In Een ecologische geschiedenis van
Noord-Amerika schrijft de paleontoloog en auteur Tim Flannery:
De
kern van de pionierservaring schuilt in de enorme rijkdommen en als die
rijkdommen onbegrensd zijn, waarom zou je daar dan zuinig mee omspringen of ze
zelfs maar efficient benutten. Het doel is de bestaansbronnen zo snel mogelijk
te exploiteren en vervolgens verder te trekken. Het is deze pioniershouding ten
aanzien van de benutting van bestaansbronnen die ten grondslag ligt aan het
kapitalisme en waar hedendaagse natuurbeschermers het zo moeilijk mee hebben.
In deze zin is de erfenis van de Amerikaanse pionier nog altijd onder ons.
Maar liefst 437
pagina’s lang toont Flannery aan hoe door de geschiedenis heen
het Amerikaanse kapitalisme in permanente staat van oorlog is
met mens en natuur, een systeem is van roofbouw dat alles wat in de weg staat radicaal verwoest. Flannery in 2001:
In de
jaren vijftig van de vorige eeuw hadden de Noord-Amerikanen ongeveer viervijfde
van de dierenwereld van het continent uitgemoord, meer dan de helft van de
bomen gekapt, de inheemse culturen vrijwel volledig vernietigd, de meeste rivieren afgedamd, de
productieve zoetwatervisserijen verwoest en een groot deel van de bodems
uitgeput. Ze hadden een grote overwinning in de oorlog behaald en een van de
welvarendste en zelfgenoegzaamste maatschappijen aller tijden gecreeerd, en nog
was de plundering van de de natuurlijke bestaansbronnen niet afgelopen. In 1999 stonden twaalfhonderd inheemse Noord-Amerikaanse soorten op de officiele lijst van bedreigde diersoorten en dat is een zware onderschatting,
want betrouwbare schattingen gaan ervan uit dat ongeveer zestienduizend soorten
ernstig in hun voortbestaan bedreigd worden… suprioriteit heeft
wel een prijskaartje gehad, want het kostte het continent een groot deel van
zijn natuurlijke rijkdommen en zijn ecologische stabiliteit. Zelfs nu nog
offert het agressieve kapitalisme rivieren, bodems en de armere volkeren van
Noord-Amerika op het altaar van de god van fortuin, net zoals de Azteken 500
jaar geleden met hun slachtoffers deden.
Hoewel dit in
het Nederlands vertaalde boek bij dezelfde uitgeverij verscheen als de boeken
van Geert Mak, heeft hij de onthullende studie van Tim Flannery niet gelezen.
Daar ontbrak hem de tijd voor in zijn relatief korte voorbereiding van zijn 576
pagina’s vuistdikke reisboek waarin hij ‘op zoek naar Amerika’ is en het volgens
mij niet gevonden heeft. Men treft in zijn boek wel triviale en
irrelevante informatie aan, zoals dat de voormalige NRC-correspondent in de VS,
Tom-Jan Meeus, het advies kreeg ‘wees altijd een opruier’ van ‘de
populistische strateeg Tom Tancredo… graag gezien gast bij Fox News (advieerde
ook Geert Wilders),’ dat meer zegt over Hollands provincialisme
dan over het Amerikaanse machtsdenken.
De
grootschalige verwoesting van het inmiddels geglobaliseerde neoliberalisme
wordt niet door Mak in een bredere context geplaatst, en hij analyseert eveneens niet de
continuiteit van het expansionisme dat als een rode draad door de hele
geschiedenis van de VS loopt. Ook de grote kunstenaars worden door hem niet
geraadpleegd om de ziel, de diepere drijfveren, het karakter van de VS te kunnen blootleggen. En de met de Pulitzer Prijs gelauwerde John Steinbeck,
die een leidraad had moeten zijn in Mak’s verhaal, wordt door hem afgeschilderd
als een aan amfetamine verslaafde onvolwassene die pas een jaar of zes voor zijn
dood ‘voor
het eerst ongenadig geconfronteerd [werd] met degene die hij in werkelijkheid
was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon
accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten,’ aldus Mak. Men dient zelf een groot mens te zijn om een groot mens te kunnen herkennen.
Het is Mak niet gelukt. Volgens hem kon hij ‘zeker tegen het eind’
van Reizen zonder John zowel het boek als zichzelf ‘moeilijk in toom houden.’ Dat zou de reden kunnen
zijn waarom hij op pagina 523 Steinbeck's integriteit probeert te schenden, maar ik denk toch
eerder dat Mak niet van kunstenaars houdt, die zijn ‘te egotripperig’ in het
geval van Kerouac, of bij Steinbeck ‘een doemdenker,’ wiens pessimisme
een ‘afwijzing van Grootse Levensdoelen’
was en ‘buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans.’
In
zijn verlangen naar ‘hoop’ op
verlossing kan Mak niet tegen de waarheid zoals kunstenaars die zien. Hij haat
het zelfs, zoals blijkt uit zijn liefdeloze beschrijving van Steinbeck en de
poging om zijn menselijke waardigheid te schenden. Mak’s oplossing-gerichte
denken laat geen ruimte over voor het tragische, voor het grootse. Allles moet
worden teruggebracht tot een zo groot mogelijk gemiddelde, de waarheid van de
mainstream.
In 2009 schreef ik op deze
weblog:
In Travels with
Charley stelt John Steinbeck het zo:
I've always admired those
reporters who can descend on an area, talk to key people, ask key questions,
take samplings of opinions, and then set down an orderly report very like a
road map. I envy this technique and at
the same time do not trust it as a mirror of reality. I feel that there are too
many realities. What I set down here is true until someone else passes that way
and rearranges the world in his own style.
Maar in dat
laatste is Mak niet geslaagd om de simpele reden dat Geert Mak geen
John Steinbeck is. Mak wil oplossingen geven, Steinbeck besefte dat er in een
eindige wereld geen werkelijke oplossingen zijn, dat ook ‘hoop’ zijn grenzen kent,
dat het tragische inherent aan het leven is. Mak is een journalist die voor een
groot publiek schrijft, Steinbeck een schrijver die alleen tegenover zichzelf
verantwoording hoeft af te leggen, dat is het grote verschil. Twintig jaar
geleden schreef de auteur John Berger:
Wat ik
wil is dat mensen zich ervan bewust worden hoe voddig het mediabedrijf ze
bedient als publiek. Voddig, omdat met de waardigheid van kijker en bekekene de
vloer wordt aangeveegd. Herstel iets van die waardigheid – gun mensen de tijd,
verschuif het gebruikelijke zwaartepunt – en slecht nieuws wordt van een
onderbreking de waarheid. Er zijn tal van waarheden waarvoor geen directe
oplossing bestaat. Het woord ‘oplossing’ raakt niet aan het tragische. Wíj moeten in aanraking komen met het
tragische en ons erdoor laten raken. We zouden er misschien door veranderen als
we het benoemden. Ook benoemd blijft het tragische tragisch, maar slecht nieuws
zou het niet worden. Alleen van daaruit is een realistische politiek
mogelijk.
Terug naar
Californie, naar het gebied waar Geert Mak zo graag naar toe gaat maar
opmerkelijk genoeg niet de schrijvers en dichters heeft gelezen die hier
woonden en leefden en het tragische beschreven. Een kilometer of 45 ten zuiden
van Monterey, langs de ruige kust van Big Sur, staat de Henry Miller Memorial Library, eens
het huis waar de wereldberoemde schrijver woonde. Op weg er naar toe zag ik
2006 hoe zelfs de Stille Oceaan met prikkeldraad was omheind. In mijn
notitieboekje lees is:
Ik zie een bord voorbij schieten: ‘Keep Out’.
Keep out of the ocean? Het was Tecumseh, de
grote leider van het verzet tegen het onverzadigbare blanke expansionisme, die stelde:
‘No
tribe has the right to sell, even to each other, much less to strangers… Sell a
country! Why not sell the air, the great sea, as well as the earth? Didn’t the
Great Spirit maken them all for the use of his children?’ Nu is overal, op de onafzienbare prairie en langs de Oceaan prikkeldraad
te zien. Alleen de pelikanen op zoek naar eten trekken zich er niets van aan.
Grandioze beesten. We bezoeken het huis van Henry Miller. Het
staat temidden van eeuwenoude redwoods. Het is er heerlijk rustig. Die eerbiedwaardige
bomen zijn zo hoog dat ze niet te fotograferen zijn. Er is ook een kleine
winkel waar de boeken van Miller verkocht worden. Guano, witte rotsen in zee,
wit van de uitwerpselen van vogels, aalscholvers. Temidden van zacht sprekende vooral jonge
bezoekers lees ik Miller’s essay A Nation
of Lunatics, geschreven in 1977:
In two short centuries we are
practically going down the drain. Ausgespielt! No one is going to mourn our
passing, not even those we helped to survive. In the brief span of our history
we managed to poison the world. We poisened it with our ideas of progress,
efficiency, mechanization. We made robots of our stalwart pioneers. We
dehumanized the world we live in… It seems as if we were conceived in violence
and hatred, as if we were born to plunder, rape and murder. Our history books
gloss over the cruelties and abominations, the immoral behavior of our leaders...
They name it a republic and a democracy, but it never was and is not even one
now. A few patrician, wealthy families control the government of these states… Indeed, for all our talk of progress, we are just as narrow-minded,
prejudiced, blood-thirsty as ever we were. Just look at the military situation
– the Pentagon! – is enough to give one the shivers. The last war – Vietnam –
what foul doings! Tamerlane and Atilla are nothing compared to our latter-day
monsters armed with nuclear weapons, napalm, etc. If Hitler subsidized
genocide, what about us? We have been practicing genocide from our very
inception! That goes for Indian, Negro, Mexican, anyone… And we wonder why, as
a nation, as a people, we are falling apart… In short, how to survive in an age
of barbarism such as ours…
We have plenty of money for bombers, submarines,
warheads, for all that is destructive, but not for culture, not for education,
or for relief of the poor. What a thing to say of the supposedly greatest
nation in the world that thousands of our poor are content to live on dog and
cat food. I say thousands, but for all I know it may be millions… The cream,
so-called, of society is just as criminal-minded as the dregs… In Roman times
it were the emperors and patricians who were pathalogical. Today in America it
is the citizenry… Money indeed is the only thing that talks. All the rest is
mute. All the rest watch unblinkingly while one atrocity after another is
perpetrated. To speak of the public is to speak of the unacknowledged Sphinx.
It hears nothing, sees nothing, smells nothing, says nothing. And all the while
it gives off a vile odor – not the odor of sanctity, as in ancient times, but
the odor of neutrality, of indifference…
And only that Democrat or that
Republican stands a chance who is a ‘friend’ not of the people but of vested
‘interests.’ Millions of dollars are spent to elect a fool or knave – in any
case, a willing puppet. And this is styled a democratic form of government… He
is but a pawn in the hands of the various greedy, blood-sucking interests… For
all their woes and misery, our people have been thoroughly brainwashed to
accept and endure any conditions imposed on them… Our foreign policy has
always been a disgrace… Always the first, the best, the greatest, the biggest,
the mostest. Here superlatives have lost all value… The streak of Puritanism in
us is ineradicable…
There are many, many ways of preventing the truth from
coming out. And of squelching unwelcome views of a writer or thinker… In a
sense, censorship is with us always. The men in power know how to protect
themselves… If I look upon our history as a total flop, I could say the same
about most civilized countries… Of all the civilized peoples in the world I
regard the American as the most restless, the most unsatisfied, the idiot who
thinks he can change the world into his own image of it. In the process of
making the world better, as he foolishly imagines, he is poisening, destroying
it.
Maar de lezer van Mak’s boek zal vergeefs zoeken
naar een citaat van Henry Miller. Ook zijn werk heeft Mak niet gelezen.
Begrijpelijk, want ook deze Amerikaanse schrijver zal door Mak worden afgeschreven als een ‘ongegeneerde… doemdenker.’ En dat is niet goed voor de oplage van Reizen zonder John.
Volgende keer meer daarover.
De
grote menselijke conflicten bevrijden van de naïeve interpretatie als een
strijd tussen goed en kwaad, ze begrijpen in het licht van het tragische, was
een enorme prestatie van de geest; het bracht de onvermijdelijke relativiteit
naar voren van menselijke waarheden; het maakte de noodaak duidelijk om
rechtvaardig te zijn tegen de vijand. Maar het morele manicheïsme heeft een
onvernietigbare vitaliteit… Hitler dompelde Europa niet alleen onder in een
onbeschrijflijke verschrikking maar beroofde het ook van het tragische
levensgevoel. Net als de strijd tegen het nazisme, zou de hele hedendaagse
politieke geschiedenis van toen af aan gezien en ervaren worden als een strijd
tussen goed en kwaad… Is dit een regressie? Een terugval in de pré-tragische
fase van de mensheid? Maar als dat zo is, wat heeft dan een terugval ondergaan?
De Geschiedenis zelf, die onrechtmatig in bezit is genomen van criminelen? Of
is het onze manier van begrijpen van de Geschiedenis? Vaak denk ik: het
tragische heeft ons verlaten; en dat zou weleens de ware straf kunnen zijn.
Milan Kundera, And If the Tragic Has
Deserted Us? (2005).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten