situation where peace in Eurasia and its growth not only guarantee growth in Russia and in China, it is the guarantee of security across the continent, it is the guarantee of the security of our borders.”
“And our rivals, including the Americans, have a completely different vision. In order to keep someone’s position, he should divide and rule. This is exactly what they are doing.”
A War is Always Waged With The means at Hand
For Bezrukov, this situation very much resembles the one at the beginning of the last century: 1914, right before the start of the First World War.
“What are we witnessing right now? The remapping of the world. There is a dominating power, or a group of powers, and a so-called challenger. What will these powers do to the challenger as they see how their monopoly is being washed away?” he questions.
Surely, he admits, since that time the major powers have acquired nuclear weapons. A war between nuclear states is probably something that can be ruled out. However, a war is always waged with the means at hand.
“And now these are the means of informational pressure, the means of economic pressure, the means of technological pressure, work through proxies, through third countries, disruption from inside, national problems. The means always match the moment. And such a war is already underway,” he says.
It has been underway for a long time already. The war which has been waged against Russia is now being waged against China.
“There is the same propaganda regarding the Chinese market meltdown. It strictly followed the models and curves of the anti-Russian propaganda.
The purpose – to scare everyone, ward everyone off from China, especially Europe and to demonstrate that China is an incapable, unstable partner with a slowing economy. There is nothing to hunt for there. Yet this is completely untrue.”
The Forecast for Europe
Bezrukov explains that after the war, Europe rests on two principles: first, to move the border between the Atlantic world and Russia as far as possible to the East.
Second, it is European economic growth. Both factors are not working right now, he says. Do you see what is going on with the migrants? Do you see what is going on with the European budgets? Thus, the notion that Russia is not a mortal enemy is penetrating deeper and deeper [into Europe].
The generation of European politicians who were brought up on the ideas of Atlanticism is living its last years. For them, Atlanticism was the solution to a great number of problems. They are part of the same councils, the same funds as the Americans. They are friends.
“The new generation has been brought up on different ideas. The new generation sees a different America. It sees an America which is not that positive and is sometimes even negative. It is a rival,” he says.
If Russia withstands the economic and political pressure it is experiencing right now, let’s say, until 2020, the politics will change drastically, Bezrukov finally states.
'De beschrijving van zowel Mak senior als Mak junior verraadt een nauwelijks verhuld racisme, zoals ik eerder probeerde aan te tonen. Dit verklaart volgens mij ook waarom De eeuw van mijn vader zo populair is geworden in Nederland. Het boek ademt de sfeer uit van kleinburgerlijke benauwdheid, de typerende houding van de doorsnee Nederlander die maar wat aan sjoemelt om zelf zo min mogelijk schade op te lopen, levend in een land waar, volgens de historicus Johan Huizinga, 'Hypocrisie en farizeïsme individu en gemeenschap [belagen]!' en waar de bevolking ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Het collaboreren met de macht, hoe totalitair die ook mag zijn, is als het ware genetisch gecodeerd in de ziel van de Nederlander. '
Mooie typering van onze volksaard! Deze uitspraak van onze Minister President: 'Mark Rutte wil sfeer van de Gouden Eeuw * terug, mag er ook zijn. Die oproep deed premier Mark Rutte zaterdag 25 augustus bij Het Nationale Sail Debat in het Scheepvaartmuseum en getuigt eveneens van hetzelfde botte, onverschillige, nauwelijks verhulde racisme (The Robertson Report). Het bracht ook meteen de uitspraken van voormalig MP Balkenende uit 2009 in herinnering die zich klaarblijkelijk eveneens van geen racisme bewust was toen hij pleitte voor 'meer VOC mentaliteit'.
In de mainstream pers werd ook deze keer slechts vastgesteld dat het 'n opmerkelijke uitspraak betrof. Dat het hier opnieuw ('als het ware genetisch gecodeerd') een laakbare, leugenachtige, kwetsende, racistische, verradersmentaliteit betreft en een schandelijk gebrek aan introspectie en historisch besef en schaamte toont, zover wil men dus ook deze keer niet gaan, en men gaat over tot de orde (waan) van de dag.
Ik zie Mak dan ook nog wel eens de hand van MP Mark Rutte schudden als het 'm uitkomt en hij voor bewezen diensten aan het vaderloond een lintje krijgt. Of heeft dat event al plaatsgevonden? Ons kent ons tenslotte.