Wat is een goede column en wie is de beste in zijn vak? 'Mijnheer, dat is toch geen vráág' zegt Henk Hofland
H.J.A. Hofland schrijft drie keer per week een column voor NRC Handelsblad en eens per week een column voor De Groene.
Voor hem moet een column per definitie op drie pijlers rusten. ‘Het uitgangspunt moet een origineel, helder idee zijn, de stijl moet opvallen, en het geheel moet uitmonden in een conclusie.
Voor mij is een column gewoon journalistiek. Iets heiligers moet je er dus niet van maken. Een columnist die het moeilijk vindt om aan een onderwerp te komen, kan het bijltje er beter snel bij neerleggen. De onderwerpen staan bij mij meestal in de rij. Bij De Groene overleg ik eerst met hoofdredacteur Xandra Schutte waar ik over zal schrijven, bij de NRC pleur ik het er zo in. Ik begin gewoon, en dan ontstaat er vanzelf wat. Al is het wel handig als ik vooraf de conclusie al bedacht heb. Binnen een paar uur is het wel gepiept… De Beste in zijn Vak? Mijnheer, dat is toch geen vráág?’
http://www.vn.nl/Archief/Media/Artikel-Media/Voor-mij-is-een-column-gewoon-journalistiek.htm
Voor mij is een column gewoon journalistiek. Iets heiligers moet je er dus niet van maken. Een columnist die het moeilijk vindt om aan een onderwerp te komen, kan het bijltje er beter snel bij neerleggen. De onderwerpen staan bij mij meestal in de rij. Bij De Groene overleg ik eerst met hoofdredacteur Xandra Schutte waar ik over zal schrijven, bij de NRC pleur ik het er zo in. Ik begin gewoon, en dan ontstaat er vanzelf wat. Al is het wel handig als ik vooraf de conclusie al bedacht heb. Binnen een paar uur is het wel gepiept… De Beste in zijn Vak? Mijnheer, dat is toch geen vráág?’
http://www.vn.nl/Archief/Media/Artikel-Media/Voor-mij-is-een-column-gewoon-journalistiek.htm
Afgezien van de Amerikaanse oorlog in Vietnam en de aanval van de Sovjet-Unie op Afghanistan is de Koude Oorlog, van 1949 tot 1989, misschien wel de vreedzaamste periode die de moderne mensheid gekend heeft. De diepste oorzaak daarvan is de kernbom.
Zoals in 1945 in Japan was bewezen, is de uitwerking zo verwoestend dat de supermachten en de daarmee verbonden allianties zich geen oorlog konden veroorloven. In tijden van oplopende spanning gingen de partijen tot de rand van de oorlog, maar niet eroverheen.
Dankzij een uiteindelijk beheerste buitenlandse politiek hebben de machtsblokken met het kernwapen leren leven. Het heeft geen actuele invloed meer, behalve in de verhouding tussen Israël en Iran en ook daar raakt het sinds het aantreden van de nieuwe president Hassan Rohani geleidelijk op de achtergrond. Op 23 maart begint in Den Haag de tweedaagse nucleaire topconferentie waaraan 58 wereldleiders en zo’n vijfduizend delegatieleden deelnemen. Geen halve maatregelen, maar een actueel gevaar valt daar niet te bedwingen.
Henk Hofland. De Groene Amsterdammer. 19 februari 2014
Obama expected to urge exclusion of Russia from group of leading nations… The anticipated step signaled a deepening condemnation of Russia's annexation of part of Ukraine and could become part of a series of punishments that might still escalate, American and other officials said…
other leaders in the group, which includes the four countries with the largest European economies, along with Japan and Canada, indicted their support for such a move.
International New York Times. West presses case on Crimea. 25 maart 2014
Het gezicht van de democratie zodra de leider van het democratische Westen met de presidentiële limousine langskomt.
Hofland mag zich dan 'de beste in zijn vak vinden,' maar dat zegt alleen iets over het niveau van de polder-journalistiek. Wanneer de eminence grise beweert: 'Ik begin gewoon, en dan ontstaat er vanzelf wat,' dan verklaart dit waarom een maand na te hebben geschreven dat 'actueel gevaar daar niet [valt] te bedwingen,' zijn pedante stelligheid volstrekt achterhaald is, zoals uit de berichtgeving over de 'nucleaire topconferentie' bleek. Misschien is wel het grootste gebrek het feit dat de nestor van het polder-columnisme 'het wel handig' vindt dat hij 'vooraf de conclusie al bedacht' heeft. Journalisten die met een ideologische bril naar de werkelijkheid kijken, schrijven naar de al van te voren vaststaande conclusie toe. Hun mening wordt daarmee belangrijker dan de feiten. Het oordeel, de opinie, bepaalt welke feiten moeten worden verzwegen, waardoor er in feite een virtuele werkelijkheid ontstaat. In de polder geldt dat degene die de ideologische wensdroom al jaren het fraaist verpakt tot de grootste journalist wordt uitgeroepen: H.J.A. Hofland dus.
Hofland mag zich dan 'de beste in zijn vak vinden,' maar dat zegt alleen iets over het niveau van de polder-journalistiek. Wanneer de eminence grise beweert: 'Ik begin gewoon, en dan ontstaat er vanzelf wat,' dan verklaart dit waarom een maand na te hebben geschreven dat 'actueel gevaar daar niet [valt] te bedwingen,' zijn pedante stelligheid volstrekt achterhaald is, zoals uit de berichtgeving over de 'nucleaire topconferentie' bleek. Misschien is wel het grootste gebrek het feit dat de nestor van het polder-columnisme 'het wel handig' vindt dat hij 'vooraf de conclusie al bedacht' heeft. Journalisten die met een ideologische bril naar de werkelijkheid kijken, schrijven naar de al van te voren vaststaande conclusie toe. Hun mening wordt daarmee belangrijker dan de feiten. Het oordeel, de opinie, bepaalt welke feiten moeten worden verzwegen, waardoor er in feite een virtuele werkelijkheid ontstaat. In de polder geldt dat degene die de ideologische wensdroom al jaren het fraaist verpakt tot de grootste journalist wordt uitgeroepen: H.J.A. Hofland dus.
Omdat we hier dus te maken hebben met een vakgenoot die doorgaat voor de absolute top van de polder-journalistiek, ga ik nader in op zijn werk. In dezelfde column waarin Hofland stelt dat de hele mensheid leeft in 'misschien wel de vreedzaamste periode die de moderne mensheid gekend heeft' en dat de 'diepste oorzaak daarvan de kernbom' is, meent Hofland dat het grootste gevaar voor het neoliberale establishment de eigen bevolking is. Hij schrijft:
Consumentisme dat wel alles belooft maar steeds minder geeft, wekt politieke haat. En deze haat is de beste voedingsbodem voor het populisme. Dat kenmerkt zich door voor ieder vraagstuk de eenvoudigste oplossing voor te stellen.
Zijn essay Platter & Dikker uit 2011 begint Hofland met de mededeling:
Sinds ongeveer een halve eeuw komt in de westerse beschaving een nieuwe mens tot ontwikkeling. […] Hij zal iedereen laten weten dat hij hier op aarde is, een god die als zodanig erkend wil worden. Respect! […] Leuk is een sleutelwoord in de nieuwe fase van onze beschaving.
Eenmaal los is de polder-columnist niet meer te stuiten en volgt de ene na de andere stelling, zoals:
Het consumentisme is de ideologie die iets meer dan een halve eeuw spontaan is ontkiemd, zonder theoretici of manifesten, en die zich sindsdien steeds verder over de planeet heeft verbreid. Deze nieuwe leer heeft één universeel gebod: genieten! Zoveel mogelijk. Van Alles.
Daarbij is het 'wezenskenmerk' van de hedendaagse consument' 'zijn oeverloos begeren naar alles wat onder de noemer leuk en lekker valt.
Dat het 'consumentisme' geenszins 'spontaan is ontkiemd,' maar het resultaat is van propaganda en reclame, blijkt ondermeer uit het feit dat al in 1924 de Amerikaanse publicist Samuel Strauss de kapitalistische noodzaak in een massamaatschappij op de volgende wijze formuleerde:
Formerly the task was to supply the things that men wanted; the new necessity is to make men want the things which machinery must turn out if this civilization is not to perish... the problem before us today is not how to produce the goods, but how to produce the customers.
Enkele jaren later verwoordde Paul Mazur, bankier van de Lehman Brothers, de grondregels van de op handen zijnde consumptiecultuur:
We must shift America from a needs- to a desires-culture. People must be trained to desire, to want new things, even before the old have been entirely consumed. [...] Man's desires must overshadow his needs.
Maar aangezien Hofland als spreekbuis van het kapitalisme onmogelijk het kapitalisme de schuld van het 'consumentisme' kan geven krijgt de door hem ontdekte 'nieuwe mens'
de blaam. Dat geeft de nestor van de Nederlandse journalistiek de mogelijkheid zijn woede te spuien over het feit dat hij als zelfbenoemde 'beste' opiniemaker het monopolie op berichtgeving is kwijtgeraakt:
Terwijl het consumentisme de geest van de massa’s veroverde, begon internet zich te ontwikkelen tot het nieuwe medium: the electronic highway.
Het feit dat hij en zijn 'politiek-literaire elite' niet langer de enigen zijn die exclusief 'de waarheid' voor de massa bepalen is een groot gevaar voor het establishment, aangezien het internet-gebruik tot gevolg heeft dat
Bestuurders zich in het nauw [voelen] gedreven, aan de ene kant doordat het onvermijdelijke internet ook een middel tot voorbarige openbaarheid kan zijn, aan de andere kant doordat ze daarmee worden uitgeleverd aan het onmiddellijke oordeel van de dan plotseling goedgelovige massa. De verborgen zwakte van internet is dat het oorzaak kan zijn van een laaiende volkswoede.
Nadat Hofland in Nederland als voornaamste woordvoerder van de gevestigde orde door de ineenstorting van de Sovjet Unie en het Oostblok geen vijand meer had dat als het grote kwaad kon worden aangewezen, moest hij wel op zoek naar een nieuwe vijand om zijn status en inkomen veilig te stellen. En door zijn snobisme kon het niet anders dan dat de nieuwe vijand uiteindelijk de eigen bewust gekweekte onderkaste moest worden, het volk, dat steeds 'platter & dikker' werd, zoals de titel luidt van zijn boek dat hij samen met de fotograaf Roel Visser maakte. Hoewel uit de foto's nog een zeker mededogen en verwondering spreekt, is Hofland genadeloos in zijn beschrijving. Het grote gevaar voor de samenleving zijn niet meer de communisten, maar het tuig dat 'Respect!' eist. In 1996 vroeg zijn collega Martin van Amerongen in een portret van Henk Hofland zich af: 'waar komt toch die agressiviteit vandaan?' Het behaviorisme gaat ervan uit dat agressie een reactie is op frustraties. Het is een poging om emotionele spanning te ontladen, en om zich tegelijkertijd te manifesteren. Ik denk dat dit ook het geval is bij veel columnisten. De columnist heeft een vijand nodig om gehoord en gezien te kunnenworden. In 2002 schreef ik in het tijdschrift De Humanist over het verschijnsel mainstream-columnist:
Hij gebruikt de taal niet om inzicht te verschaffen maar om te heersen, om te straffen, om iemand in een hoek te dwingen en verbaal af te ranselen. Hij dicht de ander alle denkbare gruwelijkheden toe om zelf buiten schot te blijven. Hoe zwarter de ander wordt afgeschilderd des te onschuldiger lijkt hij. De column is voor hem een techniek, een foefje, een suikerspin van woorden; na vijf minuten is het op en weg, de consument met plakkerige handen achterlatend. Het lijkt allemaal echt, maar is het niet. De woorden zijn te hol, de begrippen potsierlijk, de zinnen drijven in een niet doorleefde werkelijkheid. In zijn hang een maximaal effect te bereiken, vervalt de poseur onder de columnisten onherroepelijk in pathetiek. Hij uit zich in steeds heftigere bewoordingen, zijn toon wordt geëxalteerd, zijn opinies grotesk. Meningen worden door hem uitgemolken en verder aangescherpt tot ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden.
Vandaar dat Hofland in 2014 inmiddels absurde begrippen gebruikte als 'vaderlandslievende eerzucht' en 'strijdlust' en 'populistisch alarmisme,' waardoor 'het vredestichtende Westen' zijn zegenend werk niet meer kan doen, zoals het kennelijk deed in Irak en Libië en nog doet in Afghanistan, landen die nu in totale chaos zijn beland. Inderdaad, al zeg ik het zelf, de columnist Hofland heeft zijn 'meningen' dermate 'aangescherpt' dat 'ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden.' Maar dat weerhoudt hem niet om almaar door te gaan met een absurde voorstelling van zaken. Zijn mainstream-publiek schijnt er geen genoeg van te kunnen krijgen. Zijn mening is hun houvast en hoop in bange dagen. Hofland bevestigt hun vooroordelen en dirigeert hun angsten. De doorsnee mens kan niet zonder vijand. De functie van de westerse mainstream-journalistiek is het verspreiden van 'noble lies,' die de bestaande machtsverhoudingen rechtvaardigen en eens en vooral vastleggen wie vriend en vooral wie de vijand is. Het begrip 'noble lies' werd gepopulariseerd door de politiek ideoloog Leo Strauss, geestelijke vader van de Amerikaanse neoconservatieven en de leerling van de Duitse twintigste eeuwse filosoof en politiek theoreticus Carl Schmitt. Vanwege Schmitt's grote invloed op de huidige neoconservatieve en neoliberale elite is het belangrijk enkele van zijn achtergronden te geven:
Schmitt is a major figure in 20th century legal and political theory, writing extensively on the effective wielding of political power. His work has been a major influence on subsequent political theory, legal theory, continental philosophy, and political theology in the 20th century and beyond…
Schmitt joined the Nazi Party on 1 May 1933. Within days of joining the party, Schmitt was party to the burning of books by Jewish authors, rejoicing in the burning of 'un-German' and 'anti-German' material, and calling for a much more extensive purge, to include works by authors influenced by Jewish ideas. In July he was appointed State Councillor for Prussia (Preußischer Staatsrat) by Hermann Göring and became the president of the Vereinigung nationalsozialistischer Juristen ('Union of National-Socialist Jurists') in November. He also replaced Hermann Heller as professor at the University of Berlin (a position he held until the end of World War II). He presented his theories as an ideological foundation of the Nazi dictatorship, and a justification of the 'Führer' state…
Half a year later, in June 1934, Schmitt became editor in chief for the self-published newspaper 'Deutsche Juristen-Zeitung' […] in July 1934, he justified the political murders of the Night of the Long Knives as the 'highest form of administrative justice' ('höchste Form administrativer Justiz') and the authority of Hitler with 'The leader defends the law' ('Der Führer schützt das Recht'). Schmitt presented himself as a radical anti-semite and also was the chairman of a law teachers' convention in Berlin in October 1936, where he demanded that German law be cleansed of the 'Jewish spirit' ('jüdischem Geist'), going so far as to demand that all publications by Jewish scientists should henceforth be marked with a small symbol…
In 1945, Schmitt was captured by American forces and, after spending more than a year in an internment camp, he returned to his home town of Plettenberg following his release in 1946… Schmitt refused every attempt at de-nazification, which effectively barred him from positions in academia. Despite being isolated from the mainstream of the scholarly and political community, he continued his studies especially of international law from the 1950s on, and he received a never-ending stream of visitors, both colleagues and younger intellectuals, until well into his old age…
Schmitt supported the emergence of totalitarian power structures in his paper 'Die geistesgeschichtliche Lage des heutigen Parlamentarismus' (roughly: 'The Intellectual-Historical Situation of Today's Parliamentarianism,' translated as The Crisis of Parliamentary Democracy by Ellen Kennedy). Schmitt criticized the institutional practices of liberal politics, arguing that they are justified by a faith in rational discussion and openness that is at odds with actual parliamentary party politics, in which outcomes are hammered out in smoke-filled rooms by party leaders. Schmitt also posits an essential division between the liberal doctrine of separation of powers and what he holds to be the nature of democracy itself, the identity of the rulers and the ruled. Although many critics of Schmitt today, such as Stephen Holmes in his The Anatomy of Anti-Liberalism, take exception to his fundamentally authoritarian outlook, the idea of incompatibility between liberalism and democracy is one reason for the continued interest in his political philosophy.
http://en.wikipedia.org/wiki/Carl_Schmitt
In dit opzicht week Schmitt niet af van invloedrijke joodse Amerikaanse intellectuelen en adviseurs van Amerikaanse presidenten als onder andere Walter Lippmann en Edward Bernays. Laatstgenoemde 'was named one of the 100 most influential Americans of the 20th century by Life magazine' en is 'the father of the spinmeisters who manipulate our perceptions of politicians,' een 'profi' die al in 1928 zijn rijke opdrachtgevers leerde dat aangezien een echte democratie in een massamaatschappij onmogelijk was:
the engineering of consent the very essence of the democratic proces,' is oftewel 'the freedom to persuade and suggest... The conscious and intelligent manipulation of the organized habits and opinions of the masses is an important element in democratic society. Those who manipulate this unseen mechanism of society constitute an invisible government which is the true ruling power of our country… In almost every act of our daily lives, whether in the sphere of politics or business, in our social conduct or our ethical thinking, we are dominated by the relatively small number of persons… who understand the mental processes and social patterns of the masses. It is they who pull the wires which control the public mind.
In 1984 concludeerde de Amerikaanse historicus Marvin Olasky dat Bernays, die werd gerespecteerd door de economische en politieke elite van zowel de 'democratische' VS als van nazi-Duitsland, 'één van de eersten' was geweest
to realize fully that American 20th Century liberalism would be increasingly based on social control posing as democracy, and would be desperate to learn all the opportunities for social control that it could.
De Amerikaanse historicus Stewart Ewen kwam in zijn studie PR! A Social History of Spin tot de slotsom dat al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw
the mass media, dominated by commercial interests, would provide subservient channels through which as broad public might be schooled to a corporate point of view.
Het was deze Edward Bernays, neef van Freud, die in zijn boek Crystallizing Public Opinion al in 1923 over en voor zijn rijke opdrachtgevers schreef:
The minority has discovered a powerful help in influencing majorities. It has been possible so to mould the mind of the masses that they will throw their newly gained strength in the desired direction. Propaganda is the executive arm of the invisible government.
De mediapropaganda was tevens door de culturele deprivatie van de massa bijzonder effectief omdat, zoals Bernays benadrukte, de gemiddelde Amerikaan
has only six years of schooling... [Therefore] democratic leaders must play their part in... engineering consent... Today it is impossible to overestimate the importance of engineering consent; it affects almost every aspect of our daily lives.
Het is niet vreemd dat iemand als dr. Ben Knapen, oud-hoofdredacteur van de NRC, oud-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, oud-Bilderberg deelnemer, oud-lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, in 2008 tijdens zijn inaugurele rede ‘als bijzonder hoogleraar Media en Kwaliteit aan de Radboud Universiteit’ over de zogeheten vrije pers het volgende verklaarde:
De media drukken niet hún eigen stempel op die werkelijkheid maar het stempel van de heersende opvattingen. Media hebben doorgaans zelf de kennis, wijsheid en soevereiniteit niet om een eigen stempel te kunnen hanteren. Het zijn maatschappelijke elites… die met hun interpretaties van de werkelijkheid het beeld bepalen. Zij boetseren als het ware voortdurend aan de beelden die de samenleving hanteert om ontwikkelingen te duiden, van context te voorzien, ja, om te bepalen wat ertoe doet en wat niet. Zij leveren de ingrediënten, de stempels, die de media vervolgens verspreiden. Het gebeurt expliciet – via interviews, citaten en wat dies meer zij – maar oneindig veel vaker impliciet… De gangbare visie op de werkelijkheid en op de wereld zijn dus leidend en die gangbare visies worden niet door de media zelf bepaald. Die gangbare visies op de werkelijkheid kunnen media zelf niet maken, ze zijn er te veel zelf een onderdeel van.
Met andere woorden: Knapen vat kort samen wat vooraanstaande Amerikaanse media-ideologen als bijvoorbeeld Walter Lippmann, adviseur van diverse Amerikaanse presidenten, al in de jaren twintig van de vorige eeuw uitvoerig uitwerkten. De Amerikaanse historicus Eric Foner, Professor of History at Columbia University, schreef in The Story of American Freedom (1998):
During the 1920s, Walter Lippmann published two of the most penetrating indictments of democracy ever written, Public Opinion and The Phantom Public, valedictories to Progressive hopes for the application of 'intelligence' to social problems via mass democracy. Instead of acting out of careful consideration of the issues or even individual or collective self-interest, the American voter, Lippmann claimed, was ill-informed, myopic, and prone to fits of enthusiasm.
The government, like advertising copywriters and journalists, had perfected the art of creating and manipulating public opinion—a process Lippmann called the 'manufacture of consent'—while at the same time consumerism was sapping Americans’ concern for public issues.
Centraal in Lippmann's denken was de overtuiging dat een echte democratie niet mogelijk is omdat het volk te kortzichtig en te ongeïnformeerd is, met als gevolg dat de democratie in chaos zal eindigen. In zijn tweede boek Drift and Mastery: An Attempt to Diagnose the Current Unrest stelde hij in 1914 ondermeer:
The chaos of too much freedom and the weaknesses of democracy are our real problem. The battle for us, in short, does not lie against crusted prejudice, but against the chaos of a new freedom. This chaos is our real problem. So if the younger critics are to meet the issues of their generation they must give their attention, not so much to the evils of authority, as to the weaknesses of democracy.
De macht, of die nu 'democratisch' of 'totalitair' is, blijft altijd bang voor het volk en kijkt op de massa neer. In Mein Kampf schreef Hitler:
De intelligentie van de massa is beperkt, hun begripsvermogen is zwak.
Er bestaat wat betreft de opvattingen over de massamens geen wezenlijk verschil tussen Adolf Hitler en Walter Lippmann en andere Europese en Amerikaanse ideologen van het establishment. Lippmann stelde in 1922 in zijn standaardwerk Public Opinion dat
public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press... Without some form of censorschip, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable... Though it is itself an irrational force the power of public opinion might be placed at the disposal of those who stood for workable law against brute assertion.
De Amerikaanse hoogleraar Stuart Ewen, gespecialiseerd in Media Studies schrijft in zijn boek PR! A Social History of Spin:
Throughout the pages of Public Opinion, Lippmann had asserted that human beings were, for the most part, inherently incapable of responding rationally to their world... For Lippmann, it was not so much people's incapacity to deliberate on issues rationally that was the problem; it was that the time necessary to pursue rational deliberations would only interfere with the smooth exercise of executive power... For Lippmann, the appeal of symbols was that they provided a device for short-circuiting the inconvenience posed by critical reason and public discussion. To Lippmann, symbols were powerful instruments for forging mental agreement among people who -- if engaged in critical dialogue -- would probably disagree. 'When political parties or newspapers declare for Americanism, Progressivism, Law and Order, Justice, Humanity,' he explained, they expect to merge 'conflicting factions which would surely divide if, instead of these symbols, they were invited to discuss a specific program.'
Lippmann richtte zich als adviseur van de Amerikaanse aristocratie niet tot de bevolking die hij wantrouwde, maar tot de intellectuele elite die de bevolking in toom moest houden. Professor Ewen:
Lippmann added that serious public discussion of issues would only yield a 'vague and confusing medley,' a discord that would make executive decision making difficult. 'Action cannot be taken until these opinions have been factored down, canalized, compressed and made uniform.' [...] The symbol, he wrote, 'is like a strategic railroad center where many roads converge regardless of their ultimate origin or their ultimate destination.' Because of this, 'when a coalition around the symbol has been effected, feeling flows toward conformity under the symbol rather than toward critical scrutiny of the measures under consideration.' In its adamant argument that human beings are essentially irrational, social psychology had provided Lippmann -- and many others -- with a handy rationale for a small, intellectual elite to rule over society. Yet a close reading of Lippmann's argument suggests that he was concerned less with the irrational core of human behavior than he was with the problem of making rule by elites, in a democratic age, less difficult. Educated by the lessons of the image culture taking shape around him, Lippmann saw the strategic employment of media images as the secret to modern power; the means by which leaders and special interests might cloak themselves in the 'fiction' that they stand as delegates of the common good.
Binnen de grenzen van dit autoritair wereldbeeld heeft ook Henk Hofland zijn productieve leven lang geopereerd. Het verklaart zijn dédain voor wat hij noemt 'een nieuwe mens' die als consument 'spontaan' is ontstaan, en daardoor almaar 'platter & dikker' wordt, ten onrechte 'Respect!' eist, en niet meer de 'bestuurlijke' en 'politiek-literaire elite' gehoorzaamt, waardoor de elite en het volk in 'de chaos van nu' zijn beland, terwijl 'Niemand een uitweg [weet].' Aangezien de elite haar gezag is kwijt geraakt, is dat 'het grootste probleem,' aldus de spreekbuis van het establishment. Het wezenlijke probleem kan Hofland evenwel niet benoemen, en dat is wat de exacte oorzaken zijn waarom de neoliberale 'democratie' en haar woordvoerders hun gezag kwijt zijn. In zijn beroemde studie The State in Capitalist Society (1969), schreef de Britse socioloog Ralph Milliband, wiens beide zoons Labour-ministers werden:
De hele structuur van economische en politieke overheersing die wij tot hiertoe hebben geanalyseerd, is in de westerse politieke systemen afhankelijk van de steun, of in ieder geval de stilzwijgende instemming van degenen die eraan onderworpen zijn. De lagere en 'intermediaire' klassen moeten ertoe gebracht worden de bestaande sociale orde te aanvaarden, en hun eisen en aspiraties binnen de daardoor gestelde grenzen te stellen. Niets is zo belangrijk voor de heersende klassen als dit punt, dat voortdurend de aandacht vraagt, omdat het in het wezen van het systeem van overheersing ligt, dat men nooit zeker kan zijn van een eenmaal behaald succes.
Dit feit is van doorslaggevend belang, zeker nu het neoliberalisme er niet in slaagt om de gewekte verwachtingen onder de westerse bevolking te beantwoorden. Interessant daarbij is dat de elite er op dit moment niet in slaagt de aandacht te verleggen naar een buitenlandse of binnenlandse bedreiging, waardoor de aandacht op hun eigen falend beleid wordt gericht. Zo stelde de Trouw-columnist vast dat
De elite hult Poetin in de lompen van het monster maar de vox populi volgt niet.
Tegelijkertijd lukt het Wilders niet om de schuld bij de 'Marokkanen' te leggen, terwijl hij dit wel verwacht had. Interessant in dit verband is het feit dat Wilders eerder had verklaard:
EU wakkerde ellende in Oekraïne aan
DEN HAAG -
De Europese Unie heeft de ellende in Oekraïne volgens PVV-leider Geert Wilders „willens en wetens” aangewakkerd. Volgens hem heeft de EU olie op het vuur gegooid door Oekraïne een zogeheten associatie in het vooruitzicht te stellen waaraan velen de verwachting ontleenden dat het land op een gegeven moment tot de EU zou kunnen toetreden.
'Dit heeft als een brandversneller gewerkt op de interne politieke spanningen in Oekraïne: de toenadering tot de EU wordt door sommigen vurig gewenst en door anderen hartgrondig vervloekt,' stelde de PVV zondag. Toen de vlam in de pan sloeg 'en onverantwoord werd aangewakkerd door EU-bonzen, kwamen Russische belangen in het gedrang.'
Volgens Wilders was het zowel voorspelbaar als laakbaar dat de Russische president Vladimir Poetin met intimidatie en geweld voor zijn eigen belangen zou opkomen. 'Maar dat de EU dit willens en wetens heeft aangewakkerd, laat de gewetenloosheid zien van de EU-leiders die zo graag voor grootmacht op het wereldtoneel willen spelen.'
Zoals elke politicus is ook Wilders op zoek naar een zo omvangrijk mogelijke aanhang. Hij zal via zijn neoconservatieve joods-Amerikaanse geldschieters ongetwijfeld ook weten dat Carl Schmitt, wiens 'work has been a major influence on subsequent political theory,' met nadruk heeft gewezen op het belang in de politiek van het ‘friend/foe concept in order to define their own political identity.' Maar als het zwarte schaap van de elite wist hij dat Poetin niet als als zondebok kon dienen, om de simpele reden dat zijn achterban maar al te goed weet dat ook hun eigen politici niet deugen, en absoluut niet hun leven gaan geven voor de Oekraïne, hoeveel 'vaderlandse eerzucht en strijdlust' de 'politiek-literaire elite' hier te lande ook moge bezitten. En dus viel hij noodgedwongen terug op de 'Marokkanen,' om voorlopig tot de ontdekking te komen dat ook deze zondebokken niet meer voldoende zijn om de bevolking in de gewenste politiek neoliberale richting te dirigeren. Dit alles toont aan hoe de oude propagandistische trucs niet meer werken en dat het kapitalistische systeem met een wezenlijk probleem zit opgescheept, waarvoor inderdaad 'niemand een uitweg' weet. Op dit moment zelfs niet eens de oude en beproefde kapitalistische 'uitweg,' van een oorlog. Dit is vanuit het oogpunt van de macht een rampzalige ontwikkeling. In zijn roman 1984 schreef George Orwell terecht dat een oorlog
het overschot verslindt aan verbruiksgoederen en hij helpt de speciale geestelijke atmosfeer in stand te houden, die een hiërarchische maatschappij nodig heeft. De oorlog, zo zal men zien, is nu een zuiver binnenlandse aangelegenheid... De oorlog wordt door iedere heersende groep gevoerd tegen de eigen onderdanen en het doel van de oorlog is niet om gebiedsveroveringen te maken of te voorkomen, maar om de structuur van de samenleving in stand te houden.
En dus heeft de elite geen andere keus dan blijven doorgaan met het creëren van een vijand, om de interne cohesie van de hiërarchische klassenmaatschappij te herstellen en de machtsverhoudingen te legitimeren. De Amerikaanse hoogleraar Ira Straus schreef daarover het volgende:
Since the root of the problem lies not in Russian behavior but in fear for the interna] fragility of the NATO consensus, the solution cannot be achieved pri- marily by changes in Russia but would require changes in NATO. As long as NATO has been unwilling to contemplate internal reforms, it has tended to project onto Russia the blame for its own sense of fragility. That has led to a fear that Russia is trying cleverly to disrupt NATO whenever Russia tries to be friendly to NATO, a kind of inverse logic structurally similar to that of paranoia, which has interposed itself every time there is a prospect for improvement in relations. It has also led to a projection of ever-greater demands onto Russia for alleviating NATO's suspicions.
There is no legal right of veto by NATO members, nor any formal obligation for NATO to reach consensus in its day-to-day decisions. Yet NATO usually speaks as if there were both the right and the obligation. And, in the absence of regular, formal arrangements for making nonconsensus decisions, there is cause, even if expressed in an inverted causal form, for the fear of disruption.
This fear was perhaps not harmful when there was little to be done but pros- ecute the cold war; when it did its harm was when there were prospecta for end- ing the cold war and for entente. It was this fear that gave an element of plausi- bility to the formulation of Kissinger-that NATO could not continue to exist without keeping Russia as the permanent enemy against which to organize its cohesion. This formulation befit not the realism of Hans Morgenthau but that of Carl Schmitt and the 'conservative revolutionaries' of Weimar Germany, who defined the enemy-relation as the oasis of politics. The feeling of a need for an external enemy to maintain internal cohesion is an indicator of an immature polity and an unstable condition, such as led Germany to make an enemy of the entire world; it is not a normal condition of a mature democratic society. The presence of this fear in NATO is a warning sign, indicating the persistence of elements of immaturity in the NATO 'society' that the West will have to overcome. At the same time, the fact of multiple generations of the development of the Atlantic Alliance since 1900 is evidence that there is a greater basis for maturity in the alliance and more space for further evolution than most writers, looking back only to 1949, have realized.
Prior to the US invasion of Iraq in 2003 the White House failed to heed warnings from military and intelligence analysts about possible repercussions from the violent overthrow of Saddam Hussein. Now it seems the U.S. is again failing to heed warnings about the potential risks of an attack on Iran. I asked Professor Boyle his view on why the present administration ignores such warnings:
Professor Francis A. Boyle: Well you have to understand the neoconservative mentality. I went to the University of Chicago with these people, (Paul) Wolfowitz and all the rest of them, and I went through the same program, the Department of Political Science run by the neocon founder Leo Strauss. His mentor in Germany before he came to the United States was Carl Schmitt who went on to become the most notorious Nazi law professor of that benighted era who tried to justify in legal terms every hideous atrocity the Nazis inflicted on anyone.
So the neocons had been thoroughly brainwashed I would say, as they attempted to do to me at the University of Chicago, in Schmitt, and Strauss, and Nietzsche and Machiavelli. These are the people we are dealing with. They are extremely dangerous, very bright, cunning and ruthless, and they are really out to dominate and control the two thirds of the world’s hydrocarbon resources in Eurasia. –An objective that Zbigniew Brzezinski identified a while ago in his book, The Grand Chess Board.
Geheel in lijn met de Amerikaanse hegemonistische ideologie wil 'Obama NAVO-steun Oost-Europa.' Het Algemeen Dagblad van dinsdag 25 maart 2014 berichtte dat
De NAVO, begin volgende maand bijeen in Brussel, moet steun overwegen aan zijn Oost-Europese bondgenoten. Daarvoor heeft de Amerikaanse president Barack Obama gisteren gepleit bij de G7, op Japan na allemaal NAVO-lid.
Zonder externe vijand is de interne cohesie niet veilig gesteld, en staat de positie van de elite onder druk, zoals de nazi-ideoloog Carl Schmitt duidelijk heeft gemaakt. Gezien de interne tegenstrijdigheden van het neoliberale systeem waarvan een groot deel van de westerse bevolking steeds meer de dupe wordt, begint het er in toenemende mate op te lijken dat toch nog alleen oorlog voor de macht als enige optie overblijft. Een oorlog waarvan de aanvang door Washington wordt bepaald en niet door Brussel, laat staan de hoofdsteden van de diverse Europese landen. De failliete VS heeft belang bij een oorlog, gezien zijn massaal militair industrieel complex. Daarentegen zal een oorlog voor het Europa van 'Geen Jorwerd zonder Brussel' een bloedbad van ongekende omvang betekenen.
Tegelijkertijd staat de westerse bevolking onverschillig dan wel onmachtig langs de kant af te wachten hoe deze desastreuze ontwikkeling zal eindigen. Op hun beurt blijven de mainstream opiniemakers als Hofland, Mak en al die andere vorstelijk betaalde dwazen de verouderde failliete doctrine propageren als het beste wat de mensheid voorhanden heeft. Ondertussen bericht The Guardian:
1 opmerking:
Ter verdediging van Schmitt wordt aangevoerd dat hij een opportunist was, hij geloofde niet werkelijk in het nationaal-socialisme. Zo beschouwd verdient een huurmoordenaar meer sympathie dan een gewone moordenaar. Het meest afschuwwekkend is dan de seriemoordenaar. Fatsoenshalve wordt verzwegen dat een seriemoordenaar uit overtuiging handelt, maar dat is wel waar het om gaat. Een beetje huurmoordenaar pleegt meer dan 1moord. In een marktconforme samenleving is idealiter iedereen huurmoordenaar in spe. Een bereidheid die ook wel vaderlandsliefde wordt genoemd.
Een reactie posten