Drie jaar voordat hij in 1963 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving, schreef de Amerikaanse auteur John Steinbeck aan zijn vriend, tweemaal Democratisch presidentskandidaat Adlai Stevenson, over de 'nervous restlessness,' in de VS
a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps morality. Then there's the violence, cruelty and hypocrisy symptomatic of a people which has too much, and last, the surly ill-temper which only shows up in human when they are frightened…
Mainly, Adlai, I am troubled by the cynical immorality of my country. I do not think it can survive on this basis and unless some kind of catastrophe strikes us, we are lost. But by our very attitudes we are drawing catastrophe to ourselves. What we have beaten in nature, we cannot conquer in ourselves.
Someone has to reinspect our system and that soon. We can't expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporations all offer higher rewards for chicanery and deceit than probity and truth. On all levels it is rigged, Adlai.
In de New York Times van 28 maart 1999 constateerde de bekendste woordvoerder van het Amerikaanse establishment, Thomas Friedman, in A Manifesto for the Fast World het volgende:
The hidden hand of the market will never work without a hidden fist. McDonald's cannot flourish without McDonnell Douglas, the designer of the F-15. And the hidden fist that keeps the world safe for Silicon Valley's technologies to flourish is called the US Army, Air Force, Navy and Marine Corps.
De 'Imperial Messenger,' Friedman's bijnaam, wordt door Geert Mak bewonderd omdat hij zo 'lekker upbeat' zou zijn, 'zo’n man die altijd wel een gat ziet om een probleem op te lossen.' Als columnist van de New York Times staat Friedman bekend om beweringen als deze:
The historical debate is over. The answer is free-market capitalism.
En:
We needed to go over there, basically, and take out a very big stick right in the heart of that world and burst that bubble.… What they [Muslims] needed to see was American boys and girls going house to house from Basra to Baghdad and basically saying ‘Which part of this sentence don't you understand? You don't think we care about our open society? You think this bubble fantasy, we're just going to let it grow? Well, suck on this!’ That, Charlie, is what this war was about. We could have hit Saudi Arabia! It was part of that bubble. We could have hit Pakistan. We hit Iraq because we could.
Charlie Rose (30 May 2003).
En:
I was speaking out in Minnesota — my hometown, in fact — and a guy stood up in the audience, said, ‘Mr. Friedman, is there any free trade agreement you’d oppose?’ I said, ‘No, absolutely not.’ I said, ‘You know what, sir? I wrote a column supporting the CAFTA, the Caribbean Free Trade initiative. I didn’t even know what was in it. I just knew two words: free trade.’
Meet the Press (23 July 2006).
Dat Mak dit alles 'lekker opgeruimd' vindt, toont aan hoe diep het nieuwe fascisme onder mijn babyboom-generatie is geïnternaliseerd. 'Suck on this!’ Wezenlijke kritiek op dit systeem is verboden, hetgeen tevens blijkt uit het feit dat mijn oude vriend Geert in zijn bestseller Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika (2012) John Steinbeck beschuldigt van een 'eeuwig sluimerende pessimisme' dat regelmatig 'ongegeneerd naar buiten [breekt],' waardoor 'Ook Steinbeck een doemdenker [was].' Steinbeck's wereldberoemde boek Cannery Row (1945) met de hartstochtelijke openingszin
Cannery Row in Monterey in California is a poem, a stink, a grating noise, a quality of light, a tone, a habit, a nostalgia, a dream.
is in de ogen van de weer tot het christendom bekeerde Geert Mak
één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven – en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek.
Deze kwalificaties, met name het betitelen van een literair werk als 'anti-Amerikaans,' demonstreren niet alleen Mak's weerzin tegen de 'grootsheid' van de literatuur, maar vooral ook een neiging tot McCarthyisme,
the practice of making accusations of subversion or treason without proper regard for evidence. It also means 'the practice of making unfair allegations or using unfair investigative techniques, especially in order to restrict dissent or political criticism.' The term has its origins in the period in the United States known as the Second Red Scare, lasting roughly from 1950 to 1956 and characterized by heightened political repression against communists, as well as a campaign spreading fear of their influence on American institutions and of espionage by Soviet agents. Originally coined to criticize the anti-communist pursuits of Republican U.S. Senator Joseph McCarthy of Wisconsin, 'McCarthyism' soon took on a broader meaning, describing the excesses of similar efforts. The term is also now used more generally to describe reckless, unsubstantiated accusations, as well as demagogic attacks on the character or patriotism of political adversaries.
Ik dien de judeo-christelijke God op mijn blote knieën te danken voor het feit dat 'we' dergelijke manifestaties van massahysterie hier tot nu toe nog niet hebben meegemaakt, want met collaborateurs als de bestseller-auteur Geert Mak zal elke dissident vogelvrij zijn verklaard. Het feit dat Mak de constatering van Steinbeck over 'a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps morality,' en 'the violence, cruelty and hypocrisy symptomatic of a people which has too much, and last, the surly ill-temper which only shows up in human when they are frightened,' met klem veroordeelt en tegelijkertijd Friedman's opmerking over 'The hidden hand of the market' die 'will never work without a hidden fist,' toejuicht, typeert de immoraliteit van de populistische bestseller-auteur uit de polder. In de praktijk van alledag vindt hij het daadwerkelijk van een 'lekker optimistische' mentaliteit getuigen dat de neoliberale ideologie alleen met het grootst mogelijke geweld kan worden geglobaliseerd. En hij is niet de enige dwaas van mijn babyboom-generatie. Zo stelde de inmiddels gepensioneerde Volkskrant-opiniemaker Paul Brill dat Reizen zonder John ‘een monumentaal boek’ was, uitgerust ‘met een schat aan informatie’ die ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van Steinbeck's Travels without Charley. De kleinburger is niet in staat de grootsheid te zien van een auteur van wereldformaat. En dus schrijft Mak zonder enige gêne op pagina 532 van zijn 'monumentaal boek':
Tijdens zijn reis met Charley werd hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.
Dit benepen provincialisme wordt door de scherpzinnigste historicus die Nederland heeft voortgebracht, Johan Huizinga, als volgt verklaart:
Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt.
De Makjes, Geert en Mietsie.
Men collaboreert hier liever met ‘the powers that be,’ hetgeen verklaart waarom uit het zogenaamd ‘tolerante’ Nederland procentueel tweemaal zoveel joodse burgers werd gedeporteerd als uit België en driemaal zoveel als uit Frankrijk. Dit alles met medewerking van gewone Nederlanders: de buren die de andere kant opkeken, het ambtenarenapparaat dat concentraties joodse Amsterdammers in kaart bracht, geestelijken als dominee Catrinus Mak die nog in 1936 publiekelijk verkondigde dat de Neurenberger Rassenwetten 'tolerabel' waren, de politie die hen oppakte, de Nederlandse Spoorwegen, die voor 4,80 gulden per persoon enkele reis, het transport verzorgde. Huizinga:
Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap!
Al in een vroegtijdig stadium beschreef hij de consumptiecultuur in zijn essaybundel Verspreide opstellen over de geschiedenis van Nederland:
Het is niet… de kennis, die schaadt, maar de intellectuele digestie, die hopeloos in de war is, alweer niet uitsluitend door de schuld van hen, die het geestelijk voedsel hebben op te dissen, maar ook door de omstandigheden die teweegbrengen, dat het te haastig en te heet verzwolgen wordt. De werkelijke belangstelling van het grote publiek is niet meer bij de werken des geestes,.. Er heerst in de huidige wereld een georganiseerd puerilisme van mateloze omvang... Het kan soms schijnen, alsof de hedendaagse mensheid geen hogere gemeenschappelijke cultuurfunctie meer kent, dan met blijde of toornige blik in de pas te lopen.
Het is binnen deze werkelijkheid dat Geert Mak, bestseller-auteur kon worden. Kwantiteit is voor hem de maatstaf van kwaliteit. Hoe vaker iemand’s hoofd op televisie verschijnt des te deskundiger hij of zij wordt beschouwd door zowel het grote publiek als de pers zelf. Vandaar dat mijn oude vriend zonder enige ophef te veroorzaken kan beweren dat ‘Jorwert’ onmogelijk nog kan bestaan 'zonder Brussel.’ Daarmee dient hij een anonieme macht die in toenemende mate het leven van de massa dirigeert. Het jaar nadat Hitler democratisch aan de macht was gekomen waarschuwde Huizinga in Nederlands Geestesmerk voor het feit dat
macht in zichzelf, niet geheiligd door een volwaardig doel, een kwaad [is]. Zij kan slechts heilzaam worden, indien zij gedragen wordt door persoonlijke zedelijke verantwoordelijkheid, en haar doel heeft buiten en boven de machtswil en het belang der dragers van die macht. Hierbij maakt het geen onderscheid, of het de macht van één of van miljoenen is. Maatschappelijke organisatie blijft steeds onmisbaar, maar tegelijk is de technisch volmaakte organisatie van mensen altijd in zekere zin dodend. Zij kluistert de mens in een mechanisme, en ontslaat hem van een deel van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Elke organisatie betekent stolling van de vrije geest, fixering van een geestelijk gemiddelde. Zij brengt een zekere rigiditeit der gedachte teweeg, die belemmerend kan gaan werken op een harmonische samenleving.
Welk ‘volwaardig doel’ wordt door Mak's ‘Brussel’ nu eigenlijk ‘geheiligd’? Mak zwijgt erover, en zelfs zijn gegoochel met eufemistische begrippen als ‘plaats’ en ‘ruimte’ geven geen antwoord. 22 augustus 2012 verklaarde Geert Mak tegenover Nu.NL. plechtstatig:
Als je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.
En die ‘ze’ zijn in zijn jargon: ‘de Amerikanen.’ De Makkianen zijn in de jaren zeventig gestopt met serieus nadenken over de wereld rondom hen, en trokken zich steeds verder terug in een ‘knus’ provincialisme, zoals ik decennialang van nabij heb aanschouwd. Ineens zijn ze volkomen onvoorbereid overvallen door een failliete economische en politieke werkelijkheid. Door het jarenlange gebrek aan intellectuele training is het grote probleem momenteel dat zij nog steeds een provinciale kijk hebben op het Amerikaans imperium en zijn geglobaliseerde neoliberale ideologie. Juist voor deze grootmacht geldt dat: ‘macht in zichzelf, niet geheiligd door een volwaardig doel, een kwaad [is].’ En die gedachte staat haaks op Mak’s overtuiging dat de machtigen in ‘Europa’ van de elite in de VS ‘kunnen leren’ dat ‘als je invloed en macht wilt hebben, je groots moet zijn.’ Vandaar dat Mak de gelauwerde propagandist is voor een zo ‘groots’ mogelijk Europa. Impliciet betekent zijn mening dat degenen zonder ‘macht’ nooit ‘groots’ zijn, en van hen ‘kunnen’ we dan ook niets ‘leren.’ Alleen de winner is belangrijk, de loser is niets anders dan een loser. Het is dan ook niet vreemd dat een NRC-recensie stelde: 'Mak schminkt Steinbeck af,' en dat
Helaas Mak er al snel achter[komt] dat Reizen met Charley een charmant maar gemankeerd model is om na te volgen. Steinbeck was vooral aan het jakkeren op amfetamine en vermeed eerder het contact met Amerika dan dat hij het zocht. Vele ontmoetingen onderweg zijn waarschijnlijk uit zijn dikke schrijversduim gezogen.
In de geest van de kleinburger is Steinbeck een 'gemankeerd model,' die goddank door de grootste hedendaagse denker van Nederland 'afgesminkt' wordt.
Ik wil hierbij de volgende kanttekening maken. Allereerst is opvallend dat Mak in zijn hierboven gegeven citaten zonder bronvermelding het oordeel van de Amerikaanse auteur Bill Barich klakkeloos overnam. Barich 'who wrote Long Way Home: On the Trail of Steinbeck's America, also a retracing of Steinbeck's footsteps,' schreef het volgende over Travels with Charley:
I'm fairly certain that Steinbeck made up most of the book. The dialogue is so wooden. Steinbeck was extremely depressed, in really bad health, and was discouraged by everyone from making the trip. He was trying to recapture his youth, the spirit of the knight-errant. But at that point he was probably incapable of interviewing ordinary people. He'd become a celebrity and was more interested in talking to Dag Hammarskjold and Adlai Stevenson. The die was probably cast long before he hit the road, and a lot of what he wrote was colored by the fact that he was so ill.
Desondanks merkte Bill Barich op:
But I still take seriously a lot of what he said about the country. His perceptions were right on the money about the death of localism, the growing homogeneity of America, the trashing of the environment. He was prescient about all that.
Maar kennelijk paste deze zienswijze niet in Mak's eind-oordeel dat het beeld oproept van een te 'gemankeerd model om na te volgen,' omdat een aanzienlijk deel van Travels with Charley 'uit zijn dikke schrijversduim' was 'gezogen.' Hier komen we bij de kern van de zaak. Geert Mak bedrijft journalistiek en geen literatuur, hoe graag hij dit ook zou willen. Mak is daartoe niet in staat, omdat hij te weinig verbeeldingskracht, inlevingsvermogen en oprechtheid bezit. Dit is geen diskwalificatie, maar een ervaringsfeit. Het is tevens de reden waarom de journalist uit Bartlehiem de Amerikaanse romanschrijver John Steinbeck niet kan volgen, zowel letterlijk als figuurlijk niet. Een romanschrijver en een journalist leven in gescheiden werelden. Een auteur schrijft voor individuen die tussen de regels door kunnen lezen, terwijl de journalist voor een zo groot mogelijke massa schrijft die elke regel letterlijk neemt. De mainstream-pers begrijpt niet dat fictie doorgaans dichter bij de waarheid komt dan een krantenverslag. De literatuur zoekt het complexe, de journalistiek daarentegen het ongecompliceerde. Het is een alom bekende vuistregel dat hoe simplistischer een producent van non-fiction te werk gaat des te groter zijn publiek is. De helaas vroeg gestorven auteur Frans Kellendonk zei met betrekking tot de pretenties van de mainstream media:
Het realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.
Dit is des te gevaarlijker omdat, aldus Kellendonk, in 'de journalistiek' het alles vertekenende 'realisme' altijd
oppermachtig heerst. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid… Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.
De pretentie dat journalisten de werkelijkheid kunnen weergeven is, zoals ik uitervaring weet, gebaseerd op een leugen. De werkelijkheid is te groot, te gelaagd, te verfijnd en te gecompliceerd om die elke dag weer in kort bestek te kunnen samenvatten in een eenvoudig te verteren bericht. Aan de westerse journalistiek ontbreekt tevens de context waarin gebeurtenissen zich voltrekken. Flaubert had een heel boek nodig om de complexiteit van Madame Bovary te belichten, Tolstoj had Oorlog en Vrede nodig om te laten zien hoe een mens door krachten buiten hem om wordt meegesleurd. Het enige dat de journalistiek daar tegenover kan stellen is een uiterst simplistische ideologie van goed en kwaad. Terecht stelde Kellendonk dat de 'journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn]' waarbij de 'ideologie de wereld van het uitgeschakelde denken is en de volautomatische moraal.' Goed en Kwaad zijn op die manier bij voorbaat onwrikbaar vastgelegd, waarbij het Ik vanzelfsprekend het goede vertegenwoordigt en De Ander het kwade.
Geert Mak, in het voetspoor van zijn vader.
Ik geef Geert Mak in deze als voorbeeld omdat hij exemplarisch is voor de zienswijze onder mainstream-profeten in de polder. Zo citeert hij de Amerikaanse biograaf van Steinbeck, Jay Parini, uiterst selectief, dat wil zeggen, alleen zodra het afbreuk doet aan het positieve beeld van de beroemde auteur. Daarentegen verzwijgt Mak de volgende uiteenzetting van Parini in de in 2012 verschenen jubileum-uitgave van Travels with Charley:
Indeed, it would be a mistake to take this travelogue too literally, as Steinbeck was at heart a novelist, and he added countless touches – changing the sequence of events, elaborating on scenes, inventing dialogue – that one associates more with fiction than nonfiction.
It should be kept in mind, when reading this travelogue, that Steinbeck took liberties with the facts, inventing freely when it served his purposes, using everything in the arsenal of the novelist to make this book a readable, vivid narrative. The book remains 'true' in the way all good novels or narratives are true. That is, it provides an aesthetic vision of America at a certain time. The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary. It reflects his decades of observation and the years spent in honing his craft.
Wat van doorslaggevend belang is dus het feit dat Travels with Charley 'remains ''true'' in the way all good novels or narratives are true,' sterker nog, 'The evocation of its people and places stay forever in the mind, and Steinbeck’s understanding of his country at this tipping point in its history was nothing short of extraordinary.'
Met andere woorden: Steinbeck's boek is geenszins de neerslag van een reis waarin
hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten.
Mak's opvatting demonstreert het gebrek van de Nederlandse kleinburger aan grootsheid. Mak is iemand die naar 'orde' zoekt, en als hij die niet vindt, naar 'hoop,' hij is een 'gelovige' die de regel lief heeft, maar niet het leven. Mak beseft domweg niet dat 'het heroïsche' van Steinbeck was dat die in staat was door de schijn van de Amerikaanse Droom heen te prikken en dat dit vermogen 'was nothing short of extraordinary.' Achter de kunstmatig opgeworpen façade ontdekte hij, een halve eeuw voordat Geert Mak zijn 'geheime liefde' voor 'Amerika' beleed, de gapende leegte van een materialistische en agressieve cultuur die zichzelf aan het vernietigen was. Maar omdat de mainstream-opiniemaker uit de polder betoverd als hij is door de schijn, die leegte niet kan zien, kon hij ook niet tussen de regels doorlezen en stelde hij in 2012 dat 'Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten' in '1960 'met hun sombere voorspellingen de plank mis[sloegen]. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven.' De met de Pulitzer Prijs gelauwerde John Steinbeck, die een leidraad had moeten zijn in Mak’s verhaal, werd door hem afgeschilderd als een aan 'amfetamine' verslaafde onvolwassen kerel die een jaar of zes voor zijn dood
voor het eerst ongenadig geconfronteerd [werd] met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten.
Men dient zelf een groot mens te zijn om een groot mens te kunnen herkennen. Het is Mak niet gelukt. Volgens hem kon hijzelf ‘zeker tegen het eind’ van Reizen zonder John zowel het boek als zichzelf ‘moeilijk in toom houden.’ Dat zou een reden kunnen zijn waarom hij Steinbeck's integriteit op zo'n benepen manier tracht te schenden, maar de oorzaak van dit alles is, denk ik, dat de journalist in hem geen criterium bezit om de grootsheid van een literaire schrijver te kunnen ontdekken. Voor hem zijn kunstenaars ‘te egotripperig’ in het geval van Kerouac, of in het geval van Steinbeck ‘een doemdenker,’ wiens pessimisme een ‘afwijzing van Grootse Levensdoelen’ was en ‘buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans.’ En wat die 'Grootse Levensdoelen' betreft, men hoeft maar het nieuws te volgen en men weet over welke agressieve 'levensdoelen' Mak het in feite heeft. Die agressie, het gewelddadig streven naar handhaving van de hegemonie, noemt hij 'groots.' Het ironische is dat Mak's poging Steinbeck te ontmaskeren alleen maar leidt tot zijn eigen demasqué. Ik lees liever een alcoholistische, pep-slikkende mafkees dan een kopjes thee drinkende burgerman die in een comfortable SUV het Donald Duck-Amerika van zijn kinderjaren zoekt.
Mak daarentegen prefereert een mok thee en een comfortabele lederen fauteuil in een SUV om door de VS te rijden. Zo flikte hij het, met naast hem zijn Mietsie voor de 'gezelligheid,' hetgeen leidde tot veel minder 'egotripperij,' althans, zo moeten 'we' van het Bartlehiem's orakel aannemen.
Vijftien jaar na het verschijnen van Travels with Charley, in 1977, schreef een andere bekende Amerikaanse auteur, Henry Miller, het essay A Nation of Lunatics, waarin nog eens duidelijk wordt wat Steinbeck eerder al had ontdekt:
In two short centuries we are practically going down the drain. Ausgespielt! No one is going to mourn our passing, not even those we helped to survive. In the brief span of our history we managed to poison the world. We poisoned it with our ideas of progress, efficiency, mechanization. We made robots of our stalwart pioneers. We dehumanized the world we live in… It seems as if we were conceived in violence and hatred, as if we were born to plunder, rape and murder. Our history books gloss over the cruelties and abominations, the immoral behavior of our leaders...
They name it a republic and a democracy, but it never was and is not even one now. A few patrician, wealthy families control the government of these states… Indeed, for all our talk of progress, we are just as narrow-minded, prejudiced, blood-thirsty as ever we were. Just look at the military situation – the Pentagon! – is enough to give one the shivers. The last war – Vietnam – what foul doings! Tamerlane and Attila are nothing compared to our latter-day monsters armed with nuclear weapons, napalm, etc. If Hitler subsidized genocide, what about us? We have been practicing genocide from our very inception! That goes for Indian, Negro, Mexican, anyone… And we wonder why, as a nation, as a people, we are falling apart… In short, how to survive in an age of barbarism such as ours…
We have plenty of money for bombers, submarines, warheads, for all that is destructive, but not for culture, not for education, or for relief of the poor. What a thing to say of the supposedly greatest nation in the world that thousands of our poor are content to live on dog and cat food. I say thousands, but for all I know it may be millions… The cream, so-called, of society is just as criminal-minded as the dregs… In Roman times it were the emperors and patricians who were pathological. Today in America it is the citizenry… Money indeed is the only thing that talks. All the rest is mute. All the rest watch unblinkingly while one atrocity after another is perpetrated. To speak of the public is to speak of the unacknowledged Sphinx. It hears nothing, sees nothing, smells nothing, says nothing. And all the while it gives off a vile odor – not the odor of sanctity, as in ancient times, but the odor of neutrality, of indifference…
And only that Democrat or that Republican stands a chance who is a ‘friend’ not of the people but of vested ‘interests.’ Millions of dollars are spent to elect a fool or knave – in any case, a willing puppet. And this is styled a democratic form of government… He is but a pawn in the hands of the various greedy, blood-sucking interests… For all their woes and misery, our people have been thoroughly brainwashed to accept and endure any conditions imposed on them… Our foreign policy has always been a disgrace… Always the first, the best, the greatest, the biggest, the mostest. Here superlatives have lost all value… The streak of Puritanism in us is ineradicable…
There are many, many ways of preventing the truth from coming out. And of squelching unwelcome views of a writer or thinker… In a sense, censorship is with us always. The men in power know how to protect themselves… If I look upon our history as a total flop, I could say the same about most civilized countries… Of all the civilized peoples in the world I regard the American as the most restless, the most unsatisfied, the idiot who thinks he can change the world into his own image of it. In the process of making the world better, as he foolishly imagines, he is poisoning, destroying it.
Maar over deze dissidente visie zwijgt Mak. Miller's werk is niet door Mak gelezen. Begrijpelijk, want ook deze Amerikaanse schrijver zal, net als Steinbeck, door Mak worden afgeschreven als een ‘ongegeneerde… doemdenker.’ En 'doemdenken' is niet goed voor de oplage van Reizen zonder John. Zodoende is Mak als opiniemaker een schoolvoorbeeld van de mainstream, de massa die door de macht als een kudde naar de afgrond wordt gedreven. Mak is een ongeleid projectiel, een narcist die het presteert om in minder dan een decennium twee vuistdikke boeken bij elkaar te schrijven, één over Europa en één over de VS, en zich daarbij niet schaamt voor de erbarmelijke kwaliteit ervan. Voor introspectie heeft hij geen tijd, hij moet weer optreden en een nieuwe dikke pil bij elkaar fantaseren.
Opvallend aan Reizen zonder John is dat in het register de CIA of één van de 16 andere Amerikaanse inlichtingendiensten, niet worden genoemd. Daardoor kon Mak met de air van een deskundige melden dat de VS na 1945 'decennialang als ordebewaker en politieagent' heeft gefungeerd 'om maar te zwijgen van alle hulp die het uitdeelde.' Gezien het feit dat hij in de polder doorgaat voor een betrouwbare opiniemaker is deze bewering ronduit misdadig. Maar liefst 575 pagina's lang 'Op zoek naar Amerika' te zijn, zonder ook maar één keer de CIA te vermelden, is een prestatie van formaat. Waar Mak geen oog voor heeft was Steinbeck's vermogen om achter de glamour en glitter van het ideologische reclamebeeld van de VS een gapende leegte te ontdekken:
The big towns are getting bigger and the villages smaller. The hamlet store, whether grocery, general, hardware, clothing, cannot compete with the supermarket and the chain organization. Our treasured and nostalgic picture of the village general store, the cracker-barrel store where an informed yeomanry gather to express opinions and formulate the national character, is very rapidly disappearing. People who once held family fortresses against wind and weather, against scourges of frost and drought and insect enemies, now cluster against the busy breast of the big town.
The new American finds his challenge and his love in traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry, the screech of rubber and houses leashed in against one another while the townlets wither a time and die. And this, as I found, is as true in Texas as in Maine. Clarendon yields to Amarillo just as surely as Stacyville, Maine, bleeds its substance into Millinocket, where the logs are ground up, the air smells of chemicals, the rivers are choked and poisoned, and the streets swarm with this happy, hurrying breed. This is not offered in criticism but only as observation. And I am sure that, as all pendulums reverse their swing, so eventually will the swollen cities rupture like dehiscent wombs and disperse their children back to the countryside. This prophecy is underwritten by the tendency of the rich to do this already. Where the rich lead, the poor will follow, or try to.
En aldus geschiedde. Steinbeck wist begin jaren zestig niet precies waarin dit hele proces zou eindigen, maar als hij voelde wel onmiddellijk aan dat niet al het nieuwe een vooruitgang betekende. Integendeel zelfs, veelal betekende vernieuwing een verschraling van het leven. Aangezien het nieuwe een imperatief was geworden verlangde hij in toenemende mate naar het oude om enige zin en betekenis te kunnen ontdekken. ‘We, as a nation,’ stelde Steinbeck vast ‘are as hungry for history as was England when Geoffrey of Monmouth concocted his History of British Kings.’
Hij schreef over de 'nerveuze rusteloosheid,’ van zijn landgenoten, de vervreemding van hun eigen omgeving, het gebrek aan het gevoel ergens bij te horen. Het waren voor hem de kenmerkende uiterlijke symptomen van een veel diepere culturele ziekte. Naar aanleiding van een ontmoeting met bewoners van een ‘mobile home’ op een ‘trailerpark‘ vroeg Steinbeck:
One of our most treasured feelings concerns roots, growing up rooted in some soil or some community. How bad did they feel about raising their children without roots? Was it good or bad? Would they miss it or not?
Als antwoord kreeg hij:
Who’s got permanence? Factory closes down, you move on… you move on where it’s better… You take the pioneers in the history books. They were movers. Take up land, sell it, move on… How many kids in America stay in the place where they were born, if they can get out?
Steinbeck stelt de vraag:
Could it be that Americans are a restless people, a mobile people, never satisfied with where they are as a matter of selection? The pioneers, the immigrants who peopled the continent, were the restless ones in Europe. The steady rooted ones stayed home and are still there. But every one of us, except the Negroes forced here as slaves are descended from the restless ones, the wayward ones who were not content to stay home. Wouldn’t it be unusual if we had not inherited this tendency? And the fact is that we have.
Zijn visie wordt in grote lijnen door de historische feiten bevestigd. Tot wat precies behoren Amerikanen, wat is hun identiteit? De staat, de bureaucratie en de politiek, kan hen geen identiteit verschaffen, geen enkele staat kan zijn burgers geestelijk vormen. Omgekeerd wel. Daarom blijven de meest gevoelige zielen op zoek naar wie ze werkelijk zijn. Steinbeck speelt in de literatuur de rol die een zoeker moet spelen. ‘Perhaps we have overrated roots as a psychic need. Maybe the greater the urge, the deeper and more ancient is the need, the will, the hunger to be somewhere else.’ Hoe dan ook, feit is dat de ontwikkelingen zich bleven versnellen in de VS, en daarmee de noodzaak om de massa te beheersen. Eén van de gevolgen van die massamaatschappij was de uniformering van het bestaan, een proces dat tegenwoordig is geglobaliseerd. Het was Steinbeck die aan het begin van de naoorlogse consumptiecultuur al reizende de gelijkschakeling ontdekte:
It seemed to me that regional speech is in the process of disappearing, not gone but going. Forty years of radio and twenty years of television must have this impact. Communications must destroy localness, by a slow, inevitable process…
De bekende wereld, met al haar geuren en kleuren en vertrouwde vormen, verdween razendsnel. ‘Radio and television speech become standardized.’ Alles werd ‘uniformly tasteless, so will our speech become one speech.’ De auteur Steinbeck merkt dan ook op dat ‘I whom love words and the endless possibility of words am saddened by this inevitability.’ Hoe schraler de begrippen des te propagandistischer ze worden, reclametaal voor junkies gefabriceerd door junkies. Steinbeck: ‘I had to go through the same lost loneliness al over again, and it was no less painful than at first. There seemed to be no cure for loneliness save only being alone.’ De waanzin ontsnappen was niet mogelijk.
I had lost all sense of direction. But the signs – 'Evacuation Route' – continued. Of course, it is the planned escape route from the bomb that hasn’t been dropped. Here in the middle of the Middle West and escape route, a road designed by fear.
De gecultiveerde angst die de VS altijd gemobiliseerd hield. Maar wat was de bron van die angst? De eigen geschiedenis van roof en moord? Immers, een dief is permanent bang bestolen te worden. Daarom wonen rijken in 'gated communities,' met grote hekken erom heen, en met bewapend ‘security’ personeel bij de ingang. De macht van de rijken is een symptoom bij uitstek van een gefragmenteerde maatschappij die geen samenleving is. Steinbeck zag
in the eating places along the roads the food has been clean, tasteless, colorless, and of a complete sameness. It is almost as though the customers had no interest in what they ate as long as it had no character to embarrass them.
In zijn fameuze Studies in Classic American Literature (1923) schreef de Britse auteur D.H. Lawrence:
Those that are pushed out of life in chagrin come back unappeased, for revenge. A curious thing about the Spirit of Place is the fact that no place exerts its full influence upon a new-comer until the old inhabitant is dead or absorbed. So America. While the Red Indian existed in fairly large numbers, the new colonials were in a great measure immune from the daimon, or demon, of America. The moment the last nuclei of Red life break up in America, then the white men will have to reckon with the full force of the demon on the continent. At present the demon of the place and the unappeased ghosts of the dead Indians act within the unconscious or under-conscious soul of the white American, causing the great American grouch, the Orestes-like frenzy of restlessness in the Yankee soul, the inner malaise which amounts almost to madness, sometimes.
De nieuwe mens werd niet beperkt door een of andere moraliteit, aangezien de Europese kolonisten de moraal in zichzelf hadden vernietigd door tijdens een proces van eeuwen, waarbij het beroven en vermoorden van de miljoenen oorspronkelijke bewoners normaal werd. De weinige overlevenden van de genocide werden naar reservaten gedeporteerd, waar hun cultuur werd vernietigd door de Indiaanse kinderen in speciale kostscholen op te sluiten, waar hun beschaving definitief werd vernietigd onder het motto 'kill the Indian and save the man.' Ook Steinbeck, door Mak afgedaan als 'doemdenker,' besefte als schrijver dat niemand ongestraft zijn geweten kan negeren, en dat de mens oogst wat hij zaait:
We can stand anything God and Nature can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick… Someone has to reinspect our system and that soon. We can’t expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.
Maar al deze subtiliteiten zijn onzichtbaar voor de journalist Mak, wiens ideologische mens- en wereldbeeld hem noodzaakt om voortdurend naar 'hoop' te blijven zoeken. Ondertussen raken de mainstream-opiniemakers steeds verder achterop, ze bezitten geen reële band meer met de realiteit, ze dromen verder in hun virtuele werkelijkheid en blijven de officiële cliché's herhalen. Hoe banger de gezeten burgerij is, des te bezetener zij tracht haar failliete consumptiecultuur overeind te houden. Niet voor niets merkte in 2015 de Franse auteur Michel Houellebecq op: 'Achter de filosofie van de Verlichting kun je een kruis zetten: die is dood,' om vervolgens te constateren dat
Het gaat om de vernietiging van de filosofie die voortkwam uit de Verlichting en die voor niemand meer zinvol is, althans, voor heel weinig mensen.
Maar voor dit alles heeft Hoflands 'politiek-literaire elite' geen oog, zij blijft rondscharrelen in haar eigen enclave, schijnbaar onbewust dat haar schaakspelletje geen relatie meer heeft met de dagelijkse werkelijkheid in de wereld. Ondertussen is het frontgebied verplaatst. Niet langer meer bepaalt alleen het Westen waar de bloedbaden plaatsvinden.
Hoe failliet de westerse normen en waarden zijn geworden, werd weer duidelijk toen op zondag 11 januari 2015 in Parijs de Israelische premier Netanyahu, op verzoek van de Franse president, deelnam aan de 'Manifestations contre le terrorisme.' Hij ging vergezeld van minister Avigdor Lieberman, wiens extremistische opvattingen hem zelfs in Israel en de VS de kwalificatie 'neo-fascist' hebben bezorgd. The Jeruzalem Post verklaarde dat
Lieberman gevaarlijker [is] dan Ahmadinejad. We hebben de militaire macht om gevaren van buiten te weerstaan. Maar het is minder zeker of we in staat zijn te voorkomen dat we van binnen moreel worden vernietigd.
In januari 2009
during the Gaza War, Lieberman argued that Israel 'must continue to fight Hamas just like the United States did with the Japanese in World War II. Then, too, the occupation of the country was unnecessary.' This threat was been interpreted by some media commentators... as an allusion to Hiroshima and Nagasaki and as advocacy for a nuclear strike on Gaza.
Haaretz wrote that Lieberman was briefly involved with the Kach party of Rabbi Meir Kahane shortly after his immigration to Israel… Kach… was declared a terrorist organization in 1994.
Zelfs de schijn van oprechtheid wordt niet meer hoog gehouden. Mensenrechten, democratie, beschaving, ze betekenen niets meer. De demonstratie in Parijs toonde de rest van de wereld ten overvloede wat zij allang weet, namelijk dat het Westen niet in zijn eigen normen en waarden gelooft, en dat in feite nooit heeft gedaan. Na de aanslag op Charlie Hebdo verklaarde de journalist Geert Mak met pedante stelligheid:
De kracht van onze westerse samenleving is onze democratie, onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen. Maar dat is tegelijk onze kwetsbaarheid, blijkt nu ook weer.
Dit is de mainstream-reflex die van een woordvoerder van de gevestigde orde verwacht wordt. Wij goed, zij slecht. Punt uit. Maar voor een ontwikkeld mens blijft de vraag evenwel: hoe goed zijn 'wij' dan? Weinig westerlingen kunnen dit beter beantwoorden dan de vooraanstaande Amerikaanse onderzoeksjournalist Jeremy Scahill, auteur van Dirty Wars: The World Is A Battlefield (2013), een New York Times bestseller:
In Dirty Wars, Jeremy Scahill, author of the New York Times bestseller Blackwater, takes us inside America’s new covert wars. The foot soldiers in these battles operate globally and inside the United States with orders from the White House to do whatever is necessary to hunt down, capture or kill individuals designated by the president as enemies…
As US leaders draw the country deeper into conflicts across the globe, setting the world stage for enormous destabilization and blowback, Americans are not only at greater risk—we are changing as a nation. Scahill unmasks the shadow warriors who prosecute these secret wars and puts a human face on the casualties of unaccountable violence that is now official policy: victims of night raids, secret prisons, cruise missile attacks and drone strikes, and whole classes of people branded as “suspected militants.” Through his brave reporting, Scahill exposes the true nature of the dirty wars the United States government struggles to keep hidden.
De filmversie werd genomineerd voor een Oscar als beste documentaire van 2013. Kortom, Mak's 'wij' wordt door een journalist van wereldnaam in een alles behalve positieve context geplaatst. Maar die context verzwijgt Geert Mak omdat het eenvoudigweg niet past in het borstgeroffel over 'onze' eigen voortreffelijkheid, 'onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen.'
In de polder is de kwaliteit van de zelfbenoemde 'politiek-literaire elite' net zo laag als het land zelf, dus is er geen ruimte voor zelfreflectie en krijgt men ogenblikkelijk de verbale diarree van de officiële opiniemakers opgedist. En bij gebrek aan frictie, aan tegenspraak, aan een dissidente kijk op de officieel gesanctioneerde versie van de werkelijkheid, blijft de status quo gehandhaafd. Het is absoluut ondenkbaar dat een alom gerespecteerde Amerikaanse intellectueel als Jeremy Scahill, of wie dan ook van gelijk kaliber, in de Nederlandse mainstream uitgebreid de kans zal krijgen om over de Charlie Hebdo-demonstratie in Parijs te verklaren:
this is sort of a circus of hypocrisy when it comes to all of those world leaders who were marching at the front of it. I mean, every single one of those heads of state or representatives of governments there have waged their own wars against journalists. You know, David Cameron ordered The Guardian to smash with a hammer the hard drives that stored the files of NSA whistleblower Edward Snowden. Blasphemy is considered a crime in Ireland. You had multiple African and Arab leaders whose own countries right now have scores of journalists in prison. Benjamin Netanyahu’s government in Israel has targeted for killing numerous journalists who have reported on the Palestinian side, have kidnapped, abducted, jailed journalists…
I think that we should remember—and I was saying this on Twitter over the weekend—that Yemen should have sent the Yemeni journalist Abdulelah Haider Shaye as their representative. He, of course, was in prison for years on the direct orders of President Obama for having reported on secret U.S. strikes in Yemen that killed scores of civilians. Or Sudan should have sent Sami al-Hajj, the Al Jazeera cameraman who was held for six years without charge in Guantánamo and repeatedly interrogated by U.S. operatives who were intent on proving that Al Jazeera had some sort of a link to al-Qaeda. So, you know, while there is much to take heart in, in terms of this huge outpouring of support for freedom of the press, hypocrisy was on full display in the streets of Paris when it came to the world leaders.
AMY GOODMAN: Reporters Without Borders issued a statement saying it, quote, 'condemns [the] presence of 'predators' in [the] Paris march,' and, quote, 'is appalled by the presence of leaders from countries where journalists and bloggers are systematically persecuted such as Egypt... Russia... Turkey... and United Arab Emirates.' A Gabonese journalist covering the march expressed similar reservations about his president, Ali Bongo Ondimba, participating in the event.
GABONESE JOURNALIST: [translated] 'He banned demonstrations in his own country and is coming to a demonstration in France. That’s intolerable for us. It’s a complete hypocrisy. We’re here not only to show our outrage for what happened to Charlie Hebdo, but also to show our outrage over the fact that dictators like Ali Bongo Ondimba are present here in Paris, in a country that supports human rights, at an assembly that is in fact dedicated to freedom of expression, freedom of the press.'
AMY GOODMAN: That, a Gabonese journalist covering the march, expressing reservations about his president participating in the march, Jeremy.
JEREMY SCAHILL: Well, and then you have—you know, you have General Sisi, the dictator of Egypt, who apparently is showing his solidarity for press freedom by continuing to preside over the imprisonment of multiple Al Jazeera journalists whose only crime was doing actual journalism and scores of other Egyptian journalists that never get mentioned in the news media.
Another thing that I think is really absent from a lot of the coverage of the aftermath of this horrific massacre is that France also is a surveillance state. And France has a very Islamophobic position toward their immigrant community, but also toward second- and third-generation Arabs or people from other Muslim countries who have settled inside of France. And there’s going to be an intense—intensification of an already overreaching surveillance system inside of France.
You know, some months ago I was on the show talking about the U.S. watchlisting system, and one of the things that we heard when we were doing this report on how you end up on the no-fly list or on the watchlist was that people within the U.S. counterterrorism community, who are actually trying to prevent acts of terrorism from happening, say that they’re flooded in information and that if everyone is on the watchlist, effectively no one is on the watchlist when it comes to actually looking at who might be engaged in these kinds of terror plots.
A similar phenomenon is happening in Paris, France. You know, people talk about an intelligence failure, an intelligence breakdown. When you are putting people on these lists for monitoring or surveillance based on flimsy or circumstantial evidence, what that means is that you overload your own bureaucracy. So, on the one hand, you have a surveillance state that unfairly targets Muslims and immigrants, in both the United States and in France, and on the other hand, you have a system that is intended to stop acts of terrorism or to monitor people that are plotting acts of terrorism that has become its own hindrance, its own biggest obstacle to actually figuring out the reality of these plots.
And let’s remember, while horrifying and reprehensible, these incidents represent a relatively minor threat to Western society. You know, in terms of the actual threats facing our society, this doesn’t even rank in the top five. And so, you know, to have this kind of a reaction is not only a waste of a tremendous amount of money, but it is going to encourage, I think, future acts of terrorism.
AMY GOODMAN: And, of course, it is a horrific moment where people actually see it before them.
JEREMY SCAHILL: Yes, right. But, you know, it’s, again, the — let’s remember that the United States bombed Al Jazeera in Afghanistan very early on after 9/11, then bombed the Sheraton Hotel in Basra, Iraq, where Al Jazeera journalists were the only journalists. Then they killed one of the most famous Al Jazeera correspondents in Baghdad in April of 2003, when Victoria Clarke, George Bush’s Pentagon spokesperson at the time, basically said if you’re an unembedded journalist, you’re with the terrorists, and if you die, it’s not our fault. They shelled the Palestine Hotel, killing a Reuters cameraman and the Spanish cameraman José Couso. So, yes, we should be condemning any and all attacks, especially when they’re killing journalists, no matter who the perpetrators are, but let’s not act as though the West’s hands are clean and that any one of those world leaders marching yesterday, that their hands are clean on these matters.
AMY GOODMAN: We’re talking to Jeremy Scahill, founder of The Intercept. When we come back, we’re going to talk about the article that he’s written, 'Al Qaeda Source: Al Qaeda in the Arabian Peninsula Directed Paris Attack.' His latest book, Dirty Wars: The World is a Battlefield. This is This is Democracy Now! We’ll be back in a minute.
Geen sprake van dat deze uitstekend geïnformeerde Amerikaanse journalist door Nederlandse journalisten aan het woord zal worden gelaten over de Charly Hebdo-aanslag. Hier, in de polderklei geldt:
Clowns to the left of me
Jokers to the right
Here I am
Stuck in the middle with you
Yes I am
Stuck in the middle with you
Geert en Mietsie Mak, Hoe dicht kunnen wij tegen de macht aanschurken?
The Real Enemy Is Within
Posted on Sep 6, 2015
By Chris Hedges
If you are not dedicated to the destruction of empire and the dismantling of American militarism, then you cannot count yourself as a member of the left. It is not a side issue. It is the issue. It is why I refuse to give a pass in this presidential election campaign to Bernie Sanders, who refuses to confront the war industry or the crimes of empire, including U.S. support for the slow genocide carried out by Israel against the Palestinians. There will be no genuine democratic, social, economic or political reform until we destroy our permanent war machine.
Militarists and war profiteers are our greatest enemy. They use fear, bolstered by racism, as a tool in their efforts to abolish civil liberties, crush dissent and ultimately extinguish democracy. To produce weapons and finance military expansion, they ruin the domestic economy by diverting resources, scientific and technical expertise and a disproportionate share of government funds. They use the military to carry out futile, decades-long wars to enrich corporations such as Lockheed Martin, General Dynamics, Raytheon and Northrop Grumman. War is a business. And when the generals retire, guess where they go to work? Profits swell. War never stops. Whole sections of the earth live in terror. And our nation is disemboweled and left to live under what the political philosopher Sheldon Wolin calls “inverted totalitarianism.” Libertarians seem to get this. It is time the left woke up.
“Bourgeois society faces a dilemma,” socialist Rosa Luxemburg writes, “either a transition to Socialism, or a return to barbarism ... we face the choice: either the victory of imperialism and the decline of all culture, as in ancient Rome—annihilation, devastation, degeneration, a yawning graveyard; or the victory of Socialism—the victory of the international working class consciously assaulting imperialism and its method: war. This is the dilemma of world history, either-or; the die will be cast by the class-conscious proletariat.”
The U.S. military and its array of civilian contractors operate as enforcers and hired killers across the globe for corporations, many of which pay no taxes. Young men and women, many unable to find work, are the cannon fodder. The U.S. military has served as the handmaiden of capitalism since it committed genocide against Native Americans, carried out on behalf of land speculators, mineral companies, timber merchants and the railroads. The military replicated this indiscriminate slaughter at the end of the 19th century in our imperial expansion in Cuba and elsewhere in the Caribbean, in Central America and especially in the Philippines. Military muscle exists to permit global corporations to expand markets and plunder oil, minerals and other natural resources while keeping subjugated populations impoverished by corrupt and brutal puppet regimes. The masters of war are the scum of the earth.
It was the war profiteers and the military, as Seymour Melman has pointed out, that conspired after World War II to keep the country in a state of total war, deforming the economy to continue to produce massive amounts of weapons and armaments in peacetime. The permanent war economy is sustained through fearmongering—about communists during the Cold War and about Islamic jihadists today. Such fearmongering is used not only to justify crippling military expenditures but to crush internal dissent. The corporatists and the military, which have successfully carried out what John Ralston Saulcalls a “coup d’état in slow motion,” have used their political and economic clout to dismantle programs and policies put in place under the New Deal. Brian Waddell writes of this process:
The requirements of total war ... revived corporate political leverage, allowing corporate executives inside and outside the state extensive influence over wartime mobilization policies. ... Assertive corporate executives and military officials formed a very effective wartime alliance that not only blocked any augmentation of the New Dealer authority but also organized a powerful alternative to the New Deal. International activism displaced and supplanted New Deal domestic activism. Thus was the stage finally set for a vastly extended and much more powerful informal U.S. empire outside its own hemisphere.
The war machine is not, and almost never has been, a force for liberty or democracy. It does not make us safe. It does not make the world safe. And its immense economic and political power internally, including its management of the security and surveillance state and its huge defense contracts, has turned it into the most dangerous institution in America.
Military expenditures bleed the federal budget—officially—of $598.49 billion a year, or 53.71 percent of all spending. This does not, however, include veterans’ benefits at $65.32 billion a year or hidden costs in other budgets that see the military and the war profiteers take as much as $1.6 trillion a year out of the pockets of taxpayers. The working and middle class fund the endless wars in Iraq, Afghanistan, Pakistan, Somalia, Yemen and a host of other countries while suffering crippling “austerity” programs, massive debt peonage, collapsing infrastructures, chronic underemployment and unemployment and mounting internal repression. The war industry, feeding off the carcass of the state, grows fat and powerful with profits. This is not unique. It is how all empires are hollowed out from the inside. As we are impoverished and stripped of our rights, the tools used to maintain control on the outer reaches of empire—drones, militarized police, indiscriminate violence, a loss of civil liberties, and security and surveillance—are used on us. We have devolved, because of the poison of empire, into a Third World nation with nukes. We are ruled by an omnipotent, corporate oligarchy and their Pretorian Guard. The political class, Republican and Democrat, dances to the tune played by these oligarchs and militarists and mouths the words they want it to say.
1 2 3 NEXT PAGE >>>
If you are not dedicated to the destruction of empire and the dismantling of American militarism, then you cannot count yourself as a member of the left. It is not a side issue. It is the issue. It is why I refuse to give a pass in this presidential election campaign to Bernie Sanders, who refuses to confront the war industry or the crimes of empire, including U.S. support for the slow genocide carried out by Israel against the Palestinians. There will be no genuine democratic, social, economic or political reform until we destroy our permanent war machine.
Militarists and war profiteers are our greatest enemy. They use fear, bolstered by racism, as a tool in their efforts to abolish civil liberties, crush dissent and ultimately extinguish democracy. To produce weapons and finance military expansion, they ruin the domestic economy by diverting resources, scientific and technical expertise and a disproportionate share of government funds. They use the military to carry out futile, decades-long wars to enrich corporations such as Lockheed Martin, General Dynamics, Raytheon and Northrop Grumman. War is a business. And when the generals retire, guess where they go to work? Profits swell. War never stops. Whole sections of the earth live in terror. And our nation is disemboweled and left to live under what the political philosopher Sheldon Wolin calls “inverted totalitarianism.” Libertarians seem to get this. It is time the left woke up.
“Bourgeois society faces a dilemma,” socialist Rosa Luxemburg writes, “either a transition to Socialism, or a return to barbarism ... we face the choice: either the victory of imperialism and the decline of all culture, as in ancient Rome—annihilation, devastation, degeneration, a yawning graveyard; or the victory of Socialism—the victory of the international working class consciously assaulting imperialism and its method: war. This is the dilemma of world history, either-or; the die will be cast by the class-conscious proletariat.”
The U.S. military and its array of civilian contractors operate as enforcers and hired killers across the globe for corporations, many of which pay no taxes. Young men and women, many unable to find work, are the cannon fodder. The U.S. military has served as the handmaiden of capitalism since it committed genocide against Native Americans, carried out on behalf of land speculators, mineral companies, timber merchants and the railroads. The military replicated this indiscriminate slaughter at the end of the 19th century in our imperial expansion in Cuba and elsewhere in the Caribbean, in Central America and especially in the Philippines. Military muscle exists to permit global corporations to expand markets and plunder oil, minerals and other natural resources while keeping subjugated populations impoverished by corrupt and brutal puppet regimes. The masters of war are the scum of the earth.
The requirements of total war ... revived corporate political leverage, allowing corporate executives inside and outside the state extensive influence over wartime mobilization policies. ... Assertive corporate executives and military officials formed a very effective wartime alliance that not only blocked any augmentation of the New Dealer authority but also organized a powerful alternative to the New Deal. International activism displaced and supplanted New Deal domestic activism. Thus was the stage finally set for a vastly extended and much more powerful informal U.S. empire outside its own hemisphere.The war machine is not, and almost never has been, a force for liberty or democracy. It does not make us safe. It does not make the world safe. And its immense economic and political power internally, including its management of the security and surveillance state and its huge defense contracts, has turned it into the most dangerous institution in America.
Military expenditures bleed the federal budget—officially—of $598.49 billion a year, or 53.71 percent of all spending. This does not, however, include veterans’ benefits at $65.32 billion a year or hidden costs in other budgets that see the military and the war profiteers take as much as $1.6 trillion a year out of the pockets of taxpayers. The working and middle class fund the endless wars in Iraq, Afghanistan, Pakistan, Somalia, Yemen and a host of other countries while suffering crippling “austerity” programs, massive debt peonage, collapsing infrastructures, chronic underemployment and unemployment and mounting internal repression. The war industry, feeding off the carcass of the state, grows fat and powerful with profits. This is not unique. It is how all empires are hollowed out from the inside. As we are impoverished and stripped of our rights, the tools used to maintain control on the outer reaches of empire—drones, militarized police, indiscriminate violence, a loss of civil liberties, and security and surveillance—are used on us. We have devolved, because of the poison of empire, into a Third World nation with nukes. We are ruled by an omnipotent, corporate oligarchy and their Pretorian Guard. The political class, Republican and Democrat, dances to the tune played by these oligarchs and militarists and mouths the words they want it to say.
1 2 3 NEXT PAGE >>>
The New York Times today has a truly bizarre article regarding the U.S. and cluster bombs. The advocacy group Cluster Munition Coalition just issued its annual report finding that cluster bombs had been used in five countries this year: Syria, Libya, Yemen, Ukraine and Sudan. This is what The Paper of Record, in its report by Rick Gladstone, said this morning about the international reaction to that report (emphasis added):
The use of these weapons was criticized by all 117 countries that have joined the treaty, which took effect five years ago. Their use was also criticized by a number of others, including the United States, that have not yet joined the treaty but have abided by its provisions.
As Americans, we should feel proud that our government, though refusing to sign the cluster ban treaty, has nonetheless “abided by its provisions” — if not for the fact that this claim is totally false. The U.S. has long been and remains one of the world’s most aggressive suppliers of cluster munitions, and has used those banned weapons itself in devastating ways.
In December 2009 — just weeks after he was awarded the Nobel Peace Prize — President Obama ordered a cruise missile strike on al-Majala in southern Yemen. That strike “killed 35 women and children.” Among the munitions used in that strike were cluster bombs, including ones designed to scatter 166 “bomblets.”
Although the U.S. at first refused to confirm responsibility, a Yemeni journalist, Abdulelah Haider Shaye, visited the scene and found irrefutable proof that it was done by the U.S., a finding subsequently confirmed by Amnesty International as well as a cable released by WikiLeaks. As a result of Shaye’s reporting of U.S. responsibility, President Obama demanded that the Yemeni journalist be imprisoned and the Yemeni puppet regime complied; Amnesty’s Philip Luther said at the time that “ here are strong indications that the charges against [Shaye] are trumped up and that he has been jailed solely for daring to speak out about U.S. collaboration in a cluster munitions attack which took place in Yemen.” So not only did Obama use cluster bombs against Yemeni civilians, but he then forced the imprisonment for years of the Yemeni journalist who reported it.
Five years later, Yemen is again being pummeled by cluster bombs. Human Rights Watch extensively documented last week that the “Saudi Arabia-led coalition forces appear to have used cluster munition rockets in at least seven attacks in Yemen’s northwestern Hajja governorate, killing and wounding dozens of civilians.” You’ll never guess where those cluster bombs came from: “Based on examination of remnants, Human Rights Watch identified the weapons used in all seven attacks as United States-made, ground-launched M26 cluster munition rockets.”
As Iona Craig reported for The Intercept this week from Yemen, “The American government has also supplied intelligence, in-flight refueling of fighter jets, and weapons [for the “Saudi-led” attack], including, according to rights organizations, banned U.S. cluster munitions.” Indeed, citing the Human Rights Watch findings, the New York Times itself reported in May that “the Saudi-led military coalition fighting a rebel group in Yemen has in the past few weeks used cluster munitions supplied by the United States.” The same article noted:
Both Saudi and American military forces have deployed cluster munitions in Yemen before the most recent conflict, according to human rights groups. In 2009, Saudi warplanes dropped cluster bombs during attacks on the Houthis in Saada, their home province.The same year, United States naval forces fired one or more cruise missiles containing cluster munitions at a suspected Qaeda training camp in southern Yemen.
Reporting from Yemen for Rolling Stone in May, Matthieu Aikins described the ample evidence that U.S.-supplied cluster bombs are being used indiscriminately against civilians. Last month, Mother Jones’ Bryan Schatz wrote an excellent summary of all the ways the U.S. has been central to the horrific Saudi slaughter of Yemeni civilians, including the supplying of cluster munitions.
The U.S. use and supply of cluster bombs is long and ugly. In 2006, Israel used American-made cluster munitions to kill hundreds of civilians in Lebanon; Hezbollah reportedly fired them into Northern Israel. The NYT’s Gladstone himself, in a 2014 article, actually noted the massive Israeli usage, though omitted that the weapons came from the U.S.’s re-supplying of the Israeli stockpile (emphasis added):
Israel’s military was widely criticized at home and abroad for its heavy cluster-bomb use in Lebanon, dropping around 1,800 of them, containing more than 1.2 million bomblets, particularly in the final days of the 34-day conflict with Hezbollah. The Israeli newspaper Haaretz quoted a commander of the Israel Defense Forces as saying, “What we did was insane and monstrous, we covered entire towns in cluster bombs.”
In that article, designed to warn of the increasing usage of cluster bombs in Syria, Gladstone cryptically noted that “only three other countries have suffered cluster bomb casualties that exceed Syria’s: Laos at 4,837, Vietnam at 2,080, and Iraq at 2,989.” Gladstone coyly doesn’t say, but guess who dropped most of those?
In 2011, The Daily Beast’s Lionel Beehner was shocked by Hillary Clinton’s audacity in condemning Libyan leader Muammar Gaddafi for using cluster bombs. He noted that the U.S. is “one of the world’s largest manufacturers of cluster bombs”; is “one of the few states, along with Libya, not to sign the 2008 Convention on Cluster Munitions”; that “American manufacturers love cluster bombs”; and that just “last year, the U.S. Air Force reportedly spent billions of dollars to purchase a batch of 4,600 cluster bombs from Textron, a New England-based arms manufacturer that also supplies munitions to Turkey, Oman and the United Arab Emirates.”
In 2009 and 2010, the Obama administration promulgated guidelines ostensibly to make their usage safer, including banning their sale starting in 2018 unless they have a dud rate of less than 1 percent (unexploded bombs pose massive risk to civilians, particularly children). But as Schatz detailed in a separate article in June, “Activists have reported finding more duds than allowed under the one-percent failure rate rule.” Ample evidence demonstrates these failures. Moreover, as Schatz reports:
The recent HRW reports also call [Textron’s] CBU-105’s performance into question. “What we’re seeing in Yemen is that they’re having trouble meeting this one percent criteria,” says [HRW’s Steve] Goose. “We have a photo with one of the canisters sitting on the ground with four skeets just sitting there. They never deployed.”
All of this makes the New York Times’ cluster bomb exoneration of the U.S. today nothing short of inexcusable. Under the treaty which The Paper of Record today claimed the U.S. honors, “States Parties may not stockpile cluster munitions, and must also destroy their existing stocks within eight years of joining.” The very first article of the Treaty states (emphasis added):
Each State Party undertakes never under any circumstances to: (a) Use cluster munitions; (b) Develop, produce, otherwise acquire, stockpile, retain or transfer to anyone, directly or indirectly, cluster munitions; (c) Assist, encourage or induce anyone to engage in any activity prohibited to a State Party under this Convention.
The U.S. does not occasionally violate one of those provisions. It continually violates all of them, systematically and as a matter of policy doing exactly that which the treaty expressly bans. For the NYT to tell its readers that the U.S. — one of the leading cluster bomb states on the planet — is actually one of the countries that “have not yet joined the treaty but have abided by its provisions” is nationalistic propaganda of the most extreme kind.
2 opmerkingen:
Jeremy Scahill zegt op het eind: ....but let’s not act as though the West’s hands are clean and that any one of those world leaders marching yesterday, that their hands are clean on these matters. ........Nogal zwak geformuleerd,gelijk mainstreammedia journalistiek.......
ron
lees zijn boek en je weet waar hij staat.
stan
Een reactie posten