Symptomatisch voor Ian Buruma’s houding was zijn gedwongen ontslagname als hoofdredacteur van The New York Review of Books, nadat hij in opspraak was geraakt door
an essay by Jian Ghomeshi in which the Canadian talk show host, among other things, claimed that accusations of sexual violence made against him by more than 20 women were ‘inaccurate.’ In an interview with Slate magazine, Buruma defended his decision to publish Ghomeshi's piece and denied that the article was misleading because it failed to mention that Ghomeshi was required to issue an apology to one of the victims as part of the terms of a case against him that was settled. He also denied that the title ‘Reflections from a Hashtag’ was dismissive of the #MeToo movement, stated that the movement has resulted in ‘undesirable consequences,’ and said: ‘I’m no judge of the rights and wrongs of every allegation... The exact nature of [Ghomeshi's] behavior — how much consent was involved — I have no idea, nor is it really my concern.’ Buruma subsequently left The New York Review of Books amid ‘outrage’ over his defense of the article. The Review later stated that it departed from its ‘usual editorial practices,’ as the essay ‘was shown to only one male editor during the editing process,’ and that Buruma's statement to Slate about the staff of the Review ‘did not accurately represent their views.’
Naar aanleiding hiervan schreef Talya Zax, cultuurredactrice van de bekende joods-Amerikaanse publicatie The Forward, een ‘Memo To A Sexist Editor: You Are Not A Martyr,’ waarin zij ondermeer stelde:
What Buruma’s response reveals is that he wants, like Ghomeshi, to retain control of the narrative. The opposite of the so-called Twitter mob is the editorial process enshrined at publications like the New York Review of Books; that’s the process with which Buruma is familiar, so naturally it’s that which, even when he chooses to subvert it, he believes to be right. It’s also a process that, at the New York Review of Books as elsewhere, has often kept women from having a public platform for controversial opinions. Social media, despite its many ills, has created an arena in which women are able to air their justified outrage without shaping it to meet the editorial judgment of a man.
Omdat Buruma zich opstelde als martelaar van het vrije woord, werd zijn argumentatie al snel onderuit gehaald door ondermeer de Marokkaans-Amerikaanse romanschrijfster en hoogleraar aan de Universiteit van Californië, Laila Lalami, winnares van de American Book Award en finaliste voor de prestigieuze Pulitzer Prize, die erop wees dat
If, as Ian Buruma insists, the Ghomeshi case amounts to ‘sexual behavior is a many-faceted business,’ why didn’t he run companion essays by the women who were punched, choked, or assaulted? Why is his intellectual curiosity confined to Ghomeshi?
Wat deze affaire opnieuw aantoonde, is iets dat mij al langere tijd bezighoudt, en dat is kortweg: waarom blijven mijn witte generatiegenoten tegen elke prijs krampachtig en zinloos pogen ‘to retain control of the narrative,’ zoals Zax zo treffend verwoordt? Wat drijft hen precies? Ik kan geen andere plausibele reden bedenken dan dat zij domweg niet kunnen accepteren dat de officiële versie van de werkelijkheid wordt aangetast. De lezer dient niet te vergeten dat mijn bevoorrechte generatie, die geen oorlog heeft gekend, intellectueel werd gevormd midden jaren zestig, begin jaren zeventig, toen de revolutionaire gedachte heerste dat ‘de verbeelding aan de macht’ moest komen, zodat de sterk verouderde maatschappelijke, politieke en culturele structuren als het ware konden worden weggevaagd. Hier was geen sprake van een politieke leugen als ‘Change We Can Believe In,’ maar van een oprecht verlangen naar een fundamentele verandering op elk gebied, die de burger de mogelijkheid zou geven om werkelijk in vrijheid te leven. Geen woorden, maar daden, of, zoals de sociaal-democraten het zagen, de lange mars door de instituten.
Nadat het meest opportunistische en conformistische deel van mijn generatiegenoten aan de macht was gekomen, werd opnieuw bevestigd hoe waar Lord Acton’s opmerking was dat ‘macht corrumpeert.’ Macht dwingt zelfs de meest idealistische mens op den duur wezenlijk anders te denken en te handelen dan zijn idealen hem voorschrijven. Zodoende dreef ‘de verbeelding aan de macht’ willoos mee met de veranderende tijdgeest, zonder dat mijn eens zo hervormingsgezinde generatiegenoten beseften dat zij betrokken waren geraakt bij een daadwerkelijk revolutionaire omslag, namelijk de opkomst van het neoliberalisme, en het definitieve einde van de welvaartsstaat. Daardoor was het afgelopen met het uitgangspunt dat ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen,’ zoals de sociaal-democratische leider Joop den Uyl het eens had verwoord. De motor achter de radicale omslag was de razendsnel veranderende technologie die van de samenleving een alomtegenwoordige technocratie had gemaakt. En natuurlijk kan een systeem dat volledig berust op technologie per definitie niet democratisch zijn. Een technocratische elite die allereerst de belangen van de economische elite dient, hanteert andere wetten dan die van de democratie, omdat ‘techniek,’ in de woorden van de grote Franse socioloog Jacques Ellul:
voorspelbaarheid [vereist] en, evenzeer, precisie in de voorspellingen. Het is dus noodzakelijk dat de techniek prevaleert over het menselijk wezen. Voor de techniek is dit een zaak van leven of dood. De techniek moet de mens reduceren tot een technisch dier, de koning van de slaven er techniek. Voor deze noodzaak moet de menselijke grilligheid vermorzeld worden; de technische autonomie gedoogt geen menselijke autonomie. Het individu moet worden gekneed door technieken, hetzij negatief (door de technieken om de mens te kunnen begrijpen) of positief (door de aanpassing van de mens aan het technisch kader), om de schoonheidsfouten die zijn persoonlijke wil veroorzaakt in het perfecte patron van de organisatie te kunnen wegvagen.
In zijn boek The Technological Society (1967) zet Ellul uiteen dat het moderne leven gebaseerd is op 'the standardization and the rationalization of economic and administrative life’ en ‘[f]rom then on, standardization creates impersonality, in the sense that organization relies more on methods and instructions than on individuals.' Daarbij geldt dat ‘technologie’ niet alleen de machine is — zij is slechts de uiterlijke vorm ervan — maar dat technologie vandaag de dag elke discipline beheerst, dus ook bijvoorbeeld alle sociale wetenschappen die onderzoeken hoe de mens het best gedisciplineerd kan worden. Reclame en propaganda zijn technologische wapens bij uitstek die de consument/burger forceert langs de weg van de geconditioneerde reflexen te reageren. Zelfs via zijn onderbewustzijn wordt de massamens gemanipuleerd. Wat dat betreft had de Duitse auteur Ernst Jünger gelijk: de technologie is de ware metafysica van de moderne tijd. Alles is ondergeschikt maakt aan nut en efficiency, en in deze cultuur is er ‘no room in practical activity for gratuitous aesthetic preoccupations,’ aldus Ellul. De Amerikaanse historicus, wijlen Theodore Roszak, die ondermeer aan Stanford University doceerde, werkte dit feit uit in zijn wereldwijde bestseller Opkomst van een tegencultuur (1971). Hij wees erop dat:
[i]n de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaat de omvang en de complexiteit van alle menselijke activiteiten — politiek, economische, cultureel — de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onmiddellijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van subsidiaire experts die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlijke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enz. In de technocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van deskundigen — of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen.
Het gevolg van de technologische evolutie is de neoliberale revolutie geweest, gestimuleerd door de westerse politiek van deregulering en privatisering, waardoor:
[b]etween 1980 and 2016 the global 1 percent captured twice as much of the growth in income as the bottom 50 percent. What’s more, Credit Suisse reports that as of 2015 the richest global 1 percent had accumulated more wealth than the rest of the world put together. In the same year, a mere 62 individuals had accumulated as much wealth as is held by the bottom 50 percent of humanity…
There is decisive evidence that neoliberalism’s widening inequality tends to generate uncommon rates of physical and mental health disorders. A Princeton study found that middle-aged non-Hispanic white Americans suffered a great increase in mortality between 1998 and 2013. This was the first such case in American history. The increase is entirely concentrated among persons with a high school degree or less, a reliable criterion of poverty. Among whites with any college experience, mortality rates have declined during this period. And disease is not the issue. The predominant causes of death are suicide, chronic alcohol abuse and drug overdoses. Paul Krugman has noted that these statistics mirror ‘the collapse in Russian life expectancy after the fall of communism.’ The Princeton study labels these mortalities ‘deaths of despair.’ It is noteworthy that among the population in question, wages have fallen by over 30 percent since 1969. In a detailed study of the health effects of austerity, based on data from the Great Depression, Asian countries during the 1990s Asian Financial Crisis, and European countries suffering austerity policies after the 2008 crisis, researchers found that the more austerity was practiced in a country, the more people became ill and the more people died.
https://www.counterpunch.org/2017/12/22/how-inequality-kills/
https://www.counterpunch.org/2017/12/22/how-inequality-kills/
Het is onvermijdelijk dat de technocratie het individu ontmenselijkt, al was het maar omdat de ‘devices themselves condition the users to employ each other the way they employ machines,’ zoals de Amerikaanse sciencefiction-auteur Frank Herbert aantoonde in zijn roman Dune, het best verkochte sciencefiction-boek ter wereld. Op zijn beurt stelde de Duitse filosoof Martin Heidegger in de jaren vijftig van de twintigste eeuw dat:
de mens steeds meer, op alle gebieden van het bestaan, door de krachten van technische apparatuur en automaten wordt ingesloten. De machten die de mens overal en op ieder ogenblik, onder één of andere vorm van technische installatie opeisen, vasthouden, meesleuren en in het nauw brengen — die machten zijn reeds lang menselijke wil en beslissingskracht over het hoofd gegroeid, want zij zijn niet door de mens gemaakt.
Heidegger realiseerde zich dat alleen door gebruik te maken van de techniek de nieuwe techniek kan worden ontwikkeld. Zelfs de elite van managers en technologen hebben geen greep meer op datgene wat wordt ontworpen. De van origine Nederlandse econoom, professor Mark Blaug, schreef in 1998 dat ‘We have created a monster that is very difficult to stop,’ door onze obsessie voor techniek ‘over substance.’ Onze machteloosheid blijkt eveneens uit het feit dat
it is easier to imagine a total catastrophe which ends all life on Earth than it is to imagine a real change in capitalist relations,’
zoals de auteurs van Meme Wars. The Creative Destruction of Neoclassical Economics (2012) vaststelden. Heidegger benadrukte dat:
[v]eel onrustbarender het feit [is], dat de mens op deze verandering van de wereld niet is voorbereid; dat wij nog niet in staat zijn door bezonnen denken tot een zakelijk verantwoorde uiteenzetting te komen van wat dit tijdperk eigenlijk met zich meebrengt.
Geen enkel individu, geen enkele groep mensen, geen enkele commissie van nog zo vooraanstaande staatslieden, onderzoekers en technici, geen enkele conferentie van leidinggevende personen uit het bedrijfsleven en de industrie vermag het historisch verloop van het atoomtijdperk te remmen of in een bepaalde richting te leiden. Geen enkele louter menselijke organisatie is in staat, de heerschappij over dit tijdperk te verwerven.
Ondertussen zijn de psychologische en sociale veranderingen die de technocratie afdwingt overal voelbaar, waardoor vandaag de dag ‘moord en doodslag nauw verbonden’ zijn met:
inequality. The World Bank reports that inequality predicts about half of the variance in murder rates between the U.S. and other countries and the FBI notes that of U.S. murders for which the precipitating reason is known over half stem from the agent’s sense that he had been ‘dissed’ (bargoens voor het ontbreken van respect voor een ander. svh) Persons shoot someone who has cut them off in traffic or beat them to a parking spot…
In connection with the high number of homicides associated with dissing, that is challenging a person’s sense of self-respect or personal worth, the psychologist and neuroscientist Martin Daly documents the intimate connection between inequality and loss of personal and social status. He shows that inequality predicts homicide rates ‘better than any other variable.’ In America, status is determined by how much a person has, and having is a matter of the standard of material living one enjoys, competitively conceived in terms of how one compares with others. And the admired standard is one’s level of material comfort, determined for the non-wealthy by a good job and the ability to support a family or the ability to enjoy a comfortable and independent standard of living as a single person. These makers of social status and self-respect are unavailable to those at the lower ends of the income hierarchy and the unemployed. Self-respect is one of men’s (and most homicides are male-on-male) most prized goods, and self-respect, as much as income and wealth, is unequally distributed. In a society where there are structurally determined winners and losers, if one is a loser one’s social reputation is all one has, all one can brandish, in order to maintain a sense of self-respect and personal worth. A diss is a blow to both social reputation and self-respect, and if one has nothing else, the threat looms disproportionately large…
Most recently, David Ansell, a physician and social epidemiologist, has demonstrated in an exhaustive study that the acceleration of inequality between high and low socioeconomic groups over the past three decades has resulted in higher mortality rates for the poorest strata of the working class. He concludes that ‘inequality triggers so many causes of premature death that we need to treat inequality as a disease and eradicate it, just as we seek to halt any epidemic.’ Capitalism, in its post-welfare-state form, kills,
aldus de Amerikaanse emeritus hoogleraar Political Economy and Philosophy Alan Nasser.
Al deze feiten worden angstvallig verzwegen door mijn generatiegenoten van de ‘politiek-literaire elite,’ zoals zij zichzelf zien wanneer zij weer eens vol afkeer fulmineren tegen de ‘populisten,’ die de gezapige tevredenheid komen verstoren. Geen woord ook van deze elite over het eenvoudig aan te tonen feit dat zij mede verantwoordelijk is voor de toenemende ongelijkheid in het Westen. Zodra mijn oude vrienden mij zien naderen, trekken ze wit weg, want een confrontatie met mijn kritiek durven ze niet aan. Van de week zag ik in mijn koffiehuis om de hoek Geert Mak zich proberen te verschuilen achter Hubert Smeets. Toen ik Smeets — die als startsubsidie 273.000 euro van de Nederlandse staat kreeg toegezegd om een anti-Russische website op te zetten — vroeg hoe het met zijn strijd tegen Moskou was, wist hij alleen te antwoorden dat hem dit ‘wel twee dagen zou kosten om dit toe te lichten.’ Mijn oude vriend Geert, wiens juichende beschrijving van Europa inmiddels zo erg is achterhaald dat het nu lachwekkende lectuur is geworden, spurtte naar buiten om maar niets te hoeven beantwoorden. Daar gingen ze: twee oude, kalende mannetjes, ‘all dressed up but nowhere to go.’ En zo ben ik weer terug bij mijn oude vriend Ian Buruma. Als spreekbuis van het establishment is zijn speelruimte uiterst beperkt, omdat hij gedwongen is ‘to retain control of the narrative,’ wil hij tenminste zijn imago en daarmee zijn inkomen veilig stellen. En zijn ‘narrative’ is dat van de neoliberale macht, die door mijn oude vriend wordt verdedigd met beweringen als ‘[e]ven if the end of Pax Americana does not result in military invasions, or world wars, we should ready ourselves for a time when we might recall the American Empire with fond nostalgia.’ Deze voorstelling van zaken gaf Buruma op The World’s Opinion Page van het door de geldspeculant Soros gesteunde Project Syndicate, onder de kop ‘Life After Pax Americana.’ Ook in The Asian Times waarschuwde Buruma voor het volgende grote gevaar:
There is no doubt that Russia and China will benefit, at least in the short term, from America’s abdication of leadership.
Some people are not too bothered by this. Russia is closer to Berlin and even Paris than Washington and New York. There is a great deal of money to be made by cozying up to the Russian and Chinese regimes (as the US president knows only too well). And the chance that either Russia or China would invade Nato countries or Japan might be slim.
But there will be a price to pay for increased vulnerability to Chinese and Russian encroachments. No matter how irksome American dominance might have been, or how much people deplored some of the destructive wars that the US unleashed, criticism of US policies, presidents, and even cultural practices was not only permissible but seen as a healthy sign of liberal democracy. This was one of the ‘common values’ that held the West together.
Deze officiële lezing van de werkelijkheid, zoals de westerse ‘corporate media’ die voortdurend verspreidt, is een mengeling van halve waarheden en hele leugens. Ook Buruma’s formuleringen zijn bedoeld om greep te houden op het ‘narrative.’ Wanneer hij schrijft: ‘No matter how irksome American dominance might have been,’ dan laveert hij langs de werkelijkheid. Ik citeer hem:
Het maakt niet uit hoe ergerlijk de Amerikaanse overheersing zou kunnen zijn geweest, of hoeveel mensen ook sommige van de verwoestende oorlogen die de VS ontketende, betreurden, kritiek op het Amerikaans beleid, presidenten, en zelfs culturele gebruiken was niet alleen toegestaan maar werd gezien als een gezond teken van een vrijzinnige democratie.
Wat wordt hier nu precies beweerd? Welnu, keurig verpakt staat hier dat de Amerikaanse ‘overheersing’ weliswaar ‘ergerlijk’ kan zijn geweest, en dat burgers ‘sommige,’ niet alle, Amerikaanse ‘verwoestende oorlogen’ hebben ‘betreurd,’ maar dat het de wereldbevolking tegelijkertijd was ‘toegestaan’ door Washington om hierop ‘kritiek’ te leveren. Met andere woorden: de naar schatting in totaal 20 miljoen doden die de VS na 1945 bij gewelddadige buitenlandse interventies heeft veroorzaakt, wegen niet op tegen het feit dat ‘kritiek’ hierop ‘niet alleen [was] toegestaan,' maar werd gezien als een gezond teken van vrijzinnige democratie.’ Zelfs dit laatste is evenwel een halve waarheid, want wezenlijke kritiek op de Amerikaanse terreur elders wordt niet in de de mainstream-media structureel belicht. Wanneer bijvoorbeeld de meest vooraanstaande columnist van The New York Times, Thomas Friedman, verklaart dat:
[t]he hidden hand of the market will never work without a hidden fist. McDonald's cannot flourish without McDonnell Douglas, the designer of the F-15. And the hidden fist that keeps the world safe for Silicon Valley's technologies to flourish is called the US Army, Air Force, Navy and Marine Corps,
dan wordt dit door de westerse commerciële pers zo normaal beschouwd dat dit feit geen enkele discussie oplevert. Zijn zienswijze wordt door de voltallige westerse mainstream-pers gedeeld. Daarom kon mijn oude vriend Geert Mak in 2012 ongegeneerd verklaren:
Ik vind Friedman altijd wel leuk om te lezen, lekker upbeat, hij is zo’n man die altijd wel een gat ziet om een probleem op te lossen.
Ziehier een exemplarisch voorbeeld van wat Buruma ‘een gezond teken van vrijzinnige democratie’ betitelt. Een ander voorbeeld gaf luitenant-kolonel b.d. Karen Kwiatkowski van de Amerikaanse Luchtmacht. In de monografie 911 and American Empire: Intellectuals Speak Out (2006) merkte zij op:
I have been told by reporters that they will not report their own insights or contrary evaluations of the official 911 story, because to question the government story about 911 is to question the very foundation of our entire modern belief system regarding our government, our country, and our way of life. To be charged with questioning these foundations is far more serious than being labeled a disgruntled conspiracy nut or anti-government traitor, or even being sidelined or marginalized within an academic, government service, or literary career. To question the official 911 story is simply and fundamentally revolutionary.
Een derde voorbeeld van een ‘vrijzinnige democratie’: de Amerikaanse onderzoeksjournalist Douglas Valentine schreef in zijn 416 pagina’s tellende boek The CIA As Organized Crime. How Illegal Operations Corrupt American and the World (2017):
it’s impossible now for anyone to interview mid-level CIA people on the record and reveal the facts. Since Iran Contra, the bureaucracies have instituted incredible obstacles that make it impossible for people to see what is going on inside their private club. The public is totally reliant now on whistle-blowers like Chelsea Manning and Edward Snowden, who are vilified, imprisoned, and/or chased into exile.
Kortom, Ian Buruma propageert ‘the narrative’ van de gecorrumpeerde elite, die het publiek nu wil wijsmaken dat een nieuwe Koude Oorlog noodzakelijk is om ‘ons’ te beschermen tegen het ‘agressieve expansionisme’ van Rusland en China. In zijn column ‘Life after Pax Americana’ trachtte Buruma zijn publiek de stuipen op het lijf te jagen met waarschuwingen als deze: ‘there will be a price to pay for increased vulnerability to Chinese and Russian encroachments,’ aangezien ‘vrijheid en openheid,’ in zijn ogen de ‘common values that held the West together’ bedreigd worden ‘in a world dominated by China. Criticism will quickly lead to repercussions, especially in the economic sphere.’ Daarbij verzwijgt hij dat ook nu landen worden geboycot, maar dan door de VS, zoals Rusland en Iran, omdat zij hun eigen weg willen gaan. Kort samengevat kan worden gesteld dat mijn generatiegenoten die ‘de verbeelding aan de macht’ wilden nu ‘de macht van de verbeelding’ zijn geworden. Als oude mannen en vrouwen beelden zij zichzelf in dat alleen via een greep op het ‘narratief’ zij alsnog hun gelijk kunnen halen en daarmee kunnen voorkomen dat hun nakomelingen doorkrijgen dat zij een failliete inboedel erven. Overigens vergeefs, want ook zij zullen niet in staat zijn om over hun graf heen te regeren. Het grote probleem van mijn oude vrienden is dat zij hun neoliberale ‘narrative’ beschermen omdat zij vrezen anders de greep op hun dogma’s te verliezen, en dat daarmee eveneens hun zorgvuldig gecreëerde identiteit ten onder zal gaan. Ik kan geen andere zinnige reden bedenken voor hun dwaze standpunten. Niet voor niets klampte Buruma zich, in zijn ‘gesprek’ met de geprezen 16 jaar jongere Indiase auteur Pankaj Mishra, hardnekkig vast aan het cliché dat het Westen sinds Napoleon Verlichtingsidealen als rationaliteit, vrijheid, mensenrechten en democratie verspreidt. Niet beseffend dat een jongere generatie geschoolde schrijvers en lezers dwars door zijn ‘narratief’ heen prikt, en hij daardoor gezien wordt als een pedante oude man, blijft Ian proberen zijn gelijk te halen. Maar dit is en blijft voor hem een verloren wedstrijd. Zijn en dus mijn generatie is uitgespeeld, wij laten een failliete boedel achter, onze erfgenamen weten dit, en ook nog eens beter dan Buruma en zijn aanhang ooit zullen bevroeden. Het gevolg is dat, voor nieuwe generaties, Ian als een botte poseur overkomt.
Typerend is dat hij na zijn gedwongen ontslagname gesteund werd door figuren als de reactionaire publiciste Anne Applebaum, lid van de machtige Council on Foreign Relations, en The National Endowment for Democracy, een instelling die algemeen beschouwd wordt als een CIA-instrument. Twee andere in het oog lopende sympathisanten van Buruma zijn de veroordeelde beursspeculant George Soros, en de voormalige Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, James Rubin, die de moord op een half miljoen Iraakse kinderen onder de vijf jaar afdeed als collateral damage, jammerlijk maar noodzakelijk, aangezien bij ‘het uitvoeren van politiek beleid men een keuze [moet] maken tussen twee kwaden,’ en omdat er nu eenmaal een 'echte wereld' bestaat waar 'werkelijke keuzes moeten worden gemaakt.’ Het is dit soort elite-gangsters bij wie Ian, met het oog op zijn carrièreplanning, in het gevlij wilde komen, en van wie hij nu voor steun afhankelijk is. Buruma is een relikwie geworden van een corrupt systeem, waarin macht de doorslaggevende norm en waarde werd. Ook hem werd het pluche teveel, alleen beseft hij dit zelfs na zijn ontslag nog steed niet. Terecht maakte Talya Zax in haar ‘Memo To A Sexist Editor’ Buruma erop attent dat ‘You Are Not A Martyr,’ maar dat hij ten onder was gegaan aan zijn eigen arrogantie, en dat ‘[s]ocial media, despite its many ills, has created an arena in which women are able to air their justified outrage without shaping it to meet the editorial judgment of a man.’ Maar door zijn hautaine mentaliteit kan hij kritiek niet accepteren. Dezelfde arrogantie straalde Buruma uit toen hij Pankaj Mishra probeerde wijs te maken dat:
Napoleon is an interesting thing to talk about because, yes, a lot of people were killed as a consequence of his military campaigns, but his brand of universalism is actually something we — in this country as well as other countries — still benefit from, the idea of equality for the law and so on, did come from them (Napoleon en de Verlichtingsideologen. svh), the emancipation of minorities came from them, precisely because he had the idea of the universality of rights, and that not just one particular elite or one particular people deserved rights, but that it were universal rights.
Met deze leugen wilde Buruma, als woordvoerder van de liberal ‘urban elites,’ de kritiek weerleggen van de Indiase auteur Mishra dat ‘de retoriek van het universalisme' het doet voorkomen alsof het westerse model het 'beste zou zijn voor iedereen' op aarde. Volgens Mishra kwam het verzet hiertegen in de kolonies niet ‘out of nowhere.’ Het ontstond niet ‘in a vacuum,’ maar was het antwoord van ‘all these people who have suffered under imperialism, who suffered racial humiliation, who were told that they were inferior, that their Asian values were crap, that the western way is the best.’ In The New York Times van 17 januari 2019 wees Mishra er nog eens op dat bijvoorbeeld:
Churchill, a fanatical imperialist, worked harder than any British politician to thwart Indian independence and, as prime minister from 1940 to 1945, did much to compromise it. Seized by a racist fantasy about superior Anglo-Americans, he refused to help Indians cope with famine in 1943 on the grounds that they ‘breed like rabbits.’
Desondanks proclameert Buruma, een Churchill-bewonderaar, nog steeds de mythe van de westerse superioriteit, wanneer hij beweert dat Napoleon’s ‘universalisme in feite iets is waarvan wij’ allen ‘nog steeds baat hebben,’ te weten ‘het idee van gelijkheid voor de wet,’ benevens ‘de emancipatie van minderheden.’ Napoleon en de Verlichtingsideologen zouden ‘de universaliteit van het recht’ hebben vastgelegd, waardoor van toen af gold dat ‘niet slechts één afzonderlijke elite of één bepaald volk rechten verdiende, maar dat die rechten universeel waren.’ Het is opnieuw één van die kenmerkende propagandistische beweringen van de huidige mainstream-pers. De werkelijkheid is namelijk diametraal anders. Onder de kop ‘The French Führer: Genocidal Napoleon was as barbaric as Hitler, historian claims,’ berichtte de Britse journalist Christopher Hudson op 24 juli 2008:
Three days after the fall of France in 1940, Napoleon, lying in his marble tomb in Paris, received a visit from his greatest admirer.
Adolf Hitler, on his one and only visit to the French capital, made an unannounced trip to the tomb in Les Invalides.
In his white raincoat, surrounded by his generals, Hitler stood for a long time gazing down at his hero, his cap removed in deference.
He was said later to have described this moment as 'one of the proudest of my life.’
The next day, during his official sightseeing tour of Paris, Hitler again visited Napoleon's tomb to salute him.
Conscious that his hero was known to the world simply as Napoleon, Hitler boasted that he would not need a rank or title on his gravestone. 'The German people would know who it was if the only word was Adolf.'
Throughout the war, Hitler had sandbags placed around Napoleon's tomb to guard against bomb damage.
Wooden floorboards were laid across the marble floor of Les Invalides so that they would not be scarred by German jackboots.
Until recently, the French would have been incensed by any comparison between Napoleon and Hitler.
But to their rage and shame, new research has shown that France's greatest hero presided over mass atrocities which bear comparison with some of Hitler's worst crimes against humanity.
These reassessments of Napoleon have caused anguish in France. Top politicians backed out of official ceremonies to mark what was possibly Napoleon's greatest victory, the battle of Austerlitz, when Napoleon's Grande Armee defeated the combined armies of Austria and Russia in just six hours, killing 19,000 of their adversaries.
A street in Paris named Rue Richepanse (after Antoine Richepanse, a general responsible for atrocities in the Caribbean) has recently had its name changed to Rue Solitude.
During his reign as Emperor, concentration camps were set up and gas was used to massacre large groups of people.
There were hit squads and mass deportations. And all this happened 140 years before Hitler and the Holocaust.
Claude Ribbe, a respected historian and philosopher and member of the French government's human rights commission, has been researching Napoleon's bloodcurdling record for some years.
He accuses him of being a racist and an anti-Semite who persecuted Jews and reintroduced widespread slavery just a few years after it had been abolished by the French government.
The most startling of these findings, the attempted massacre of an entire population over the age of 12 by methods which included gassing them in the holds of ships, relate to the French Caribbean colony of Haiti at the turn of the 19th century.
In Ribbe's words, Napoleon, then First Consul, was the man who, for the first time in history, 'asked himself rationally the question how to eliminate, in as short a time as possible, and with a minimum of cost and personnel, a maximum of people described as scientifically inferior.’
Haiti around 1800 was the world's richest colony, a slave-powered export factory which produced almost two-thirds of the world's coffee and almost half its sugar.
The black slaves were lashed and beaten to work and forced to wear tin muzzles to prevent them from eating the sugar cane.
If the slaves were fractious, they were roasted over slow fires, or filled with gunpowder and blown to pieces.
When the slaves began to fight for their freedom, under the leadership of a charismatic African military genius called Toussaint L'Ouverture, Napoleon sent 10,000 crack troops under the command of his brother-in-law, General Leclerc, to crush Toussaint and restore slavery.
In 1802, a vast program of ethnic cleansing was put in place. Napoleon banned inter-racial marriages and ordered that all white women who'd had any sort of relationship with a black or mulatto (person of mixed race) be shipped to France.
He further commanded the killing of as many blacks in Haiti as possible, to be replaced by new, more docile slaves from Africa.
The French troops were under orders to kill all blacks over the age of 12. However, younger children were also killed — stabbed to death, put in sandbags and dropped into the sea.
The Haitians fought to the death for independence, which they finally declared in 1804.
Prisoners on both sides were regularly tortured and killed, and their heads were mounted on the walls of stockades or on spikes beside the roads.
Non-combatants, too, were raped and slaughtered. According to contemporary accounts, the French used dogs to rip black prisoners to pieces before a crowd at an amphitheatre.
Allegedly on Napoleon's orders, sulphur was extracted from Haitian volcanoes and burned to produce poisonous sulphur dioxide, which was then used to gas black Haitians in the holds of ships — more than 100,000 of them, according to records.
The use of these primitive gas chambers was confirmed by contemporaries. Antoine Metral, who in 1825 published his history of the French expedition to Haiti, writes of piles of dead bodies everywhere, stacked in charnel-houses.
'We varied the methods of execution,' wrote Metral. 'At times, we pulled heads off; sometimes a ball and chain was put at the feet to allow drowning; sometimes they were gassed in the ships by sulphur.
'When the cover of night was used to hide these outrages, those walking along the river could hear the noisy monotone of dead bodies being dropped into the sea.’
A contemporary historian, who sailed with the punitive expedition, wrote that: 'We invented another type of ship where victims of both sexes were piled up, one against the other, suffocated by sulphur.’
These were prison ships with gas chambers called etouffiers, or ‘chokers,' which asphyxiated (verstikken. svh) the blacks, causing them terrible suffering.
Even at the time, there were French naval officers who were appalled at this savagery, claiming they would rather have braved a court martial than have forgotten the laws of humanity.
But from the Emperor's point of view, gassing was a way of cutting costs. Ships continued to transport prisoners out to sea to drown them, but corpses kept being washed up on beaches or tangled in ships' hulls.
Toussaint, who called himself the Black Napoleon, was kidnapped after accepting an invitation to parlay with a French general and shipped back to France in chains, where he died of pneumonia after being imprisoned in a cold stone vault.
Guadeloupe, an island to the east, suffered a similar fate to Haiti's.
Once again choosing not to recognize France's abolition of slavery, Napoleon in 1802 promoted a comrade of his, Antoine Richepanse, to the rank of General, and sent him with an expeditionary force of 3,000 men to put down a slave revolt on the island.
During his purge, General Richepanse slaughtered any men, women and children he encountered on his route to the capital. Then he worked through a plan of extermination apparently approved by the First Consul.
A military commission was set up to give what followed a veneer of legality. Some 250 'rebels' were shot in Guadeloupe's Victory Square. Another 500 were herded down to the beach and shot there.
Richepanse and Lacrosse, the former colonial governor now restored to power, thought of piling up the dead in vast mounds to intimidate the islanders, but gave up the plan for fear of starting a disease epidemic.
Instead, using a technique which the French were to copy during the Algerian War, they sent death squads into every part of Guadeloupe to track down farmers who were absent from their homes.
These men were treated as rebels. A bounty was promised for each black man captured, and the rebels were summarily shot or hanged. The ferocity of the repression sparked another uprising, which Lacrosse subdued with the most barbarous methods yet.
'Being hung is not enough for the crimes they have committed,' he said. 'It is necessary to cut them down alive and let them expire on the wheel [prisoners were bound to a cart wheel before having their arms and legs smashed with cudgels].
'The jails are already full: it is necessary to empty them as quickly as possible.' In this he was successful, hanging, garotting (wurgen. svh) and burning the rebels and breaking their limbs on the wheel.
Lacrosse developed possibly the most fiendish instrument of slow execution ever created.
The prisoner was thrust into a tiny cage and had a razor-sharp blade suspended between his legs. In front of him was a bottle of water and bread, neither of which he could reach.
He was stood in stirrups, which kept him just above the blade, but if he fell asleep or his legs tired, he was sliced by the blade. Neither fast nor economical, it was pure sadism.
After four months in Guadeloupe, the French lost patience with the islanders, and the ferocity of their repression reached new heights.
Blacks with short hair were shot out of hand, since the expeditionary force considered short hair to be a sign of rebellion. Orders were given that 'the type of execution should set a terrifying example'.
The soldiers were encouraged 'to cut open insurgents, to strangle and to burn them.’ French officers spoke proudly of creating 'torture islands.’
In a letter to Napoleon, his brother-in-law Leclerc wrote: 'It is necessary to destroy all the negroes of the mountain… do not leave children over the age of 12.’
Ribbe, in his work in progress, sees continual affinities between Napoleon and Hitler. He argues that many of Napoleon's actions were later echoed in Nazi Germany, right down to his enthusiasm for slavery reflecting the grim message 'Arbeit Macht Frei' ('Work Sets You Free'), which appeared over the gates of Auschwitz.
Napoleon, like Hitler, also used his own army like cannon fodder when the occasion demanded.
Als ‘de nieuwe kosmopoliet’ ontving Ian Buruma in 2008 de Erasmusprijs van 150.000 euro van het Nederlands establishment. Het bewijst andermaal het feit dat een mainstream-opiniemaker in het Westen in zijn streven 'to retain control of the narrative,' zelfs een massamoordenaar kan prijzen als de grote voorvechter van de gedachte dat ‘niet slechts één afzonderlijke elite of één bepaald volk rechten verdiende, maar dat die rechten universeel waren,’ en dat de westerse beschaving daardoor nog steeds superieur is. Meer over mijn oude vriend, die als hoogleraar in de VS Democratie, Mensenrechten en Journalistiek doceerde, de volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten